NHG-standaarden - Geneeskunde - Thema: Spijsverteringsorganen

NHG-standaarden - Geneeskunde - Thema: Spijsverteringsorganen

Check supporting content in full:
NHG-standaard (Geneeskunde): Leveraandoeningen en virale hepatitis - M22

NHG-standaard (Geneeskunde): Leveraandoeningen en virale hepatitis - M22


Anamnese

Tijdens de anamnese moet gevraagd worden naar de duur en het beloop van eventuele klachten, risicogroepen en risicocontact moet worden uitgevraagd, een doorgemaakte hepatitis in de voorgeschiedenis en vaccinatie tegen hepatitis A of B moet worden uitgevraagd. Verder is het gebruik van alcohol of drugs van belang bij verdenking op hepatitis.

Risicogroepen voor virale hepatitis

De risicogroepen bestaan uit (gezins)contacten met besmette personen, kinderen in opvangcentra, reizigers, personen afkomstig vanuit endemische gebieden, een positieve familieanamnese of verhoogd beroepsrisico, mensen met wisselende seksuele contacten, drugsgebruikers en verstandelijk gehandicapten. De risicocontacten voor virale hepatitis zijn besmet voedsel, drinkwater, ontlasting en urine, ejaculaat en vaginaal vocht, bloed, prik-, snij-, spat- en bijtincidenten, een moeder met dragerschap en een niet-steriele ingreep.

Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek bij verdenking op virale hepatitis bestaat uit de inspectie van de sclerae, percussie en palpatie van de lever en galblaas. Wanneer een vermoeden voor levercirrose bestaat, moet gelet worden op de aanwezigheid van spider naevi, erythema palmare, gynaecomastie, flapping tremor, testisatrofie, ascites, splenomegalie, veneuze collateralen in de buikwand.

Aanvullend onderzoek

Het aanvullend onderzoek bij verdenking op virushepatitis bestaat uit IgM-anti-HAV bij hepatitis A, HBsAg bij verdenking op hepatitis B, anti-HCV bij verdenking op hepatitis C. Wanneer de ALAT/ASAT verhoogd is, moet de bepaling nog eens gedaan worden na ee maand.

Beleid bij virale hepatitis

Het beleid bij een virale hepatitis bestaat uit voorlichting geven over de besmettelijkheid. Wanneer iemand hepatitis A heeft moet diegene thuis blijven en er moet actieve immunisatie plaatsvinden bij de omgeving. Wanneer iemand hepatitis B heeft moet diegene geen onveilig seksueel contact meer hebben. Wanneer iemand hepatitis C heeft moet contact met het bloed van diegene vermeden worden.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Diarree acuut - M34

NHG-standaard (Geneeskunde): Diarree acuut - M34


Een acute diarree wordt gezien als plotselinge afwijking van het defecatiepatroon die minder lang duurt dan veertien dagen. Een ongecompliceerde acute diarree is diarree zonder bijkomende ziekteverschijnselen en dehydratie. De incidentie van acute diarree is 30 per 1000 en van chronische diarree 5 per 1000. De incidentie is het hoogst bij jonge kinderen.

Begrippen

Acute diarree: plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke ontlastingspatroon waarbij de hoeveelheid en frequentie zijn toegenomen net als de hoeveelheid water in de ontlasting. De duur is maximaal 14 dagen.

Chronische diarree heeft een duur van meer dan 14 dagen. Reizigersdiarree is diarree die optreedt in het buitenland, meestal in de (sub)tropen. Bij reizigersdiarree is de verwekker meestal een bacterie (E. Coli), daarna een virus en nog minder vaak een parasiet.

Dysenterie is een klinisch syndroom van acute diarree plus bloed/slijmbijmenging. Dit is het gevolg van een invasieve darminfectie (bacterieel of parasitair). Malabsorptie kan ook leiden tot chronische (osmotische) diarree.

Reizigersdiarree: optredend tijdens kortdurende bezoek aan tropische gebieden, infectieuze verwekkers spelen een grote rol. Bij 80% wordt een microbieel agens gevonden. Bij persisterende diarree wordt het aandeel infectieuze verwekkers veel kleiner.

Pathofysiologie

De oorzaken van acute diarree: e.c., viraal, bacterieel, parasitair, bijwerking medicatie.

De oorzaken van chronische diarree: e.c., infectie, PDS, IBD, malabsorptie, paradoxale diarree, bijwerking medicatie, maligniteit.

Vooral lange duur van de klachten, mate van ziek zijn en ongerustheid zijn belangrijke redenen om de huisarts te raadplegen.

Ziekten die met diarree gepaard kunnen gaan en aangemeld moeten worden zijn botulisme, Cholera, Dysenterie, hepatitis A, malaria, Paratyfus B, tyfus en voedselvergiftiging.

Belangrijkste functie van maag-darmstelsel is opnemen van nutriënten uit de voeding. Bovenbuikorganen scheiden dagelijks 6 liter aan speeksel, maag-, gal- en pancreasvocht uit, waaraan de dunne darm nog eens 3 liter verteringssap toevoegt. Consistentie van faecesmassa wordt bepaald door osmolaliteit en het vochtgehalte aan het eind van het colon. Bij diarree treedt er een verstoring in de vochtbalans op.

  • Secretoire diarree: meer secretie en minder resorptie, meestal als gevolg van prikkeling van de mucosa. De darmwand is meestal intact.

  • Exsudatieve diarree: door een invasieve ontsteking van colon of ileum treedt er extra vocht uit en mogelijk ook slijm en bloed.

  • Osmotische diarree: er wordt te veel water in het lumen van de darm vastgehouden waarbij reabsorptie verlaagd is. De darmwand is nog intact.

  • Versnelde motiliteit of te weinig resorberend oppervlak: mogelijk door medicatie, snel werkende schildkier etcetera. Totale passagetijd is verkort, er is te weinig tijd voor volledige resorptie.

Met name jonge kinderen en ouderen boven de 60 jaar behoren tot de risicogroep voor acute diarree. Bij acute diarree spelen de volgende dingen een belangrijke rol: hygiëne, grootte van het gezin, leefomgeving, medicijngebruik en preëxistente aandoeningen. Bij een bacteriële infectie komt bij kinderen vaker bloedbijmenging voor dan bij ouderen en bij volwassenen vaker koorts. Op basis van het klinisch beeld kan het volgende gezegd worden: kinderen met virale diarree hebben vaak problemen met de bovenste luchtwegen en bij voedselvergiftiging moet men vaak braken.

Chronische diarree kent minder vaak een infectieuze oorzaak dan acute diarree. Indeling meestal op basis van organisch of functioneel.

Organische oorzaken van diarree:

  • Medicatie waaronder antibiotica, bètablokker, diuretica en NSAID.

  • Obstructie kan paradoxale diarree geven.

  • Inflammatoire darmziekten waaronder colitis en Crohn. Meestal bloed- en slijmbijmenging.

  • Verstoring van hormonale functies waaronder diabetes en ziekte van Addison.

  • Malabsorptiesyndroom

    • lactose intolerantie: vaak na een infectie van de darm. Klachten: diarree, winderigheid, toegenomen peristaltiek.

  • Pancreasinsufficiëntie: te weinig verteringssappen voor optimale vertering.

  • Coeliakie: glutenintolerantie waardoor vlokatrofie van de dunne darm. Gevolg is steatorroe met groeiachterstand op kinderleeftijd.

  • Bacteriële woekering ontstaat wanneer de peristaltiek van de dunne darm onvoldoende is (bijvoorbeeld resectie of sclerodermie).

Onder de functionele oorzaak van diarree kan het prikkelbaredarmsyndroom geplaatst worden. Diarree en obstipatie wisselen elkaar af, hoeveelheid geproduceerde feces ligt meestal binnen normale grenzen.

Voorgeschiedenis: lokale afweer (verminderd lokale afweer in maag vergroot de kans op bacteriële oorzaak), andere aandoeningen (gecompromitteerd immuunsysteem, hormonale aandoeningen), chirurgie (veranderingen maag-darm anatomie).

Anamnese

Tijdens de anamnese bij acute diarree wordt gevraagd naar verdere ziekteverschijnselen, zoals koorts, bloed of slijm bij de ontlasting, buikpijn die aanhoudt tussen de buikkrampen en dehydratie. Verder worden de risicofactoren uitgevraagd, zoals comorbiditeit en een verminderde weerstand. Er kan een verband zijn met een verblijf in de tropen. Verder moet gevraagd worden naar medicatiegebruik. Wanneer de diarree meer dan drie dagen aanhoudt, waterdun is, drie dagen koorts aanwezig is en wanneer frequente waterdunne diarree met aanhoudend braken, minimale vochtopname en opvallende dorst aanwezig is, moet de patiënt dezelfde dag nog gezien worden.

Tekenen van dehydratie zijn:

  • Hypotensie

  • Verminderde huidturgor

  • Verminderde capillaire refill

  • Droge mond, acidotisch ademhalen

  • Tachycardie

  • Oligurie

  • Ingezonken fontanel

Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek bij acute diarree bestaat allereerst uit het verkrijgen van een algemene indruk over hoe ziek de patiënt is aan de hand van koorts, sufheid, verwardheid, flauwvallen. Indien nodig kan de ademhaling, pols en bloeddruk gemeten worden. Het abdomen kan beoordeeld worden en bij kinderen moet extra gelet worden op dehydratie.

Alarmsymptomen bij diarree:

* Dehydratieverschijnselen bij baby’s en bejaarden

* Paradoxale diarree (coloncarcinoom)

* Rectaal bloedverlies (coloncarcinoom)

* Heftige lokale buikpijn (appendicitis, diverticulitis)

* Algemene malaise en afvallen (coloncarcinoom)

* Diarree

* Anemie (coloncarcinoom)

* Recidiverende diarree met bloed en slijm (ziekte van Crohn)

Aanvullend onderzoek

Het aanvullend onderzoek bij acute diarree bestaat uit fecesonderzoek. Dit wordt echter alleen gedaan bij ernstig zieke patiënten, immuungecompromitteerde patiënten, diarree die al langer dan tien dagen duurt en bij een verhoogd besmettingsgevaar voor anderen.

  • Feceskweek: bij acute diarree alleen als iemand heel erg ziek is, om epidemiologische reden of bij risicopatiënten.

  • Bij chronische diarree wil men vaak een parasitaire oorzaak uitsluiten. Viruskweek is weinig zinvol. Meet bij chronisch diarree ook de TSH. Een verhoogd BSE of verlaagd Hb in combinatie met chronisch bloedverlies geeft meer kans op een coloncarcinoom.

  • Fecesanalyse: bepaal vetgehalte en totale volume. Overschrijding van het normale volume (250 g/24 uur) wijst op organische pathologie. Indien de totale hoeveelheid valt binnen normale grenzen is er sprake van functionele klachten. Verhoogd vetgehalte in feces wijst op een organische achtergrond en is het gevolg van malabsorptie (oorzaak in dunne darm of pancreas).

  • Sigmoïdo-/colonoscopie: bij chronische diarree met bloedverlies, hiermee kan maligniteit in rectum of colon en IBD worden uitgesloten.

  • H2-ademtest: voor bevestiging van lactasedeficiëntie.

Opname van water en natrium is tijdens een episode van diarree mogelijk door middel van ORS (Oral Rehydration Salts). Zuigelingen hebben een verhoogde kans op dehydratie vanwege het relatief grote extra-cellulaire volume.

Behandeling

Er moet voorlichting gegeven worden over acute diarree, dat deze vaak na tien dagen vanzelf weer overgaat, voldoende gedronken moet worden, diëten of vasten moet vermeden worden en zoete dranken moeten vermeden worden. ORS moet gegeven worden wanneer dehydratie geconstateerd is. Als de klachten hinderlijk zijn, kan loperamide worden voorgeschreven en bij immuungecompromitteerden kan azitromycine toegediend worden wanneer de verwekker van de diarree nog niet bekend is.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Klachten van de maag - M36

NHG-standaard (Geneeskunde): Klachten van de maag - M36


Anamnese bij klachten van de maag

De anamnese bij klachten van de maag moet bestaan uit het uitvragen van de aard van de klachten, of er sprake is van zuurbranden, regurgatie en pijn boven in de buik, maar ook een opgeblazen gevoel, snelle verzadiging, misselijkheid en braken kunnen passen bij maagklachten. Alarmsymptomen die passen bij maagklachten zijn hematemese, melena, aanhoudend braken, stoornis of pijn bij de passage van voedsel, anemie, gewichtsverlies, of aanwijzingen voor perforatie. Verder moet gevraagd worden naar de ernst, de duur, het beloop van de klachten en de relatie met het defecatiepatroon en het werk. Ook moet de herkomst uit een ander land nagevraagd worden in verband met mogelijke aanwezigheid van Helicobacter pylori. Factoren die van invloed zijn op maagklachten zijn het gebruik van NSAIDs, Ascal, of andere medicatie, maar ook psychosociale problematiek, intoxicaties en voedselintolerantie. De voorgeschiedenis van de maagklachten moet uitgevraagd worden, evenals maag- of slokdarmcarcinoom.

Lichamelijk onderzoek bij klachten van de maag

Wanneer een vermoeden bestaat van bloeding of veel braken moet de bloeddruk, de pols en de capillairy refill time gemeten worden. Wanneer melena aanwezig is moet een rectaal toucher uitgevoerd worden. Wanneer een verdenking bestaat op een perforatie moet getest worden op loslaatpijn, défense musculaire en temperatuur.

Aanvullend onderzoek bij klachten van de maag

Wanneer een verdenking bestaat op anemie kan het Hb via het bloed bepaald worden. Gastroscopie moet worden uitgevoerd bij de aanwezigheid van alarmsymptomen en bij patiënten die ouder zijn dan 40 jaar en waarbij familiair maagcarcinoom voorkomt.

Behandeling bij klachten van de maag

Er moet direct naar een specialist verwezen worden wanneer perforatie of circulatoire instabiliteit optreedt in combinatie met hematemese of melena. Wanneer een verdenking bestaat op maagklachten vanwege NSAIDs moet gestopt worden hiermee, of er moet twee weken PPI gegeven worden. Wanneer het de eerste episode van klachten van de maag is, moet voorlichting gegeven worden over voedingsmiddelen die de klachten kunnen veroorzaken. Verder moet gesproken worden over stoppen met roken, psychosociale factoren en de slaaphouding. De medicamenteuze behandeling bij mensen met een eerste episode van maagklachten bestaat uit antacidum.

Wanneer sprake is van persisterende of recidiverende klachten moet diagnostiek verricht worden op aanwezigheid van de H. pylori. Als de uitslag positief is, moet PPI, amoxicilline en claritromycine gegeven worden. De PPI moet vier weken gegeven worden en daarna afgebouwd worden. Wanneer de uitslag negatief is, moet zuurremming gecontinueerd worden en na acht weken afgebouwd worden. Wanneer de klachten dan alsnog terugkeren, moet gastroscopie uitgevoerd worden.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Prikkelbare darm syndroom - M71

NHG-standaard (Geneeskunde): Prikkelbare darm syndroom - M71


Het prikkelbare darm syndroom (PDS) is een diagnose die overwogen dient te worden bij patiënten met recidiverende buipijn en ongemakkelijk gevoel in de buik waarbij geen andere somatische verklaring voor de klachten kan worden gevonden.

Anamnese

  • vraag naar kenmerken die kunnen wijzen op een darmziekte en of er darmziekten bij eerstegraadsfamilieleden voorkomt. Als inflammatoire darmziekte (IBD, M. Crohn of colitis ulcerosa), coeliakie of maligniteit waarschijnlijker zijn dan PDS is aanvullend onderzoek gericht op het aantonen/uitsluiten noodzakelijk.

  • Klachten die passen bij PDS zijn: buikpijn, misselijkheid, dyspepsie, ongemakkelijk gevoel in de buik, veranderend defecatiepatroon wisselend obstipatie dan wel diarree, slijm bij de feces, flatulentie en meteorisme (opgeblazen gevoel met winderigheid), toename of afname van klachten na eten of na defecatie.

  • Vraag naar andere somatisch (on)verklaarbare klachten, psychiatrische comorbiditeit, voorgeschiedenis met SOLK, PDS in de familie. 

  • Besteed aandacht aan recent life event, een ingrijpende gebeurtenis of grote spanning voor een bepaalde periode. Vraag naar heftige darminfectie omdat bekend is dat PDS mogelijk ontstaat na een stressvolle periode of darminfectie.

  • Vraag de SCEGS uit met speciale aandacht voor angst voor een bepaalde aandoening, impact op het dagelijks leven. Vraag ook naar leefstijl, frequentie en intensiteit van beweging en voeding, mogelijk zijn er bepaalde voedingsmiddelen die de klachten beïnvloeden.

Lichamelijk onderzoek

Buikonderzoek: inspecitie, auscultatie en palpatie. Rectaal en/of vaginaal toucher bij aanwezigheid van kenmerken die een andere somatische aandoening (IBD, maligniteit) waarschijnlijker maken.

Aanvullend onderzoek

  • PDS met obstipatie: geen aanvullend onderzoek, tenzij andere ziekte waarschijnlijker is.

  • PDS met diarree of met eerstegraadsfamilielid met coeliakie: serologisch onderzoek naar coeliakie.

Evaluatie

De diagnose PDS kan gesteld worden indien aan alle criteria wordt voldaan:

  • buikpijn/ongemakkelijk gevoel in de buik > 3 dagen per maand gedurende 3 maanden, terwijl de klachten > 6 maanden voor de diagnose zijn begonnen

  • =/>2 van de volgende criteria: afname van klachten na defecatie, klachten geassocieerd met veranderende frequentie of veranderende consistentie van de ontlasting.

Verwijs deze patiënten naar de 2e lijn bij 1 of meer alarmsymptomen zoals hieronder beschreven zijn. Verwijs naar een diëtist bij behoefte aan een individueel advies of onevenwichtig voedingspatroon. Bij veel impact op het dagelijks leven verwijzen naar een psycholoog of bedrijfsarts afhankelijk op welk gebied de klachten veel beperking opleggen.

Alarmsymptomen voor een andere somatische oorzaak van de klachten:

  • rectaal bloedverlies

  • diarree en/of frequentere defecatie >2 weken aaneengesloten

  • ongewenst/onverklaard gewichtsverlies

  • >50 jaar oud

  • eerstegraadsfamilielid met IBD, coeliakie, colorectaal-, ovarium-, endometriumcarcinoom

  • perianale afwijkingen en/of abnormale weerstanden in de buik.

Beleid

Het beleid voor de behandeling van PDS bestaat in eerste instantie uit voorlichting over de aandoening met als doel onnodige ongerustheid weg te nemen en verder uit niet-medicamenteuze adviezen zoals aandacht voor voedingspatroon, lichaamsbeweging en de rol van stressfactoren. Als medicamenteuze adviezen worden afhankelijk van de vorm van PDS (obstipatie of diarree) een keuze gemaakt. Spasmolytica en laxantia bij PDS is onvoldoende onderbouwd. Bij obstipatie zouden psylliumvezels of macrogol (max 2 weken of laagste dosering > 2 weken) wel positieve invloed hebben. Bij diarree kan loperamide maar ook psylliumvezels verlichting brengen. Eventueel, bij ernstige pijnklachten, paracetamol of een NSAID on demand. Evalueer steeds na 2 weken het effect van de medicatie.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Bloedverlies rectaal - M89

NHG-standaard (Geneeskunde): Bloedverlies rectaal - M89


Anamnese

Tijdens de anamnese bij rectaal bloedverlies moet gevraagd worden naar de duur en hoeveelheid van de ontlasting, maar ook naar een verandering in het defecatiepatroon, (peri)anale klachten, veel aandrang, koorts, buikpijn, malaise en onverklaard gewichtsverlies. Verder moet goed gevraagd worden naar de voorgeschiedenis, de familieanamnese, medicatie en naar de seksuele gewoonten.

Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek bestaat uit inspectie, auscultatie, percussie en palpatie van het abdomen, inspectie van de perianale regio en een rectaal toucher. Verder kan op indicatie de bloeddruk nog gemeten worden, evenals de pols en verder lichamelijk onderzoek.

Aanvullend onderzoek

Het aanvullend onderzoek bij rectaal bloedverlies bestaat uit het meten van de hemoglobine bij verdenking op anemie. BSE, CRP, Hb, leukocyten, trombocyten en albumine moeten gemeten worden bij een vermoeiden op een inflammatoire darmziekte. Wanneer tenslotte het vermoeden bestaat op colorectaal carcinoom moet een colonoscopie uitgevoerd worden en eventueel een sigmoïdoscopie.

Behandeling

De behandeling bij rectaal bloedverlies bestaat allereerst uit het advies voor een vezelrijke voeding, voldoende vochttoediening en er moet aangeleerd worden dat toegegeven wordt aan de defecatiereflex. De medicamenteuze behandeling bestaat uit laxeren en eventuele lokale middelen tegen hemorroïden of fissura ani, zoals vaseline.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Obstipatie - M94

NHG-standaard (Geneeskunde): Obstipatie - M94


Er wordt onderscheid gemaakt tussen obstipatie bij volwassenen en kinderen. Obstipatie bij volwassenen houdt in dat de defecatiefrequentie minder dan twee keer per week is, dat er een harde, of keutelige defecatie is en dat er geperst moet worden, ook bestaat het gevoel van incomplete defecatie, anorectale obstructie en kan iemand genoodzaakt zijn om digitale handelingen uit te voeren om de ontlasting te verwijderen. Bij volwassenen moeten tenminste twee van deze symptomen aanwezig zijn. Bij kinderen moet er sprake zijn van een defecatiefrequentie van minder dan twee keer per week, het ophouden van de ontlasting, een grote hoeveelheid in de luier of het toilet, een pijnlijke, harde, of keutelige defecatie, een grote massa die palpabel is in het abdomen of rectum en fecale incontinentie van minstens een keer per week. Ook bij kinderen moeten tenminste twee van deze symptomen aanwezig zijn.

Begrippen

Obstipatie: een voor de patiënt veranderd ontlastingspatroon waarbij de ontlasting te weinig, te hard en/of moeilijk wordt geproduceerd.

Obstipatie volgens de ROME II criteria: aanwezigheid van twee of meer van de volgende symptomen gedurende tenminste twaalf weken in de afgelopen twaalf maanden:

  • Gevoel van anorectale blokkade

  • Harde feces

  • Gevoel van incomplete lediging

  • Noodzaak tot persen

  • Noodzaak van toepassing van manuele handelingen om defecatie te vergemakkelijken

  • Minder dan drie defecaties per week

Pathofysiologie & oorzaken

Frequentie van defecatie alleen is geen maat voor obstipatie, deze varieert namelijk aanzienlijk in de bevolking. De incidentie bij de huisarts is 9.3 per 1000 patiënten per jaar. De leeftijdspiek zit bij jonger dan 4 jaar en ouder dan 65 jaar en vaker vrouwen dan mannen.

Voedsel en vocht in het maagdarmkanaal zorgt voor een gastrocolische reflex, waarop peristaltische bewegingen de darminhoud richting rectum voortbewegen. Wanneer zich voldoende ontlasting in het sigmoïd heeft verzameld volgt een rectosfincterreflex, waarop het rectum zich vult. Het uitzetten van het rectum geeft vervolgens een gevoel van aandrang, defaecatiereflex. Bij obstipatie gaat de ontlasting vertraagd door de darmen en hoopt zich vaak op bij het colon descendens. Vanwege de lange passagetijd wordt er veel vocht onttrokken, waardoor grote hoeveelheden droge, harde feces ontstaat.

Functionele obstipatie: geen anatomisch pathologisch substraat te vinden. (90%)

  • Eet/leefstijl

    1. Niet genoeg vezel/vocht inname. Vezels zijn prikkelend (passagetijd verkort) en waterbindend (volumineuze en zachte ontlasting).

    2. Overslaan ontbijt, dan is er geen gastrocolische reflex door bewegen en eten, geen ontlediging van de galblaas met laxerende galzouten.

    3. Eten van weinig volumineuze, kleine maaltijden/graasgedrag -> geen gastrocolische reflex.

    4. Immobiliteit: lichamelijke activiteit versterkt de peristaltische contracties.

    5. Negeren van aandrang veroorzaakt een afname defecatiereflex.

    6. Zwakke buikpers zorgt voor een verminderde uitdrijvingskracht en onvolledige leging van het rectum.

  • Colonmotiliteit: kan zowel obstipatie als diarree tot gevolg hebben.

    1. IBS

Organische obstipatie: primaire aandoening aanwezig. (10%)

Oorzaak in het colon

  1. Op niveau van het lumen

Obstructie. Bijvoorbeeld door een ontsteking of maligniteit.

Reflectoir ten gevolge van pijn -> bijvoorbeeld hemorroïden of anale fissuren.

  1. Op niveau van de wand

Toxisch megacolon en colitis ulcerosa (mucosa): door oedeem en wandverdikking ten gevolge van ontstekingsreactie en invloeden daarvan op normale motoriek.

Spierlaag

  • Myopathie of sclerodermie: verdikking en verharding van bindweefsel, ongunstig voor beweeglijkheid van colon.

  • Neerslag van polysachariden die de darmbeweeglijkheid benadelen door hypothyreoïdie of myxoedeem

  • Rectumprolaps of spastische bekkenbodem: gestoorde spierfunctie van bekkenbodem en externe sfincter.

Zenuwlaag: invloed op innervatie van het colon waardoor vertragende invloed op passagetijd bij ziekte van Parkinson, MS, dwarslaesie, spina bifida en Hirschprung

Oorzaken buiten het colon

Metabool

Hypothyreoïdie: verlaagd basaal metabolisme, dus verminderde peristaltiek.

Hypercalciëmie: versterkte diurese -> vochttekort

Hypokaliëmie: prikkeloverdracht in spierwand darm

Porfyrie

Diabetes

Dehydratie door weinig drinken en plaspillen

  1. Neurologisch (zie zenuwlaag)

  2. Psychisch: depressie en stress, anorexia nervosa (gebrek aan vezels en vocht), gedragsmatig ophoudgedrag (demping defaecatiereflex).

  3. Iatrogeen: medicatie (NSAID, ijzerpreparaten, antidepressiva, antacida, antidepressiva, opiaten) en immobilisatie.

80% van de gevallen blijft onverklaard.

Voorgeschiedenis: medicatiehistorie, wijzigingen in medicatie, gynaecologisch/neurologisch.

Anamnese

De anamnese bij obstipatie bestaat uit het vragen naar de aanvang en duur van de klachten, het defecatiepatroon, de voeding, algemene klachten, zoals buikpijn en braken, malaise en gewichtsverlies. Ook oorzakelijke factoren en gevolgen moeten goed uitgevraagd worden. Bij kinderen moet nog extra gevraagd worden naar het tijdstip van de eerste meconiumlozing, het tijdstip van de overgang op borstvoeding of flesvoeding, tijdstip van fecale incontinentie, zindelijkheidstraining, de relatie tussen de ouders en het kind en de groei en ontwikkeling van het kind.

Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek bij obstipatie bestaat uit onderzoek van het abdomen, inspectie van de perianale regio en rectaal toucher wanneer geïndiceerd.

Behandeling

De behandeling van obstipatie bestaat uit het geven van adviezen over voldoende vochtinname, toilettraining bij kinderen en het bijhouden van een dagboek om het patroon meer inzichtelijk te krijgen. De medicamenteuze behandeling bij volwassenen bestaat uit lactulosestroop, of poeder, of macrogol. De medicamenteuze behandeling bij kinderen bestaat ook uit lactulosestroop of macrogol.

Follow-up

De follow-up bestaat uit het terug zien van de patiënt twee weken na de start van de behandeling en drie dagen tot twee weken ter controle van de medicatie. Bij kinderen moet de medicamenteuze behandeling minstens twee maanden gegeven worden. Daarna moet geleidelijk afgebouwd worden.

Access: 
Public
NHG-standaard (Geneeskunde): Diverticulitis - M99

NHG-standaard (Geneeskunde): Diverticulitis - M99


Diverticulitis is een ontsteking van één of meerdere divertikels van het colon. Gecompliceerde diverticulitis is een ontsteking van één of meerdere divertikels van het colon in combinatie met complicaties. Een divertikelbloeding is een bloeding uit een divertikel die eventueel ook al ontstoken was. Diverticulose is de aanwezigheid van divertikels in het colon, zonder daarbij klachten te hebben. Ongecompliceerde diverticulitis wordt gekenmerkt door binnen enkel dagen ontstane aanhoudende scherpe, stekende pijn links onder in de buik, druk en loslaatpijn linksonder en afwezigheid van alarmsignalen. Gecompliceerde diverticulitis wordt gekenmerkt door tekenen van peritoneale prikkeling, ileus, rectaal bloedverlies, hypotensie, lokaal palpabele weerstand en een sterk verhoogde CRP.

Anamnese

Bij verdenking op diverticulitis moet gevraagd worden naar de aard, het patroon en de duur van de buikpijn, invloed van bewegen op pijn, koorts, misselijkheid, het defecatiepatroon, de voorgeschiedenis, chronische ziekten en medicatiegebruik.

Lichamelijk onderzoek

Het lichamelijk onderzoek bij een verdenking op diverticulitis bestaat uit het beoordelen van de algemene indruk, de bloeddruk en pols en temperatuur meten, onderzoek van het abdomen en een vaginaal toucher en rectaal toucher op indicatie.

Aanvullend onderzoek

Het aanvullend onderzoek bij een verdenking op diverticulitis bestaat uit het bepalen van de CRP-waarde en urineonderzoek.

Behandeling van diverticulitis

De behandeling van diverticulitis bestaat uit voorlichting over de aandoening. De diverticulitis geneest vaak vanzelf, maar kan recidiveren. De temperatuur moet dagelijks gemeten worden en er moet direct contact gezocht worden met de huisarts bij rectaal bloedverlies, toename van de klachten, koorts hoger dan 39 graden en braken. De medicamenteuze behandeling bestaat uit pijnstilling, zoals paracetamol. Wanneer obstipatie aanwezig is, kunnen laxantia worden geadviseerd.

Access: 
Public
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Follow the author: Medicine Supporter
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1000