Boeksamenvatting bij The Anthropology of Latin America and the Caribbean van Sanabria

Inleiding

Sanabria schreef dit boek, omdat er volgens hem nog geen compleet boek bestond over antropologie in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Er bestonden wel enkele werken over de antropologie van Latijns-Amerika, deze hadden echter toch allemaal grote nadelen. Sommige zijn begrensd tot een bepaalde regio. Andere zijn hopeloos verouderd. De meeste missen zelfs basisgegevens over hoeveel mensen momenteel in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied wonen en/of de talen die er gesproken worden. Vrijwel geen enkele geeft een grondige inleiding tot en visuele afbeeldingen van landschappen, juist zo belangrijk voor het begrijpen van de fysieke en culturele leefgebieden van Latijns- Amerikaanse en Caribische volkeren. Bijna geen problematiseert wat Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied nou daadwerkelijk “is”, en hoe deze regio's naar voren gekomen als legitieme brandpunten van onderzoek en studie. De meeste laten archeologie ofwel helemaal weg ofwel minimaliseren de archeologie en de Europese veroveringen en de daaropvolgende koloniale tijden, van cruciaal belang voor het begrijpen van het hedendaagse leven van Latijns- Amerikaanse en Caribische volkeren. Anderen bevatten geen lezingen en perspectieven over thema's – zoals geslacht, voedsel en keuken – die de meeste docenten zouden proberen aan te gaan in veel culturele antropologie cursussen.

In dit boek, dat geschreven is vanuit een politiek-economische benadering, wil Sanabria trends en debatten in de Zuid Amerikaanse antropologie beschrijven, met thema’s als seksualiteit, anthropology of the body, geweld en genocide, de diasporische ervaringen van Zuid Amerikanen en Caraïbische volkeren in Noord-Amerika. Volgens Sanabria zullen de meeste antropologen het met hem eens zijn dat dit perspectief (politiek-economisch) in ieder geval: 1) de alomtegenwoordigheid van macht, ongelijkheid en conflict in de sociale, culturele en materiële werelden in welke context mensen leven, zin aan hun leven proberen te geven en hun dagelijks leven proberen te veranderen, niet alleen erkent, maar ook het juiste gewicht hieraan geeft. 2) er vanuit gaat dat er een scherp onderscheid bestaat tussen culturele en materiële gebieden, die de werkelijkheid vervormt. Deze beïnvloeden en veranderen elkaar voortdurend op verschillende manieren met vaak onverwachte resultaten. 3) Maar ook veronderstelt dat betekenissen, symbolen en sociale relaties op een lokaal of gemeenschappelijk niveau beter te begrijpen zijn als ze worden gezien in een groter kader; regionaal, nationaal of internationaal. 4) Erkent dat de geschiedenis veel betekent. En 5) er vanuit gaat dat, hoewel alle hedendaagse samenlevingen in een bepaalde vorm eens beïnvloed zijn door bredere gebeurtenissen, verbindingen of processen, en vaak niet door eigen keuze, de leden niet simpelweg pionnen waren, maar actieve agents in het bemiddelen, interpreteren en vormgeven van cultuur en sociale relaties op lokaal niveau.

1: Antropologie, Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

Dit hoofdstuk introduceert de lezers aan een aantal demografische, culturele, economische, geopolitieke, en transnationale redenen waarom de studie van de antropologie van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied belangrijk is in de wereld van vandaag. Daarna volgt een kort overzicht van de antropologie en culturele antropologie, inclusief de belangrijkste methoden en concepten.

Waarom het bestuderen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied belangrijk is

Sanabria geeft vijf redenen weer waarom de studie van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied belangrijk is. Ten eerste het demografische aspect: Latino’s zijn de snelst groeiende etnische groep in de Verenigde Staten, er vindt een zogenaamde “Latinization” plaats. Ten tweede het culturele aspect: er is een groeiende aanwezigheid van de Latino cultuur. Spaans is in een aantal staten van de Verenigde Staten de algemene voertaal. Niet alleen de taal, maar ook media, nieuws en gebeurtenissen vanuit Latijns-Amerika worden overgebracht naar deze staten. Er is een culturele politiek ontstaan: tweetalige en bi-culturele opvoeding. Harvard politicoloog Huntington stelt dat veel Hispanics/Latino’s weigeren volkomen te assimileren, waardoor de VS wordt onderverdeeld in twee soorten volken, culturen en talen. Ze weigeren vooral de “Anglo-Protestant culture” over te nemen. Dit staat tegenover de traditionele Amerikaanse identiteit (die in werkelijkheid nooit een eenduidige definitie heeft gehad). Hierdoor is een culture war ontstaan. Ten derde het economische aspect: met name door het intensieve handels- en commerciële contact tussen de VS en Latijns-Amerika. De meeste Latijns-Amerikaanse landen hebben daarnaast veel schulden bij Amerikaanse banken. Deze hoge mate van economische integratie heeft ook veel politieke gevolgen. Als vierde aspect behandelt Sanabria de geopolitiek. De Verenigde Staten zijn politiek en economisch betrokken in Latijns-Amerikaanse zaken sinds de Monroe Doctrine van de jaren 1860 – die Latijns-Amerika binnen de strategische, economische en politieke veiligheidsbelangen van de Verenigde Staten plaatste, en veel militaire interventies ideologisch rechtvaardigde. Deze strategische positionering van Latijns-Amerika in het Amerikaanse buitenlandse en economische beleid heeft geleid tot een lange geschiedenis van ongelukkige politieke en economische ingrepen in de interne aangelegenheden van Latijns-Amerika, en een gelijktijdige diepgewortelde vijandigheid naar de Verenigde Staten (hoewel niet per se richting VS burgers). Deze betrokkenheid – herhaaldelijk onder het mom van "nationale veiligheid" – betrof bijna altijd interventies in het voordeel van de belangen van de Amerikaanse multinationals en van de rijke elite, en niet de belangen van de overgrote meerderheid van de armere delen van Latijns-Amerika. De vijfde belangrijke reden voor het bestuderen van Latijns-Amerika heeft te maken met de aanhoudende, voortdurende culturele vermenging van leven in en tussen Latijns-Amerika en de Verenigde Staten, een essentieel onderdeel van de intense migratie tussen deze twee regio's, evenals de groeiende culturele en politieke belangrijkheid van de Hispanics / Latino's in de Verenigde Staten.

Documentatie van het alledaagse leven

Wat in Noord-Amerika en delen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied bekend staat als culturele (of sociaal-culturele) antropologie is onderdeel van een bredere academische discipline (antropologie of algemene antropologie) die bestaat uit vier velden. Fysische of biologische antropologie houdt zich primair bezig met de evolutie van de menselijke soort (homo sapiens sapiens) en de relatie tussen biologie en cultureel gedrag. Dit is het gebied binnen de antropologie met de nauwste band met de natuur- en medische wetenschappen. Archeologie richt zich op twee hoofdthema's. De eerste documenteert de opkomst, verspreiding, en het verdwijnen van sociale groepen over lange perioden van tijd. Het tweede belangrijke thema binnen de archeologie richt zich op de oorzaken en gevolgen van de overgang van kleinschalige en gelijke samenlevingen tot grote, gelaagde samenlevingen, een proces dat bekend staat als sociale of culturele evolutie. Linguïstische antropologie draait om het leren over samenlevingen en hun culturen vanuit de taal. Enkele belangrijke vragen zijn: Hoe en waarom veranderen talen door de tijd, en waarom zijn sommige uitgestorven? En: wat kan worden geleerd over de cultuur van een groep mensen of de maatschappij door het bestuderen van hun taal en hoe ze communiceren met zichzelf en anderen? Culturele of sociaal-culturele antropologie, de antropologische hoeksteen van dit boek, richt zich primair op de studie van de cultuur van hedendaagse sociale groepen. Cultureel antropologen hebben twee doelen. Het eerste doel is om te begrijpen hoe en waarom verschillende volkeren – leden van andere samenlevingen en culturen – zich anders gedragen en anders denken dan anderen. Deze nadruk op culturele diversiteit of variabiliteit gaat gepaard met de even belangrijke doelstelling van het documenteren en begrijpen van culturele overeenkomsten, of wat verschillende volkeren over de hele wereld delen / met elkaar gemeen hebben, ondanks hun schijnbare verschillen. Met wat voor dagelijkse problemen worden ze geconfronteerd? Welke gemeenschappelijke ambities, verwachtingen, angsten en ervaringen delen ze? Etc. Met deze twee doelen voor ogen, gaan cultureel antropologen meestal te werk door middel van lange termijn, persoonlijk, face to face contact – en soms zelfs leven – met de volkeren hun studie, wat bekend staat als participerende observatie. Het resultaat van veldwerk (ook wel etnografisch onderzoek) is meestal de publicatie van een etnografie: een beschrijving of een portret van de cultuur en het dagelijks leven van de bestudeerde mensen. Misschien zijn de meeste antropologen het er wel over eens dat cultuur staat voor het symbolische en materiële repertoire waarmee en waardoor mensen in een bepaalde historische context betekenis geven aan de wereld om hen heen – hoe de wereld zou moeten zijn, opvattingen over wat goed en fout is, juist en onjuist, rechtvaardig en onrechtvaardig; het krijgen van een bepaald onderscheidend vermogen of gevoel van identiteit; en het zorgen voor zichzelf met de symbolische en materialen gereedschappen waarmee ze zich aanpassen aan en omgaan met veranderende omstandigheden. Veel antropologen (h)erkennen ook intra-culturele variabiliteit; dat wil zeggen dat bepaalde sociale groepen een volledig homogene cultuur delen. Dit komt met name voor in complexe samenlevingen. Dit boek, dat vanuit een politiek-economische hoek benaderd wordt, gaat uit van de veronderstelling dat de culturen van de meeste, zo niet alle, menselijke groepen allesbehalve homogeen zijn, én dat deze culturen doordrongen zijn van sociale, politieke en economische ongelijkheid. Het concept cultureel relativisme is ook problematisch. Dit begrip houdt in dat overtuigingen, gedrag en gebruiken in andere culturele contexten niet beoordeeld dienen te worden vanuit de normen (of vooroordelen) van de eigen cultuur omdat dat etnocentrisme in de hand zou werken. Maar hoe zou zoiets in de praktijk moeten werken? Moeten antropologen veldwerk vanuit een ‘vooroordeel-vrije’ houding uitvoeren? Maar hoe kan dat wanneer hij of zij te maken krijgt met kwesties van mensenrechten of geweld? Het is een vaag concept dat verschillend wordt ingevuld door verschillende aanhangers.

 

2: Introductie Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

Dit hoofdstuk geeft een kort maar volledig overzicht van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Het geeft een overzicht van verschillende criteria voor de afbakening van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied, onderzoekt hoe dit gebied ontstond in de verbeelding van de Europeanen en Latijns-Amerikaanse elites in de negentiende eeuw, en geeft dan de grondgedachte van dit boek weer. Hierna volgt een kort overzicht van landen, bevolking, talen, en migratiepatronen. Het grootste deel van het hoofdstuk bevat debatten over pre- en post-Europese landschap transformaties. Het laatste deel onderzoekt kritisch hoe het begrip culture area in de huidige, snel veranderende wereld nog steeds nuttig kan zijn.

Afbakenen en verbeelden van Latijns-Amerika: Ideeën, Spaces, en Places

Wetenschappers blijven het oneens over welke landschappen, naties, en gebieden zijn (of zouden moeten worden) opgenomen als onderdeel van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Er zijn veel onduidelijkheden, mede omdat Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied concepten zijn, of culturele constructies, waarvan de inhoud of omvang wordt gecreëerd door een bepaalde kijk op de wereld. En, net als alle concepten en ideeën, zijn ze een conceptueel prisma waardoor de werkelijkheid wordt begrepen, maar zijn ze ook producten van specifieke geschiedenissen. Spaces en ruimtelijke categorieën - Het Caraïbisch gebied, Midden-Amerika, of Latijns-Amerika - zijn culturele, historische en sociale constructies. Voor 1942 vormde het Caraïbisch gebied geen zinvolle categorie voor inheemse samenlevingen - noch voor iemand anders, want: "Before 1492, the Americas were not on anybody's map" (Mignolo 2005:2). Wat dit perspectief ook betekent, is dat Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied cultureel en conceptueel producten zijn van de zestiende eeuwse Europese Conquest, de samensmelting van de koloniale sociale orde een eeuw later en de opkomst van de nationale staten in de negentiende eeuw. Het bijvoeglijk naamwoord "Latijns" (zoals in "Latijns-Amerika") sluipt binnen in het politieke vocabulaire en de verbeelding, evenals op kaarten, tijdens de geopolitieke strijd tussen de Europese landen en de Verenigde Staten in de negentiende eeuw. Debatten over de grenzen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied zijn ook gerelateerd aan de concepten van ruimte en plaats, waarover antropologen, geografen en sociologen uitvoerig hebben gediscussieerd de afgelopen jaren. De meeste geleerden zijn het erover eens dat zowel ruimte en plaats geografische of territoriale aanknopingspunten hebben (er kunnen grenzen omheen worden geplaatst), toch maken ze vaak onderscheid tussen deze twee termen - hoe klein dan ook. Ruimte (space), soms verbloemd als regio, is een constructie met ruimtelijke (dat wil zeggen geografische) coördinaten of grenzen waarmee één landschap wordt onderscheiden van anderen op basis van veronderstelde overeenkomsten of verschillen. Het Caraïbisch gebied is zo'n ruimte. Ruimte en ruimtelijke constructies komen tot stand door het verkrijgen van een “lived reality” die belangrijk is voor verschillende mensen om verschillende redenen. Puerto Rico wordt bijvoorbeeld vaak voor analytische doeleinden in boeken tot het Caraïbisch gebied gerekend. Puerto Ricanen identificeren zichzelf echter niet of nauwelijks as een Caraïbisch volk (Caribeños), hoewel ze wel erkennen dat hun eiland in het Caraïbisch gebied ligt. Het Caraïbisch gebied is dus een ruimtelijke constructie die op sommige manieren belangrijker is voor academici dan voor de populatie in het gebied zelf. Bovendien kan zelfs het Caraïbisch gebied weer onderverdeeld worden in twee andere “spaces”, zoals Hispanic en non-Hispanic Caribbean. Er zijn twee manieren waarop ruimte en ruimtelijke coördinaten en grenzen opkomen en een eigen leven krijgen: de eerste is door middel van spraak / taal - het herhaaldelijk gebruik van termen en concepten die zich uiteindelijk verspreiden en een dominante positie innemen; de tweede manier is door de productie van kaarten. Beide waren cruciaal in het creëren van Latijns-Amerika als een imaginary - maar zeker wel echte - ruimte, omdat beide “involve the use of shared spatial imagery that [has] the strange effect of producing a consistent mental picture . . . an almost tangible and inescapable image of the world” (Coronil 1996:52). Soms, hoewel vrijwel zelden, wordt de term plaats (place) gebruikt in plaats van ruimte (space). Place verwijst vaker naar wat sommigen een “lived” in plaats van een “empty” space noemen. Een place is een betekenisvolle fysieke omgeving waarin en waardoor waarden, moraal, deviant gedrag, verandering, macht, politiek, klasse en cultuur worden geleerd. Merrifield benadrukt dat “place is not merely abstract space: it is the terrain where basic social practices - consumption, enjoyment, tradition, self-identification, solidarity, social support and social reproduction, etc. - are lived out” (1993:522).

Landen en bevolking

Dit boek volgt de classificatie van de Verenigde Naties, die 47 landen of politieke eenheden identificeert. Het landoppervlak van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied is 2,5 keer zo groot als het vasteland van de Verenigde Staten. De Latijns-Amerikaanse bevolking is erg jong, met meer dan één derde van de bevolking jonger dan 15 jaar oud en meer dan 50% van de bevolking onder de 24 jaar. De gemiddelde leeftijd is 23. Met enkele uitzonderingen (Argentinië, Uruguay en Chili), werden de meeste Latijns-Amerikaanse landen door demografen ”pretransitional” samenlevingen genoemd: grotendeels jong, met hoge geboorte- en sterfcijfers en voornamelijk landelijk. In de afgelopen decennia zijn de geboorte- en sterftecijfers echter sterk gedaald. De bevolking blijft groeien, ondanks deze daling in cijfers. En ondanks dat er minder mensen komen te overlijden, leeft meer dan de helft van de Latijns-Amerikanen in extreme armoede en onhygiënische gezondheidsomstandigheden.

Migratie en steden

Vijftig jaar geleden leefden de meeste Latijns-Amerikanen nog in landelijke gemeenschappen. Vandaag de dag leeft 66-78% van de bevolking in urbane centra. Deze migratie naar urbane gebieden is gepaard gegaan met een afname in het aantal mensen in de agricultuur. De zeven grootste steden (inclusief hun stedelijke agglomeraties) zijn: Mexico City (15 miljoen); Buenos Aires (11 miljoen); São Paolo (10 miljoen); Lima (6 miljoen); Bogotá (5 miljoen); Santiago (4 miljoen) en Caracas (3 miljoen). Processen die gepaard gaan met de massamigratie naar stedelijke gebieden zijn bevolkingsgroei, stagnering van agricultuur en landbouwinkomsten, de verspreiding van kleine stukjes landbouwgrond (minifundia), ongelijke verdeling van land, afname van landbouwhandelsverdragen, milieuvervuiling en behoefte aan onderwijs en medische voorzieningen. Hiernaast groeit de informele economie bij de achterblijvers op het platteland, zij voorzien zichzelf van een inkomen door middel van bijvoorbeeld ambachtelijke productie. Al deze veranderingen zijn samengegaan met culturele transformaties, voornamelijk door betere communicatie. Deze migratie heeft ook de groei van ‘mega-steden’ en de verspreiding van sloppenwijken (shantytowns / urban slums) aangewakkerd.

Talen

Naast Spaans, Frans en Portugees worden er nog honderden verschillende andere talen gesproken in Latijns-Amerika. Linguïsten zien spraakvariaties (dialecten) als deel van dezelfde ‘familie’. Dit is echter omstreden, omdat sommigen niet volledig bestudeerd zijn en wellicht niet gerelateerd aan anderen. Daarnaast is het onderscheid tussen verschillende talen niet altijd even duidelijk. Latijns-Amerika is één van de meest taalkundig diverse gebieden ter wereld. Voor de Europese Conquest in de 16e eeuw, waren er meer dan 1700 talen aanwezig. En nu nog steeds 500-700. Veel talen worden gesproken door kleine groepjes mensen, met als resultaat dat die talen snel zullen verdwijnen, de zogenoemde endangered languages. Demografische dynamiek is niet de enige oorzaak van het verlies van deze talen. Spaans en Portugees hebben vaak de voorkeur gekregen door invloed vanuit de politiek, en bovendien was er sprake van discriminatie tegenover degenen die wel inheemse talen spraken. Er ontstaan echter steeds meer ‘grassroots-organizations’ die hiertegen in opstand komen en er vinden culturele en politieke verschuivingen plaats. Er is een opleving van etnische trots en bewustzijn. Dit wordt bereikt door radioprogramma’s, tweetalig onderwijs, etc.

 

Landscapes, cultuur en samenleving

Landschap is een sleutelconcept binnen de culturele geografie. Menselijke agency is intrinsiek aan landschap en “it is a forcible abstraction, by every good geographic tradition a tour de force, to consider a landscape as though it were devoid of (human) life” (Sauer 1969[1925]:321-321). Landschap is deel van een op het oog ‘natuurlijk’ milieu dat desalniettemin fundamenteel gevormd is door zowel culturele als fysieke processen. Landschappen “are both material and conceptual, constitute both physical infrastructure and symbolic communication” (Sluyter 2001:413). Landschappen zitten vol met symboliek en betekenis en zijn ”a critical basis for ethnogenesis itself” (Whitehead 2003:xv).

 

Grote landscapes

Clawson verdeelde Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied onder in drie structurele zones, overkoepelende stroken van kenmerkende landvormen die verschillende eigenschappen gemeen hebben (topografische kenmerken, het klimaat en hoogte-en geologische kenmerken): (1) The Eastern Highlands; (2) The Central Lowlands; en (3) The Western Alpine System.

 

Fysiografische gebieden

Binnen deze structurele zones bevinden zich de fysiografische gebieden, terreinen met kenmerkende topografische, klimatologische, hoogte, grond en vegetatieve kenmerken. De classificatie is als volgt:

 

Zuid Amerika:

  • Llanos (uitgestrekte grasvlaktes en savannes)

  • Amazonia (grotendeels tropische regenwouden)

  • Sertão (sterk geërodeerd en droog landschap)

  • Chaco (voornamelijk droge en zeer hete tropische savannes, struikgewas en grasland)

  • Pampas (boomloze vlaktes met bijzonder vruchtbare grond)

  • Patagonia (droog, woestijnachtig landschap)

  • Coastal Plains (westelijke kusten: droog; oostelijke kusten: veel minder droog)

  • Atacama Desert (rijk aan koper)

  • Andean Mountains (sommige van de hoogste berggebieden ter wereld)

  • Altiplano (hoog, semi-droog plateau, boomloos)

 

Mexico:

  • Central Plateau (vulkanische bekken; tussen twee bergketens in)

  • Southern Highlands (vulkanisch gebied onderbroken door diepe, vruchtbare valleien)

  • Gulf Coastal Plains/Gulf Region (stukken tropisch woud en kustvlaktes)

  • Yucatán Peninsula (vlak, droog gebied met veel struikgewas)

 

Midden-Amerika:

  • Central American Volcanic Axis (vulkanische ketens, plateaus en valleien)

  • Coastal Plains (smal en relatief droog aan de ene kant; breder en vochtiger aan de andere kant)

 

Het Caraïbisch gebied:

  • The interior mountain ranges

  • Coastal plains

 

Landschapsveranderingen voor en na de Europeanen?

Grote delen van de Amazone en de Andes waren al vóór 1492 bewerkt; inheemse samenlevingen bouwden uitgebreide irrigatie-netwerken, terrasvormige velden en agrarische platforms. In Amazonia, “much of what has been considered to be primary, natural, or undisturbed forest . . . may be the product of millennia of indigenous resource management and conservation as well as coevolution” (Sponsel 1992:245). Landschapstransformaties na de Europese Conquest waren deels de uitkomst van het samenspel van inheemse en Europese landgebruik strategieën. Ontvolking moest ervoor zorgen dat inheemsen hun gecultiveerde landschappen niet meer konden behouden.

 

Is de term culture area nog nuttig?

Een belangrijk idee binnen de antropologie is dat natuurlijke milieus zeer sterk de contouren van culturele ontwikkeling hebben gevormd door hun verschillende belemmeringen en mogelijkheden. Culture area is het idee waarbij cultureel analoge samenlevingen geclusterd leven in gebieden die brede milieukenmerken delen: een verzameling van culturele, sociale en economische uitingen geassocieerd met een geografische of milieuregio. Een valkuil hierbij was environmental determinism; het idee dat geografie “in and of itself contributies to an understanding of cultural differences and similarities” (Harris 1968:374). Antropologen proberen dit determinisme te vermijden. Binnen de huidige situatie omtrent globalisering en transnationalisme kan men zich afvragen of het concept nog wel bruikbaar is.

 

 

 

 

3: Samenleving en cultuur vóór de Europeanen

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Latijns-Amerikaanse en Caraïbische samenlevingen. Het onderzoekt de opkomst en de transformaties van de egalitaire band en complexe chiefdom- en staatssamenlevingen, met nadruk op wanneer en hoe deze ontstaan in specifieke milieu- en politieke contexten. De nadruk in dit hoofdstuk ligt vooral op het ontstaan en de uitbreiding van de Azteken en de Inca-rijken in Midden-Amerika en de Andes-gebieden waar grote aantallen inheemse volkeren de Europese Conquest overleefden. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk richt zich op het “bevolken” van Amerika (als continent: Noord-, Midden- en Zuid-Amerika), een van de belangrijkste en sterk beladen debatten in de huidige Latijns-Amerikaanse en Caraïbische archeologie.

 

Antropologische perspectieven op de evolutie van Social Complexity

Veel van het antropologisch - voornamelijk archeologisch - onderzoek in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied (en op andere plekken) heeft zich gericht op de opkomst van sociale en culturele complexiteit: het proces waardoor samenlevingen hun capaciteiten tot het gebruiken van natuurlijke bronnen ontwikkelen om grotere populaties te onderhouden en ook een hoger niveau van politieke en economische integratie bereiken. Dit deel van het boek gaat iets dieper in op wat antropologen band, tribal, chiefdom, and state societies noemen. Bands zijn kleinschalige, zeer mobiele samenlevingen, bestaande uit meerdere huishoudens verwant door familiebanden. Ze leven volgens een jagers/verzamelaars overlevingsstrategie. Het zijn egalitaire samenlevingen, wat betekent dat alle leden gelijke rechten hebben om hulpbronnen te gebruiken en dat er geen politieke macht is. Vroeger waren de meeste menselijke samenlevingen zo georganiseerd. Tribes zijn in demografisch opzicht groter en daardoor minder mobiel. De leden claimen een verwantschaps- of genealogische link ten opzichte van elkaar. In sommige contexten zijn er tribes opgedoken met de opkomst van de domesticatie van planten en dieren, hetgeen ze de mogelijkheid gaf tot uitoefening van landbouw en veeteelt: de twee belangrijkste bestaansmiddelen van tribale samenlevingen. Hoewel ze methodologisch lastig te onderscheiden zijn van tribes, zijn chiefdoms veel grotere samenlevingen met een grotere bevolkingsdichtheid en veel meer grond. Dit leidt tot meer intensieve winning van natuurlijke bronnen en zorgt ervoor dat de overgang naar politieke en economische concentratie en ongelijkheid completer is. Ze waren wijdverspreid tijdens de Europese Conquest. Als laatste de states: die het uiterste eind van een proces van verdieping van politieke en economische ongelijkheid representeren. Staten zijn verdeeld in vele cultureel onderscheidende groepen. Er is sprake van een extreme concentratie van politieke macht, zeer geformaliseerde en geïnstitutionaliseerde politieke hiërarchie en legers. Religieuze veranderingen dragen ook bij aan culturele complexiteit. Monumentale architectuur is een duidelijke indicatie dat de elite de mogelijkheid heeft om arbeid van grote delen van de samenleving te eisen.

 

Fasen in de opkomst van de societal complexity in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

Archeologen die bestuderen wat ook wel de prehistorie van Latijns-Amerika wordt genoemd, richten zich vooral op verschillende regio’s en tijdperioden/fasen waarbinnen belangrijke veranderingen of regelmatigheden voorkomen. Wat nu volgt zijn de belangrijkste periodes waarin de Latijns-Amerikaanse archeologie over het algemeen verdeeld is.

 

Paleo-Indian: 13.000-9.000 jaar geleden. Ongespecialiseerde bands jager-verzamelaars die leefden door middel van maritime coastal adaption (d.w.z. gebruik van bronnen afkomstig uit kust- en zeegebied) en wilde planten, af en toe aangevuld met wild. Kenmerkend voor deze samenlevingen is de afwezigheid van permanente dorpen en aardewerk.

 

Archaic: 6.000-5.000 jaar geleden, begin van bevolking in het Caraïbisch gebied. Het bevolken van het Caraïbisch gebied kwam tot stand door verschillende migratiegolven. Die eerste bewoners hielden zich vooral met jagen en vissen bezig. Er zijn 6 verschillende transformaties die hen van hun voorgangers onderscheidden:

  • Toenemend sedentair leven: semipermanente dorpen, minder mobiliteit

  • Bevolkingsgroei

  • Meer hulpbronnen: jagers pasten zich aan, hoe meer zij naar het zuiden gingen, bijvoorbeeld door de toevoeging van wilde planten aan het dieet (in plaats van wild), etc.

  • Opkomst van aardewerk

  • Begin van landbouw: domesticeren van planten en gewassen

  • Groei van complexe, chiefdom-level samenlevingen: grote, dichtbevolkte nederzettingen, politieke hiërarchieën, duidelijke politieke en economische ongelijkheid, en intensieve voedselproductie

 

Formative: 4000-1800 jaar geleden. Deze fase bestaat uit economische, politieke en sociale stabilisatie. Deze periode wordt gekenmerkt door een sedentaire levensstijl, kenbaar gemaakt door grote nederzettingen, intensieve vormen van landbouwproductie en de aanwezigheid van grote en machtige chiefdom-samenlevingen. Diverse andere kenmerken van deze periode zijn bijvoorbeeld de opkomst van grootschalige en monumentale architectuur; opkomst van (trans)regionale economische banden en stromen (vb. telen/fokken van planten en dieren afkomstig uit andere gebieden); ontstaan van de eerste permanent gesettelde dorpen en chiefdoms.

 

Horizon: 1800-500 jaar geleden (kortste periode; loopt tot de Europese Conquest). De laatste 100 jaar van deze periode wordt gekenmerkt door de snelle opkomst en bijna plotselinge ondergang van de Inca’s en Azteken. De periode staat bekend om de verspreiding van cultuur door en gezag over diverse ecologische en cultuurgebieden. Een belangrijk kenmerk van deze fase is de aanwezigheid van grootschalige, regionale staten die veel macht uitoefenen over verafgelegen regio’s. Een tweede kenmerk is het bereiken van spectaculaire culturele en technologische vooruitgang. Denk bijvoorbeeld aan het wegenstelsel van de Inca’s of het ontginnen van moerasland door de Azteken.

 

Inca en Aztec staten

In de 14e en 15e eeuw zorgde de ondergang van machtige regionale staten (zie fase Horizon) voor een machtsvacuüm in het Andesgebied en Meso-Amerika. Dit resulteerde in heftige rivaliteit en strijd tussen tientallen chiefdoms. Het was dichtbevolkt en er was sprake van hoog ontwikkelde landbouwgebruiken. Er zijn zeer veel overeenkomsten tussen de opkomst van de Inca’s en de Azteken. Beide groepen breidden zeer snel uit en bereikten hun top in minder dan 100 jaar. Ze gebruikten meervoudige strategieën om hun macht uit te oefenen, waarbij ze vertrouwden op de militaire, organisatorische en politieke kracht van de tegenstander. Militaire campagnes waren cruciaal wanneer tegenstanders weigerden te capituleren. Daarnaast creëerden ze allianties met veel potentieel vijandige etnische groepen en vestigden een indirecte heerschappij over die groepen. Ze werkten ook veel aan de hand van de divide-and-rule strategie; ze speelden hun buren tegen elkaar uit en kozen partij voor de een of de ander. Ze respecteerden de territoriale integriteit van hen die zich overgaven en probeerden zo min mogelijk aan de politieke en economische organisatie van die partij te veranderen. Ze eisten daarvoor wel ‘belasting’ (bijvoorbeeld voedsel of arbeid). Ze hadden een onstabiel mozaïek van gebieden waarbij effectief bestuur altijd onder druk stond, maar dit werkte goed voor de Spaanse overheersers. Ze maakten ook gebruik van de centrale rol die religieuze ideeën of ideologieën speelde, die ze in hun voordeel konden manipuleren. Ook split-erfenis en de verering van voorouders werden gebruikt om mensen te laten geloven dat ze grote gebieden moesten offeren aan voorouders, die dan uiteindelijk terechtkwamen bij de overheersers.

 

Het bevolken van Amerika

Wanneer, hoe en door wie de Noord- en Zuid-Amerikaanse continenten voor het eerst werden bewoond is decennialang fel betwist door archeologen. Dit deel richt zich op vier samenhangende kwesties waar archeologen hun aandacht op hebben gericht:

  1. Manier van toegang tot Amerika. Veel archeologen hebben decennialang gedacht dat de eerste bevolking van het Noord-Amerikaanse continent gebeurd is via een landverbinding tussen Siberië en Alaska. Een alternatieve theorie gaat uit van migranten die uit Azië via de kustlijn van de Grote Oceaan Noord-Amerika binnengekomen zijn. Een andere vraag is of die eerste mensen in één migratiegolf kwamen of in meerdere opeenvolgende migraties.

  2. Hoe kwamen migranten in verschillende delen van Amerika? Ze bewogen waarschijnlijk naar het Zuiden langs de kustgebieden, dit verklaart ook de aanpassing aan maritieme bronnen en de migratiestroom naar het Caraïbisch gebied.

  3. Data en perioden van aankomst. Hier is men het niet over eens. Volgens één groep onderzoekers kan dit niet eerder dan 12000-13000 jaar geleden geweest zijn, maar volgens een andere groep al veel eerder.

  4. Wie (wat voor soort mensen) waren ze? Er bestaat consensus dat de eerste bewoners van Amerika leden waren van kleine, egalitaire bands.

4: Verovering, kolonialisme en weerstand

Dit hoofdstuk gaat over de Spaanse en Portugese veroveringen in de zestiende eeuw en de directe gevolgen ervan. Vervolgens wordt de aandacht verschoven naar de koloniale periode om te begrijpen hoe de Europeanen probeerden hun heerschappij te consolideren en hoe de Latijns-Amerikaanse en Caraïbische volkeren ingingen tegen het koloniale bewind. De nadruk wordt gelegd op de opkomst van nieuwe samenlevingen binnen de context van het koloniale bewind (etnogenese) en op een aantal blijvende politieke, economische, sociale en culturele resultaten van het Europese kolonialisme.

 

De Europese verovering

De vijftiende en zestiende eeuw waren enorme mijlpalen in de geschiedenis van zowel de Europeanen als de Latijns-Amerikaanse inheemse volken. Voor de Europeanen vertegenwoordigden deze eeuwen het cruciale tijdperk van verkenning en verovering; van wezenlijk belang voor de koninkrijken die de voorhoede waren van deze ondernemingen en later Spanje en Portugal zouden worden. Voor Latijns-Amerikaanse volken betekende de ontmoeting en verovering door Europeanen een radicale, onwelkome en diepgaande transformatie van hun manier van leven.

Verkenningsreizen en onderzoekingstochten

12 oktober 1492, op zoek naar een route van Europa naar Azië, kwam Christopher Columbus terecht in het Caraïbisch gebied op wat nu de Bahama’s zijn. Hij eiste deze “New World” op voor de koninkrijken van Aragón en Castille. In de twee decennia die daarop volgden werd het gebied, wat later bekend zou staan als de Nieuwe Wereld geclaimd en veroverd door Spaanse en Portugese ontdekkingsreizigers. Begin 1508 landden er meer dan een dozijn verkenningstochten in het Caraïbisch gebied om van daaruit onder andere Mexico, Midden-Amerika en Zuid-Amerika te veroveren. Nadat ze de macht verworven hadden, vooral langs de kustlijn en de belangrijkste havensteden van Havana, Cuba, de Dominicaanse Republiek en Puerto Rico opgericht hadden, verspreidden de Spanjaarden zich, in achtereenvolgende en overlappende golfbewegingen en in vier hoofdrichtingen. Eén route was richting de kustgebieden van wat nu Belize en Guatemala is, verder door naar Mexico. Een tweede golf leidde de Spanjaarden naar Midden-Amerika, voornamelijk naar Panama en vandaaruit richting Costa Rica en delen van Nicaragua in het westen en naar Chili in het zuiden. Een derde golf kwam Zuid-Amerika binnen via de noordelijk gelegen Orinoco rivier en versloeg de chiefdoms in noord Colombia en Venezuela. De laatste route ging via de Atlantische Oceaan, via Buenos Aires en vandaaruit naar het zuidelijkste puntje van het continent. Andere groepen vertrokken vanuit Buenos Aires naar het noorden, wederom via de grote rivieren, naar Paraguay en zuidoost Bolivia. De Portugezen zaten ondertussen ook niet stil. Vanwege het Verdrag van Tordesillas waren ze beperkt tot land in de Nieuwe Wereld tot een longitude van 45 graden, dat wil zeggen de meest oostelijke delen van wat nu Brazilië is. Tussen 1500 en 1544 verkenden de Portugezen de Braziliaanse kustlijnen en stichtten uiteindelijk belangrijke havensteden als Salvador en Rio de Janeiro. Van hieruit trokken ze de daaropvolgende honderd jaar verder het stroomgebied en zijrivieren van de Amazone in. Hoewel Spanje en Portugal uiteindelijk het meeste van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied veroverd hadden, hebben ze zeker ook te kampen gehad met serieuze rivalen. Andere Europese staten als Engeland, Frankrijk en Holland streden ook heftig met Spanjaarden en Portugezen in de Nieuwe Wereld, in het bijzonder om de Caraïbische eilanden en de noordelijke kustlijnen van Midden- en Zuid-Amerika. Sterker nog, in de twee eeuwen (en langer) na de komst van Columbus werd er hevig gestreden om het Caraïbisch gebied, vooral na het begin van de Afrikaanse slavenhandel en de toename van suiker als een groot wereldwijd handelsproduct. Geen enkele Europese koloniale macht kreeg het voor elkaar een politiek of economisch monopolie over dit gebied te krijgen dus aan het eind van de achttiende eeuw werden de Caraïbische eilanden en de Atlantische kustlijnen van Midden- en Zuid-Amerika verdeeld onder Spaanse, Portugese, Engelse, Franse en Nederlandse kolonisten. Nederland kreeg vaste voet in Suriname en in een deel van de Kleine Antillen. Door deze verdeling van koloniale macht ontstond er uiteindelijk een complex linguïstisch en cultureel mozaïek in het grootste deel van het Caraïbisch gebied.

 

Hoe is het gebeurd en hoe kon dat?

Hoewel sommige inheemse volken zich diep terugtrokken in moeilijk bereikbare gebieden en zo buiten bereik van de Spanjaarden en Portugezen bleven waren de meeste volken, hoe groot en georganiseerd ook, tijdens de Europese Conquest onderdrukt. De Spanjaarden hadden rond 1530 zelfs de twee grootste militaire dreigingen uitgeschakeld; de machtige rijken van de Inca’s en Azteken. De Europese Conquest was een enorme prestatie, ongekend voor die tijd. Hoe is dat gebeurd? Hoe konden de Spanjaarden en in mindere mate de Portugezen de Conquest zo snel uitvoeren? Hoe konden de Spaanse expedities, vaak bestaande uit een paar honderd man de Inca, Azteken en Maya vijanden verslaan die duizenden krijgers tegen hen verzamelden? En wat zegt dat over de volken die wel weerstand konden bieden aan de Europese indringers? Er zijn ten minste vier onderling verbonden factoren die de kleine Spaanse expedities in staat stelden de Inca’s en Azteken zo snel te verpletteren.

  1. Gebrek aan politieke versterking van inheemse staten. De Inca’s en Azteken waren politiek kwetsbaar, voortdurend verwikkeld in het uitbreiden van hun grenzen, onderwerpen van aangrenzende staatsbesturen en neerslaan van opstanden. De heersers van de Inca’s en Azteken hadden geen hegemonie (overwicht) weten te krijgen over hun grondgebieden. Hun macht werd dus continue in twijfel getrokken. Het feit dat de Spaanse ontdekkingsreiziger Pizarro aankwam net na een burgeroorlog, waardoor de Inca’s een zwaar verzwakt en verdeeld volk was, versnelde het proces alleen maar. De verovering op de Azteken ging vrijwel identiek, wederom in het voordeel van de Spanjaarden.

  2. Tactische en militaire voordelen. Deze voordelen bevatten onder andere a) paarden; goed voor bijvoorbeeld het schokeffect en snelheid. De Inca’s waren niet thuis in vechten met pijl en boog, wat wellicht effectief had kunnen blijken tegen de cavalerie, en de wapens van de Azteken bleken ineffectief tegen de Spaanse wapenrusting. b) Superioriteit van Spaanse wapens en technologie; bijvoorbeeld lange metalen spiesen, vlijmscherpe zwaarden, harnassen, kanonnen, musketten en kruisbogen; alles was beter dan de stenen bijlen, katapulten en projectielen van de Inca’s en Azteken. c) Grotere mate van sociale cohesie; de Spanjaarden toonden veel meer discipline en kundigheid in het samen vechten als militaire eenheden dat de Inca’s en Azteken. Daarbij komt dat de inheemse stammen hun eigen leiders volgden en weinig loyaal waren naar andere stammen toe, plus dat het in eerste instantie geen soldaten waren maar landbouwers.

  3. Cultuur. De Spanjaarden waren gedreven door een krachtige ideologie die draaide om het bekeren van heidenen tot het christendom. De polytheïstische Inca’s en Azteken hadden een religieuze ideologie die gebaseerd was op wederkerigheid – een constant geven en nemen tussen stervelingen en bovennatuurlijke goden. De Spaanse zeges op het slagveld en de ontelbare sterfgevallen bij de Inca’s en Azteken zorgden er waarschijnlijk voor dat ze hun vertrouwen in hun goden verloren.

  4. Ziektes. De Europeanen brachten onwetend ziekteverwekkers met zich mee naar de Nieuwe Wereld, wat een ongeëvenaarde golf van pandemieën en massasterfte met zich meebracht. Het aantal mensen dat gestorven is in de vijftig jaar van de Conquest wordt geschat tussen de twaalf miljoen tot meer dan honderd miljoen. Hoewel een deel van het sterftecijfer natuurlijk ook is toe te schrijven aan andere Conquest-gerelateerde zaken als oorlog, verstoring van inheemse systemen van levensonderhoud of de harde werkomstandigheden die door de Europeanen opgelegd werden, zijn de meeste experts het erover eens dat zo’n 90% van de autochtone bevolking omgekomen is en dat tientallen samenlevingen compleet weggevaagd zijn. De gevolgen van deze massasterfte waren vergaand. Het landschap veranderde omdat lokale gemeenschappen niet langer in staat waren de velden en irrigatienetwerken te onderhouden.

 

De Colombiaanse Uitwisseling

De Europese Conquest had nog een belangrijk gevolg, het verbond namelijk twee werelden met elkaar, niet alleen door geweld, maar ook door middel van een tweerichtingsstroom van dieren en planten. Deze stroom tussen en gevolgen voor zowel de Nieuwe als Oude Werelden staat bekend als de Colombiaanse Uitwisseling (zie H.9). De culturele, economische en politieke gevolgen van deze uitwisseling waren enorm en het verbond de Europese en Latijns-Amerikaanse samenlevingen op verscheidene, onvoorspelbare en onomkeerbare manieren met elkaar. Inheemse samenlevingen zouden drastisch en op een verregaande manier getransformeerd worden door de planten en dieren die de Europeanen meenamen naar de Nieuwe Wereld (tarwe, suikerriet, bananen, olijven, druiven, paarden, kippen, geiten, vee en varkens, bijvoorbeeld). Vooral suikerriet gedijde goed in het tropische klimaat en dit zou in verschillende gebieden een centrale economische positie innemen. De onderneming van het verbouwen hiervan vergde echter veel mankracht, wat er niet was gezien de massasterfte. Dit spoorde de kolonisten aan tot de gedwongen import van miljoenen Afrikaanse slaven in het Caraïbisch gebied en Brazilië. Er eindigden uiteindelijk zelfs veel meer Afrikaanse slaven in het Caraïbisch gebied dan in de Verenigde Staten. Deze slavenhandel liet een blijvend en diep spoor achter op de raciale en culturele samenstelling van de regio, voornamelijk in het Caraïbisch gebied en Brazilië. Ook het ingevoerde vee, en de schapen en paarden, bijvoorbeeld, waren belangrijk. Deze dieren plantten zich snel voort. Op hun beurt vonden inheemse gewassen als cassave, bonen, mais, aardappels en chilipepers hun weg naar Europa. Dit veranderde onder andere het dieet van de Europeanen drastisch.

 

De koloniale periode

De koloniale periode, grofweg vanaf de Conquest tot begin/midden-negentiende eeuw, is belangrijk voor het begrijpen van hedendaagse Latijns-Amerikaanse samenlevingen. Tijdens deze periode van driehonderd jaar van koloniaal bewind is de basisstructuur van Latijns-Amerikaanse economische stelsels samengegroeid. Het was ook belangrijk omdat wat de heersende koloniale elite nodig had om over de overwonnen inheemse bevolking te regeren tot een diepgaande herstructurering leidde van inheemse samenlevingen en culturen.

 

Werkwijzen van een bewind

De belangrijkste uitdaging voor de Europese heersers was waarschijnlijk het politiek onderwerpen van de “indianen” en het loswrikken van arbeidsreserves, gewassen en andere goederen van hen, die essentieel waren voor de koloniale onderneming. Er werden verschillende middelen ingezet met verschillend succes voor het verkrijgen van politiek, economisch en cultureel gezag. De vijf belangrijkste zullen hier kort aangehaald worden.

  1. Encomiendas, Repartimientos, en Tribute. Een encomienda was een soort Spaanse kroonsubsidie toegekend aan Europeanen die meegedaan hadden aan de Conquest, een soort oorlogsbuit, over inheemse arbeid (“indianen”), die op hun beurt arbeid verrichten voor een encomendero. De encomendero beloofde plechtig te zorgen voor het economische welzijn en bekering tot het christendom van de indianen. Dit leidde tot een complex web van wederkerige verplichtingen en gunsten tussen encomiendas en inheemse leiders. Toen dit uit de hand dreigde te lopen kwam de Spaanse kroon met de Nieuwe Wetten, die slavernij van indianen tegen zou moeten gaan en mochten er geen nieuwe encomiendas meer worden opgezet. Uiteindelijk werden deze aan het eind van de zestiende eeuw vervangen door repartimientos (van het Spaanse werkwoord voor verdelen/opnieuw distribueren). Inheemse samenlevingen werden nu gegroepeerd in administratieve eenheden (repartimientos) die arbeid leverden aan de staat en andere koloniale elites, maar onder de supervisie van de kroon. Praktijken van gedwongen arbeid in verschillende gedaantes en contexten bleven tot ver na het eind van de koloniale periode bestaan en waren de voornaamste grief ten grondslag aan volksopstanden en rebellie tot vrij recentelijk.

  2. Reducciones. De inheemse volken waren wijdverspreid na alles wat er gebeurd was. Om het bewind te versterken dwong de Spaanse kroon de inheemse volken dorpen, steden en stedelijke nederzettingen in omringt door bouwland door middel van een beleid dat bekend staat als reducciones. Soms werden cultureel-homogene volken samengevoegd, maar wanneer dit niet gebeurde, was een belangrijk, onbedoeld gevolg van dit beleid dat culturele verschillen deels uitgewist werden en nieuwe etnische identiteiten ontstonden.

  3. Expansie van het staatsapparaat. Een uitkomst hiervan was de uitbreiding van het aantal en de autoriteit van plaatselijke en regionale politieke posities, waarbij inheemse politieke organisaties gevormd werden naar het voorbeeld van de Spaanse stadsoverheid.

  4. Plaatselijke elite als gezagsdrager en culturele tussenpersoon. Inheemse politieke leiders waren een essentiële hoeksteen in de koloniale strategie van indirecte heerschappij. Politiek en cultureel belangrijke tussenpersonen op het niveau van de samenleving waren degenen die als eerst Spaans of Portugees leerden en Europese normen en waarden overnamen. Zij vormden als het ware een brug tussen de verschillende werelden.

  5. Rituelen en ceremonies. Een succesvol bewind rust vaker dan niet op een wijdverspreide acceptatie van symbolen en legitimiteit van de bestaande sociale orde. In de Spaanse koloniale wereld deden peetschap van seculiere en religieuze volksvieringen en publieke rituelen vaak dienst als sleutelwerkwijze waarmee koloniale elites de sociale, culturele en economische hiërarchie, waar de koloniale orde op berustte, probeerden over te brengen en in te boezemen. Rituelen als liedjes en dansen bijvoorbeeld, of ceremonies als carnaval.

 

Steunpilaren van de koloniale economie: haciënda’s, plantages en mijnen

Haciënda’s. Aangezien er geen overvloed aan goud of andere edelmetalen te vinden was, kozen de meeste Europeanen voor twee andere voornaamste bronnen die ze konden uitbuiten en ze hopelijk een levensstijl kon bezorgen die in Europa niet mogelijk was: arbeid en land. Al vroeg werd het landgoed (hacienda) een belangrijk sociale, culturele en economische institutie door bijna heel Latijns-Amerika heen. Haciënda’s namen verschillende vormen aan: sommige waren relatief klein, niet meer dan een paar honderd hectare, terwijl andere enorm waren, honderdduizenden hectares groot; sommige waren gespecialiseerd in de productie van belangrijke gewassen (bijvoorbeeld koffie of suiker) terwijl andere een veel bredere productiebasis hadden; sommige produceerden goederen voor de plaatselijke markt terwijl veel andere de consumptiebehoeftes van verafgelegen economische polen zoals mijnen stilden; sommige haciënda’s haalden de arbeid uit nabijgelegen gemeenschappen, terwijl andere in wezen volledige inheemse samenlevingen verzwolgen. In Argentinië en Uruguay waren het vooral de vee- en schaapranches die opkwamen en vandaag de dag nog een belangrijk en prominent kenmerk vormen van de economische en culturele landschappen van deze landen. Ondanks de vele verschillen kwamen de meeste haciënda’s op drie punten overeen. Ten eerste waren ze technisch gezien weinig ontwikkeld, wat de productiviteit beperkte. Ten tweede werd de meeste arbeid gedaan door afhankelijk en inheems personeel dat noch slaaf noch volledig proletarier was. Ten derde waren de arbeidskrachten ook verplicht verschillende soorten stukloonbetalingen te doen zoals een percentage van geoogste gewassen op hun eigen stukje grond of een percentage van hun vee aan hun landgoedeigenaar.

 

Plantages en slavernij. Plantages waren een specifiek soort landgoed, waarvan de bekendste waarschijnlijk de suikerplantages zijn die een belangrijke rol spelen in de geschiedenis en cultuur van het kustgebied van Brazilië, de Caraïbische eilanden en Midden-Amerikaanse kustgebieden. De typische plantage verschilde van de landbouw-pastorale haciënda op drie gebieden. Ten eerste waren plantages technologisch gezien meer ontwikkeld, vooral wat betreft machines om het suikerriet te kunnen verwerken. Ten tweede bestond de arbeidskracht van plantages bijna alleen uit slaven of voltijd loonarbeiders. Ten derde produceerden plantages voornamelijk handelsproducten voor de Europese markt, zoals gedeeltelijk geraffineerde suiker, melasse en rum. Plantages waren vooral veelvoorkomend in de Portugese kolonies. De uitbreiding van suikerplantages ging hand in hand met de intensivering van de Afrikaanse slavenhandel. Tussen 1551 en 1810 werden bijna een miljoen Afrikanen verscheept naar Spaans-Amerika, vooral naar het Caraïbisch gebied. In diezelfde periode kwamen er in Brazilië bijna twee miljoen slaven aan. Honderdduizenden uiteindelijk ook nog naar Engelse en Franse kolonies.

Mijnen. Mijnbouw was de tweede belangrijke steunpilaar van de koloniale economie. In Bolivia bijvoorbeeld werd veel zilver en tin gewonnen.

Weerstand tegen de koloniale orde

Leden van inheemse en slaafgemeenschappen verwierpen kolonialisme en de plannen die de kolonisten voor hen hadden op verschillende manieren, en hoe ze dat deden had verregaande gevolgen. De weerstand nam grofweg twee vormen aan: 1) rechtstreekse, georganiseerde opstanden en 2) meer ontwijkende, “dagelijkse” vormen van weerstand.

Opstanden. De meeste opstanden waren plaatselijk, in specifieke haciënda’s of plantages, sommige waren meer regionaal, en de meeste werden meedogenloos onderdrukt. Er zijn drie grote opstanden die een grote invloed hebben gehad op de instorting van het Europese koloniale bewind en legitimiteit: 1) De opstanden in het Andesgebied aan het eind van de achttiende eeuw. 2) De Yucatán kaste oorlog van 1847. 3) De Haïtiaanse slavenrevolutie aan het eind van de achttiende eeuw.

Ontwijkende, “dagelijkse” vormen van weerstand. Veel vaker was de weerstand tegen de koloniale orde minder dramatisch, open en confrontatiegericht. Inheemse volken in Peru, bijvoorbeeld, werden behoorlijk kundig in het gebruiken van het Spaanse rechtssysteem in hun voordeel, onder andere door rechtszaken te gebruiken om koloniale initiatieven en beleid op te houden. Een andere vorm van weerstand was door gewoonweg te vluchten naar grote gebieden die niet verkend en moeilijk bereikbaar waren. Deze laatste methode was vooral populair bij Afrikaanse slaven, die geen rechten hadden en dus niet het rechtssysteem konden gebruiken voor hun voordeel.

Etnogenese

De laatste jaren leggen antropologen steeds meer focus op etnogenese, of “the rapid formation of entirely new societies and cultures when individuals of diverse backgrounds are suddenly thrown together by fate and forced to create societies afresh” (Bilby 1996:119). Een goed voorbeeld van etnogenese is de opkomst van maroon societies (maroon is een “weggelopen negerslaaf”) gevormd door een mengsel van Afrikaanse, inheemse en soms Europese culturen. Een bekend voorbeeld van een maroon society in het Caraïbisch gebied en Midden-Amerika is de Black Carib, een term die verwijst naar een breed spectrum aan groepen van de Kleine Antillen tot kustlijnen van Midden-Amerika en noordelijk Zuid-Amerika dat ontstaan was uit de samensmelting van weggelopen Afrikaanse slaven en inheemse groepen die de Caraïbische taal spraken. Ook vandaag de dag is er nog sprake van maroon societies, in Venezuela en Suriname bijvoorbeeld.

Koloniale erfenis, onafhankelijkheid en de samenvoeging van natiestaten

Het eind van de koloniale periode begon in 1804 toen Haïti onafhankelijk werd van Frankrijk. In de twee daaropvolgende decennia verkregen de meeste Latijns-Amerikaanse landen hun formele politieke afhankelijkheid; voor sommige landen in het Caraïbisch gebied is daar nog geen sprake van. De koloniale periode heeft een diep en blijvend politiek, economisch, sociaal en cultureel spoor nagelaten, zo erg zelfs dat veel schijnbaar ‘traditionele’ facetten van Latijns-Amerikaanse culturen grotendeels een product zijn, een nasleep, van de Conquest en de koloniale periode. Een aantal voorbeelden van koloniaal nalatenschap die belangrijk zijn voor het begrijpen van de huidige culturele antropologie van Latijns-Amerikaanse samenlevingen zijn bijvoorbeeld: 1) de opkomst van syncretische culturen. 2) economisch stelsel gekenmerkt door enclaves. 3) politieke en economische ongelijkheid. 4) culturele en raciale scheidingen.

5: Cultuurpolitiek van ras en etniciteit

Samenlevingen in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied zijn gesticht op de vermenging van Europese, inheems Amerikaanse en Afrikaanse slaafbevolkingen. In theorie lijkt het eenvoudig deze leden op basis van hun raciale/etnische nalatenschap van elkaar te onderscheiden (Indianen, Europeanen of “Blacks”), in werkelijkheid is het lang niet altijd zo doorzichtig. De verdeling op basis van huidskleur zoals in Noord-Amerika gewoon is, heeft weinig betekenis in Latijns-Amerika. Dit hoofdstuk onderzoekt wat ras en etniciteit dan wél betekenen in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied, en waarom typologieën van ras en etniciteit beter gezien kunnen worden in termen van cultureel geconstrueerde verschillen tussen groepen dan als biologische verschillen tussen mensen.

Raciale categorieën en raciale veranderbaarheid in Latijns-Amerika

Ras kan gedefinieerd worden als het groeperen van mensen gebaseerd op de veronderstelling (maar niet de realiteit) dat mensen door biologische verschillen in afzonderlijke populaties verdeeld worden. Etniciteit kan het best begrepen worden als een gedeelde groepsidentiteit gebaseerd op het gemeenschappelijke verband van culturele sleutelelementen. Deze term werd als concept ingebracht aan het eind van de twintigste eeuw als een analytisch instrument van sociale wetenschappers die kritiek hadden op de discriminatie en vooroordelen die ten grondslag lagen aan raciale classificaties.

Door dit nieuwe concept als een alternatief voor ras te gebruiken, hoopten ze de interpretatie van culturele verschillen aan te passen. Vanaf de eerste jaren van het Spaanse en Portugese kolonialisme in Amerika hebben Europeanen moeite gehad met het plaatsen van de enorme culturele verschillen die ze in de nieuwe kolonies tegenkwamen. Omdat het koloniale bewind grotendeels berustte op de exploitatie van de arbeid van inheemse bewoners en Afrikaanse slaven, was het bepalen en reguleren van wie tot de onderworpen Indiaanse en Afrikaanse slaafklassen hoorden een essentieel component van het Europese koloniale bewind. Concepten van raciale en etnische verschillen stonden centraal in het creëren en onderhouden van machtshiërarchieën in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Zelfs vandaag de dag nog.

Recentelijk zijn culturele verschillen echter gepolitiseerd in nieuwe vormen door de opkomst van sociale bewegingen die de waarde van culturele en etnische verschillen vaststellen en cultureel racisme dat historisch gezien inheemse en zwarte mensen onderaan de sociale hiërarchie plaatsten aanvechten. Anders dan in Noord Amerika (h)erkennen de mensen in Latijns-Amerika een breed scala aan tussenliggende categorieën tussen “Black” en “White”, of “Indian” en “White”.

In de vroege koloniale periode waren er pseudo-raciale categorieën als Mestizo (een hoogst ingewikkelde en veranderbare tussenliggende categorie tussen Indian en White) en Mulatto (een zelfde categorie tussen Black en White) gecreëerd. Deze tussenliggende categorieën werden gezien als het resultaat van een gemixte biologische afkomst. Een Mestizo was bijvoorbeeld een kind geboren uit een Spaanse/Portugese man (doorgaans) en een Indiaanse vrouw. Aangezien er steeds meer van dit soort halfbloedkinderen kwamen, begonnen de categorieën hierboven genoemd te getuigen van de opkomende raciale diversiteit.

Door de tijd heen werden raciale classificaties echter steeds complexer en ontstond er een veelvoud aan tussenliggende categorieën waardoor mensen steeds minder gemakkelijk op hun uiterlijk alleen onderscheiden konden worden. Een studie uitgevoerd in Brazilië in de jaren 60 van de vorige eeuw laat zien dat er in een gemeenschap meer dan veertig verschillende rassentermen gebruikt werden die niet alleen huidskleur uitdrukten maar ook andere fysieke kenmerken en afkomst. Dit laat zien dat het hier gaat om culturele en niet om biologische classificaties en wel om de volgende redenen.

Ten eerste, puur de (h)erkenning dat systemen van rassenclassificatie per samenleving verschillen wijst op de sociale constructie van raciale verschillen. Ten tweede, hoe de classificaties (h)erkend worden en welke betekenis eraan gegeven wordt veranderd door de tijd heen en in verschillende sociale contexten. Ten derde, raciale classificatie en identiteit zijn verwant, en verschijnen en veranderen daardoor in de loop van sociale interactie. En ten slotte, de tekens van rassenverschillen na de vroege koloniale periode zijn net zo goed cultureel als fysiek; een identificatie van iemand als een Mestizo is net zo goed een (h)erkenning van verschillen in kleding, taal en bezigheid als dat het een opmerking is van de fenotypische kenmerken van dat individu.

In Latijns-Amerika (Brazilië) liggen raciale verschillen dus op een continuüm en worden fysieke met culturele verschillen gecombineerd bij het classificeren van rassentypes, en worden fenotype kenmerken gezien op een verschuivende en hoogst gedetailleerde schaal. Rassenclassificatie is dus niet rigide en het lijkt ook geen substantieel gewicht te hebben in veel sociale contexten.

Racial passing is een sociaal proces waarbij een individu van de ene plek op een raciale hiërarchie naar een andere plek beweegt. Dit kan bijvoorbeeld gepaard gaan met het aanpassen van kleding en haarstijl om een andere sociale positie te accentueren. Dit proces gaat in Brazilië makkelijker dan in andere delen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied, waar ze zich bijvoorbeeld terugtrekken van familie en vrienden om niet langer met ‘lagere’ klassen geassocieerd te worden. De gebieden waar racial passing en de veranderbaarheid van rassenclassificatiesystemen het meest flexibel zijn, worden ook wel aangeduid als “racial democracies.”

Er is echter geen consensus over deze bewering in antropologische en sociologische kringen. Hoewel ras een sociaal concept is, is het niet overal hetzelfde geconstrueerd. Over het algemeen kan gezegd worden dat in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied ras meer gebaseerd is op culturele verschillen dan op afkomst en dat de fundering van rassenclassificatie niet de rigide ‘kleurlijn’ is zoals in Noord-Amerika het geval is.

In plaats daarvan is ras en rassenclassificatie in Latijns-Amerika flexibel, staat het vaak een veelvoud aan tussenliggende categorieën toe, is situationeel en wordt beïnvloed door een scala aan andere culturele factoren zoals onderwijs en beroep, en kan het in het leven van een persoon meerdere keren veranderen.

Kolonialisme, imperium en de uitvinding van ras

De eerder genoemde tussenliggende categorieën Mestizo en Mulatto kregen ook een juridische betekenis. Mestizos waren bijvoorbeeld niet schatplichtig aan de kolonisten. Men was echter niet in staat om vrijuit voor het ene of andere rassentype te kiezen; raciale toeschrijving was een gepolitiseerd proces van onderhandeling tussen interne zelfidentificatie en externe raciale categorisatie. Bij het bestuderen van de betekenis van categorieën als Indiaans, Zwart of Mestizo is het cruciaal om onderscheid te maken tussen identificatie (de betekenissen die deze categorieën verwerven in sociale settingen en deels door een proces van toeschrijving) en persoonlijke identiteit (de betekenissen die deze categorieën verwerven voor de mensen die zichzelf ermee identificeren).

Huwelijk en ras in de achttiende tot begin twintigste eeuw

Het huwelijk was een belangrijke gebeurtenis in het aanzien van elite families want het resulteerde in de verbintenis van twee families. De juiste combinatie van klasse en rassenachtergrond was nodig in de selectie van een gepaste huwelijkspartner en het vinden van een sociaal geaccepteerde huwelijkspartner had directe gevolgen voor de handhaving van de familie eer. In de Cubaanse samenleving was er sprake van raciale endogamie wat voornamelijk betekent dat de blanke elite met de blanke elite zou moeten trouwen. Onder de niet-blanke burger ontstond er een vorm van soeverein racisme (hegemonic racism) waarbij niet-blanke mensen de rassenhiërarchie die ze opgelegd kregen door de blanke heersende samenleving deels aannamen en reproduceerden. Hierbij ontstonden er divisies binnen de gekleurde klasse wat leidde tot de reproductie van een soortgelijke regulatie van het huwelijk onder individuen uit de lagere kaste. Huidskleurtinten waren van groot belang, aangezien sociale vooruitgang afhing van het gradueel ‘blanker worden’ van een familie door gunstige huwelijkskeuzes. Hierdoor ontstonden er steeds meer complexe, tussenliggende categorieën tussen zwart en blank. De kwesties van ras, ‘blankheid’ en huwelijk zijn in de eenentwintigste eeuw niet verdwenen. Zelfs vandaag de dag worden huwelijken vaak geëvalueerd op basis van hun aanvaardbaarheid in termen van ras en klasse.

Cultuur en ras

Indigenismo (een set sociale theorieën die verband hield met relaties tussen Indiaanse en blanke rassen, en de sociale bevrijding van het Indiaanse ras) kwam op in plaatsen als Peru en Mexico in de context van debatten over nationale identiteit, nationale eenheid en het “Indian Problem.” Veel Peruviaanse notabelen en politieke leiders gaven de grote inheemse populatie van hun land de schuld voor het verliezen van de oorlog tegen Chili. Volgens hen was de bevolking niet in staat het concept van een Peruviaanse natie te vatten wat hen ervan weerhield met hartstocht te vechten tegen Chili. Hoewel evolutionisten deze beperkingen zagen als inherent en een resultaat van ‘ingekorte’ evolutie, kwamen de indigenistas met een alternatieve verklaring waarvan de oorsprong gevonden kon worden in een geschiedenis van onderwerping en het gebrek aan toegang tot educatie waardoor inheemse volken té onontwikkeld waren om een gevoel van ‘tot een natie behoren’ te cultiveren. Dit soort argumenten gaven een nieuwe vorm aan de rassenvraag in termen van cultuur en economie in plaats van biologie. Culturele verschillen werden de basis van raciaal onderscheid. Indigenistas waren van mening dat ‘ras’ een culturele toestand was die resulteerde uit de kleinering van Indianen door middel van generaties lange oppressie door sommige, maar niet alle, hacendados. Als zodanig, zagen de indigenistas het als hun missie het Indiaanse ras te rehabiliteren door middel van zuivering van de Indiaanse cultuur. De vooraanstaande intellectuelen stelden een aantal gedragslijnen voor en brachten die ook in praktijk op basis van hun denkbeelden van rassenzuivering. Ten eerste benadrukten ze de noodzaak om Indianen van blanken te scheiden, zowel in ruimtelijke als in raciale zin. Ze zagen raciale vermenging als vervuiling van het ras dat leidde tot kleinering van zowel Indiaanse als blanke rassen. Ook probeerden ze een duaal onderwijssysteem op te zetten, een voor Indianen en een voor blanken.

Fatsoen, hygiëne en ras

Fatsoen, of wat het betekent om een fatsoenlijk mens te zijn, houdt verband met een grote verscheidenheid van lichamelijke- en gedragskenmerken die de elite van de gewone burger onderscheid of blanken van Indianen en zwarten. Hoe iemand zich kleed, het soort beroep, waar iemand woont, muziek- en etensvoorkeuren kunnen allemaal een aanwijzing zijn voor fatsoen of het gebrek aan fatsoen. Fatsoen is niet gewoonweg een verzameling gedragskenmerken die in de samenleving nageleefd moeten worden; deze kenmerken nemen een morele kwaliteit aan. Het op de juiste manier praten, kleden of zitten wordt beschouwd als morele acties en een reflectie van de menselijke ziel – het overtreden van deze gedragsstandaarden wordt gezien als moreel weerzinwekkend. Manieren van praten en kleden zijn cultureel, maar ze laten zich ook uitsplitsten langs raciale lijnen.

De opkomst van etniciteit en etnische bewegingen

Deze paragraaf gaat over het belang van etniciteit en etnisch beleid voor het begrijpen van sociale verhoudingen in Latijns-Amerika. Het begrip etniciteit is vooral een uitvinding van sociale wetenschappers; om verder te kijken dan het concept ras, dat niet meer te redden leek door de associaties met racisme, rassenhiërarchie en valse associaties tussen biologie en culturele verschillen. Volgens de wetenschappers was dit concept van etniciteit beter in staat de gedeelde culturele karakteristieken te omarmen. Met deze verschuiving, vooral in de jaren 1980, kwamen ook verschillende sociale bewegingen op, op basis van etnische verschillen. Inheemse en zwarte groepen in Latijns-Amerika begonnen hun recht op te eisen om hun culturele verschillen te uiten.

Indiaans versus Inheems

Hoewel de termen Indiaans en inheems in dit boek door elkaar gebruikt worden, zijn er natuurlijk wel belangrijke verschillende connotaties, vooral per regio. In Guatemala is het gebruik van het woord Indiaan veel gebruikelijker dan in Ecuador of Bolivia, waar ‘inheems’ de voorkeur heeft. ‘Indiaan’ heeft nog vaak een racistische ondertoon. De term ‘Indian’ is terug te voeren tot Columbus, die onterecht dacht dat hij in Indië aangekomen was. De term draagt soms connotaties van onderontwikkeldheid, antivooruitgang en retrogradatie met zich mee. In veel delen van Latijns-Amerika, zoals in het centrale deel van de Andes, is Indian een zeer vernederende en racistische term en zou zelden een term voor zelfidentificatie zijn. De term inheems is voortgekomen uit pogingen om met koloniaal nalatenschap proberen om te gaan. Organisaties als de VN en andere werkgroepen komen op voor de rechten van inheemse volken. In deze context krijgt inheems een hele andere betekenis dan Indian. De consensus bestaat nu dat iemand inheems is als hij/zij lid is van een culturele groep die onderworpen was aan de Europese kolonisatie en die nog steeds ondergeschikt is in sociale en raciale hiërarchieën die gedomineerd worden door Europese afstammelingen in het heden. Inheems bewustzijn kwam echt goed op gang in de jaren 1960 met Noord-Amerikaanse en Australische Aboriginalbewegingen. De categorie inheems is niet statisch, zoals Indian wel is. Het is heel gebruikelijk dat mensen zichzelf identificeren als inheems in bepaalde contexten. Beide categorieën zijn complex, instabiel en historisch vormgegeven.

Etniciteit, nationalisme en geslacht

Dit deel verkent eerst hoe versterkte inheemse etnische identiteiten soms kunnen botsen met nationalisme dat door hogerop wordt gepromoot. Vervolgens wordt er gekeken naar geslacht met betrekking tot deze etnische identiteiten.

Nationalisme

Of inheemse groepen nu een hoog of laag percentage uitmaken van de populatie, het blijven minderheden in termen van toegang tot politieke en economische macht. De groepen ondervinden vaak weerstand van de politieke elite die veelal nog voorstander zijn van het moderniserende nationalisme vanuit de jaren 1950-1970 en nog steeds voor een homogene nationale bevolking zijn. Zij zijn van mening dat de officiële (h)erkenning van culturele verschillen zou leiden tot het uit elkaar vallen van de natiestaat. Op sommige plaatsen zijn etnische conflicten gewelddadig geworden, zoals de burgeroorlog in Guatemala in 1980-1990.

Geslacht

Inheemse etniciteit is sterk sekse-gebonden. Typisch gezien zijn het de vrouwen die zich ‘traditioneel’ kleden en de inheemse taal spreken, zelfs in situaties waarin mannen zich westers kleden, richting de stad verhuizen op zoek naar werk, en vaak tweetalig zijn. Dit betekent niet dat inheemse vrouwen passief zijn. Vrouwenbewegingen zijn sterk toegenomen en ook in algemene inheemse bewegingen nemen steeds meer vrouwen het initiatief. Zij kunnen bijvoorbeeld op andere manieren protesteren dan mannen; in Ecuador en Bolivia kregen ze het voor elkaar het leger zich terug te laten trekken en ook in Mexico, waar de soldaten meer onwillig zijn het vuur te openen op een groep vrouwen dan ze bij een groep mannen zouden zijn. Wat dat betreft worden vrouwen in sommige situaties dus meer afgebeeld als traditiegebonden en zijn ze de dragers van culturele tradities, terwijl ze in andere situaties meer vrijheden hebben dan hun mannelijke tegenhangers wat betreft het zich inlaten met opstandige acties tegen vijandige staats- en militaire autoriteiten.

Controverses: intellectuele eigendomsrechten

Steeds meer maken wetenschappers gebruik van de inheemse (geneeskrachtige) plantensoorten en kennis van de inheemse bevolking. Die mensen worden er echter niet voor vergoed. Een oplossing die hiervoor is aangedragen is het uitbreiden van intellectuele eigendomsrechten naar de inheemse volken. Vervolgens ontstaat echter het probleem van welke etnische groep of individu in aanmerking komt voor die eigendomsrechten en wie er (het meest) recht op heeft.

In de Verenigde Staten: ras en respect in de straten van New York City

Mensen die vanuit Latijns-Amerika of het Caraïbisch gebied naar Noord-Amerika emigreren, komen volkomen andere rassensystemen en andere etnische identiteiten tegen. De rassenhiërarchie is daar behoorlijk rigide, zoals eerder gezegd en is voornamelijk gebaseerd op huidskleur en afkomst. Voor de emigranten, die gewend zijn aan de flexibiliteit en veranderbaarheid van rassensystemen, en tussenliggende categorieën, kan dat verontrustend zijn. Aan de andere kant, ‘Latino’ wordt in de V.S. gebruikt als etnische categorie en deze term brengt mensen van compleet verschillende culturen en historische achtergronden onder één noemer (bijvoorbeeld een voormalig suikerrietarbeider uit de Dominicaanse Republiek en een politieke vluchteling uit een hoogstaande Peruviaanse familie).

6: Culturele interpretatie van gender en seksualiteit

Pre-Europese gendersystemen

Gender (een term die betrekking heeft op de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen – en niet de biologische) is een fundamentele en diepgaande dimensie van cultuur en sociale verhoudingen. Gender ideologieën, -normen en –praktijken beïnvloeden op veel verschillende manieren het dagelijks leven. Gender is gerelateerd aan maar wel verschillend van seksualiteit (heeft betrekking op het bredere domein van (seksuele) emoties, verlangens, gedragingen, etc.). Cultureel vormgegeven ideeën van seksualiteit en seksueel gedrag zijn buigzaam en divers, en het resultaat van historische macht uitgespeeld in concrete sociale, economische, politieke en culturele contexten. Informatie over gender en seksualiteit tijdens het kolonialisme komt voornamelijk uit Midden-Amerika en de Andes. Het geeft helaas echter slechts een momentopname weer en maar weinig inzicht in historische veranderingen. Vaak worden ook alleen de elitaire en mannelijke gezichtspunten benadrukt. Ook gerechtelijke documenten kunnen nuttig zijn bij het bestuderen van het huiselijke leven en genderverhoudingen.

Seksualiteit, parallelisme en complementariteit

Er ontstaat steeds meer de consensus dat in Midden-Amerika en de Andes “gender was not…inherently bipolar…and multiple variants of the masculine and feminine were clearly recognized” (Klein 2001:371). Afgaand op taaldocumenten vanuit Yucatán en de Maya’s wordt gesuggereerd dat bi- en homoseksualiteit algemeen voorkwam in de Maya cultuur en samenleving. In Midden-Amerika was gender complementariteit en parallelisme wijdverspreid. Zowel mannen als vrouwen hadden belangrijke rollen in verschillende situaties en het was niet ongewoon dat vrouwen prominente politieke, administratieve posities hadden. Ook in de Andes kwam dit voor. Parallelisme was hier vooral goed zichtbaar in het religieuze domein. Parallel descent – de overdracht van rechten, taken en plichten van vrouwen op hun vrouwelijk nageslacht en van mannen op hun mannelijk nageslacht – betekende dat vrouwen onafhankelijk van hun man toegang tot en gebruik van productieve bronnen konden opeisen. De aanwezigheid van gender parallelisme en complementariteit betekent echter niet dat er absolute gelijkheid was tussen de genders.

Gender en staatsuitbreiding

Met de groeiende complexiteit van de samenlevingen (van jager/verzamelaar naar chiefdoms of staten, bijvoorbeeld) werden genderongelijkheid en hiërarchie ook steeds uitgesprokener. Staatsuitbreiding heeft ook geresulteerd in een herstructurering van de genderverdeling van arbeid; het scala aan productieve taken die typerend aan en door mannen of vrouwen worden toegeschreven en uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan het maken van textiel/kleding door de vrouwelijke Azteken.

De Conquest en koloniale periode

Historisch gezien is kolonialisme – het politiek-economisch, sociaal en cultureel onderwerpen van een volk door een ander volk – een sterk gender-gerelateerd proces geweest. De kolonisten deden hun uiterste best alle gender- en seksualiteit-gerelateerde zaken die zij verwerpelijk vonden uit te roeien. Zoals opgemerkt in hoofdstuk 5, gingen koloniale ideologieën van (mannelijk) gender hand in hand met het idee van eer. Als vrouwen hun maagdelijkheid verloren voor het huwelijk, of zich inlieten met buitenechtelijke relaties, brachten ze schaamte en eerverlies over hun families. Deze logica was niet op de mannen van toepassing, van wie niet verwacht werd dat het maagden waren voor het huwelijk en wiens mannelijkheid deels rustte op publieke uitingen van seksuele kracht, buitenechtelijke relaties en de voortplanting van (onwettige) kinderen. Deze opvattingen over seksualiteit en het huwelijk stonden lijnrecht tegenover de inheemse cultuurnormen en zeiden hen weinig. De pogingen van de kolonisten om seksualiteit, huwelijk en ideeën van vrouw-zijn te beheersen en hervormen waren dan ook grotendeels onsuccesvol.

Gender en de fusie van natiestaten

Met het fuseren van verschillende natiestaten zagen vrouwen hun rechten, taken, status en autoriteit langzaam verdwijnen. Sommige wetten stelden bijvoorbeeld ook vrouwen strafbaar voor het plegen van overspel, en mannen niet. Dit soort wetten had vooral veel invloed op de middenklasse en elite, en op de inheemse gemeenschappen die grote delen van hun landbezit verloren.

Vrouwelijkheid en mannelijkheid: marianismo en machismo opnieuw bezien

Marianismo (het passieve, onderdanige gedrag van vrouwen) staat tegenover machismo (excessief viriel, hanig gedrag van mannen). De ideale mannelijke man (macho) is onbevreesd wanneer geconfronteerd met gevaar en is bereid en in staat het welzijn en de eer van zijn familie te beschermen, familie waarover hij onbetwiste autoriteit heeft, voornamelijk over de vrouwen. Ook is hij volkomen en publiekelijk heteroseksueel en seksueel viriel, met een ‘natuurlijk’ en onbeheersbaar libido. Machismo is vaak verantwoordelijk voor huiselijk geweld en wordt geassocieerd met het in de steek laten van kinderen. Marianismo verwijst naar een breed scala aan kenmerken en verwachtingen die definiëren wat de ‘ideale’ vrouw zou moeten geloven en hoe zij zich zou moeten gedragen. Dit is gebaseerd op de katholieke beelden van de maagd Maria als vrouw en overlapt deels met de eerdergenoemde noties van eer. Een ideale vrouw is nederig en offert zichzelf op voor haar kinderen en familie. Ook is ze onderdanig, droevig, zelfingenomen en zeer toegewijd en onderdanig aan haar schoonmoeder en echtgenoot. Van vrouwen worden niet verwacht dat ze genieten van seks of seks initiëren. Marianismo werd snel het raamwerk voor genderverhoudingen en vrouwelijkheid, zelfs in een zodanige mate dat het “has evolved into a nearly universal model of the behavior of Latin American women” (Ehlers 1991:1). Er is veel kritiek op deze zienswijze van marianismo. Sommigen beweren dat deze noties niet gebaseerd zijn op veldwerk maar op stereotypes, populaire beelden en een gebrekkige lezing van beschikbare wetenschap. Centraal in de kritiek op marianismo is het feit dat het voorbijziet aan de reële en pijnlijke asymmetrie in machtsrelaties tussen vrouwen en mannen, en bijvoorbeeld de mate van huiselijk geweld bagatelliseert. Gender gaat om veel meer dan alleen ideologie.

Marianismo betwist: vrouwen en gender in revolutionaire settingen

Revoluties streven over het algemeen naar het herstructureren van cultuur en samenleving, en het bereiken van economische en sociale gelijkheid. Dit veranderen van ongelijke gendersystemen en in twijfel trekken van marianismo als een cultureel begrip ging natuurlijk gepaard met moeilijkheden. Drie prominente voorbeelden zijn: 1) De Cubaanse revolutie van 1959. 2) De afgebroken poging tot socialisme in Chili onder Salvador Allende’s Unidad Popular (UP) regering in 1973. 3) De onsuccesvolle poging tot revolutionaire verandering in de Nicaraguaanse Sandinista-beweging begin 1980.

Echte ‘macho’s’

Er zijn verschillende vormen waarin mannelijkheid begrepen en vormgegeven wordt tussen samenlevingen en hoe het zich relateert aan andere cultuurdomeinen. Onderzoek naar mannelijkheid kan gegroepeerd worden aan de hand van verschillende, nauw verbonden, deels overlappende domeinen.

  • Eén oeuvre richt zich op de voldoende bewezen aandachtsgebieden in de antropologie van gender-gebonden arbeidsverdeling en de onderscheidende toekenning van productieve bronnen, status en prestige tussen mannen en vrouwen.

  • Een tweede richt zich op de constructie van mannelijkheid binnen de familie of het huiselijke domein.

  • Een derde gebied richt de aandacht op hoe mannelijkheid lichamelijk geuit en ervaren wordt.

  • Het vierde gebied heeft te maken met manieren waarin macht op anderen wordt uitgeoefend en mannelijk gedrag publiekelijk geuit wordt.

  • Andere thema’s omvatten hoe mannelijke identiteiten en gedrag in verband staan met oorlog, geweld en opkomende vormen van nationalisme en nationale identiteit.

  • Een laatste gebied betreft het onderstrepen door wetenschappers dat het vormen van mannelijke identiteiten allesbehalve een kwestie is die alleen betrekking heeft op mannen. Dat vrouwen in hun relaties met mannen een sleutelrol spelen in het definiëren van wat, in ieder geval idealiter, een ‘echte’ man is.

 

Er zijn vier belangrijke en gerelateerde noties die telkens weer bovenkomen in de literatuur over mannelijkheid. De eerste is dat het tijd is om het stereotypische beeld van een homogene, uniforme Latijns-Amerikaanse ‘man’ los te laten. Er kunnen in feite verschillende, concurrerende, overlappende en soms tegenstrijdige ‘mannelijkheden’ bestaan door heel Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied heen. De tweede notie is de gangbaarheid van een grote ongelijksoortigheid tussen mannelijkheden die ‘op de grond’ bestaan (wat mensen werkelijk denken en doen) en dominante en alomtegenwoordige opvattingen van mannelijkheid. Ten derde hameren wetenschappers er steeds weer op hoe schijnbaar identiek mannelijk idioom verschillende betekenissen kunnen hebben voor zowel mannen als vrouwen. Als laatste, de betekenis die mannen en vrouwen hechten aan mannelijk idioom varieert per generatie en historische context.

Gedragsmodellen

Ondanks hun ideologische import als gedragsmodellen, zijn marianismo en machismo niet representatief voor de beleefde ervaring van veel Latijns-Amerikaanse en Caraïbische vrouwen en mannen. Wellicht wordt er te zwaar getild aan de normatieve beweringen die vaker dan niet de culturele verwachtingen van de dominante, nationale en elite-niveaus reflecteren, die zelden in het dagelijks leven in de praktijk worden gebracht. De ongelijksoortige betekenissen en interpretaties van marianismo en machismo suggereren ook dat ideologieën en praktijken van gender en seksualiteit in samenlevingen die etnisch-divers en klasse-gestratificeerd zijn allesbehalve monolithische, naadloze eenheden zijn die iedereen voor waar aanneemt en in praktijk brengt; deze ideologieën en praktijken kunnen dan ‘dominant’ zijn in de zin van dat ze wijd-circulerende en alomtegenwoordige normen en verwachtingen beschrijven die zich richten op de elite, ze hebben geen overwicht. Dit idee dat gender en cultuur zelf gefragmenteerd zijn, heeft twee belangrijke implicaties. Ten eerste dat brede modellen slechts deels (soms zelfs helemaal niet) bruikbaar zijn voor het begrijpen van gender onder inheems en etnisch verschillende volken die slechts deels geassimileerd zijn met de normen en verwachtingen op nationaal niveau (d.w.z. dominant blank/‘Mestizo’). Ten tweede, cultuur, gender en seksualiteit zullen significant variëren tussen de klassen, en dominante ideologieën en modellen worden vaak sterk betwist en aangevochten door vrouwen en mannen uit de onderste lagen van de economische en sociale hiërarchie.

Verschuivende lijnen van mannelijkheid, vrouwelijkheid en seksuele identiteit

Culturele termen die verwijzen naar erotische en seksuele praktijken, voorkeuren en identiteiten hebben meerdere betekenissen binnen en door verschillende Latijns-Amerikaanse en Caraïbische gemeenschappen heen. Ook spelen seksualiteit en seksuele praktijken een veel beslissender rol in het vormen van genderidentiteiten (wie als ‘man’ of ‘vrouw’ wordt beschouwd ongeacht biologisch geslacht) in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied dan in Noord-Amerika. In veel gebieden is er een overlap tussen seksuele identiteiten en genderidentiteiten. Brazilianen beschreven bijvoorbeeld hun seksleven in termen van brede sociale identiteiten als ‘man’, ‘vrouw’ of zelfs ‘normaal’, in plaats van termen die sociale identiteiten linken aan specifieke vormen van seksuele voorkeur (homoseksueel, heteroseksueel, biseksueel, etc.). Ook in Mexico vonden onderzoekers een grote kloof tussen noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid, en seksuele verlangens en praktijken. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat seksposities een sleutelrol spelen in het definiëren van mannelijkheid en seksuele identiteit (wie penetreert en wie gepenetreerd wordt, bijvoorbeeld, is van invloed op dit definiëren). Seksualiteit en seksuele praktijken spelen dus een invloedrijke rol in de vorming van genderidentiteit, een zodanig sterke rol zelfs dat Kulick zo ver gaat te zeggen dat “gender in Latin America should be seen not as consisting of men and women, but rather men and not-men, the latter being a category into which both biological females and males who enjoy anal penetration are culturally situated” (1997:575).

7: Religie en het leven van alledag

Populair katholicisme

Religie, als systeem van overtuigingen en geritualiseerde gedragingen die gericht zijn op bovennatuurlijke wezens en krachten, is een sleutelelement voor het begrijpen van culturele verschillen. Het is een ‘middel’ dat door mensen gebruikt wordt om vat te krijgen op de wereld, in het bijzonder tijdens schijnbaar zinloze of willekeurige gebeurtenissen. In de vroege en midden-koloniale periode was het katholicisme dat door de kolonisten was meegebracht stevig verankerd in de Nieuwe Wereld, maar het had niet de inheemse en Afrikaanse religieuze overtuigingen vervangen. Er zijn diverse redenen waarom Europese religieuze overtuigingen slechts een aantal decennia na de Conquest al deel uitmaakten van het Latijns-Amerikaanse en Caraïbische dagelijks leven en cultuur. Eén reden had te maken met geloofsvervolging door middel van de campagnes tegen afgoderij. Europese seculiere en religieuze kolonisten voerden grote campagnes tegen wat zij zagen als afgoden en heilige aanbiddingsplekken. Tijdens de zestiende en zeventiende eeuw waren marteling, dwang, gedwongen indoctrinatie en de vernieling van tempels en ‘heidense’ iconen en afgoden aan de orde van de dag. Een symbolisch belangrijke strategie was het bouwen van kerken bovenop de ruïnes van pre-Conquest inheemse tempels en heiligdommen. Het feit dat inheemse en Afrikaanse volken polytheïstische geloofssystemen hadden – flexibel genoeg om bijkomende bovennatuurlijke wezens onder te brengen – was veel belangrijker voor de verspreiding van het katholicisme dan vervolging. Door de nadruk te leggen op integratie en niet op uitsluiting, konden een reeks aan Europese godheden zoals God, Jezus Christus, de heiligen, en de maagd Maria gemakkelijk hun weg vinden in de inheemse en Afrikaanse religieuze overtuigingen. Ook vielen de vieringen van veel katholieke rituelen op een buitengewone manier samen met de timing en betekenis van veel inheemse vieringen. In veel opzichten zijn Latijns-Amerikaanse en Caraïbische volken die onder het gezag van de Spanjaarden en Portugezen kwamen vanaf de vroege koloniale periode grotendeels katholiek geweest. Dit werpt echter geen licht op wat het betekent om religieus of katholiek te zijn, of waarom en hoe het katholicisme een dergelijke centrale plek heeft weten in te nemen in het dagelijks leven van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische volken. Tijdens de koloniale periode vond er een karakteristieke fusie plaats van (middeleeuws) katholicisme en plaatselijke (inheemse en Afrikaanse) overtuigingen en praktijken. Het wijdverspreide maar gevarieerde geloofssysteem dat hieruit voortkwam wordt ook wel populair katholicisme genoemd.

 

Belangrijkste kenmerken van populair katholicisme

  1. Syncretisme. Antropologen leggen nadruk op het belang van religieus syncretisme, dat wil zeggen, het ‘mengen’ of compartimenteren van bovennatuurlijke godheden uit het katholieke, inheemse en Afrikaanse godendom. Zelfs hedendaagse schijnbaar niet-Europese (ten onrechte vaak ‘traditioneel’ genoemd) overtuigingen en rituelen zijn vaak een samenstelling van Europese en inheemse elementen.

  2. Belang van publieke rituelen en ceremonies. In tegenstelling tot het zeer private ‘formele’ katholicisme, is een opvallend kenmerk van het populair katholicisme de actieve en zichtbare participatie in publieke rituelen met het huis of de gemeenschap door het jaar heen. De rituelen kunnen in vier categorieën ondergebracht worden, namelijk die:

    1. Overlappen met de liturgische kalender van de Katholieke Kerk. Denk bijvoorbeeld aan Pasen, Kerstmis en het veertigdaagse vasten.

    2. Gesponsord worden ter ere van of in toewijding aan goden van het katholieke godendom. Op het platteland vallen veel rituelen en ceremonies ter ere van bepaalde heiligen vaak samen met cruciale periodes van het landbouwseizoen, zoals zaaien en oogsten.

    3. Gesponsord worden ter ere van of in toewijding aan niet-katholieke goden. Denk aan vieringen en rituelen ter ere van bijvoorbeeld diverse berggeesten in het Andesgebied en bosgoden in de Yucatán.

    4. Dateren van pre-Latijns-Amerikaanse en niet-katholieke thema’s.

  3. Symbiotische en wederkerige relaties tussen mensen (stervelingen) en bovennatuurlijke goden. De overtuiging in populair katholicisme dat mensen symbiotische en wederkerige relaties met goden in de bovennatuurlijke wereld moeten vormen, is het resultaat van twee verschillende maar structureel analoge religieuze tradities. Inheemse en Afrikaanse religieuze tradities waren hoogst pragmatisch, instrumenteel, gericht op dagelijkse, gewone behoeftes en praktische zaken. Hun goden waren antropomorfische wezens die, hoewel machtiger dan mensen, ook menselijke behoeftes, noden, gebreken, zwakheden en sterktes toonden. Stervelingen konden de goedwilligheid en machten van bovennatuurlijke goden aanwenden en manipuleren door verzoenende rituelen en offers te brengen in hun naam en door hun noden en behoeftes te bevredigen.

  4. Aanwezigheid van niet-priesterlijke beoefenaars. Veel rituelen van het populair katholicisme worden uitgevoerd door niet-priesterlijke of wereldlijke beoefenaars.

  5. Vervagende lijnen tussen levend en dood. De grens tussen ‘deze’ en ‘die’ wereld, tussen de levenden en de doden, stervelingen en bovennatuurlijke wezens, is allesbehalve scherpomlijnd. Een goed voorbeeld hiervan is Allerheiligen en Allerzielen, wat later in dit hoofdstuk nog wordt behandeld.

  6. Een kritiek op de sociale orde. Populair katholicisme is nauw verbonden met politiek en kritiek op de sociale orde. Katholicisme en de Kerk waren belangrijk voor het succes van de Conquest en beide hebben zich historisch gezien geallieerd met de elites en de heerschappij van de rijke en machtige groepen over de armen en niet-machtigen. De niet-elitaire groepen hebben echter wel het populair katholicisme vaak kunnen aanwenden als een voertuig voor het uiten van sociale ontevredenheid. Sommige antropologen menen dat dit hét belangrijkste kenmerk van Latijns-Amerikaanse populaire religie is. Gerelateerd hieraan is de opkomst in de jaren 1960 van een brede beweging in de Kerk die bekend staat als bevrijdingstheologie. Deze beweging zoekt naar een nauwere verstandhouding tussen leren uit de Bijbel – vooral de boodschappen over sociale ongelijkheid en gerechtigheid – en de geleefde ervaring en realiteit van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische volken.

 

Aspecten van populair katholicisme

De maagd Maria. De katholieke notie van heiligen – bovennatuurlijke wezens die een tussenliggende positie innamen tussen het Opperwezen (God) en stervelingen - was erg logisch voor inheemse en Afrikaanse volken in de Nieuwe Wereld wiens leden al goden vereerden die direct verantwoordelijk waren voor het welzijn van het huis, de gemeenschap en de familie. In Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied is de cultus van de maagd Maria wijdverspreid. In populair katholicisme zijn heiligen werkelijke personages, bijna goddelijke mensen met noden, verlangens en temperamenten. Ze spelen een krachtige, directe en beslissende rol in het dagelijks leven, meer dan in de katholieke of christelijke doctrine.

 

Allerheiligen. Allerheiligen en Allerzielen (1 en 2 november) is een van de meest kleurrijke, kenmerkende en ceremonieel belangrijke manifestaties van populair katholicisme. Het is een wijdverspreid besloten en publiek ritueel met diepe wortels in de Europese middeleeuwen alsook in de pre-Conquest periode. Todos Santos (zoals Allerheiligen ook wel genoemd wordt) gaat om het herinneren en eren van recentelijk overleden personen, het maken van een connectie met het hiernamaals, het dichten van het gat tussen leven en dood en het dicht bij elkaar plaatsen van de levenden en doden. Bovenal is het een periode van liminality; een tijd om na te denken over de betekenis van leven en dood.

 

De verspreiding van protestantisme

Het protestantisme is zich snel aan het verspreiden door Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Hoewel het moeilijk te zeggen is hoeveel mensen de afgelopen dertig jaar bekeerd zijn, zijn de meeste wetenschappers het erover eens dat deze religieuze omschakeling wijdverspreid is en zich snel uitbreid. Een paar belangrijke verschillen tussen katholicisme en protestantisme (zoals door de gelovigen zelf gezegd) zijn: protestanten drinken, roken, dansen en gokken niet; ze vereren geen heiligen of andere afgoden; ze doen niet mee aan rituelen; etc.

Maya-vrouwen in Mexico

Bekering tot het protestantisme is vaak een sterk sekse-gebonden proces, veelal aangevoerd door vrouwen die zich afzetten tegen een huiselijke en bredere sociale context die geplaagd wordt door zware alcoholconsumptie, in het bijzonder door hun echtgenoten. Veel rituele vieringen gaan gepaard met wat van buitenaf gezien kan worden als excessief alcoholgebruik, en wordt rituele dronkenschap genoemd. Veel antropologen benadrukken dat dit veelvuldig drankmisbruik dat grenst aan alcoholisme vaak cultureel vergoelijkt ritueel gedrag is. Veel antropologisch onderzoek gaat uit van het idee dat dronkenschap niet per se hetzelfde is als alcoholisme en dat het geen sociaal probleem is; het is eerder constructief drankmisbruik. Het is echter ook mogelijk dat veel antropologen dit idee van ritueel dronkenschap geromantiseerd hebben en de gevallen waarin drankmisbruik wellicht disfunctioneel is, genegeerd. Drankproblemen – vooral disfunctioneel drankmisbruik door mannen – hebben veel consequenties die in het bijzonder vrouwen raken, vandaar de toename in bekering tot het protestantisme. Voor de Maya-vrouwen was deze bekering en hun echtgenoten overhalen hetzelfde te doen, de meest succesvolle strategie voor het omgaan met drankproblemen en het daaruit volgende huiselijk geweld. De snelle verspreiding van protestantisme is dus niet alleen een verschuiving in religieuze ideologie maar ook een belangrijke verandering in culturele waarden en sociale relaties. Bekering naar het protestantisme houdt een fundamenteel andere manier van denken in over de relatie tussen persoonlijke redding, armoede en het dagelijks leven.

Controverses: Midden-Amerikaanse burgerlijk-religieuze hiërarchie

De burgerlijk-religieuze hiërarchieën (ook wel ‘cargo systems’ genoemd) in Mexico en Guatemala zijn grondig bestudeerd in etnografische studies. Dit belangrijke aspect van het Midden-Amerikaanse leven is meer dan zeventig jaar lang besproken door antropologen in termen van oorsprong, verschillen, en cultureel, sociaal en economisch belang. Cargo is een belangrijk woord hier (vaak vertaald met ‘post’ [betrekking] of ‘office’ [ambt]) en verwijst naar de hiërarchisch gerangschikte politieke en religieuze posities die leden van de gemeenschap in hun leven horen te doorlopen. Door dat te doen wordt bijvoorbeeld de toewijding aan de gemeenschap opnieuw bevestigd en prestige verworven, en worden sponsors belangrijke leiders. Er zijn minstens twee basistypen van cargo systemen. In het eerste systeem roteren sponsors tussen burgerlijke en religieuze posities. Het tweede type is waar burgerlijke en religieuze posities parallel staan, maar elkaar niet kruisen; een individu kan dus de religieuze ‘ladder beklimmen’ maar hoeft dat niet per se ook in het burgerlijke domein te doen. In de debatten over deze burgerlijke en religieuze systemen komen telkens weer dezelfde vragen boven: wanneer en hoe ze ontstaan zijn; of deze hierarchien al dan niet als ‘schild’ werken tegen de buitenwereld; of burgerlijke en religieuze systemen al dan niet interne conflicten minimaliseren door rijkdomsverschillen te nivelleren en interne sociale en economische verschillen te verhinderen.

 

      Bron:

  • Deze samenvatting over de antropologie van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is geschreven in 2015 bij het boek The Anthropology of Latin America and the Caribbean van Sanabria

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Society and culture - Theme

Society and culture - Theme

Image
Summaries, study notes, internships, tips and tools for study and work in society and culture
Join WorldSupporter!
This content is related to:
Boeksamenvatting bij Small Places, Large Issues: An Introduction to Social and Cultural Anthropology van Eriksen
Boeksamenvatting bij de 1e druk van Cultural Anthropology van Kottak
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3353 2