Samenvatting van Belastingrecht in Hoofdlijnen van Bresser - 7e druk
- 2573 keer gelezen
In Nederland omvat de overheid het Rijk, de provincies en de gemeenten (decentrale overheden), de waterschappen en de instanties die de wettelijk verplicht gestelde sociale verzekeringen uitvoeren. In Nederland wordt verschil gemaakt tussen belastingen en premies. Sociale premies zijn bedoeld om allerlei volks- en werknemersverzekeringen, zoals de WW en Bijstand, te bekostigen, terwijl belastingen terechtkomen in een algemene pot voor het bekostigen van allerhande overheidstaken. Tevens maakt de overheid onderscheid tussen directe (winst en vermogen) en indirecte belastingen (goederen en dienstentransacties): het verschil tussen beide wordt gemaakt doordat de eerste direct drukken op de belastingplichtige en bij de tweede deze worden afgewenteld. In hoeverre dit onderscheid in de praktijk ook daadwerkelijk op gaat, heeft te maken met marktomstandigheden op het moment van belastingheffing. Tevens heeft deze indeling zijn juridische betekenis inmiddels verloren.
Art. 104 GW stelt dat er voor het heffen van belastingen een wettelijke basis nodig is; dit beginsel is niet verwonderlijk, als men bedenkt dat reeds in de 18e eeuw Amerikaanse kolonisten in opstand kwamen tegen de Britse kroon. Men vond namelijk dat men te veel belasting moest betalen, zonder dat daar enige vorm van inspraak tegenover stond. Dit beginsel zorgt er ook voor dat belastingheffing een financieringsmethode is die uniek is voor de overheid: geen andere instantie kan of mag dit doen. De overheid gebruikt dit financieringsinstrument om allerhande taken uit te oefenen die anders moeilijk te financieren zijn, omdat er vaak geen directe relatie bestaat tussen diegene die de taak uitvoert en de mensen die ervan profiteren; denk bijvoorbeeld aan de nationale defensie, het milieu, het houden van toezicht etc.
In Nederland omvat de overheid het Rijk, de provincies en de gemeenten (decentrale overheden), de waterschappen en de instanties die de wettelijk verplicht gestelde sociale verzekeringen uitvoeren. In Nederland wordt verschil gemaakt tussen belastingen en premies. Sociale premies zijn bedoeld om allerlei volks- en werknemersverzekeringen, zoals de WW en Bijstand, te bekostigen, terwijl belastingen terechtkomen in een algemene pot voor het bekostigen van allerhande overheidstaken. Tevens maakt de overheid onderscheid tussen directe (winst en vermogen) en indirecte belastingen (goederen en dienstentransacties): het verschil tussen beide wordt gemaakt doordat de eerste direct drukken op de belastingplichtige en bij de tweede deze worden afgewenteld. In hoeverre dit onderscheid in de praktijk ook daadwerkelijk op gaat, heeft te maken met marktomstandigheden op het moment van belastingheffing. Tevens heeft deze indeling zijn juridische betekenis inmiddels verloren.
Iedere heffing die door de wetgever als belasting wordt aangemerkt is een belasting. Belastingen kunnen gezien worden als een onvrijwillige afdracht die niet gecompenseerd wordt door een directe tegenprestatie, welke haar grondslag vindt in de wet en die niet mag worden aangemerkt als straf. Het is dus een:
Verplichte betaling aan de overheid;
Het levert geen individueel aanwijsbare tegenprestatie;
Het berust op voor ieder geldende wetgeving;
Het is geen straf.
Het Nederlandse belastingstelsel is een accumulatie van een verscheidenheid aan belastingen, sommige met een lange historische traditie, zoals successiebelastingen, en andere van een meer recentere aard, zoals de crisisheffing. Historisch gezien werden in Nederland altijd productie en consumptie belast, (sinds de laatste 130 jaar wordt meer op succesvolle wijze) het inkomen zelf belast.
Zoals eerder al aangegeven is het Nederlandse belastingstelsel een verzameling van verschillende belastingen. De belangrijkste zijn:
Loonbelasting: Dit is een voorheffing van de inkomstenbelasting. Omdat de inkomstenbelasting per aanslag na het einde van het belastingjaar wordt geheven, kan dit leiden tot problemen. Allereerst wordt de overheid geconfronteerd met een lange periode waar men geen inkomsten heeft uit deze belasting en ten tweede wordt de burger geconfronteerd met een spaarverplichting; deze moet immers geld opzij zetten om later de inkomstenbelasting te kunnen betalen. Omdat veel burgers deze discipline niet kunnen opbrengen en de overheid haar inkomsten liever spreidt, zijn werkgevers en uitkeringsinstanties verplicht om een deel van het loon in te houden. Dit kan dan later verrekend worden met de inkomstenbelasting.
Inkomstenbelasting: Geldt voor iedereen die in Nederland woont, dan wel inkomsten in Nederland geniet. Deze belasting is opgedeeld in 3 groepen (boxen): de box 'inkomsten uit werk', de box 'inkomsten uit een aanmerkelijk belang' en de box 'inkomsten uit vermogen' (de vermogensrendementsheffing).
Vennootschapsbelasting: Een aparte winstbelasting voor sommige rechtspersonen en samenwerkingsverbanden.
Dividendbelasting: Een voorheffing op Box 2 'inkomen uit aanmerkelijk belang'. Het is een heffing van 15% over de opbrengst van aandelen van binnen Nederland gevestigde vennootschappen. Kabinet Rutte-III was van plan de dividendbelasting grotendeels af te schaffen. Hiertegen ontstond echter veel weerstand, voornamelijk omdat een belangrijk deel van de opbrengst van de dividendbelasting afkomstig is van in het buitenland wonende aandeelhouders. Daarom blijft de dividendbelasting vooralsnog bestaan.
Erf- en schenkbelasting: Wordt geheven bij de ontvangst van giften en erfenissen.
Kansspelbelasting: 30.1% over de prijzen.
Omzetbelasting: Werkt in Nederland volgens het systeem van de BTW.
Accijnzen: Heffingen over het verbruik van bepaalde goederen waarvan men het gebruik wil ontmoedigen, zoals sigaretten en alcohol.
Overdrachtsbelasting: Heffing op het overdragen van onroerende zaken (2 WBR). Kent in Nederland 2 tarieven: 2% voor woningen (14 lid 2 WBR) en 6% voor overige zaken (14 lid 1 WBR).
Assurantiebelastingen: Heffing op het afsluiten van een verzekering.
Milieubelastingen: Belasting over energieverbruik, leidingwater, afvalstoffenbelasting. (Dit is overigens niet hetzelfde als de afvalstoffenheffing door gemeenten).
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm): Heffing voor het registreren, ombouwen of het ter beschikking staan van een auto aan een in Nederland wonend persoon.
Motorijtuigbelasting: Heffing op het houderschap van auto’s.
Premies voor sociale verzekeringen: Deze vallen uiteen in volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en de basisverzekering tegen ziektekosten.
Provincies, gemeenten en waterschappen mogen eigen belastingen heffen. Aldus art. 132 lid 6 Gw. De voornaamste belastingbron voor de 355 gemeenten zijn de beide onroerendezaakbelastingen, de gebruikersbelasting en een eigenarenbelasting. Artikel 3:3 BW geeft aan welke zaken onroerend zijn. De maatstaf is daarbij de waarde in het economische verkeer (de WOZ-waarde, art. 220c Gemw).
Daarnaast zijn er nog allerhande lokale belastingen zoals de Waterschapsheffing, de Hondenbelasting etc.
Net als in andere rechtsgebieden kent het belastingrecht ook het onderscheid tussen formele en materiële rechtsregels. Materiële rechtsregels gaan over het ontstaan, de omvang en het tenietgaan van de belastingschuld. 'Wanneer?' en 'wie?' en 'waarover?' zijn de belangrijkste vragen. Formele rechtsregels zien toe op de procedure van belastingheffing, zoals de bevoegdheid tot het vaststellen van belastingaanslagen.
De materiële belastingschuld ontstaat uit de wet zodra het feitencomplex waaraan het materiële recht de belasting verbindt compleet is. Het belastbare feit moet zich daarvoor hebben voorgedaan en er moet een belastingplichtige aan te wijzen zijn.
De formele belastingschuld is bij aanslagen zoals de inkomstenbelasting gelijk aan het bedrag dat de inspecteur via de aanslag vaststelt en door toezending van een aanslagbiljet aan de belastingschuldige kenbaar maakt. Er wordt daarmee een reeds bestaande materiële belastingschuld zo goed mogelijk vastgesteld. Het heeft daarmee een meer declaratoir karakter.
Het heffen van belastingen kent allerlei gevolgen. Elke handeling die economisch van aard is, of het nu over werk gaat of over de aanschaf van een onroerend goed, kent fiscale consequenties. Nu mensen geacht worden rationeel van aard te zijn en alle beschikbare informatie mee te nemen in hun beslissingen, heeft het bestaan van belastingen gevolgen voor de beslissingen die mensen maken: is het voor mij zinvol om meer te gaan werken, kan ik beter een huis huren of kan ik beter kopen? Dit zijn allemaal vragen die worden beïnvloed door de belastingen die aan deze handelingen gekoppeld zijn. Dit kan er toe leiden dat belastingen een marktverstorend effect hebben. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de inkomstenbelasting wordt verhoogd: als gevolg hiervan gaan mensen op de arbeidsmarkt een hoger loon eisen. Dit kan weer gevolgen hebben voor de loonkosten die werkgevers ervaren en daarmee de vraag naar arbeid beïnvloeden.
Een belangrijk gevolg van het heffen van belasting is de belastingdruk die mensen ervaren; dit is het percentage van het totale inkomen waarover mensen belastingen betalen. Voorbeeld: Als het totale inkomen van iemand €10.000 bedraagt, en alle belasting die men betaald inclusief btw etc., is €3500, dan heeft diegene een belastingdruk van 35%.
Een ander gevolg is eveneens het feit dat bij het overeenkomen van een brutoloon de belasting- en premieheffing deze discussie bemoeilijkt. De werkgever betaalt immers veel meer dan dat wat de werknemer na aftrek van alle belastingen op zijn rekening krijgt.
Er wordt vaak aangenomen dat de belasting wordt gedragen door degene die belastingplichtig is. Je kunt hier een hoop theorieën op loslaten maar uiteindelijk bepaalt enkel de markt wie de belasting draagt en doen de bedoelingen van de overheid er weinig toe.
De regel is dat de marktpartij die het minst reageert op een prijsverandering het grootste deel van de belasting draagt. Bij tabaksaccijns zijn het bijvoorbeeld de zware rokers die zich niet laten afschrikken door prijsverhogingen. Die dragen de accijns dan voornamelijk zelf in plaats van de winkel die minder verkoopt.
In het algemeen is er een duidelijke lijn in de uitkomsten van economisch onderzoek naar gedragsreacties op belastingen. Belastingplichtigen reageren snel en krachtig op tijdsaspecten. Als het gaat om het veranderen van de fiscale presentatie van economische handeling gaat het wat trager. Bij reële economische keuzen is het nog minder relevant, bijvoorbeeld bij het kopen van een auto.
De discussie hieromtrent gaat vaak over rechtvaardigheid. Zouden de rijken niet meer moeten betalen? Is het niet onrechtvaardig om mensen die harder werken zwaarder te belasten? Er moeten niet te snel conclusies worden getrokken over de verdeling van de belastingdruk. De inkomensheffing heeft een progressieve opbouw, naar mate je meer verdient betaal je meer inkomstenbelasting. Voor sociale premieheffing bestraat er een degressief effect, hoge inkomens dragen relatief minder bij omdat de sociale premieheffing loon-en inkomensgrenzen gebruikt. Zo zijn er nog meer factoren die meespelen, zoals loonheffingen, heffingskortingen, premies en dergelijke. In het algemeen wordt het progressieve verloop van de inkomstenbelasting getemperd door de licht dalende druk van de premies volksverzekeringen, maar met name door de afname van de druk van de indirecte belastingen.
Belastingontwijking: Hier tracht de belastingplichtige op legale wijze via een belastingconstructie de afdracht te verminderen.
Belastingvlucht: Hier verlaat de belastingplichtige Nederland om op zoek te gaan naar een andere belastingjurisdictie waar men minder belasting hoeft af te dragen.
Belastingontduiking: Hier tracht men op illegale wijze de belastingaanslag te verlagen.
Zoals in de introductie aangegeven, worden belastingen gebruikt om allerlei overheidstaken te financieren; dit noemt men ook wel de fiscale doelstellingen van belastingen. Daarnaast kunnen er nog allerhande niet-fiscale doeleinden zijn die men tracht te bewerkstelligen door het heffen van belastingen, zoals het ontmoedigen van roken d.m.v. het heffen van accijnzen. Dit roept de vraag op aan welke eisen belastingen dienen te voldoen. Volgens Adam Smith moet het belastingstelsel voldoen aan vier eisen: 1) rechtvaardigheid, 2) rechtszekerheid, 3) uitvoerbaarheid en 4) neutraliteit.
Het rechtvaardigheidsbeginsel ziet er op toe dat de belastingdruk over individuen gelijk verdeeld wordt en dat de draagkrachtverhoudingen niet worden gewijzigd door belastingheffing. Dit verwijst dus naar het draagkrachtbeginsel, draagkracht moet voor en na belasting gelijk zijn. De meest gangbare omschrijving van de individuele draagkracht is het inkomen boven het bedrag dat minimaal nodig is om te voorzien in de meest elementaire levensbehoeften. Nu er een bepaald bestaansminimum is, rechtvaardigt dit principe een licht progressieve heffingsdruk. Het daarbij behorende profijtbeginsel is gebaseerd op de gedachte dat burgers en bedrijven moeten bijdragen in de kosten van door de overheid tot stand gebrachte voorzieningen naar de mate van het profijt dat zij van die voorzieningen hebben.
Het begrip van rechtszekerheid doelt erop dat mensen van te voren moeten kunnen weten hoeveel belasting ze moeten betalen en waarover (de voorzienbaarheid van belastingen). Zoals eerder al aangegeven, nemen mensen belastingen mee in de beslissingen die ze nemen; onzekerheid over belastingen kan ertoe leiden dat mensen beslissingen uitstellen en daarmee resulteren in economische inertie.
De eis van uitvoerbaarheid heeft te maken met de gedachte dat de belastingheffing niet meer mag kosten dan dat het oplevert. Daarnaast ziet dit beginsel er ook op toe dat de heffing niet onnodig ingewikkeld is en daarmee onnodige kosten met zich meebrengt voor belastingplichtige.
Het neutraliteitsprincipe houdt in dat belastingheffing geen invloed mag hebben op de keuzes die men maakt, of in ieder geval zo min mogelijk. Men moet ervoor zorgen dat de meest verstorende vormen van belastingheffing worden vervangen door andere die beter voldoen aan de eis van neutraliteit.
De bovengenoemde eisen zijn inmiddels algemeen aanvaard. Het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel hebben echter hun waarde verloren omdat de opvattingen over de werking van de vrije markt zijn veranderd. De nachtwakerstaat bestaat niet meer. De markt werkt niet altijd naar behoren, bijvoorbeeld bij milieuvervuiling. Overheidstoezicht blijkt daarmee noodzakelijk om een goede vrije en eerlijke marktwerking te garanderen. Regulering en herverdeling zijn daarbij eveneens van belang.
Zoals we eerder hebben gezien wordt de klassieke opvatting omtrent belastingheffing niet meer gedeeld door een groot deel van de maatschappij. Inmiddels vinden we het normaal dat belastingen worden ingezet als overheidsinstrument om gedrag te sturen. De meest in het oog springende doelstellingen die de overheid tracht te bereiken d.m.v. belastingheffing zijn:
Het stimuleren van economische groei en werkgelegenheid.
Een vergroening van de belastingmix.
De economie vergroenen via belastingen is mogelijk door bijvoorbeeld productiekeuzes, die het klimaat minder belasten, bloot te stellen aan een lager heffingstarief. Onderzoek leert dat verlaging van directe lasten op arbeid gefinancierd uit hogere lasten op een andere heffingsgrondslag niet zonder meer leidt tot lagere arbeidskosten en banengroei. Als je arbeid goedkoper moet maken moeten de milieuheffingen niet te effectief zijn in het tegengaan van vervuilend gedrag, want dat leidt tot weinig belastingopbrengst uit de heffingen. De achterliggende gedachte daarbij is dat als overheidsuitgaven voor een groter gedeelte gefinancierd worden door nieuwe milieubelastingen in te voeren, de prijzen stijgen doordat deze belastingen doorwerken in de kostprijs van goederenproducten. Krijgen werknemers en uitkeringsontvangers de prijsstijging gecompenseerd via een verhoging van het brutoloon en de uitkeringen, dan veranderen de arbeidskosten voor werkgevers niet, ondanks de afgenomen belastingdruk op arbeid. De werkgelegenheid neemt in dat geval niet toe.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1772 |
Add new contribution