Het Nederlands strafprocesrecht van Corstens en Borgers - BulletPoints (8)

Wat is het doel en de plaats van strafprocesrecht? Ch.1

  • Strafrecht is sanctierecht.

  • Het strafrecht is onderverdeeld in drie deelgebieden: het materiële strafrecht, het formele strafrecht en het penitentiaire strafrecht.

  • Ondanks het onderscheid in een materieel en formeel strafrecht zijn deze sterk aan elkaar verbonden. Het formele strafprocesrecht werkt als een schakel tussen een strafbaar feit en op te leggen sanctie.

  • Het strafprocesrechtrecht is gematigd accusatoir.

  • Het hoofddoel van het strafprocesrecht is het regelen van de schakel tussen het strafbare feit en de door de rechter op te leggen strafrechtelijke sanctie.

  • De nevendoelen van het strafprocesrecht: speciale preventie, generale preventie, het voorkomen van eigenrichting, het scheppen van orde en genoegdoening van het slachtoffer.

  • Niet alle zaken worden door de rechter afgedaan.

  • Veel zaken worden door een enkelvoudige kamer berecht en tevens wordt er veelal gebruik gemaakt van buitengerechtelijke afdoening van strafzaken, zoals bijvoorbeeld een politietransactie.

Wat zijn de bronnen van strafprocesrecht? Ch.2

  • Bij het strafprocessuele of strafvorderlijke legaliteitsbeginsel gaat het erom dat strafvordering alleen plaatsvindt op de wijze zoals die in de wet is voorzien (art. 1 Sv).

  • Bij het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel gaat het erom dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke verplichting (art. 1 Sr).

  • Delegatie is toegestaan, gezien de clausules ‘voorzien bij’ (art. 1 Sv) en ‘regelt’ (art. 107 GW), maar moet zoveel mogelijk worden beperkt.

  • Bij strafvordering of strafprocesrecht gaat het om de gehele procedure in strafzaken: opsporing, vervolging, tenuitvoerlegging, rechterlijk optreden en het aanwijzen van bekwame instanties.

  • Ten opzichte van andere rechtsgebieden is ten aanzien van het materiële en formele strafrecht minder ruimte voor interpretatie. De reden hiervoor is dat deze bepalingen kunnen leiden tot inbreuk op de rechten en vrijheden van burgers.

  • Beleidsregels zijn regels die invulling geven aan de bevoegdheden van instanties zoals het OM en het college van procureurs-generaal.

  • Mensenrechtenverdragen (zoals het EVRM en het IVBPR) zijn een belangrijke bron van strafprocesrecht.

  • Wanneer een Nederlandse wettelijke bepaling in strijd is met een eenieder verbindende verdragsbepaling, geldt: dat het verdrag boven wet gaat (art. 94 Gw).

  • Het uitgangspunt is art. 4 van de Wet algemene bepalingen: ‘De wet verbindt alleen voor het toekomende en heeft geen terugwerkende kracht’.

Welke beginselen en uitgangspunten heeft het strafprocesrecht? Ch.3

  • Aan het strafprocesrecht liggen uitgangspunten en beginselen ten grondslag. Deze kan men onderverdelen in klassieke uitgangspunten en beginselen van behoorlijk procesrecht.

  • Klassieke uitgangspunten: onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, beroepsrechters, vervolgingsmonopolie OM, opportuniteitsbeginsel, strafvorderlijke legaliteitsbeginsel, presumptio innocentiae, hoor en wederhoor, recht op rechtsbijstand, vertolking en vertaling, zwijgrecht, Interne en externe openbaarheid, onmiddellijkheidsbeginsel.

  • Het OM draagt de verantwoordelijkheid voor het vervolgingsmonopolie. Dit houdt in dat alleen het OM een zaak voor de strafrechter mag brengen.

  • Er is een correctiemechanisme om de macht van het OM in toom te houden. Belanghebbenden kunnen zich middels art. 12 Sv beklagen over niet verdere vervolging van de verdachte.

  • Beginselen van behoorlijk strafprocesrecht dienen een juiste uitoefening van bevoegdheden te waarborgen.

  • Beginselen van behoorlijk procesrecht zijn onderverdeeld in materiële rechtsbeginselen en formele rechtsbeginselen.

  • Formele rechtsbeginselen zijn van toepassing op de totstandkoming en uitvoering van een vonnis.

  • Materiële rechtsbeginselen zijn van toepassing op de inhoud van een besluit of een handeling.

  • Voorbeelden materiële rechtsbeginselen: vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, beginsel van zuiver oogmerk (détournement de pouvoir), en beginsel van redelijke en billijke afweging.

Welke hoofdpersonen en organen zijn er in het strafprocesrecht? Ch.4

  • Voorwaarden slachtoffer: ten eerste dient er sprake te zijn van (im)materiële schade en ten tweede dient deze schade het rechtstreekse gevolg te zijn van het specifieke strafbare feit.

  • Na een aangifte geldt het opportuniteitsbeginsel nog steeds, het is dus aan het OM of zij overgaan op vervolging of kiezen voor een opportuniteitssepot. Een belanghebbende kan de art. 12 Sv procedure starten als het OM beslist tot niet verdere vervolging.

  • Als verdachte wordt aangemerkt ‘degene te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit’.

  • De taken van de politie (art. 3 Politiewet) bestaan uit handhaving van openbare orde en veiligheid, het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten en directe hulpverlening.

  • Het OM beschikt over het gezag over de politie, het vervolgingsmonopolie, het opportuniteitsbeginsel en is belast met de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de strafrechter.

  • De procureur-generaal draagt zorg voor de uitvoering en handhaving van de voorschriften van de Hoge Raad, de hoven en de rechtbanken (artikel 121 Wet RO).

  • Volgens art. 326 Sv is de griffier verantwoordelijk voor het schriftelijk vastleggen van wat tijdens de terechtzittingen en in de raadkamer gebeurt.

Wat is competentieverdeling? Ch.5

  • De verdeling van de competentie bestaat uit rechterlijke competentie en de competentie van de opsporingsautoriteiten.

  • De rechterlijke competentieverdeling probeert de vraag te beantwoorden welke rechter mag oordelen over een bepaalde zaak.

  • De regels voor de relatieve competentie zijn te vinden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

  • De prorogatie van rechtspraak houdt een uitbreiding van de bevoegdheid van de rechtbank in.

  • De rechtbanken hebben economische kamers waar economische delicten behandeld worden (art. 52 Wet RO, art. 43 WED en art. 39 WED).

  • Bij de interne competentieverdeling kunnen er problemen ontstaan. Dan is er sprake van competentiegeschillen. De regeling hiervoor is te vinden in artikel 525 Sv.

  • Gerechtelijke ambtenaren mogen niet voor het gerecht waar zij werkzaam zijn worden berecht. Volgens art. 510 Sv zal het Openbaar Minister een verzoek indienen bij de Hoge Raad om een ander gerecht aan te wijzen.

Hoe werkt vervolgbaarheid? Ch.6

  • Een belangrijke voorwaarde die veel wordt gesteld aan strafrechtelijk onderzoek is dat het moet gaan om een persoon die als verdachte op grond van art. 27 lid 1 Sv aangemerkt kan worden.

  • Minderjarigen onder 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden op grond van art. 486 Sv.

  • Het Ne bis in idem beginsel is een wettelijke vervolgingsuitsluitingsgrond die te vinden is in art. 68 Sr. Dit beginsel houdt in dat niemand twee keer voor hetzelfde feit vervolgd mag worden.

  • Art. 69 Sr verbiedt vervolging bij het overlijden van de verdachte.

  • Art. 74 lid 1 Sr bepaalt dat door transactie het recht op vervolging vervalt.

  • Wanneer tegen een verdachte een strafbeschikking is uitgevaardigd, dan kan hij na de tenuitvoerlegging hiervan niet meer in rechte betrokken worden, art. 255a lid 1). Het vervolgingsbeletsel kan alleen worden doorbroken door de regeling van art. 12.

  • Verschillende vervolgingsbeletselen: wetsystematische, verdragsrechtelijke en ongeschreven vervolgingsbeletselen.

  • Het schorsen van de strafvervolging is van toepassing bij geschillen over het burgerlijk recht, bij schorsing wegens krankzinnigheid of bij een geschil over de rechtsmacht.

Wat is de plaats en rol van beleid? Ch.7

  • De bevoegdheden van de overheid zijn beperkt. Zodra er niet aan de vereisten in de wet is voldaan, kan men niet overgaan tot het opleggen van leedtoevoegende sancties.

  • Deze beperkingen zorgen tegelijkertijd voor bescherming van de burgers.

  • Beleidsvrijheid betekent dat de functionaris de vrijheid heeft om in de gegeven omstandigheden al dan niet gebruik te maken van een bevoegdheid.

  • Ook de rechter heeft beleidsvrijheid bij de straftoemeting. De rechter mag een straf opleggen als aan de voorwaarden van art. 348 Sv voldaan is of hiervan afzien op grond van art. 9a Sr.

  • Het geheel van maatregelen dat de overheid neemt om bepaalde problemen op te lossen, te verminderen of te voorkomen wordt ook wel beleid genoemd.
     

  • De criminele politiek moet binnen de grenzen van de normatieve en factische vereisten werken. De grenzen worden mede vormgegeven door de ongeschreven rechtsbeginselen, de (grond)wet en internationale verdragen.

  • Behalve criminele politiek kunnen buitenjuridische middelen een bijdrage leveren aan de rechtshandhaving. Een voorbeeld hiervan is het uitoefenen van sociale controle om problemen als werkloosheid, alcoholgebruik of spijbelen te verminderen.

  • In Nederland heerst het rationele stuursysteem. In dit systeem moeten de doeleinden vastgesteld worden en de middelen om deze doeleinden te bereiken. Dit gebeurt op het niveau van de wetgever, het OM, de politie en de rechter.

Hoe ziet onderzoek in strafzaken er uit? Ch.8

  • In het materieel strafrechtrecht staan de vervulling van de voorwaarden voor het opleggen van strafsancties centraal.

  • Het onderzoek in Nederlandse strafzaken valt uiteen in het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting.

  • De OvJ is (als hoofd van de opsporing) verantwoordelijk voor het opsporingsonderzoek. De rechter-commissaris is verantwoordelijk voor het gerechtelijk vooronderzoek.

  • De rechter(s) moeten eerst de voorvragen van art. 348 Sv beantwoorden. Vervolgens dient er gekeken worden naar art. 350 Sv. Art. 348 en art. 350 Sv wordt het beslissingsschema of beraadslagingschema genoemd.

  • In het Auditu-arrest heeft de Hoge Raad besloten dat getuigen niet op de zitting gehoord hoeven te worden als zij al eerder, tijdens het voorbereidend onderzoek, zijn gehoord.

  • Art. 149a lid 1 bepaalt dat de OvJ tijdens het opsporingsonderzoek verantwoordelijk is voor de samenstelling van de processtukken. Op grond van art. 149b kan hij besluiten om stukken buiten het dossier te laten.

  • Het recht van de verdachte om het dossier in te zien (het inzagerecht) moet in acht genomen worden. Zo moet de verdachte of diens raadsman binnen een redelijke tijd de mogelijkheid gegeven worden om het gehele dossier in te zien.

  • De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bepaalt welke gegevens over iemand in het register worden opgenomen en hoe lang die bewaard worden.

  • In het persoonsdossier (art. 40 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) staat informatie over de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden.

Wat is de raadkamerprocedure? Ch.9

  • De algemene uitgangspunten van de raadkamerprocedure zijn te vinden in art. 21 Sv.

  • De raadkamer moet een oordeel vellen over de aan hen voorgelegde rechtszaak.

  • De behandeling van de zaak door de raadkamer mag volgens art. 22 lid 1 Sv niet in het openbaar plaatsvinden.

  • De procedure van de raadkamer is te vinden in art. 23 Sv.

Hoe ziet opsporingsonderzoek er uit? Ch.10

  • In het strafrecht is het begrip opsporing te vinden in art. 132a Sv. Het gaat om ‘het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen’.

  • Een burger kan een strafbaar feit opsporen zie bijvoorbeeld artt. 53 lid 1, 55 lid 1, 95 lid 1 Sv. Opsporing kan ook plaatsvinden door functionarissen.

  • Iedere opsporingsambtenaar is verplicht een proces- verbaal op te maken van zijn bevindingen. Hierin moet hij zo objectief mogelijk weergeven wat hij heeft gevonden (of wat juist niet).

  • Reactief optreden: de politie komt pas in actie als er daadwerkelijk iets gebeurd is of er een redelijk vermoeden bestaat dat er misdrijf zal gaan worden gepleegd.

  • Tegenover reactief optreden staat pro-actief optreden. Hierbij gaat de politie zelf op zoek naar informatie (bijvoorbeeld een alcoholcontrole). Pro-actief handelen van de politie wordt mogelijk gemaakt door handhavings- en controlebevoegdheden.

  • In het Salduz-arrest is bepaald dat de verdachte recht heeft zich tijdens het politieverhoor te laten bijstaan door een raadsman. In Nederland is dit uitgelegd als een consultatierecht voorafgaand aan het eerste verhoor.

  • Veelgebruikte manieren van opsporen zijn: sporenonderzoek, confrontatie, filmen, fotograferen en ANPR.

  • In het opsporingsproces wordt er veelvuldig informatie verzameld over (mogelijke) verdachten. Al deze informatie wordt opgeslagen in bijvoorbeeld de zogenaamde politieregisters.

  • Controlebevoegdheden zijn, evenals opsporingsbevoegdheden, gekoppeld aan een medewerkingsplicht. Als men daaraan niet voldoet, is er sprake van het begaan van een strafbaar feit op grond van art. 184 Sr.

Hoe vindt gerechtelijk vooronderzoek plaats? Ch.11

  • Sinds 1 januari 2013 is het gerechtelijk vooronderzoek verdwenen.

  • Met het oog op het bewaken van de volledigheid van het onderzoek is de regiezitting van belang. Art. 185 lid 1 stelt dat de r-c. indien hij dat voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk acht, de OvJ en de verdachte oproept om voor hem te verschijnen.

  • In art. 181 t/m 184 wordt geregeld wanneer er aanleiding is tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de r-c. Om welke onderzoekshandelingen het gaat, wordt niet vermeld door de wet.

  • Twee soorten verhoor verdachte: het materiële verhoor (puur voor waarheidsvinding, aan de tand voelen van de verdachte) en het formele verhoor (waarin de verdachte de gelegenheid krijgt zijn eigen visie op de waarheid naar voren te brengen).

  • De rechter-commissaris kan de verdachte laten onderzoeken door een deskundige (op grond van artt. 16, 227 Sv en art. 39 Sr).

  • Wanneer de getuige weigert te spreken, dan mag de rechter-commissaris hem gijzelen (art. 221 Sv).

  • Een ‘speciale’ getuige is de kroongetuige, welk rechtsfiguur is geregeld in artt. 226g-226k Sv. Deze heeft een afspraak gemaakt met de OvJ om een getuigenverklaring af te leggen in ruil voor bijvoorbeeld strafvermindering.

  • Het onderzoek kan door sluiting of beëindiging ten einde komen. Dit kan zich voordoen als de rechter-commissaris voortzetting als zinloos beschouwt of als de rechter-commissaris meent dat het is voltooid.

Welke dwangmiddelen zijn er? Ch.12

  • Steundwangmiddelen: dwangmiddelen zijn bedoeld om de hantering van andere dwangmiddelen mogelijk te maken.

  • Staande houden, het aanspreken en eventueel aanklampen van verdachten teneinde zijn/haar personalia (voornaam, naam, geboorteplaats en –datum, woon-/verblijfplaats) te vragen, is een vrijheidsbeperkend dwangmiddel.

  • Het beroven van vrijheid, desnoods door aangrijpen en vasthouden (met gebruik van proportioneel geweld) teneinde de verdachte naar een plaats van verhoor te (doen) leiden, valt onder aanhouding (artt 53, 54 Sv).

  • Ophouden voor onderzoek omvat meer dan ophouden voor verhoor (zoals bijvoorbeeld een getuigenconfrontatie, onderzoek aan kleding en lichaam etc.).

  • Het doel van inverzekeringstelling is om het onderzoek naar de waarheidsvinding te laten slagen.

  • Art. 133 Sv stelt de formele definitie van voorlopige hechtenis als: ‘vrijheidsbeneming ingevolge enige bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding’.

  • Artt. 61a, 62 en 76 Sv geven de mogelijkheid tot het nemen van maatregelen tijdens het ophouden voor onderzoek, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.

  • De regeling betreffende de opneming van vertrouwelijke communicatie is neergelegd in art. 126l (algemene regeling), art. 126s (regeling voor ‘vroegsporing’) en art. 126zf (regeling bij terrorisme).

  • Omwille van de opsporing of de daaraan voorafgaande fase kunnen personen, objecten en situaties worden geobserveerd.

  • Van informanten wordt gesproken wanneer andere personen dan opsporingsambtenaren contacten met criminelen onderhouden.

  • Alle opgestelde documenten moeten bij de processtukken worden gevoegd (art. 126aa lid 1 Sv).

Wie neemt besluiten met betrekking tot vervolging en voortzetting daarvan? Ch.13

  • De OvJ is degene die na het voorbereidend onderzoek de beslissing neemt over het al dan niet vervolgen van de verdachte. Deze beslissing hangt onder meer af van de haalbaarheidscomponent en de opportuniteitscomponent.

  • Nadelen opportuniteitsbeginsel: willekeur, bepaalde mensen/groepen worden vaker vervolgd dan andere groepen en het OM bepaalt welk delict wel of niet wordt vervolgd wat haar machtspositie enorm versterkt.

  • Of het nu gaat om het uitbrengen van een dagvaarding, het toepassen van een dwangmiddel of het instellen van een rechtsmiddel; wettelijk gezien is iedereen gebonden aan een bepaalde termijn.

  • De verdachte heeft in een aantal gevallen de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken een termijn in te stellen voor het afhandelen van de zaak (art. 36 Sv)

  • Wanneer er tegen de verdachte een vervolging is ingezet (en hij dus een kennisgeving van verdere vervolging heeft gekregen), kan hij hier binnen 8 dagenbezwaar tegen aantekenen, art. 262.

  • In de beklagprocedure (art. 12-12l Sv) zijn drie partijen betrokken: de klager, het OM en de verdachte.

  • Het Hof dient uiteindelijk een beslissing te nemen of het beklag wel of niet terecht is. Wanneer het beklag ontvankelijk wordt verklaard, moet de OvJ verder gaan met de vervolging.

Hoe ziet de dagvaarding er uit? Ch.14

  • De dagvaarding zorgt ervoor dat enerzijds getuigen, deskundigen en tolken opgeroepen worden en anderzijds formuleert het ook de beschuldiging van de verdachte.

  • Wanneer een tenlastelegging nietig wordt verklaard, dan kan men nog wel opnieuw vervolgen.

  • De OvJ mag de tenlastelegging wijzigen op grond van art. 313 Sv.

  • Er zijn verschillende soorten tenlasteleggingen te onderscheiden. Naast de enkelvoudige tenlastelegging (waarin één enkel feit centraal staat), is namelijk ook een samengestelde tenlastelegging mogelijk.

  • Gezien het feit dat de dagvaarding een informatiefunctie heeft en de verdachte van een strafbaar feit wordt beticht is het van belang dat de verdachte de dagvaarding ook begrijpt!

  • Op basis van de dagvaarding moet de rechter de vragen van art. 348 en 350 Sv beantwoorden.

  • Daarnaast betekent de uitbrenging van de dagvaarding automatisch dat het rechtsgeding is gestart. Dit volgt uit art. 258 lid 1 Sv.

  • Op het moment dat het rechtsgeding aanvangt, vervallen alle beperkingen die de verdachte had.

Uit welke onderdelen bestaat onderzoek ter terechtzitting? Ch.15

  • Tijdens het voorbereidend onderzoek is de verdachte meer voorwerp van onderzoek en heeft hij inbreuken op zijn rechten te dulden. Zodra het onderzoek ter terechtzitting aanvangt staat de verdachte echter meer op gelijke voet met het OM.

  • Alles wat er tijdens de zitting gebeurt, wordt door de griffier vastgelegd in een proces- verbaal (art 326 lid 1 Sv).

  • Met uitzondering van gevallen die bij de wet zijn bepaald, vinden de zittingen in het openbaar plaats. Deze eis is neergelegd in art. 121 Gw.

  • In het geval dat er sprake is van 1 verdachte die meerdere feiten heeft gepleegd of er meerdere verdachten zijn die gezamenlijk 1 strafbaar feit hebben gepleegd kan de het OM de feiten/ het feit gevoegd in een keer aan de rechter voorleggen (art. 259 Sv).

  • Een preliminair verweer is een verweer dat door de verdachte (en diens raadsman) wordt gevoerd waarbij wordt betoogd dat één van de voorvragen van art. 348 Sv niet positief beantwoord kan worden.

  • Ook de reclassering kan in het onderzoek ter terechtzitting worden betrokken. Meestal is dit om advies te geven of nader onderzoek te doen naar de persoon van de verdachte.

  • De verdachte heeft recht op bijstand van een tolk als hij de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst op grond van art. 275 lid 1 Sv.

  • Een zitting kan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd worden geschorst.

  • Op grond van art. 282a Sv is verwijzing van een meervoudige naar een enkelvoudige rechter mogelijk.

Hoe komt de rechter tot beraadslaging en einduitspraak? Ch.16

  • De beantwoording van de vragen in art. 348 en 350 Sv moet gebaseerd zijn op de tenlastelegging; dit heet de grondslagleer.

  • Het begrip bewijzen is het ‘aantonen dat in redelijkheid niet kan worden getwijfeld aan de juistheid van het verwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt’.

  • Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs, aldus art. 339 lid 2 Sv.

  • Volgens de Nederlandse wet mag de rechter zijn beslissing alleen funderen op wettige bewijsmiddelen (art 339 Sv).

  • Artikel 341 lid 3 Sv bevat een bewijsminimumregel. Alleen de verklaring van de verdachte is niet voldoende om de bewezenverklaring op te berusten. De tweede bewijsgrond moet voldoende overeenkomen met de verklaring van de verdachte.

  • Wanneer het OM graag van de verklaring van een medeverdachte gebruik wil maken, kan hij besluiten gevoegde zaken te splitsen. Een medeverdachte wordt daarmee een getuige.

  • De hoofdregel is dat verweren weerlegd kunnen worden door eenvoudig weg het noemen van de bewijsmiddelen. Hier bestaan echter 4 uitzonderingen op: het meer en vaart-verweer, dakdekkersverweer, betrouwbaarheidsverweren en rechtmatigheidsverweren.

  • Als is aangetoond dat de verdachte de feiten heeft begaan, moet worden gekeken of dit ook een strafbaar feit oplevert. Dit wordt ook wel de kwalificatie genoemd.

  • Als er sprake is van een strafuitsluitingsgrond, dan wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsgevolgen ex art. 352 lid 2 Sv.

Welke rechtsmiddelen zijn er? Ch.17

  • Rechtsmiddelen kunnen worden onderverdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen.

  • Buitengewone rechtsmiddelen zijn gericht op uitspraken die al in kracht van gewijsde zijn gegaan terwijl gewone rechtsmiddelen zich richten tegen uitspraken die nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan.

  • Bij hoger beroep wordt de zaak voorgelegd aan een hogere instantie (de appèlrechter) voor een nieuw feitenonderzoek.

  • Beroep in cassatie wordt ingesteld bij de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege van Nederland. De Hoge Raad heeft ten doel eenheid in de rechtspraak te creëren.

  • Herziening is bedoeld om ernstige rechterlijke dwalingen alsnog recht te kunnen zetten.

  • Uiteindelijk rest de verdachte nog één rechtsmiddel en dat is beroep instellen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Zijn er nog overige afwijkende procedures? Ch.18

  • De wetgever heeft de procedureregels van de titel V en VI van het 2e boek tevens van toepassing verklaard op aparte rechtsgangen. Het gaat om de politierechter art. 367 lid 2 Sv, de kantonrechter 398 Sv en de kinderrechter art. 499 Sv.

  • De politierechter is bevoegd om eenvoudige zaken te berechten waarbij geen zwaardere straf dan maximaal 1 jaar gevangenisstraf mag worden opgelegd (art. 369 lid 2).

  • De kantonrechter is (op enkele uitzonderingen daargelaten) bevoegd te oordelen ten aanzien van overtredingen.

  • De transactie is een buitengerechtelijke afdoening van strafzaken.

  • De transactievoorwaarde zal meestal een geldbedrag zijn maar kan ook iets anders inhouden. Art. 74 lid 2 Sr somt de 6 mogelijkheden limitatief op.

  • De strafbeschikking wordt opgelegd door de OvJ aan de verdachte. De verdachte die het daar niet mee eens is kan hiertegen verzet doen bij de rechter. Doet de verdachte echter niks dan wordt de strafbeschikking onherroepelijk.

  • Op grond van art. 257a Sv kan de OvJ een strafbeschikking opleggen voor overtredingen en misdrijven waar de gevangenisstraf niet meer dan 6 jaar bedraagt.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1101