Psychology and behavorial sciences - Theme
- 17028 keer gelezen
Op 28 november 1989 werd George Franklin gearresteerd voor de moord op het jeugdvriendinnetje van zijn dochter. De moord zou twintig jaar eerder plaats hebben gevonden en het bewijs dat er tegen George was, was de ‘teruggevonden’ herinnering van zijn dochter die op het moment van haar vaders arrestatie 29 jaar was. Zij beweerde dat ze de herinneringen van de moord onderdrukt had. Dit was niet een uniek geval. In die tijd werden ouders van alles beschuldigd, voornamelijk seksuele mishandeling. Deze accusaties begonnen meestal nadat iemand zijn herinneringen terug had gekregen tijdens psychotherapie. Sommige mentale gezondheidsprofessionals beweerden zelfs dat hun cliënten vreselijke satanische dingen mee hebben gemaakt die ze onderdrukt hadden. Sommige therapeuten dachten in die tijd dat vooral traumatische gebeurtenissen vergeten konden worden en weer opgehaald konden worden door hypnose of andere suggestieve therapeutische procedures. Vlak daarna kwamen er analyses over hoe valse herinneringen ontwikkeld konden worden tijdens therapie. Therapeuten en mensen die beweerden hun herinneren terug te hebben gevonden werden woedend op wetenschappers die beweerden dat hun teruggevonden herinneringen niet echt waren. Dit onderwerp is het onderwerp waar in de psychologie de meeste discussies over worden gevoerd.
Aan de ene kant waren er therapeuten die beargumenteerden dat er wel degelijk bewijs is voor teruggevonden herinneren en dat deze herinneringen op een andere manier gecodeerd worden dan normale herinneringen. Daarom zullen traumatische herinneringen ook niet zomaar toegankelijk zijn. Zij zagen het belang van suggestieve geheugenprocedures in en deze zouden nodig zijn om de onderdrukte herinneringen weer in het bewustzijn te brengen. Dit was noodzakelijk voor het herstelproces van de patiënt. Deze therapeuten dachten dat onderdrukte herinneringen van trauma’s vaak voor kwamen en dat het dus niet vreemd was dat veel mensen tijdens therapie deze herinneringen terug vonden. Aan de andere kant stonden de klinische, sociale en cognitieve onderzoekers die jaren lang het geheugen bestudeerd hebben. Deze onderzoekers meenden dat traumatische herinneringen juist sterker waren dan normale herinneringen en ze dachten dus niet dat traumatische herinneringen onderdrukt zouden worden. Deze onderzoekers konden geen bewijs vinden voor het onderdrukken van herinneringen aan seksuele mishandeling en het daarna terugvinden van deze herinneringen.
Om te demonstreren dat herinneringen onderdrukt kunnen worden en later teruggevonden, moeten er drie dingen geverifieerd worden: (1) dat de mishandeling plaats heeft gevonden, (2) dat het vergeten en niet toegankelijk was voor een bepaalde periode en (3) dat het later herinnerd was. Studies die repressie proberen te ondersteunden voldoen vaak niet aan deze criteria. Tijdens een retrospectieve geheugenstudie worden mensen vandaag geïnterviewd en ze worden gevraagd of ze mishandeld zijn in het verleden en of ze de mishandeling ooit vergeten zijn. Er zullen wel mensen zijn die beweren misbruikt te zijn en die beweren dat ze vergeten zijn dat ze misbruikt zijn, maar deze studies hebben best veel tekortkomingen en ze zijn niet goed interpreteerbaar. De meeste studies kunnen het misbruik niet valideren en ook niet een assessment opstellen over de condities waarin iemand zijn herinneringen opeens weer terug heeft gevonden. Een andere issue is dat episodes van mishandeling niet als traumatisch werden gezien op het moment dat het gebeurde en het vergeten van deze gebeurtenissen kan dus niet traumatische repressie zijn. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die hun mishandeling vergeten waren het als minder intensief beoordeelden dan vrouwen die het nooit vergeten waren. Ook heeft onderzoek uitgewezen dat sommige mensen zich de mishandeling kunnen herinneren, maar dat ze zich niet kunnen herinneren dat ze zich de mishandeling hebben herinnerd.
In een prospectieve geheugenstudie worden mensen die echt mishandeling hebben meegemaakt in het verleden geïnterviewd om te zien wat ze zich kunnen herinneren van de mishandeling. Een studie interviewde meisjes die mishandeld waren tussen hun eerste en twaalfde levensjaar. Zeventien jaar later noemde 38% niks over het incident. Deze resultaten worden vaak gebruikt om aan te tonen dat een vrij groot deel van de vrouwen traumatische gebeurtenissen verdringt. Toch zijn er veel critici die deze interpretatie betwijfeld hebben. Volgens sommigen zijn er andere redenen waarom de vrouwen niks zeiden over de mishandeling. Sommige vrouwen waren jonger dan twee jaar toen ze mishandeld werden en daarom konden ze zich ook niks herinneren. Jonge kinderen kunnen zich eigenlijk niks van hun jeugd herinneren. Andere vrouwen hebben het zich misschien wel herinnerd, maar wilden niks zeggen over de mishandeling. Ook werden de vrouwen niet direct gevraagd over het misbruik en als dit wel het geval was geweest, dan waren er misschien meer vrouwen die er over hadden willen vertellen.
Andere bronnen die gebruikt worden om te beweren dat onderdrukking van herinneringen bestaat, zijn case studies. Een therapeut kan een case studie opschrijven over een persoon en zijn/haar interpretatie dat die persoon zijn/haar herinneringen onderdrukt heeft en later weer teruggevonden heeft. Er zijn ook case studies die geanalyseerd zijn en zogenaamd geverifieerd zijn door de onderzoeker. Het probleem bij case studies is helaas dat alleen de therapeut als enige de toegang heeft tot de data. Deze zullen daarom subjectief zijn en niet echt objectief open staan voor externe verificatie. Een bekend voorbeeld is dat van Jane Doe. Dit meisje was zes toen er een videoband opname van haar werd gemaakt waarin ze vertelde dat haar moeder haar seksueel misbruikt had. Elf jaar later, toen ze zeventien was, werd er weer een video opname van haar gemaakt en ze werd gevraagd om over de mishandeling te vertellen. Eerst kon ze zich niks herinneren, maar later vertelde ze over het misbruik. Haar therapeut publiceerde een document over haar leven en haar zogenaamde teruggevonden herinneringen. De schrijfster van het huidige artikel, Loftus, zocht meer informatie over dit meisje op en bezocht haar familie en ze kwam er achter dat er geen seksuele mishandeling had plaatsgevonden. Er waren individuen die Jane bij haar moeder weg wilden halen en ze plantten de verhalen in Jane’s hoofd. Zo zijn er nog vele andere case studies die zogenaamde geverifieerd waren. Brenner onderzocht deze ‘geverifieerde’ case studies en ontdekte dat ze sterk overeen kwamen in een bepaalde zaken. Zo waren in deze zogenaamde geverifieerde studies de herinneringen niet teruggevonden tijdens therapie, de herinneringen waren geactiveerd door externe gebeurtenissen die de persoon deden denken aan het trauma, zodra de herinneringen in beeld kwamen, ontrafelden ze compleet, de herinneringen waren meestal voor een enkele gebeurtenis, de daders waren meestal geen familieleden en de gebeurtenissen dateerden van leeftijd negen en ouder. Informatie van familieleden en vrienden toont aan dat de gebeurtenissen wel zijn besproken, terwijl een persoon toch beweert het zich niet herinnerd te kunnen hebben.
Al deze dingen bij elkaar genomen laten zien dat er weinig bewijs is voor herinneringen die verdrongen zijn uit het geheugen en later weer teruggevonden hebben. Sommige zaken zijn zogenaamd geverifieerd, maar blijken toch niet op de goede manier uitgevoerd te zijn en ze kunnen niet goed uitgevoerd worden.
Therapeuten die voor hervonden herinneringen pleiten menen dat er geen gecontroleerde experimentele bewijs bevestigt dat valse herinneringen van traumatische gebeurtenissen geïmplanteerd kunnen worden. De ethica maakt dat er niet geëxperimenteerd kan worden en er geen valse herinneringen geïmplanteerd mogen worden. Het is dan ook lastig om zoiets te testen in experimentele contexten. Voor de meeste claims over onderdrukte en teruggevonden herinneringen is er niet veel bewijs dat het kan bewijzen of tegenspreken. Echter, sommige ‘herinneringen’ zijn factueel, psychologisch, biologisch of geografisch onmogelijk. Zo zijn er vrouwen die beweerd hebben dat hun clitoris er af is gehaald, maar medisch onderzoek heeft laten zien dat het niet zo is. Ook hebben sommige mensen beweerd dat ze zagen dat iemand op een satanische manier vermoord werd, maar het bleek dat deze personen leefden. Op die manier kunnen we er achter komen dat er dus valse herinneringen zijn. Daarnaast zijn er ook mensen die beweerden dat ze zich dingen kunnen herinneren van toen ze enkele maanden oud waren. Dit is feitelijk onmogelijk. Veel valse herinneringen gaan over ontvoeringen door aliens of satanische rituelen. Zo beweren sommigen dat ze hebben gezien dat er baby’s werden vermoord, dat ze naakt dansten rond een boom of dat ze verplicht abortus moesten plegen. Meer dan 95% van de gevallen van mensen die beweren satanische dingen meegemaakt te hebben, herinnerden zich niks hierover voor therapie.
In de jaren ’90 van de vorige eeuw waren er honderden individuen die overtuigd werden dat ze onderdrukte en teruggevonden herinneringen over mishandeling hadden en zich begonnen te realiseren dat de herinneringen vals waren. Ze besloten hun therapeuten aan te klagen. Uit onderzoek bleek dat meer dan 90% van de zogenaamde herinneringen teruggevonden werden tijdens therapiesessies. De meeste mensen ondergingen suggestieve procedures, zoals hypnose.
Uit onderzoek is gebleken dat het vrij gemakkelijk is om details van herinneringen van eerder ervaren gebeurtenissen te veranderen. Maar ook heeft onderzoek uitgewezen dat het mogelijk is om compleet valse herinneringen te implanteren. Zo hebben onderzoekers aan volwassenen verteld dat hun familieleden hebben verteld dat ze als kleine kinderen ooit verdwaald waren geraakt in een winkelcentrum. Dit was niet waar, maar de volwassenen werd gevraagd om te vertellen over de gebeurtenis. 30% van de volwassenen hadden gedeeltelijke of compleet neppe valse herinneringen gemaakt. Natuurlijk kunnen we niet met zekerheid zeggen dat experimentele studies hetzelfde zijn als echte gebeurtenissen, omdat er bij experimentele studies geen traumatische herinneringen gemaakt mogen worden. Echte traumatische herinneringen werken misschien anders dan niet-traumatische herinneringen.
Een patiënt die het idee heeft dat hij/zij mishandeld is, kan bepaalde symptomen voordragen bij de therapeut. Hij of zij kan ook zeggen tijdens het eerste gesprek dat hij/zij denkt misbruikt te zijn. Een therapeut die denkt dat er misschien misbruik heeft plaatsgevonden, dan kan hij naar symptomen vragen die te maken hebben met mishandeling. Als een patiënt al het idee heeft dat hij misbruikt is, dan zal de therapeut daar op ingaan in plaats van het zoeken naar een andere diagnose op een systematische manier. De therapeut zal proberen om de diagnose die hij in zijn hoofd heeft te bevestigen. Dit wordt ook wel een confirmation bias genoemd.
Een andere manier waarop herinneringen gemaakt kunnen worden is door de gemotiveerde cognitie. De meeste patiënten zullen in therapie gaan omdat zoeken voor een verklaring van hun problemen. Het willen van een verklaring kan ervoor zorgen mensen gevoelig zijn voor het accepteren van plausibel lijkende verklaringen. Therapeuten kunnen ook vallen voor bepaalde bias. Zo kunnen ze denken dat symptomen van mishandeling betekenen dat iemand mishandeld is. In plaats van het zoeken naar een andere verklaring, blijven ze bij de eerste gedachte. Ook kunnen ze patiënten overtuigen van hun gedachten door suggestieve vragen of beweringen. Therapeuten kunnen suggestieve processen voorleggen om de zogenaamde herinneringen terug te halen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld hypnose geven. Uit onderzoek is gebleken dat mensen onder hypnose gekke herinneringen kunnen creëren. Er zijn ook andere suggestieve methoden, zoals begeleide metaforen. Hierbij moeten mensen actief proberen om zich beelden van gebeurtenissen voor te stellen. Dit kan er voor zorgen dat deze beelden door de war worden gehaald met echte herinneringen. Ook droominterpretatie wordt soms gebruikt. De interpretatie van de therapeuten van sommige dromen kan er voor zorgen dat patiënten valse herinneringen creëren. Wanneer zogenaamde geheugentechnieken vaak gebruikt worden, dan zullen de valse herinneringen sterker worden. Hoe meer informatie er van een soort beschikbaar is, hoe groter de kans dat het gezien zal worden als een ware gebeurtenis en hoe vaker het beoordeeld zal worden als een echte herinnering. Ook kunnen mensen bekendheid gebruiken om te oordelen of iets een herinnering is of niet. Hoe bekender is voorkomt, hoe waarschijnlijker sommige mensen dit zullen zien als een echte herinnering.
Sociale invloed is in zeker zin het punt van therapie. Als de therapeut en patiënt een goede relatie weten te ontwikkelen, dan zal de therapeut een aantal eigenschappen bevatten volgens de patiënt: geloofwaardigheid, macht en leukheid. De patiënt zal zich emotioneel verbonden voelen met de therapeut en respect hebben voor hem of haar. Ze zullen eerder bereid zijn om dingen te geloven die de therapeuten ze vertellen. Sommige personen kunnen meer beïnvloed worden dan anderen. Verschillen tussen mensen verklaren voor een deel welke mensen eerder neppe herinneringen zullen ontwikkelen dan anderen. Personen die goede intellectuele vaardigheden hebben, zullen eerder de gaten zien in trauma-gerelateerde suggesties. Mensen met een goede zelfregulatie zullen ook minder gauw in neppe herinneringen geloven, omdat ze suggesties beter kunnen analyseren dan mensen met een slechtere zelfregulatie.
Ook zijn er andere factoren die een invloed kunnen hebben op persuasie. Voorbeelden hier van zijn de fysieke en emotionele status en afleiding. Personen die zich inspannen voor hun eigen wil, zullen ook minder ten prooi vallen van valse herinneringen. Zelfs als een persoon al deze goede eigenschappen bevat, dan nog kan hij/zij gestuurd worden in de richting van valse herinneringen. Als de therapeut iemand stuurt in de richting van misbruikherinneringen, hem/haar literatuur laat lezen over deze herinneringen, processen gebruikt voor het naar boven halen van misbruik-gerelateerde context en hem/haar stuurt naar een therapiegroep voor misbruikte mensen dan zal de aandacht van deze persoon gericht zijn op misbruik. Een persoon kan zien dat een suggestie niet helemaal klopt, maar hij of zij zal niet altijd gemotiveerd zijn om weerstand te bieden. Familieleden en vrienden kunnen er voor zorgen dat iemand gemotiveerd blijft of juist niet gemotiveerd blijft om te luisteren naar de therapeut. Ook het vertrouwen in autoriteiten hangt samen met de motivatie om weerstand te bieden.
Zelfs als een zogenaamde herinnering gedetailleerd is en zelfs als een persoon het met emotie en zelfvertrouwen vertelt, wilt het niet zeggen dat het waar moet zijn. Clinici van de toekomst moeten goed getraind zijn in de gevaren van subjectiviteit en suggestieve procedures.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1458 | 1 |
Add new contribution