Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Artikelsamenvattingen van Personeelspsychologie aan de Universiteit Utrecht

Artikelsamenvattingen van Personeelspsychologie (Human Resource Management) aan de Universiteit Utrecht zoals voorgeschreven in 2020-2021

Image

Check summaries and supporting content in full:
Artikelsamenvatting bij Naar effectief diversiteitsbeleid: Het bouwen van bruggen tussen wetenschap & praktijk van Ellemers e.a. - 2018

Artikelsamenvatting bij Naar effectief diversiteitsbeleid: Het bouwen van bruggen tussen wetenschap & praktijk van Ellemers e.a. - 2018

BulletPoints

  • Ellemers et al. Stelt dat een effectief diversiteitsbeleid zich moet focussen op het vergroten van het werknemersbestand (aantallen) en werkklimaat (cultuur). Daarnaast richt een diversiteitsbeleid zich ook op zichtbare verschillen zoals etniciteit, geslacht en leeftijd en onzichtbare verschillen zoals persoonlijkheid en seksuele oriëntatie.

  • Veel bedrijven realiseren zich niet hoezeer de organisatie is gericht op een bepaald type persoon. Hierdoor wordt het lastig in te zien waarom mensen die hierbuiten vallen worden belemmerd in hun werkzaamheden. Maatregelen om de minderheid te bevorderen, benadeeld andere medewerkers waardoor weerstand ontstaat. Verder wordt door de minderheidsgroepen in een organisatie vaak geen gebruik gemaakt van dergelijke maatregelen. Minderheidsgroepen die met moeite binnen zijn gehaald in het bedrijf, stromen ondanks getroffen maatregelen vaak na een korte periode weer uit.

Wat is het doel van de studie?

Bedrijven en de overheid zetten zich in voor meer diversiteit op het werk, beide geslachten moeten bijvoorbeeld voor dertig procent vertegenwoordigd zijn. Helaas zijn de diversiteitsinterventies die door bedrijven worden uitgevoerd zijn niet altijd even effectief. In deze studie worden de struikelblokken voor een succesvolle interpretatie van een diversiteitsinterventie besproken. Een knelpunt is dat wetenschap en praktijk niet altijd goed op elkaar aansluiten. Dit is nodig om een effectief beleid te voeren en wetenschappelijke kennis op het gebied van diversiteit te vergroten. Ellemers et al. Stelt dat een effectief diversiteitsbeleid zich moet focussen op het vergroten van het werknemersbestand (aantallen) en werkklimaat (cultuur). Daarnaast richt een diversiteitsbeleid zich ook op zichtbare verschillen zoals etniciteit, geslacht en leeftijd en onzichtbare verschillen zoals persoonlijkheid en seksuele oriëntatie. Een belangrijk onderdeel van een succesvol diversiteitsbeleid is de gebruikte methode, deze zou onderzoek gericht moeten zijn, maar dit werkt in de praktijk niet altijd even goed.

Wat zijn de knelpunten in diversiteitsbeleid?

Een belangrijk knelpunt is dat veel bedrijven zich richten op het vergroten van diversiteit van het werknemersbestand. Echter, er moet ook aandacht worden besteed aan een inclusief werkklimaat. Veel bedrijven realiseren zich niet hoezeer de organisatie is gericht op een bepaald type persoon. Hierdoor wordt het lastig in te zien waarom mensen die hierbuiten vallen worden belemmerd in hun werkzaamheden. Maatregelen om de minderheid te bevorderen, benadeeld andere medewerkers waardoor weerstand ontstaat. Verder wordt door de minderheidsgroepen in een organisatie vaak geen gebruik gemaakt van dergelijke maatregelen. Minderheidsgroepen die met moeite binnen zijn gehaald in het bedrijf, stromen ondanks getroffen maatregelen vaak na een korte periode weer uit.

Welke punten moeten worden verbeterd om wetenschap en praktijk beter te combineren?

Het blijkt dat veel bedrijven geen inzicht hebben in de genoemde knelpunten inclusief de gevolgen voor de diversiteit binnen het bedrijf. Het is ook niet altijd duidelijk hoe wetenschappelijke kennis kan worden toegepast om het beleid te verbeteren. Er zijn twee punten waarop de aansluiting tussen wetenschap en praktijk kan verbeteren:

  1. Van diversiteit naar inclusiviteit betekent dat in plaats van beleid te richten op aantallen, beleid zich moet richten op processen die verantwoordelijk zijn voor de effectiviteit van het beleid. Er moet meer worden gefocust op cultuur in plaats van aantallen.

  2. Aandacht voor zichtbare en onzichtbare verschillen houdt in dat naast het richten op zichtbare verschillen (etniciteit, leeftijd, geslacht) ook moet worden gekeken naar onzichtbare verschillen zoals seksuele oriëntatie.

Wat is het methodisch gat tussen wetenschap en praktijk?

De wetenschappelijke inzichten in het creëren van een succesvol diversiteitsbeleid worden nog onvoldoende in praktijk gebracht. Daarnaast is de gebruikte methodiek niet optimaal om een effectief beleid neer te zetten.

  • Best practices die worden gebruikt voor het maken van diversiteitsbeleid berusten vaak op ongetoetste ervaringen van bedrijven. Deze aanpakken zijn niet getest op effectiviteit. Er zou een onderzoek gerichte aanpak gebruikt moeten worden om een effectief diversiteitsbeleid neer te zetten. Zo weten organisaties waar ze aan toe zijn bij het implementeren van interventies.

  • Om onderzoeksgestuurd werken mogelijk te maken moet het geïmplementeerde diversiteitsbeleid nauwkeurig worden gemonitord. Hierbij worden maatregelen voor organisaties voor de doorstroom, inclusie en uitstroom van medewerkers in de gaten gehouden.

Hoe kan een effectief diversiteitsbeleid worden gemaakt?

Een samenhangend diversiteitsbeleid komt geloofwaardiger over en geeft een duidelijk signaal over wat de organisatie wenst uit te dragen. Het is daarom cruciaal om een integraal diversiteitsbeleid te voeren. Een samenhangend diversiteitsbeleid is succesvoller wanneer er gebruik wordt gemaakt van een systematische methode. Deze methode (Bartholomew et al., 2016) heeft vijf fasen:

  1. Het formuleren van een visie en deze duidelijk documenteren: wat wil de organisatie bereiken en met welke redenen?

  2. Het stellen van SMART doelen, welke concrete vervolgstappen zijn nodig om verder te komen?

  3. Creëren van draagvlak om de gestelde doelen met betrekking tot diversiteit ook daadwerkelijk te behalen.

  4. De vierde stap is uitvoering, de activiteiten en maatregelen moeten die nodig zijn moeten worden uitgevoerd.

  5. Het evalueren en meten van resultaten van de interventie.  

Wat zijn de uitdagingen in het bouwen van bruggen tussen wetenschap en praktijk?

Een moeilijk punt is de samenwerking tussen onderzoekers en beleidsmakers. Deze is vaak moeizaam door een gebrek aan vertrouwen door onduidelijkheid over het belang van een diversiteitsbeleid. Er moet goed worden gecommuniceerd tussen beleidsmakers en onderzoekers om effectief en onderzoeksgestuurd te kunnen werken. Daarnaast zijn organisaties niet altijd geïnteresseerd in de feitelijke informatie over de stand van zaken. Veel organisaties willen geen documentatie inzien over communicatie en diversiteit, maar zijn meer geïnteresseerd in wat er goed gaat. Echter, diversiteit is een erg belangrijk onderwerp en kan schade aanrichten voor de reputatie van de organisatie. Het benadrukken van het belang van systematisch doorvoeren van goede communicatie -en diversiteitsprocedures is dus cruciaal.

TentamenTickets

  • Welke vijf stappen worden door de auteur beschreven die moeten worden doorlopen om een effectief diversiteitsbeleid te creëren? Waarom zou het stellen van SMART doelen bijdragen aan een beter beleid?

  • Wat zijn de toevoegingen die wetenschap over diversiteit zou kunnen verschaffen voor het verbeteren van de effectiviteit van het diversiteitsbeleid?

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Valt de balans tussen werk-familie te managen? van Steenbergen e.a. - 2009

Artikelsamenvatting bij Valt de balans tussen werk-familie te managen? van Steenbergen e.a. - 2009

De vraag die men met dit artikel wil beantwoorden is de vraag of organisaties een goede combinatie tussen werk en familie rollen faciliteren en of dit bijdraagt aan de gezondheid en de prestatie van de werknemer. Eerder studie heeft al aangetoond dat wanneer er conflict bestaat tussen werk en familie dit een slecht effect heeft op de prestatie en de gezondheid van de werknemer. Ook het omgekeerde effect blijkt waar te zijn. Deze liet daarnaast ook zien dat een positieve relatie tussen werk en familie niet alleen goed is voor de werknemer, maar ook voor de organisatie zelf. De gedane studie gaat meer in op de correlatie tussen werk en familie interactie en objectieve indicatoren van prestatie en gezondheid.

Eerder gedaan werk richt zich vaak op de scarcity theory on human energy, die ervan uit gaat dat men maar een beperkte capaciteit heeft aan tijd, energie en aandacht. Zo zal men dus zijn aandacht en energie moeten verdelen tussen werk en familie. Uit deze theorie volgt dus ook de work-family conflict die ervan uit gaat dat de rollen die men moet vervullen op het werk en binnen de familie met elkaar conflicteren, omdat wanneer men de ene rol vervult, de andere niet meer optimaal uit kan voeren. Hierbij wordt er dus vanuit gegaan dat het vervullen van rollen altijd energie kost. Bij de role expansion theory gaat men er juist vanuit dat bepaalde rollen niet alleen energie kosten, maar ook energie zouden kunnen geven. Deze benadering is dus eigenlijk best positief en hieruit ontstaat ook de work-family facilitation die omschreven kan worden als het gevoel dat ontstaat dat het vervullen van de ene rol juist makkelijker wordt wanneer men de andere rol uitvoert. Tot slot bewijzen eerder gedane studies dat de afwezigheid van conflict ook per se altijd tot facilitatie leidt.

Theoretische achtergrond

Het is belangrijk om die werk-familie relatie verder te onderzoeken, omdat dit conflict natuurlijk kan leiden tot stress wat weer kan leiden tot verslechtering van het immuunsysteem en tot andere stressgerelateerde ziekten. Daarnaast blijkt ook dat juist wanneer werk en familie goed samengaan en zelfs tot positieve uitkomsten leidt, dit beter is voor de gezondheid. The broaden-and-build theory gaat ervan uit dat positieve emoties belangrijk zijn voor psychologische en fysiologisch functioneren. Dit heeft zelfs zijn uitwerking op de gezondheidstoestand op lange termijn. Daarnaast is het een feit dat, zoals negatieve emoties de aandacht vermindert, juist positieve emoties de aandacht en de creativiteit kan doen vergroten. Een andere implicatie van de stress die voortkomt uit de conflicterende relatie tussen werk en familie is dat men ook ongezondere levens keuzes maakt bijv. slechter eten en minder sporten. En ook hier is het omgekeerde ook waar. Verder is ook al bewezen dat een goede relatie tussen werk en familie leidt to betere prestaties. Tot slot gaat de resource-gain-development perspective ervan uit dat werk en familie van elkaar kunnen profiteren, doordat men behoefte heeft aan groei en de bronnen voor deze groei kunnen halen uit zowel werk als familie.

Empirische evidenties gekoppeld aan de werk-familie balans op gezondheid en prestatie uitkomsten

In overeenkomst met dat wat men eerder al gevonden heeft blijkt dat de balans tussen werk en familie een impact kan hebben op de gezondheid van de werknemers en op hun prestatie. Wanneer er meer conflict is zeggen werknemers zelf dat ze een slechtere gezondheid hebben. Sommigen stellen zelfs dat men eerder overgewicht en een verhoogd cortisolniveau krijgt wanneer er een conflict bestaat tussen werk en familie. Wanneer dit conflict juist omgezet wordt in een goede balans, blijkt dit goede te zijn voor de gerapporteerde gezondheid en voor de vermindering van chronische ziektes. Ook zo conflict eerder leiden tot problemen met alcoholconsumptie en verhoogde bloeddruk. Verder werd ook gerapporteerd in voorgaande literatuur dat een conflict tussen werk en familie zou leiden tot een verminderde prestatie. Ook het omgekeerde zou waar zijn: een goede balans tussen werk en familie leidt juist tot een verbeterde prestatie en inzet.

Het huidige onderzoek

De gedane studie is een cross-sectionele studie die zich richt op het werk-familie en familie-werk conflict en facilitatie en hoe dit samen gaat met de fysieke gezondheid van de werknemer. De eerste hypothese is dat WF en FW conflict positief correleren met indicatoren van slechte gezondheid. Ook de tegenovergestelde hypothese wordt gesteld: WF en FW facilitatie correleert negatief met de indicatoren van slechte gezondheid.

In de tweede studie werd onderzocht of facilitatie van werk en familie balans kan leiden op langer termijn op objectieve gezondheidsindicatoren. Er worden verschillende vormen van facilitatie onderscheiden:

  • Energie gerelateerde facilitatie: wanneer men in de ene rol energie krijgt, waardoor het makkelijker is om de andere rol te vervullen.

  • Tijd gerelateerde facilitatie: wanneer de tijd die men besteedt in de ene rol het makkelijker maakt om tijd te steken in de andere rol.

  • Gedragsmatige facilitatie: wanneer de gedragingen die geleerd worden in de ene rol of de gedragingen die passen in de ene rol, het makkelijker maken om de andere rol te vervullen en de gedragingen die hierbij horen te uiten.

  • Psychologische facilitatie: wanneer een individu een nieuwe perspectief krijgt door de ene rol, waardoor het uitvoeren van de andere rol makkelijker wordt.

De hypothese die hieruit volgt is dan ook dat tijd gerelateerde en energie gerelateerde facilitatie op het eerste meet moment negatieve indicatoren zijn van slechte gezondheidsuitkomsten op het tweede tijdstip net als aanwezigheid van ziekte op het tweede tijdstip. Daarnaast denken de schrijvers dat alle vormen van FW facilitatie op tijdstip één belangrijk zijn voor werkprestatie op tijdstip twee. Dit is de vierde hypothese.

Resultaten en discussie studie 1

Uit de eerste studie is gebleken dat WF conflict leidt tot een grotere kans op het hebben van een verhoogd cholesterolniveau en de kans op overgewicht ook wordt vergroot. Echter werd ook bevonden dat FW conflict niet gerelateerd was aan de indicatoren van gezondheid die gemeten waren.

Verder bleek dat werknemers met WF facilitatie een verminderde kans hadden op cholesterol en andere klachten. FW facilitatie leidde tot een verminder kans op het krijgen van overgewicht. Wel was dit een cross-sectioneel onderzoek, waardoor er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de causaliteit.

Resultaten en discussie studie 2

De resultaten uit de tweede studie met betrekking tot de derde hypothese laten zien dat tijd gerelateerde en energie gerelateerde facilitatie leidt tot een negatieve indicatie van slechte gezondheidsuitkomsten en ziekte. Zo leidde energie gebaseerde WF facilitatie op het tweede tijdstip tot minder cholesterol en leidde tijd gebaseerde WF facilitatie op het tweede tijdstip tot een lager BMI. Ook was energie gebaseerde FW facilitatie en gedragsmatige WF facilitatie een significante indicator tot minder afwezigheid. Met betrekking tot de vierde hypothese werd gevonden dat psychologische FW facilitatie een predictor was van verbeterde prestatie, ook gold dit onverwacht ook voor tijd gerelateerde WF facilitatie.

Algemene discussie

Er werd aangetoond dat WF conflict gerelateerd was aan lagere scores op gezondheidsindicatoren en WF en FW facilitatie leidde hierbij juist tot verbeterende scores op deze gezondheidsindicatoren. FW conflict was niet gerelateerd aan een van de gezondheidsindicatoren. Ook bleek dat WF conflict steker met negatieve indicatoren van gezondheid gekoppeld was dan FW conflict. Verder kon uit de tweede studie gesteld worden dat tijd gerelateerde facilitatie leidde tot lagere niveaus van BMI en cholesterol en zouden werknemers minder afwezig zijn van hun werk. Dit laatste gold ook voor gedragsmatige facilitatie van WF. Vooral tijd en energie gerelateerde facilitatie was gelinkt met minder ziekte en verbeterde gezondheidsindicatoren. FW facilitatie was daarnaast ook nog een positief gelinkt met verbeterde werkprestatie. Dit gold ook voor tijdsgerelateerde facilitatie. Het gaat bij alles om de subjectieve beleving van facilitatie of conflict van de werknemers en hoe dit de objectieve indicatoren van gezondheid en prestatie kan verbeteren of verslechteren. Men moet hier dus in de praktijk ook op letten en ervoor zorgen dat er bijvoorbeeld progamma’s voor de werknemers zijn die ervoor zorgen dat werk en familie goed op elkaar aangepast kunnen worden.

Conclusies

Er is bewijs gevonden door een link tussen het subjectieve werk-familie conflict en de facilitatie die men ervaart en de objectieve uitkomsten van de organisatie. In de eerste studie werd aangetoond dat wanneer er conflict bestaat tussen werk en familie dit een negatieve invloed heeft op de gezondheid van werknemers, terwijl wanneer deze relatie juist positief is, dit ook goed is voor de gezondheid. In de tweede studie werd aangetoond dat een goede relatie tussen werk en familie ook leidt tot minder ziekte afwezigheid en betere prestatie van de werknemers over de tijd heen. Dit is dus zowel voor de werknemer als voor de organisatie goed. Het is dus aan de organisatie om ervoor te zorgen dat er een goede fit bestaat tussen werk en familie.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Boundary Management in action: A diary study of students' school-home conflict van Van Steenbergen e.a. - 2018

Artikelsamenvatting bij Boundary Management in action: A diary study of students' school-home conflict van Van Steenbergen e.a. - 2018

BulletPoints

  • Een van de gevolgen van de nieuwe informatietechniek is dat er een andere grens ontstaat tussen werklevel en thuisleven. Steenbergen et al. (2017) onderzochten boundary management enactment (BME) of zelfregulatie. Hierbij werd de balans tussen school -en thuisleven gemeten samen met de voorkeur voor een balans.

  • Een werk-familie conflict wordt omschreven als een conflict waarbij de gezamenlijke rol van zowel werk als familieleven niet verenigbaar zijn. Dit resulteert in het moeilijker meedoen in een van de twee rollen. In beide richtingen, werk-familie of familie-werk levert dit negatieve resultaten op voor de persoon. Een slechte segregatie kan leiden tot slechtere werkprestaties, negatieve gezondheid, depressie en een burn-out.

  • Volgens dit onderzoek lijkt de beste strategie voor studenten het segregeren van school -en thuisleven te zijn. Studenten zouden baat hebben bij segmentatietraining om te leren grenzen te stellen tussen schoolleven en thuisleven. Studenten die in grotere mate segmentatie tussen school -en thuisleven toepasten ervaarden minder conflict.

Wat was het doel van de studie?

Nieuwe technologieën stellen studenten in staat om continu verbonden te zijn met familie, andere studenten en hun studiemateriaal. Een van de gevolgen van de nieuwe informatietechniek is dat er een andere grens ontstaat tussen werklevel en thuisleven. Steenbergen et al. (2017) onderzochten boundary management enactment (BME) of zelfregulatie. Hierbij werd de balans tussen school -en thuisleven gemeten samen met de voorkeur voor een balans. Deze balans werd gemeten door een schaal te gebruiken die liep van segmentatie tot integratie. Onderzocht werd of school-naar-huis conflicten of huis-naar-school conflicten invloed hadden op schoolprestaties, tevredenheid met het leven thuis en school-thuis balans. Er werd ook gekeken of voorkeur voor integratie of segregatie invloed had op het BME van de studenten.

Welke hypothesen werden onderzocht in de studie?

Een werk-familie conflict wordt omschreven als een conflict waarbij de gezamenlijke rol van zowel werk als familieleven niet verenigbaar zijn. Dit resulteert in het moeilijker meedoen in een van de twee rollen. In beide richtingen, werk-familie of familie-werk levert dit negatieve resultaten op voor de persoon. Een slechte segregatie kan leiden tot slechtere werkprestaties, negatieve gezondheid, depressie en een burn-out. Dit lijkt niet alleen te gelden voor werk en familie, maar ook voor studenten die de balans tussen school en thuis moeten handhaven. BME, ofwel gedragsstrategie kan gemeten worden om te onderzoeken wat personen doen, welke strategieën ze gebruiken en hoe ze grenzen stellen -en organiseren. Mensen creëren deze grenzen om het leven simpeler te maken.

Om dit te onderzoeken werd een dagboek studie uitgevoerd onder Nederlandse studenten. De hypothesen waren day-level hypothesis, waarbij dagelijks de variaties in onderzochte variabelen werd gemeten. Ook werden person-level hypothesis toegepast waarbij de onderzoekers in staat zijn te onderzoeken of werkprestatie en tevredenheid gerelateerd is aan segregatie of integratie. De hypothesen waren de volgende:

  1. Studenten de hun school -en thuisleen integreren ervaren meer conflict dan studenten die het segmenteren (person level).

  2. Studenten ervaren meer thuis-school conflict en school-thuis conflict op dagen wanneer school en thuis meer worden geïntegreerd (day level).

  3. De positieve relatie tussen de mate van integratie, school-thuis conflict de voorkeur voor segmentatie is sterker voor studenten die de voorkeur hebben schoolleven en thuislevel te scheiden (person level).

  4. De positieve relatie tussen dagelijkse integratie en school-thuis conflict is sterker voor studenten die segmentatie prefereren (day level).

  5. Thuis-school en school-thuis conflicten mediëren die negatieve relatie tussen integratie en uitkomsten zoals tevredenheid en prestaties (person level).

  6. Dagelijkse thuis-school en school-thuis conflicten mediëren de negatieve relatie tussen dagelijkse integratie en schoolprestaties en tevredenheid in het dagelijks level (day level).

Welke methode werd toegepast?

Er deden 122 studenten mee aan het onderzoek. De deelnemers werd gevraagd gedurende vijf dagen een online dagelijkse vragenlijst in te vullen over school-thuis en thuis-school conflicten en ervaringen. Deelnemers vulden de vragenlijsten online in die ontvangen werden van de onderzoekers via e-mail. Boundary management preference werd gemeten door de Preference for Segmenting School from Home vragenlijst (PSSH). De mate van integratie werd gemeten door schaal bestaande uit drie items, ontwikkeld door Desrochers, Hilton and Larwood (2005). Thuis-school conflict en school-thuis conflict werd gemeten in de vragenlijst met vier en vijf vragen over de balans tussen thuis en school. Verder werd met de vragenlijst de tevredenheid over het thuisleven en schoolprestaties gemeten. De data werd onderzocht in SPSS.

Wat waren de resultaten?

Het resultaat was dat studenten meet school-thuis en thuis-school conflicten ervaarden wanneer zij meer integreerden in het schoolleven, in tegenstelling tot wanneer schoolleven en thuisleven werd gesegregeerd. Integratie op school was gerelateerd aan lagere schoolprestaties, tevredenheid met het thuisleven en een slechtere balans. De gevonden associaties werden gemedieerd door het toenemende effect van conflict tussen school -en thuisleven. De voorkeuren van de studenten voor een van de twee had geen effect op het resultaat.

Wat concluderen de onderzoekers?

Volgens dit onderzoek lijkt de beste strategie voor studenten het segregeren van school -en thuisleven te zijn. Studenten zouden baat hebben bij segmentatietraining om te leren grenzen te stellen tussen schoolleven en thuisleven. Studenten die in grotere mate segmentatie tussen school -en thuisleven toepasten ervaarden minder conflict. Wanneer studenten op persoonlijk niveau integreerden met school, werd een hogere mate van thuis-school conflict waargenomen. Dit leidde tot slechtere schoolprestaties. Echter, er werd geen resultaat gevonden voor school-thuis conflict, integratie of segmentatie heeft invloed op de mate van conflict tussen school en thuis in beide kanten, maar alleen school-thuis conflict had invloed op schoolprestaties. De conclusies van de onderzoekers komen overeen met eerder onderzoek van Park & Sprung (2015). Dit is wel de eerste studie geweest die de invloed van voorkeur voor segmentatie heeft gemeten.

De theoretische contributie van deze studie is dat rollenscheiding de geadviseerde strategie is wanneer het aankomt op het stellen van grenzen tussen thuis -en schoolleven. Dit zorgt voor meer tevredenheid met het thuisleven en betere prestaties in het schoolleven. De praktische implicatie is dat het belangrijk is studenten te onderwijzen over werk gerelateerde attitudes. Door studenten een functionele attitude aan te leren in de cruciale tijd voor ontwikkeling zou dit ervoor kunnen zorgen dat thuis-werk en werk-thuis conflicten inclusief alle negatieve consequenties kunnen worden verminderd.

Wat zijn de beperkingen van deze studie?

De eerste beperking van het onderzoek is dat er slechts single-item vragenlijsten werden gebruikt voor tevredenheid en balans. Dit werd gedaan om de moeite de vragenlijst in te vullen te verminderen voor participanten. Ten tweede de deelname in betaald werk door studenten werd niet meegenomen in het onderzoek. De derde tekortkoming is dat de invloed van geslacht niet kan worden gemeten. De sample bestond voornamelijk uit vrouwen, dus de rol van geslacht kan niet worden onderzocht. Als laatste werd gedacht dat voorkeur van de studenten voor integratie versus segregatie stabiel zouden zijn. Deze voorkeuren werden daarom maar een keer gemeten, terwijl de kans bestaat dat deze variëren over tijd.

TentamenTickets

  • Zorg dat je weet wat het verschil is tussen boundary management enaction (BME), school-thuis -en thuis-school conflicten. Wat is de invloed van BME op conflict en de invloed van conflict op andere variabelen zoals schoolprestaties en tevredenheid met het thuisleven.

  • De onderzoekers vonden dat segmentatie een betere strategie is voor studenten wanneer het aankomt op het scheiden van thuis -en schoolleven. Kun je uitleggen waarom dit zo is?

  • Zorg dat je een aantal van de tekortkomingen van de studie kunt noemen en wat de tekortkoming voor invloed heeft gehad op het resultaat van de studie. Hoe kan dit in de toekomst beter worden aangepakt?

Access: 
Public
Recognizing the benefits of diversity: When and how does diversity increase group performance? - Roberge et. al. (2010) - Artikel

Recognizing the benefits of diversity: When and how does diversity increase group performance? - Roberge et. al. (2010) - Artikel

Introductie

Aangezien de diversiteit onder personeel ernstig is toegenomen, geven uitvoerders aan dat het belangrijk is een divers personeelsbestand te hebben. Dit draagt bij aan concurrentievoordelen door het verhogen van de creativiteit en innovatie. Toch is er weinig wetenschappelijk onderzoek dat dit ondersteunt. Er zijn juist meer onderzoeken die het tegenovergestelde vinden. Dat diversiteit leidt tot negatieve gevolgen, zoals meer conflicten of het afnemen van de groepscohesie.

Dit onderzoek zal eerst een overzicht geven van de onderzoeken die gedaan zijn naar diversiteit en prestatie. Vervolgens proberen de auteurs deze inconsistentie van resultaten uit eerder onderzoek samen te brengen door een conceptueel multi-level model aan te dragen. Dit model wil de volgende vragen beantwoorden; Wanneer en hoe leidt diversiteit tot positieve , liever dan negatieve, uitkomsten van groepsprestaties. Over het algemeen denken de auteurs dat moderatoren zijn voor de relatie tussen diversiteit en het multi-level model. Op zijn beurt medieert het multi-level model tussen de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Het model is anders dan eerdere onderzoeken, omdat het sociaal psychologische constructen benadrukt en het gebruikt de sociale identiteit theorie om de “wanneer en hoe” vragen te beantwoorden, in plaats van het focussen op pure cognitieve constructen, zoals het verminderen van stereotypen. Het model identificeert psychologische mechanismen op individueel en groep niveau van de analyse. Deze zijn aangegeven als concept mediatoren tussen de relatie van groepssamenstelling en groepsprestatie. Daardoor kunnen deze uitleggen hoe diversiteit leidt tot meer positievere uitkomsten.

Introductie

Aangezien de diversiteit onder personeel ernstig is toegenomen, geven uitvoerders aan dat het belangrijk is een divers personeelsbestand te hebben. Dit draagt bij aan concurrentievoordelen door het verhogen van de creativiteit en innovatie. Toch is er weinig wetenschappelijk onderzoek dat dit ondersteunt. Er zijn juist meer onderzoeken die het tegenovergestelde vinden. Dat diversiteit leidt tot negatieve gevolgen, zoals meer conflicten of het afnemen van de groepscohesie.

Dit onderzoek zal eerst een overzicht geven van de onderzoeken die gedaan zijn naar diversiteit en prestatie. Vervolgens proberen de auteurs deze inconsistentie van resultaten uit eerder onderzoek samen te brengen door een conceptueel multi-level model aan te dragen. Dit model wil de volgende vragen beantwoorden; Wanneer en hoe leidt diversiteit tot positieve , liever dan negatieve, uitkomsten van groepsprestaties. Over het algemeen denken de auteurs dat moderatoren zijn voor de relatie tussen diversiteit en het multi-level model. Op zijn beurt medieert het multi-level model tussen de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Het model is anders dan eerdere onderzoeken, omdat het sociaal psychologische constructen benadrukt en het gebruikt de sociale identiteit theorie om de “wanneer en hoe” vragen te beantwoorden, in plaats van het focussen op pure cognitieve constructen, zoals het verminderen van stereotypen. Het model identificeert psychologische mechanismen op individueel en groep niveau van de analyse. Deze zijn aangegeven als concept mediatoren tussen de relatie van groepssamenstelling en groepsprestatie. Daardoor kunnen deze uitleggen hoe diversiteit leidt tot meer positievere uitkomsten.

Wat betekent het om een diverse werkgroep te zijn?

Er bestaan meerdere definities voor diversiteit. De meest voorkomende definitie van diversiteit is het waarneembaar verschil tussen individuen op kenmerken, waarvan ze van elkaar kunnen zien dat ze verschillen. Bij deze aanname worden voorbeelden genoemd als; verschillende karakters, persoonlijkheidskenmerken, persoonlijke waarden en normen, maar ook andere typen van geloof, seksuele voorkeur of mentale/fysieke gezondheid. Deze eerste definitie refereert naar het verschil tussen individuen.

Een wordt ook een andere definitie gegeven, waarbij er gefocust wordt op de groep. Diversiteit is een mix van mensen met verschillende groep identiteiten in hetzelfde sociale systeem. Deze definitie gaat dus meer uit van de groep identiteit. Dit onderzoek richt zich op de tweede definitie.

Diverse groepen zijn dus samengesteld uit individuen die zichzelf identificeren met verschillende subgroepen. Er zijn verschillende manieren waarop mensen van elkaar kunnen verschillen. Surface-level diversiteit zijn verschillen tussen groepsleden op vasis van biologische karaktertrekken en die fysiek te zien zijn.

Zoals leeftijd, geslacht, ras/etniciteit. Deep-level diversiteit zijn verschillende tussen groepsleden die niet direct zichtbaar zijn. Zoals persoonlijkheden, houdingen, normen & waarden.

Wel wordt er door de auteurs duidelijk gemaakt dat de scheiding tussen deze twee levels niet zo duidelijk is als hij lijkt en dat het erg afhankelijk is van de context onder welk level iets geplaatst moet worden.

Leidt diversiteit tot verbetering van prestaties?

Uit onderzoek blijkt dat een diverse groep leidt tot een verbetering van het beslissend vermogen, door de toename van creativiteit en innovatie. Omdat mensen met verschillende achtergronden anders denken en hierdoor dus meerdere invalshoeken hebben om tot een oplossing te komen. Toch zijn onderzoeken met hard bewijs voor deze uitspraak moeilijk te vinden.

Er zijn ook onderzoeken die aangeven dat groepen met verschillen juist minder aangetrokken zijn tot hun groepsgenoten, minder vertrouwen hebben, minder communiceren en zich minder een eenheid voelen, vergeleken met groepen met dezelfde personen. Dit leidt dus tot meer conflicten en misverstanden binnen de groep met verschillen.

Om deze verschillen te verklaren zijn er onderzoeken gedaan met behulp van de sociale identiteit theorie en de zelf categorisatie theorie. Hieruit is gebleken dat mensen die verschillen van elkaar minder bereid zijn samen te werken dan mensen zonder verschillen, omdat ze zich niet plaatsen in dezelfde sociale categorie (in-group) en daardoor delen ze dus ook niet dezelfde sociale identiteit.

Sociale categorisatie is gebruikt om de negatieve uitkomsten van groepsprestaties te onderzoeken. Sociale categorisatie houdt het volgende in; mensen zijn geneigd om een voorkeur te hebben voor hun eigen groep (in-group) en een afkeer te hebben tegen andere groepen (out-group). Dit zou dus de samenwerking in groepen met verschillen kunnen tegenwerken. Toch zijn er ook onderzoekers die denken dat het niet de sociale categorisatie zelf is, maar de vooroordelen van de in-group. Hierdoor zouden mensen uit een lagere groep juist weer wel willen samen werken met iemand uit een hogere groep, hoewel dit ook een out-group is. Dit zou het verschil in uitkomsten van de onderzoeken naar diversiteit in groepen kunnen verklaren.

Wanneer leidt diversiteit tot het verbeteren van de groepsprestaties?

Het is belangrijk duidelijk op een rijtje te hebben wanneer diversiteit groepsprestaties verbeterd om de mogelijke voordelen van een diverse werkplek te promoten. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar moderatoren die ervoor zorgen dat diverse groepen beter presteren. Over het algemeen is hieruit gekomen dat positieve effecten van diversiteit en groepscontact worden bepaald door 4 omstandigheden; gelijke groepsstatus binnen een situatie, dezelfde doelen, coöperatie en ondersteuning van de autoriteiten, de wet of gewoonten.

Uit onderzoek in het veld van organisatiegedrag komt naar voren dat het verbeteren van groepsprestaties wordt beïnvloed door; taak onafhankelijkheid, taak moeilijkheid, organisatie structuur, collectieve vs. individuele waarden, het klimaat van de organisatie en openheid voor diversiteit.

Ook zijn er recent onderzoeken gedaan naar individuele verschillen op de houding tegenover groep diversiteit. Mensen die open staan tegenover nieuwe ervaringen hebben een betere groepsprestatie dan een groep die bestond uit mensen met bovengeschikte identiteiten.

Hoe zorgt diversiteit voor het verbeteren van de groepsprestatie?

Uit onderzoek naar team reflexiviteit kwam naar voren dat reflexiviteit medieert tussen zowel het interactie effect op demografische diversiteit en de afhankelijkheid van de team uitkomst als het interactie effect op demografische diversiteit en levensduur van de tevredenheid over de maatregelen, toewijding en prestaties van de groep.

Onderzoek suggereert dat diversiteit voor meer conflicten binnen een groep, wat voordelen of nadelen kan hebben, afhankelijk van het soort conflict. Verschillende soorten conflicten zijn: Taak conflicten, sociaal-emotionele conflicten en waarden conflicten. Het blijkt dat bij functionele/informationele diversiteit meer taak conflicten naar voren komen. Bij groepen met demografische verschillen zijn sociaal-emotionele conflicten overheersend. bij culturele verschillen binnen een groep zijn waarde conflicten vaker aanwezig.

Deze conflicten kunnen zorgen voor een positieve uitkomst, doordat mensen hun verschillende ideeën en meningen naar voren brengen, komt het team tot een genuanceerde oplossing.

Ook andere mechanismen beïnvloeden de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties positief. Zoals het leer gedrag van het team en de bevestiging van identiteit. Alleen een echt duidelijk antwoord op het antwoord van de vraag; Hoe zorgt diversiteit voor het verbeteren van de groepsprestatie? blijft uit. Met het volgende model proberen de auteurs hier wel een antwoord op te geven.

Het conceptuele model en de ontwikkeling hiervan

Elk onderdeel van het model wordt in een apart stukje uitgelegd. Het model kan gebruikt worden om de effecten van diversiteit beter te begrijpen. Het model gebruikt sociaal psychologische mechanismen uit voorgaand onderzoek om een multi-level proces van het leren van elkaars identiteit binnen een groep uit te leggen.

Uitkomstvariabele: groepsprestaties

De belangrijkste variabele in dit model is de uitkomstvariabele: groepsprestaties. Dit begrip kan worden toegepast op de prestatie van een hele organisatie of op kleinere groepen. Werkprestatie wordt gedefinieerd als de totaal verwachte waarde voor een organisatie, door het gedrag van een individu, binnen een standaard tijdperiode. Deze definitie is gericht op het individu en houdt dus de bijdrage van elk afzonderlijk lid van een groep in. Deze afzonderlijke prestaties samen houdt de prestatie van de groep in.

Een ander onderzoek verklaard werkprestatie door in-role behavior (IRB) en extra-role behavior (ERB). IRB bevat het gedrag wat ervoor zorgt dat de taken worden uitgevoerd. ERB refereert naar contextueel gedrag wat bijdraagt aan de algemene effectiviteit van de groep, door het effect op psychologische en sociale kenmerken van werk. Het voorgestelde model betrekt zowel IRB als ERB.

Multi-level mechanismen; uitleg hoe diversiteit de groepsprestaties verbeterd

Het uitleggen van dit proces gaat volgens sommige onderzoekers via het leer proces. Alleen dit is erg moeilijk omdat een leer proces uit meerdere onderliggende, onafhankelijke mechanismen bestaat. Toch hebben enkele onderzoekers dit geprobeerd en hebben het beschreven als activiteiten waarbij teamleden proberen om taak relevante kennis te krijgen, delen, verbeteren of combineren door met elkaar te interacteren. Dit gedrag is specifiek gericht op het uitvoeren van hun taken, niet op het beter leren kennen van elkaar identiteit.

In dit paper gaan ze verder dan wat er al onderzocht is. Het leergedrag van een team wordt hier gezien als kennis van elkaars identiteiten en verkrijgen van de noodzakelijk kennis, die nodig is voor een heterogene groep om effectief te kunnen functioneren. Het leren van elkaars identiteiten gaat gepaard met een aantal psychologische mechanismen: De identiteiten van de anderen insluiten in je eigen identiteit, de overeenstemming van iemands persoonlijke en sociale identiteit en elkaars identiteit respecteren.

Er zijn twee levels nodig om dit te analyseren, op individueel niveau en op groep niveau. Op individueel niveau wordt vooral gekeken naar empathie en zelfonthulling. Op groep niveau ligt de grootste focus op communicatie, betrokkenheid bij de groep en vertrouwen in de groep. De komen allemaal afzonderlijk aan bod. Dit onderzoek wil niet zeggen dat al deze variabelen in bepaalde mate aanwezig moeten zijn om ervoor te zorgen dat diversiteit de groepsprestaties verbeterd. De activatie van een variabele kan al genoeg zijn om de prestaties te verbeteren.

Empathie

Empathie wordt gezien als een individueel proces, waarbij mensen zich identificeren met anderen en begrip tonen voor iemands situatie, gevoelens en motieven. Dit kan erg belangrijk zijn om dingen van elkaar te leren, elkaars identiteiten in te lijven en als resultaat kan er meer begrip, tolerantie en samenwerking met elkaar ontstaan. Empathie zorgt ervoor dat mensen eerder bereid zijn elkaar te helpen, wat kan bijdragen tot het ontstaan van een team (self-other merger). Dit kan voorkomen bij de volgende situaties: als iemand anders welvaart jouw eigen welvaart bevordert, als jijzelf en de ander zijn verbonden door gelijkenis en als jijzelf en de ander eenzelfde relatie delen in een sociale categorie of groep.

Volgens de sociale identiteit theorie en de zelf categorisatie theorie zijn mensen in een verschillende groep eerder geneigd zichzelf los te zien van het geheel en daardoor is er ook minder empathie. Toch moeten mensen in staat zijn empathie te hebben voor mensen die verschillen van zichzelf volgens de theorie van empathie. Empathie is in ieder mens aanwezig, onafhankelijk van de relatie met anderen.

Sommige onderzoeken tonen dat empathie belangrijk is voor het goed laten functioneren van groepen met diversiteit. Het zorgt ervoor dat de stereotypes afnemen, omdat er meer begrip is voor de ander en verbeterd de representatie van iemand zelf en van de ander. Waardoor er eerder sociaal gedrag ontstaat.

Empathie zal medieren in de relatie tussen diversiteit en de groepsprestaties.

Zelfonthulling

Er kunnen voordelen ontstaan als mensen bereid zijn zichzelf prijs te geven door informatie over zichzelf met anderen te delen. Als dit voorkomt binnen een groep met veel verschillen, veranderd de deel-level diversiteit in surface-level diversiteit. Doordat de sfeer heel open is, verbeterd dit het functioneren van het individu.

Door het blootleggen van iemands identiteit begrijpen groepsleden elkaar beter, wat weer zorgt voor een betere prestatie. Daarom is zelfonthulling een belangrijk psychologisch mechanisme dat de interpersoonlijke relaties beter ontwikkelt. Wat vooral belangrijk is voor groepen met diversiteit, omdat daar al een standaard gevoel van wantrouwen heerst.

Zelfonthulling medieert in de relatie tussen diversiteit en de groepsprestaties.

Communicatie

Uit onderzoeken blijkt dat veel communicatie in een heterogene groep kan leiden tot conflicten. Het ontwijken van verschillende meningen en het hebben van een open communicatie, leidt wel tot minder conflicten, maar zorgt wel voor een afname van de prestaties van de werknemers.

Er wordt geopperd om niet naar de hoeveelheid conflicten te kijken, maar de reden van de conflicten en hoe ze opgelost worden moet worden geanalyseerd. Om dit te onderzoeken kijken ze niet naar de frequentie van communicatie, maar naar reflexibiliteit. Hieruit blijkt dat het niet erg is om conflicten te hebben, maar wel hoe er mee omgegaan wordt en hoe de groep in het algemeen communiceert.

De kwaliteit van de communicatie binnen een groep medieert in de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Betrokkenheid bij de groep

De mate waarin een individu betrokken is bij het uitvoeren van taken, zoals het uitwisselen van informatie, gezamenlijk besluiten en de mate waarin hij zich gerespecteerd voelt. Betrokkenheid bij de groep wordt gezien als de perceptie van het in- en uitsluiten met betrekking tot werknemer interactie of betrokkenheid binnen werkteams. Uit onderzoek blijkt dat zichtbare verschillen binnen een team zorgen voor een negatieve relatie met de betrokkenheid binnen de groep.

Betrokkenheid bij de groep medieert in de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Groepsvertrouwen

Uit onderzoek blijkt dat mensen die bij afwijkende sociale categorieën horen of mensen die zichzelf anders zien dan anderen, zich veel angstiger voelen vergeleken met mensen die dit niet hebben. Dit kan als gevolg hebben dat ze paranoïde gaan denken, wat hen onbetrouwbaar maakt voor anderen. Wantrouwen verspreid zich in de groep, wat leidt tot “collectieve paranoia”. Dit houdt in dat diversiteit leidt tot een slechtere groepsprestatie.

Vertrouwen medieert in de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Uitleg wanneer diversiteit groepsprestaties verbeterd

Het model richt zich op twee psychologische condities, waar eerder nog niet veel onderzoek naar is gedaan. Toch zijn deze condities, die de psychologische mechanismen activeren, essentieel om uit te leggen wanneer diversiteit kan leiden tot betere groepsprestaties. De twee condities zijn: het belang van een collectieve identiteit en een veilig psychologisch klimaat. Ze worden allebei gezien variabelen op groepsniveau die interacteren met elkaar. Over het algemeen suggereert dit model dat het belang van een collectieve identiteit en een veilig psychologisch klimaat de relatie tussen diversiteit en de multi-level psychologische mechanismen. En dat deze mechanismen de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties mediëren.

Het belang van een collectieve identiteit

Het is belangrijk om het belang van in-group – out-group binnen een groep te reduceren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat dit negatieve consequenties heeft voor diversiteit in de groep. Groepen moeten er juist voor zorgen dat ze zowel zichzelf als de anderen in dezelfde categorie plaatsen, wat weer positieve gevolgen heeft voor diversiteit in een groep. Organisaties die zich meer richten op de ontwikkeling van groepen, i.p.v. individuen, zullen dus meer voordelen ervaren bij diversiteit in een groep. Het belang van een collectieve identiteit modereert de relatie tussen diversiteit en groepsprestaties.

Iemand met een persoonlijke identiteit stelt de vraag; Wie ben ik als een unieke individu? in, terwijl iemand met een collectieve identiteit zichzelf afvraagt; Wie zijn wij als groep?. Het verschil tussen een sociale identiteit en een collectieve identiteit zit in de focus op de groep. Een sociale identiteit is gericht op zichzelf binnen een sociale groep, een collectieve identiteit is alleen gericht op groep-level variabelen. De sociale identiteit theorie en de zelf-categorisatie theorie geven ook aan dat de negatieve effecten van diversiteit binnen een groep worden verminderd, als er sprake is van een collectieve identiteit binnen die groep.

De effecten van groepssamenstelling op psychologische processen (op individueel- en groepsniveau) worden gemodereerd door het belang van een collectieve identiteit.

Een veilig psychologisch klimaat

Volgens de sociale identiteit theorie en de zelf-categorisatie theorie zijn verschillende mensen eerder bereid samen te werken als de team identificatie hoog is dan wanneer deze laag is. Alleen als de groepsidentificatie te sterk wordt, willen mensen met een andere mening wel in overeenstemming blijven met de rest van de groep en hebben ze dus de neiging hun mening niet te geven.

Daarom kan groepsidentificatie geen positieve of negatieve effecten van diversiteit aangeven. Omdat een zekere mate van identificatie belangrijk is, kan een veilig psychologisch klimaat niet ontbreken. Een veilig psychologisch klimaat wordt gedefinieerd als gedeelde overtuigingen onder de leden van een groep, als gevolg van wederzijds respect en vertrouwen. Sommige onderzoekers zeggen dat pro-diversity beliefs ook essentieel zijn voor een veilig klimaat. Dit houdt in dat er de verwachting is dat verschillende perspectieven in een groep een voordeel zijn voor het oplossen van een taak. Ook blijkt uit onderzoek dat wanneer werknemers hun omgeving als veilig genoeg zijn voor interpersoonlijke risico’s, ze eerder laten zien wie ze zijn. Wat leidt tot positieve psychologische processen, zoals empathie, communicatie en vertrouwen. Deze processen zijn dan weer noodzakelijke elementen om diversiteit de groepsprestaties te laten verbeteren.

Het is belangrijk ook te zeggen dat de interactie tussen het belang van een collectieve identiteit en een veilig psychologisch klimaat (in mindere mate) ook gevonden kan worden in homogene groepen. In een organisatie zou dus een drie-weg interactie effect gevonden kunnen worden tussen groepssamenstelling, groepsidentificatie en een veilig psychologisch klimaat. Hier moet nog onderzoek naar gedaan worden.

De effecten van groepssamenstelling op psychologische processen (individueel- en groepsniveau) worden gemodereerd door een veilig psychologisch klimaat.

Discussie en conclusie

Het aangedragen model draagt bij aan het begrijpen van de effecten van diversiteit op groepsprestaties. Het is anders dan andere pogingen doordat er sociaal psychologische constructen en identiteitsperspectieven zijn opgenomen. Zodat de “wanneer” en “hoe” vragen voor managers beantwoord kunnen worden, i.p.v. andere onderzoeken die zich richten op cognitieve constructen. In het model zijn het belang van een collectieve identiteit en een veilig psychologisch klimaat opgenomen om te onder welke voorwaarden diversiteit de groepsprestaties verbeterd. Het model zorgt dus voor een veelomvattende verklaring over hoe diversiteit leidt tot groepsprestaties door te kijken naar mechanismen op individueel- en groepsniveau, die ten grondslag liggen aan het leren van elkaars identiteit binnen een groep.

Tot nu toe heeft onderzoek alleen gekeken naar de condities die nodig zijn om een diverse werkplek te creëren en de onderliggende psychologische mechanismen die uitleggen hoe diversiteit kan leiden tot betere groepsprestaties. De meeste onderzoeken waren vooral gericht op het beschrijven van een goed klimaat voor diversiteit, de ontwikkeling van een mindset over diversiteit en dit vervolgens te bestuderen of het testen van de directe effecten van diversiteit. Het model uit dit onderzoek brengt een nieuw psychologisch perspectief en laat het proces zien hoe mensen kunnen leren van elkaars identiteit binnen een groep. Het model toetst de invloed van diversiteit op prestaties door een gedragsperspectief, door groepsprestaties te zien als een samenkomst van het gedrag van alle groepsleden.

Samenvattend geloven de auteurs dat dit model bijdraagt aan het uitleggen en voorspellen van goede resultaten door diversiteit en geven ze een opbouwend kader voor verder onderzoek.

Dit verder onderzoek kan theoretisch, maar is voor nodig voor praktijk kennis. Zodat het model of delen hiervan getest kunnen worden. Het is belangrijk aan te geven dat het model van toepassing zou moeten zijn op alle mogelijke aspecten van diversiteit, maar dat het ook mogelijk is dat sommige aspecten in bepaalde stadia van groepswerk belangrijker zijn dan anderen. Dit is interessant om theoretisch en empirisch met een longitudinaal onderzoek te testen.

Access: 
Public
The Interplay of Diversity Training and Diversity Beliefs on Team Creativity in Nationality Diverse Teams – Homan et al. - 2015 - Article

The Interplay of Diversity Training and Diversity Beliefs on Team Creativity in Nationality Diverse Teams – Homan et al. - 2015 - Article

What is team creativity?

Team creativity can be defined as the joint novelty and usefulness of ideas regarding products, processes, and services. National diversity training programs aim to increase members´ knowledge, skills, and attitudes needed to work with individuals from different nationalities. National diversity is thought to increase team creativity as the members of diverse teams are exposed to different ideas, backgrounds, and approaches which is believed to inspire divergent and flexible thinking, enable new thought patterns, and prevent group thinking. 

Why is nationality diversity by itself not a sufficient condition for team creativity?

Many organizations invest in nationality diversity training, however the effectiveness of these training is uncertain. Some studies have found positive effects, but others negative effects. It is assumed that nationality diversity stimulates team creativity by providing different perspectives, thinking styles, knowledge, and ideas. However, nationality diversity may harm team creativity by activating subgroup categorization on the basis of nationality differences. Nationality is often used as a basis for categorization, which can divide teams into subgroups. People tend to favor members of their own nationality subgroup over members of other subgroups. This can lead to conflict, the undermining of trust, and communication problems, and thus limit the team´s creative potential. 

What is the expected three-way interaction between training condition, diversity beliefs, and team nationality diversity on team creativity?

It is expected that for teams with less positive diversity beliefs, there is a positive relationship between attending diversity training and team creativity, but only to the degree that the teams are high on nationality diversity. It is assumed that the effectiveness of nationality diversity training is contingent upon the degree of nationality diversity present within the team. Previous research has shown that training is most effective for those with the largest discrepancy between actual and needed knowledge, skills, and attitudes. The greater discrepancy between what is known and what is offered in the training for teams with less positive diversity beliefs will result in a higher instrumentality of the training for those teams. 

What is the expected three-way interaction between training condition, diversity beliefs, and team nationality diversity on team efficacy?

Team efficacy is defined as the shared belief in the team´s conjoint capabilities to organize and execute the course of action required to produce given levels of attainment. Team efficacy is very important in understanding training effectiveness. Research has indicated that diversity training may boost team efficacy by increasing members´ effectiveness in dealing with diversity by means of different experiences and verbal persuasion. It is firstly expected that for teams with less positive diversity beliefs, there is a positive relationship between attending diversity training and team efficacy, but only among teams with relatively more nationality diversity. Secondly it is expected that team efficacy mediates the interactive effect of training condition, diversity beliefs, and nationality diversity on team creativity. 

What are the main results of this study?

Nationality diverse teams with less positive diversity beliefs reported higher team efficacy and team creativity after diversity training. Also, diversity training had a negative effect on team creativity and no effect on team efficacy when there was little nationality diversity in the team and members had less positive diversity beliefs. 

What are the practical implications of these results?

Firstly, the results suggest that a lack of nationality diversity may be a liability for organizations. Offering diversity training to teams that are low in nationality diversity and whose members hold less positive diversity beliefs may have negative effects. It is important for organizations to consider the level of nationality diversity in teams when designing diversity training programs. Secondly, some researchers believe that diversity training is like preaching to the choir. However, the current results show that especially teams with less positive diversity beliefs may gain from diversity training. 

Access: 
Public
Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1406