3.1.5. Collegeaantekeningen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 1 cataract

 

Cataract is een veel voorkomende aandoening en is in het volksmond bekend als staar. Met de steeds ouder wordende populatie is dit een operatie waar bijna iedereen op een gegeven moment mee te maken krijgt. Het is met stipt de meest uitgevoerde operatie van de westerse geneeskunde. De letterlijke vertaling van caratact is waterval omdat de oude Romeinen dachten dat er in de pupil iets van een waterval te zien was. Dit zou de troebelheid veroorzaken.

Bij cataract is de ooglens troebel, waardoor de visus verstoord kan raken.

Vroeger werden er bepaalde operaties uitgevoerd om van deze aandoening af te komen. Deze operaties stonden bekend als de zogenaamde staarsteek en worden tegenwoordig nog in bepaalde Afrikaanse landen uitgevoerd. Wat er gebeurt is dat de behandelaar middels een stomp naaldje een gat in het oog prikt en achter de pupil probeert de troebele lens weg te duwen naar onder. Als je niks iet en de troebele lens is weg zie je wel wat maar niet scherp en ook niet meer dan 1%. De operatie zelf is erg onprettig en vindt vaak zonder plaatselijke verdoving plaats. Omdat er geen nieuwe lens wordt teruggeplaatst zie je na afloop ook niet helder. Gevaar van deze operatie is dat de lens naar beneden kan vallen. Die is vaak kapot aan zijn kapsel en geeft snel een steriele ontstekingsreactie. Als gevolg hiervan krijg je veel troebelheid en glaucoom. Glaucoom is een verhoogde druk in het oogbol ene een gevaar hiervan is dat je een netvliesloslating krijgt. Mensen na een staarsteekoperatie eindigen dus vaak absoluut blind.

Tegenwoordig worden er bij staaroperaties wel een nieuwe lens weer teruggeplaatst. Wat er nu gebeurt is dat de oude lens gedefragmenteerd wordt en vervolgens opgezogen middels een speciaal apparaat. Om vervolgens scherp te kunnen zien wordt er een nieuwe lens teruggeplaatst. Het heeft erg lang geduurd voordat dit kon. In het loop hiernaartoe zijn er dan ook veel ogen verwoest door slechte lenzen die niet op hun plaats bleven. Tegenwoordig heb je weinig complicaties. Ze komen echter wel voor. De kapsel kan bijvoorbeeld scheuren en naar achter vallen. Ook kan de hoornvlies beschadigd raken. Verder kan het zijn dat mensen na de operatie toch niet goed zien als gevolg van de refractie. De bepaling van welke lens je terugplaatst is namelijk een statistische berekening. Dit heeft een 95% betrouwbaarheids interval. Dus in 5% van de gevallen vallen mensen buiten de betrouwbaarheidsinterval en krijgen ze een verkeerde lens teruggeplaatst. Als gevolg hiervan creëer je dus een refractieafwijking. Dit val uiteraard weer op te lossen middels een bril of een lens.

 

College 2 uveitis

 

Uveitis is een verzamelnaam voor ontstekingen van de uvea. De uvea bestaat uit de iris, de corpus cilliare en de chorioretinale deel van de retina. Dus de vaatvlies en de zenuwlaag. Dit kan allemaal ontstoken raken. Een uveitis kan je op meerdere manieren indelen. Je kan het anatomisch indelen in een anterior en posterior. De anterior noem je dan een iritis of een iridocylitis dus echt een ontsteking voor de ooglens en een posterior uveitis is dan dus een ontsteking achter de lens. Dus van de retina. Ook kan het hele oog ontstoken zijn en dat heet dan een panuveitis.

Naast een indeling op anatomische lokalisatie kan je ook indelen op oorzaak. Bijvoorbeeld een uveitis met een infectieuze oorzaak. Dus dan spreek je van een infectieuze uveitis anterior bijvoorbeeld. De nomenclatuur loopt dus een door elkaar heen en er is geen strikte scheiding tussen de indelingen. Verder kan je het ook indelen in de duur van een ontstekingsaanval. Acuut houdt in binnen een dat ontstaan en is vaak snel progressief. Chronisch als het langer dan drie maanden aanhoudt ondanks een adequate behandeling. Subacuut zit er weer een beetje tussenin en met name bij uveitis posterior is het lastig aan te geven wanneer de ontsteking begonnen is.

Wanner de anterior compartiment en dus de iris ontstoken is kan dit erg pijnlijk zijn. De iris zelf is namelijk een spier en functioneert als diafragma voor de lens. Wanneer deze ontstoken is en je dus nog steeds pupilvernauwingen en verwijdingen hebt is dat erg pijnlijk. Verder is fotofobie klassiek bij een uveitis anterior en ook visus daling hoort erbij. De behandeling is afhankelijk van wat de oorzaak is. Als de oorzaak infectieus is kan je het behandelen met antibiotica. Als het echter als gevolg van bijvoorbeeld een auto-immuunziekte is dan kan je het behandelen met (lokale) corticosteroïden. Het is echter wel belangrijk eerst een onderscheid te maken tussen wat de oorzaak is zodat je niet gevaarlijk gaat behandelen. Immunosuppressiva geven tijdens een infectie is namelijk erg gevaarlijk. Naast het aanvullend onderzoek is de anamnese van cruciaal belang. Vooral systemische (reumatische) aandoeningen moet je goed na vragen. Ziektes zoals bechterev zijn belangrijk om na te vragen aangezien zij gepaard gaan met uveitis vaak. Ook kan je in samenwerking met de reumatoloog ANCAs kwantificeren en reumafactoren bepalen. Eventueel kan je een HLA-B27 gen screening uitvoeren.

Een bekende oorzaak van een uveitis posterior is toxoplasmose. Deze komt voor bij de ogen en kan een uveitis geven. Verder moet ook altijd syfilis in je differentiaal diagnose staan en ook sarcoidose is belangrijk. Toxoplasmose is een parasitaire infectie en is vooral gevaarlijk tijdens de zwangerschap. Deze parasiet is namelijk makkelijk verticaal overdraagbaar van moeder naar kind. Ook heb je verworven vormen van toxoplasmose en de load in je bloed bepaalt of je uiteindelijk wel of geen visusklachten erdoor krijgt. Bij een uveitis posteroir past geen pijn maar wel wazig zien. Dit komt doordat er ontstekingscellen in het glasvocht aanwezig zijn. Als je niks doet gaat het vanzelf over en is dus een self limiting aandoening. Er wordt echter wel ingegrepen wanneer de visus bedreigd wordt. Dus een gepigementeerde laesie als gevolg van toxoplasmose wordt niet behandeld als het perifeer zit, maar als het centraal zit zal er wel behandeling plaatsvinden. Dit om de visus te waarborgen.

 

College 3 medische retina

Medische retina aandoeningen zijn aandoeningen van het netvlies die middels een interventie te behandelen zijn. Diabetische retinopathie is de grootste subgroep. Diabetische retinopathie is een complicatie van (langdurig) hypertensie. Diabetes Mellitus wordt gekenmerkt door schade aan de kleine bloedvaten, de capillairen. Nefropathie, retinopathie, hart en vaat ziekten en neuropathie komen veel voor als diabetische complicaties.

Diabetische retinopathie is de meest voorkomende oorzaak van blindheid bij de werkende volwassen bevolking in westerse landen. De boosdoener is hierbij hyperglycaemie. Als gevolg van een te hoge bloedsuikerspiegel zullen gecrost linked glucose moleculen de kleine vaten van de retina occluderen en/of beschadigen. Als gevolg hiervan krijg je ischemie en eventueel ook bloedingen en lekkages. De mildere beginvorm van diabetische retinopathie is een non-proliferatieve fase dat gekenmerkt wordt door microaneurymata, bloedingen en lekkages. Hier hoef je in principe niks van te merken omdat het vaan de perifere retina betreft. Wanneer de centrale retina wordt aangedaan kan dit leiden tot waarneembaar visusverlies. De latere proliferatieve vorm van diabetische retinopathie word gekenmerkt door vaatnieuwvormingen als gevolg van ischemie. De vorming van deze nieuwe vaten wordt geïnduceerd door de groeifactor Vascular Endothelial Growth Factor (VEGF). Het probleem met deze nieuwgevormde vaten is dat ze van zeer slechte kwaliteit zijn. Ze kunnen gaan lekken en worden snel beschadigd. Als dit leidt tot bijvoorbeeld maculaoedeem dan zal je centrale visus aangedaan zijn. Ook kan als gevolg van het voortdurend lekken van eiwitten en vloeistoffen er verlittekening ontstaan in de retina. Dit geeft een hogere tractiekracht en leidt tot een verhoogde kans tot retina ablatio resulterend in acuut blindheid.

Diabetische retinopathie wordt gekenmerkt door verschillende risicofactoren. De belangrijkste is de HbA1C. Wanneer deze chronisch te hoog is dan heb je een verhoogde kans op diabetische retinopathie. Verder spelen de risicofactoren voor kwetsbare vaten een rol in het ontwikkelen van diabetische retinopathie. De belangrijkste zijn hypertensie, dyslipedimie en atherosclerose. De behandeling van diabetische retinopathie is dan ook gericht op deze factoren. Belangrijk is een optimale glucosecontrole. Verder heeft ook het behandelen van eventuele hypertensie, dyslipedimie en atherosclerose een rol. Ook de duur van de diabetes is een risicofactor voor diabetische retinopathie. Van de mensen met meer dan 20 jaar diabetisch mellitus heeft 30% diabetische retinopathie.

Medische interventies zijn naast gedragsregels ook het behandelen met behulp van lasertherapie. Hierbij wordt met een laser op de perifere retina gebieden gericht die aangedaan zijn door angiogenese. Als gevolg hiervan schakel je deze gebieden uit en verlaag je de concentratie van VEGF. Dit valt echter alleen te doen in de perifere retina, aangezien de centrale retina voor het grootste deel je visus bepaalt. Bij angiogenese in het centrale deel van de retina kan er worden behandeld met intraoculaire anit-VEGF injecties zoals becatuzimab. Verder bestaat ook de mogelijkheid tot vitrectomie bij uitgebreide maculaoedeem of dreigende retina ablatio.

College 4 glaucoom

Glaucoom is een aandoening waarbij de papil van de nervus opticus wordt aangedaan met daarbij een bijpassend visusverlies. Het komt veel voor bij vooral ouderen. Het is een van de grote killers van de oogheelkunde, samen met macula degeneratie en cataract. De belangrijkste risicofactor voor glaucoom is een verhoogde oogdruk. Normaal is deze rond de 15-20 mmHg, maar bij glaucoom kan het stijgen tot bijvoorbeeld 40 mmHg. De oog voelt dan als een harde knikker aan. Ook ischemie van de macula kan aanleiding geven tot glaucoom. er is dan vaak sprake van een normale of zelfs te lage bloeddruk.

Glaucoom als gevolg van een verhoogd oogdruk kent twee subcategorieën. Openkamerhoek glaucoom en gesloten kamerhoek glaucoom. Het is altijd een afvoerprobleem, en nooit een aanmaakprobleem van glasvocht. Normaal gesproken produceert de corpus cilliare kamervocht/glasvocht. Deze wordt vervolgens via het trabekelsysteem geleid nar de Kanaal van Schlemm. Via de kanaal van Schlemm gaat het via corrector vezels naar de veneuze systemen. Bij openkamerhoek glaucoom zit er een intrinsieke verstopping in dit systeem. Bij gesloten kamerhoek glaucoom wordt de kamerhoek afgesloten door de lens, vaak als gevolg van een combinatie van hypermetropie en cataract.

Bij openkamerhoek glaucoom is de gemiddelde druk in je oogbol te hoog. Bij gesloten kamerhoek glaucoom is er sprake van drukpieken. Dit is erg verraderlijk, omdat het een moment opname dan is wanneer je de oogdruk gaat bepalen. Risicofactoren voor openkamerhoek glaucoom is ras en familiare voorkoming. Negroïden hebben namelijk een zeven maal verhoogde kans op het krijgen van deze vorm van glaucoom. Bij geslotenkamerhoek glaucoom is er vaak sprake van hypermetropie, waarbij de oog te klein is en cataract waarbij de lens verdikt is.
Ook kan men secundair glaucoom ontwikkelen als gevolg van bijvoorbeeld pigmmentdyspersie, peudo-exfolatie of steroïde gebruik. Pigmentdyspersie is een aandoening wat ontstaat wanneer de iris over de lens schuurt. De achterkant van de iris heeft namelijk veel pigmentcellen en deze kunnen loskomen als gevolg van de schuring. Deze cellen kunnen vervolgens neerslaan in het trabekelsysteem en daar voor een verstopping zorgen. Als gevolg van de verstopping kan de druk secundair te hoog worden en aanleiding geven tot secundair glaucoom. Pseudo-exfolatie is een aandoening wat erg veel lijkt op sacroidose. Je hebt namelijk eiwitneerslag op de lens. Als De iris kan over de lens schuren en eiwitten kunnen vervolgens loskomen en neerslaan in het trabekelsysteem en zo zorgen voor een verstopping. Bij steroidgebruik geïnduceerde glaucoom is een anamnese erg belangrijk , omdat het glaucoom zelfs na maanden of jaren na gebruik van de corticosteroïden kan ontstaan.

Openkamerhoek glaucoom wordt gekenmerkt door ongemerkt visus verlies, omdat de perifere retina vaak als eerst wordt aangedaan. Het wordt beschreven als een thief of sight. Gesloten kamerhoekglaucoom wordt gekenmerkt door plotse pijn, slecht zien, misselijkheid en af en toe halo's. Bij ischemie geïnduceerde glaucoom kan je subtiele (centrale) visus verlies hebben.
Glaucoom kan behandeld worden middels druppels, laser of operatief.

Er zijn verschillende druppels die de aanmaak of afvoer van kamerwater beïnvloeden en zo een drukdaling geven. Medicijnen zoals beta-blokkers, prostaglandinen, cholinerge middelen, adrenerge middelen en koolzuuranhydrase remmers. Voordelen van druppels zijn dat ze een beperkte risico's hebben. Een nadeel is echter dat het niet voldoende kan zijn en dan moet je met zwaardere middelen komen. Bij een laserbehandeling voor een openkamerhoek glaucoom maak je gaatjes in het trabekelsysteem waardoor je een geleidelijke drukdaling krijgt. Dit gebeurt dus niet spontaan maar in een periode van jaren. Bij gesloten kamerhoek glaucoom kan je met behulp van een laser een bypass maken waardoor de vloeistof niet meer langs de iris hoeft. Dit wordt vaak als noodmiddel ook gebruikt in spoed gevallen.

Als dit allemaal niet werkt dan kan je een operatieve ingreep doen zoals een trabekelectomie waarbij je van lichaamseigen weefsel een drain maakt. Belangrijk is om ook hierbij genezingsremmende middelen zoals mitomycine en corticosteroïden e geven, anders zal de trabekelsysteem zich herstellen en zal de oogdruk weer toenemen.

 

College 5 effluorescentieleer

In de dermatologie is het erg belangrijk dat de arts in staat is om de huidaandoening op een begrijpelijke wijze te beschrijven zodat andere (collega's) direct een idee krijgen waar het overgaat. Ook breng je dan eigen systematiek in het kijken naar de huidaandoening. Dit kan met doen middels PROVOKE. Waarbij de P=plaats, R=rangschikking, O=omvang, V=vorm, O=omtrek, K=kleur en E=effluorescentie.

De plaats bepaalt vaak samen met de effluorescentie de diagnose. Hierbij is het van belang om kennis te hebben van de voorkeurslocaties van huidaandoeningen. Zo komt psoriasis bijna uitsluitend voor op de strekzijde en weinig op de buigzijden. Verder kan je bekijken of iets een asymmetrische of een symmetrische vorm heeft. Asymmetrische huidaandoeningen worden vaak veroorzaakt door een exogene oorzaak zoals een schimmel, of contacteczeem. Symmetrische huidafwijkingen worden vaak veroorzaakt door endogene oorzaken zoals constitutionele eczeem. Bij de rangschikking is het belangrijk om te beseffen waar het over gaat. Je kan de rangschikking ten opzichte van elkaar beschrijven, maar ook de rangschikking over het hele lichaam. Je moet hierin dus duidelijk zijn bij je beschrijving. Verder kunnen aandoeningen confluerent zijn wat inhoudt dat ze samenvloeien. Zo bestaan plaques meestal uit samengevloeide papels.

Bij de beschrijving van de vorm kunnen aandoeningen annulair zijn wat inhoudt dat ze ringvormig zijn. Ook kunnen ze herpetiform zijn wat betekent dat ze in groepjes voorkomen of ze kunnen gedessminieerd voorkomen. Vaak is er echter geen strikte scheiding. De omtrek kan men uitdrukken in centimeters maar ook in voorwerpen zoals handpalmgrootte. Waarin je het uitdrukt maakt in principe niet veel uit zolang je maar duidelijk bent. De Kleur zegt vaak ook wat over de huidaandoening. Deze kan bijvoorbeeld rood zijn als gevolg van erytheem. Dan weet je zeker dat er een ontstekingsproces aan de gang is wat vasoactieve factoren induceert. Effluorescenties geven vaak vele informatie. Psoriasis bijvoorbeeld wordt gekenmerkt door erytheem, en witte squamae. Verder heb je ook verschillende soorten schilfering zoals seberoische schilfering wat gekenmerkt wordt door een gele vettige schilfering. Ook kan je psoariasiform schilfering hebben wat dus wit is en vaak ook overvloedig aanwezig.

Na de PROVOKE heb je een differentiaal diagnose. Op basis van je kennis van de verschillende aandoeningen kies je vervolgens een waarschijnlijkheidsdiagnose en dan kan je middels hypothese toetsende vragen de diagnose waarschijnlijker of juist onwaarschijnlijker maken.

 

College 6 hoofd hals KNO

In het KNO spelen de tumoren van de stembanden een belangrijke rol. De stembanden liggen in de larynx en de tumoren kunnen op drie locaties primair ontstaan. Ze kunnen supraglottis, glottis of subglottis ontstaan. Deze tumoren worden vaak in een vroeg stadium ontdekt omdat ze snel aanleiding geven tot klachten. Typische klachten bijpassend bij tumoren van de stembanden zijn dysfagie, dyfonie en stridor. Dysfagie houdt moeite met slikken in, dysfonie betekent heesheid en een stridor komt zowel bij de longgeneeskunde als bij het KNO voor. Een inspiratoire stridor houdt een probleem op extrathoracaal niveau in en komt dus vaak terecht bij het KNO. Een expiratoire stridor komt vaak overeen met een probleem op het intrathoracale niveau en komt dus vaak bij de longgeneeskunde terecht. Het KNO is dan ook een vakgebied dat veel met andere disciplines te maken heeft en waarbij intercollegiale consulten een belangrijk rol spelen. Dysfagie komt voor omdat de larynx een kruispunt is tussen de voedsel en de luchtwegen, en patiënten kunnen dan moeite hebben met slikken en ook kunnen ze zich verslikken.

Tumoren op de stembanden hebben een beter prognose dan tumoren elders in het hoofdhals gebied, omdat patiënten eerder klachten ontdekken. Wel zit er een patiënten delay in omdat mensen niet zo snel geneigd zijn naar de huisarts te gaan met heesheid als hoofdklacht.

Belangrijk is het feit dat er bij huisartsen geen algemeen richtlijn is voor deze patiënten omdat het zo weinig voorkomt. Het bij huisartsen geaccepteerde beleid is om patiënten met een langer dan drie weken bestaande heesheid voor verdere diagnostiek door te verwijzen naar de specialist. Dit leidt tot een hoog percentage van glottische carcinomen in stadium I en II namelijk 65 en 29%.

Bij de KNO arts wordt vervolgens aanvullend onderzoek gedaan. Dit kan indirect met behulp van een spiegelworden gedaan of direct met behulp van een flexibele laryngoscopie. Eventueel kan een stroboscopie gedaan worden om de bewegelijkheid van de stembanden beter te objectiveren. De tumoren worden geclassificeerd middels de TNM classificatie. Een T1 houdt een tumor in beperkt tot de stembanden met een normale bewegelijkheid van de stembanden. Een T2 houdt een tumor is dat supra of subglottisch is komen te liggen met een beperkte bewegelijkheid van de stembanden. Bij een T3 is de bewegelijkheid van een of beide stembanden opgeheven. Als gevolg hiervan kan ook ademen moeilijker worden. Ook is er vaak sprake van een invasie in de paraglottische ruimte en of de binnenrand van het thyroidkraakbeen. Een T4 tumor houdt alle andere tumoren in. Bij de N classificatie houdt een N1 een lymfkliermetastase 6cm. Een M0 houdt in dat de tumor niet is gemetastaseerd en een M1 dat het wel is gemetastaseerd. Meestal gaat het dan naar de lever of de longen. Behandeling gebeurt middels een operatie.

 

College 7 OSAS

Het obstructieve slaapapneusyndroom is een ziektebeeld wat veel voorkomt en een verhoogde mortaliteit tot gevolg heeft. Een enkele keer een apneu is niet ernstig maar heb je het vaker dan spreek je van een OSAS. Dit is een ziektebeeld geassocieerd met onder andere hart en vaatziekten, hormonale dysbalans en geheugenproblematiek. Het komt bij 4% van de mannen en 2% van de vrouwen van middelbare leeftijd voor. En de mortaliteit kan oplopen tot wel ruim 30% wanneer er sprake is van ernstig OSAS. Bij een OSAS is er sprake van een obstructie ergens in de luchtwegen. Bijvoorbeeld op het niveau van de conchae nasalis die geobstrueerd kunnen zijn als gevolg van teveel slijmproductie. Ook kan het palatum te dik zijn als gevolg van obesitas of een congenitale afwijking. Verder kan de farynx zelf ook te weinig tonus hebben waardoor het makkelijker collabeert en aanleiding geeft tot een obstructie. Een typische patiënt heeft ernstig overgewicht. Als gevolg hiervan neemt de nekdikte toe en zal de ruimte in de farynx afnemen.  Leefstijlmaatregelen zijn dan ook van groot belang bij OSAS. We onderscheiden 3 vormen van OSAS. licht, matig en ernstig. Bij een lichte OSAS is er sprake van een apneu tussen de 5 en 15 keer per dag. Bij een matige OSAS is er sprake van een apnoe tussen de 15 en 30 keer per dag. En bij een ernstige apnoe meer dan 30 keer per dag. Ook de zuurstofsaturatie verandert bij een ernstige omdat je gedurende een uur 30 keer wakker wordt omdat je geen adem meer kan halen.

De differentiaal diagnose voor een OSAS is snurken, upperairway resistance syndrome en OSAS. Bij snurken is er geen sprake van een obstructie of een arousel. Bij het upper airway syndroom is er wel sprake van een arousel maar nog geen obstructie. Bij OSAS is er sprake van zowel een arousel als een obstructie. De behandeling van OSAS is voornamelijk gericht op niet chirurgische interventies. Wanneer het een lichte OSAS is kan worden voldaan met leefstijl maatregelen. Medicatie blijkt alleen bij een bepaalde subpopulatie werkzaam te zijn. Niet chirurgische interventies zijn het CPAP en MRA. Bij CPAP wordt atmosferische lucht met een positieve druk naar binnen geblazen tijdens het slapen. Hierdoor blijven je ademwegen openstaan en obstrueren ze minder snel. De OSAS neemt hierdoor in ernst af. Een MRA is geschikt voor mensen waarbij de OSAS wordt veroorzaakt door een obstructie op het niveau van de mandibulla. Het is prettiger en minder invasief dan een CPAP.

College 8 speekselklieren

Het lichaam kent vele speekselklieren. We maken onderscheid tussen de grote en de kleine speekselklieren. We hebben drie grote speekselklieren, namelijk de glandula parotis, de glandula submandibularis en de glandula sublingualis. Verder hebben we ongeveer 300-1000 kleine speekselklieren verspreid binnen de orofarynx. De glandula parotis is de grootste speekselklier en staat bekend als het oorspeekselklier. Deze bestaat uit een diepe en een oppervlakkige kwab. Tussen de beide kwabben loopt de nervus fascialis. Bij aandoeningen in deze regio kan de nervus fascialis dus beschadigd raken. De afvoer van de glandula parotis gebeurt via de ductus van Serton. Verder heeft de glandula parotis een eigen fascie en bestaat het uit een sereus oppervlakte.

De glandula submandibularis ligt bij je mandibularis. Ook deze klier heeft een eigen fascie en twee grootte afvoergangen namelijk de ductuli van Wherton. Deze speekselklier bestaat uit seromuceus weefsel en beschadigingen hier kunnen grootte gevolgen hebben aangezien de nervus mandibularis, een tak van de nervus trigeminus, ook hier langs loopt.

De glandula sublingualis ligt, zoals de naam al doet vermoeden, onder de tong. Deze heeft geen eigen fascie en bestaat uit muceus weefsel. Verder heeft het geen specifieke afvoergang maar vele kleine afvoergangen.

De kleine speekselklieren zijn voornamelijk muceus met uitzondering van de klieren van Ebner die sereus zijn. De speeksel die geproduceerd wordt heeft een aantal belangrijke functies waaronder het reinigen van de mondholte, en het bevochtigen van de orale mucosa. Verder heeft het ook een functie in het afweer aangezien het de aggregatie van bacteriën remt en ook zelf antimicrobiële cellen bevat. Speeksel bestaat voor 99% uit water en verder uit immunoglobines en amylase. Ook bevat het zouten als natrium en chloor. De aansturing gebeurt via het autonome zenuwstelsel. Klachten van de speekselkieren kunnen berusten op een zwelling, op pijn of op een nervus fascialisparese. Ook kan je hypersecretie of juist hyposecretie hebben. Verder kan de afvloed belemmerd worden door een infectie, een steen of een maligniteit. De behandeling bij een obstructie is vaak chirurgisch.

Ook kunnen er maligniteiten ontstaan in de speekselklieren. Dit is echter zeldzaam en beslaat 3-9% van alle hoofd-hals maligniteiten. Vaak komt het in de glandula parotis voor waar het in 80% van de gevallen goedaardig is. Wanneer het een tumor uitgaande van de kleine klieren zijn is de kans op maligniteit veel groter. Voor een tumor is het verdacht wanneer je een palpabele zwelling hebt wat niet beweegt, wat snel groeit, gepaard gaat met een nervus fascialis parese en/of met vergrootte lymfklieren. Behandeling bestaat vaak uit een paraditectomie.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
905
Search a summary, study help or student organization