Society and culture - Theme
- 2397 keer gelezen
In de geschiedenis van de antropologie is er een ontwikkeling geweest van het bestuderen van culturen op afstand in de koloniale tijd (armchair anthropology) naar diepgaand en langdurig etnografisch veldwerk. Dit laatste werd in de Tweede Wereldoorlog onmogelijk, waardoor er weer onderzoek op afstand werd gedaan, op een betere manier dan vroeger. Dit gebeurde zowel voor de Nazi's als voor de geallieerden. Britse en Amerikaanse antropologen droegen bij aan het vergaren van kennis over de vijand, zoals de zwakke punten van de Japanners. Ruth Benedict schreef in 1974 een gedetailleerd boek over de Japanse cultuur om de Amerikaanse troepen vooruit te helpen. Ze gaf toe dat ze methodologische problemen had omdat ze niet naar Japan kon voor veldwerk, maar ze interviewde Japanse Amerikanen, gebruikte literatuur en films en vergeleek de Japanse met de Amerikaanse cultuur.
In de Koude Oorlog werd de methodologie voor lange afstands-studies steeds beter geformuleerd. Bij het bestuderen voor onbereikbare culturen werden vooral informanten (vluchtelingen, diplomaten, mensen die tijdelijk in het gebied hadden gewoond) en cultureel materiaal (dagboeken, romans, gedichten, memoires, brieven, sprookjes, enz.) gebruikt. Met informanten bestond de methodologie uit open interviews, levensverhalen, projectietechnieken, focusgroepen en het stiekem observeren van gebaren, humeur en stijlen. Het cultureel materiaal werd aan een 'content analysis' onderworpen. Ondanks de moeilijkheden om het dagelijks leven te bestuderen werd dit gezien als voldoende om structureel gedrag en patronen in de cultuur te ontdekken.
In de jaren '60 werkte Kathleen Gough aan een manier om communistische landen en dictatoriale regimes te onderzoeken. Ze wilde meer aandacht voor het werk van journalisten en sociale wetenschappers op het gebied van voedselproductie, sociale ongelijkheid en revolutionaire bewegingen. Internationale organisaties en onderzoekers in het buitenland konden voor gegevens zorgen.
Op dit moment worden opnieuw delen van de wereld onbereikbaar voor veldwerkers vanwege de 'war on terror'. De hoge mate van geweld, onvoorspelbaarheid van de gevechten, en het wantrouwen jegens de onderzoekers maakt het vaak te gevaarlijk, bijvoorbeeld in Irak. Op het moment van uitgave van het boek is Irak te gevaarlijk om heen te gaan, en dus is het onderzoek slechts op afstand gedaan. Het doel was de gevolgen van de oorlog op de Irakese samenleving te analyseren. Hierbij was etnografische verbeelding nodig die verder gaat dan empirische waarneming. Veelal wordt interpretatie door middel van verbeelding gemeden omdat het niet aan de methodologische standaarden voldoet. Toch weten we inmiddels veel over onbereikbare oorlogsgebieden en zou het zonde zijn de Irakese oorlog niet te onderzoeken, alleen vanwege de onmogelijkheid van veldwerk.
Vanaf de jaren '90 ontstond er een reactie op het negativisme van de postmoderne antropologie: de 'compassionate turn'. Deze beweging bestaat uit meerdere benaderingen, zoals de militante antropologie, de publieke antropologie, de antropologie van sociale armoede en van geweld. Het belangrijkste bij deze benaderingen is het gebruik van empathie om vanuit de lokale bevolking te leren kijken en hun partijdigheid te gaan begrijpen. De onderzoeker wil dus echt betrokken raken en sociale en politieke veranderingen aanmoedigen.
De schrijvers van dit boek hebben politieke standpunten en zijn betrokken bij het Irakese volk. Ze willen antropologische inzichten toevoegen aan de kennis die er al is over de oorlog, met behulp van etnografische verbeelding in de dagelijkse werkelijkheid. Ze willen laten zien hoe de inwoners van Irak aangetast worden door de politiek waar ze niets over te zeggen hebben, maar ook dat ze van belang zijn in het grotere geheel van macht, conflict, strategie en belangen. Ze willen de menselijkheid aantonen die alle volken bindt. De etnografische verbeelding van de schrijvers is gegroeid door veldwerk in andere conflictgebieden en beïnvloed door politieke en morele overtuigingen.
Vanwege de globalisatie werd in de jaren '90 het klassieke langdurige veldwerk op een plaats minder belangrijk. In plaats van samenleving, cultuur en identiteit op een bepaalde lokatie werden vanaf toen juist meer de relaties tussen lokaties en dimensies onderzocht: 'multisited' veldwerk was hier het best voor geschikt. De geopolitieke ontwikkelingen in de wereld pasten bij deze manier van onderzoek, net als de epistemologische kritiek op eenheid van tijd, plaats, cultuur en identiteit. Waar de val van de Berlijnse muur het symbool werd van optimisme, werd 9/11 het symbool van wantrouwen, met gevaarzones en grenscontroles en beperkingen in de circulatie van goederen, ideeën en ook antropologen. Etnografen zijn vaak niet meer toegestaan in oorlogsgebieden.
De wereld na 9/11 is opgedeeld in 'inclusionary' en 'inclusionary zones': een westerse wereld met democratie en vrijheid tegenover een Islamitische wereld met als ideaal de Sharia, ofwel goed tegenover slecht. Deze indeling van de wereld komt op veel plaatsen terug in dit boek.
Vaak worden antropologen gebruikt in de 'war on terror'. Hierdoor is onafhankelijk onderzoek moeilijker en zelfs gevaarlijk. De lokale bevolking vertrouwt antropologen niet, ze kunnen zomaar spioneren voor de CIA. Antropologisch onderzoek zonder veldwerk is niet zo tegenstrijdig als het lijkt: het is vaak gedaan, bijvoorbeeld in de Tweede Wereldoorlog. Dit is mogelijk omdat het 'veld' net zo goed een mentale eenheid is als een locatie, en dat hoeft niet samen te gaan. Onderzoek op afstand is gebaseerd op:
krantenartikelen van oorlogscorrespondenten
rapporten van NGO's en mensenrechtenorganisaties
berichten van rebellen of het leger
blogs van burgers en soldaten
interviews met vluchtelingen
radio-uitzendingen
televisieprogramma's
De kennis van eerder etnografisch werk waarbij wel veldwerk mogelijk was kan goed gebruikt worden bij dit onderzoek. Veel etnografieën over geweld, repressie en armoede hebben concepten, methodes en benaderingen opgeleverd die toegepast kunnen worden.
Vergelijkend onderzoek in dit geval betekent niet de statistische analyse van grote datasets, maar 'macrocomparison' van verschillende case studies. Contextualisering zorgt ervoor dat unieke of onduidelijke gebeurtenissen in de ene context zichtbaar worden. De vergelijkende benadering in dit boek is heuristisch: gericht op het begrijpen van culturele betekenissen, ervaringen, praktijken, gebeurtenissen en processen. Vergelijkend onderzoek betekent dus vooral het begrijpen van fenomenen door te verwijzen naar andere fenomenen. Multisited veldwerk is belangrijk vanwege de nadruk op relaties tussen culturen en de manier waarop dingen elkaar beïnvloeden.
De processen van verandering in andere conflictgebieden vormen de grootste basis voor de essays in dit boek. Hierdoor kunnen we bepaalde processen identificeren in de verschillende bronnen van informatie over de Irakese oorlogsgebieden. Op deze manier zal er ook een antropologische kritiek worden geuit op de Westerse bezetting van Irak.
Manicheïsme is een structurele dichotomie (scheidslijn) die vaak ten grondslag ligt aan genocide of massageweld. De aanslag op 11 september werd onmiddellijk geframed als een aanval op Amerika. Hinton gaat in het eerste essay van dit boek in op de retoriek van Bush na de aanslag in vergelijking met de manier waarop Khmer Rouge de genocide in Cambodja rationaliseerde. De Cambodjaanse samenleving werd toen namelijk opgesplitst in het zogenaamd rechtmatige oude volk en het verachtelijke nieuwe volk. Hoewel de war on terror geen genocide is en in een andere context plaatsvindt, werd in beide situaties geweld gelegitimeerd door een scheiding tussen wij en zij. Hinton maakt een analyse van een speech van Bush en de ideologie van Khmer Rouge aan de hand van vier retorische vragen:
Wie heeft ons aangevallen?
Waarom haten ze ons?
Hoe gaan we vechten en de oorlog winnen?
Wat wordt van ons verwacht?
De vijand werd in beide situaties omschreven als de personificatie van slechtheid, die het verdienen om geëlimineerd te worden; zo sterk dat alle mogelijke middelen ingezet moeten worden. Osama bin Laden gebruikte een vergelijkbare manicheïstische scheidslijn tussen de goede Moslims en de slechte Westerse indringers.
De vergelijking tussen deze scheidslijnen laat zien hoe een discours van verschil kan worden geconstrueerd en een groep mensen kan worden gedemoniseerd om politieke en ideologische ambities te bewerkstelligen.
In het tweede essay laat Nadje Al-Ali zien wat de oorlog deed met de positie en participatie van vrouwen in Irak, die na de invasie in 2003 iets verbeterde, maar daarna snel verslechterde. Het is ironisch dat juist deze positie van de vrouw een reden was om Irak binnen te vallen, maar dat die alleen maar slechter is geworden. Vrouwen worden systematisch geweerd uit publieke, economische en politieke domeinen van de Irakese maatschappij, en hen wordt op verschillende manieren het leven zuur gemaakt door fundamentalistische groeperingen.
Deze fundamentalistische neigingen komen ook in landen als Afghanistan en Indonesië voor. De buitenlandse bezetting in Irak maakt het echter zo mogelijk nog erger, aangezien Irakese leiders proberen zich extra tegen hen en het oude regime van Saddam Hussein af te zetten door vrouwenemancipatie volledig uit te bannen. De afbraak van de Irakese infrastructuur raakt vrouwen ook nog extra omdat zij verantwoordelijk zijn voor het huishouden.
In het derde essay van dit boek maakt Peteet een vergelijking met Palestijnse vluchtelingenkampen. Irak is een goed voorbeeld van ruimtelijke politiek, zegt ze, en de Amerikaanse hegemonie. Op dezelfde manier als in Israël wordt Irak opgedeeld in zones voor verschillende volken. Het is een proces van 'dismemberment' en territorialisatie waarin de wereld wordt opgedeeld in zones van democratie en beschaving en zones van terrorisme, Islam en wetteloosheid. Dit zorgt voor een schaarste aan fysieke mobiliteit en zeer slechte omstandigheden in het geval van de Palestijnen.
In het vierde essay betoogt Jeffrey Sluka dat de oorlog in Irak vergelijkbaar is met die in Vietnam, ondanks de grote verschillen in geopolitieke context. De situatie is vergelijkbaar wanneer gekeken wordt naar de Amerikaanse grondtroepen die vasthoudende rebellen bevechten. De fouten die toen werden gemaakt herhalen zich volgens Sluka in Irak. Het gaat bij dit soort oorlogsvoering namelijk om het winnen van de goedkeuring van de lokale bevolking: onderdrukking, burgerslachtoffers, mensenrechtenschendingen etc. zorgen slechts voor meer steun aan de rebellen.
Sluka onderscheidt vier niveaus waarin vertrouwen gewonnen moet worden:
Lokale bevolking woonachtig in het oorlogsgebied
De nationale bevolking
Het thuisfront van de buitenlandse troepen
De internationale gemeenschap
Uit Sluka's onderzoek blijkt dat op deze niveaus de steun steeds verder afbrak in zowel Irak als Afghanistan. Net als in Vietnam en Noord-Ierland, is de grootste fout die gemaakt werd dat politieke problemen militair opgelost werden. Het bevechten van terrorisme veroorzaakt slechts meer terrorisme, en onderdrukking zorgt voor weerstand. Steun moet je niet militair proberen te krijgen, maar politiek, economisch en sociaal.
Het essay van Robben zelf gaat over de 'dirty war' in Argentinië in vergelijking met de oorlog in Irak. In Argentinië werden in de jaren '70 guerrilla's bestreden door hun eigen tactieken te kopiëren. In Irak worden 'swarming tactics' gebruikt: het verrassingseffect en de mobiliteit moeten daarbij optimaal zijn. Kleine gevechtseenheden bewegen zich in een stedelijk gebied in de hoop rebellen tegen te komen, terwijl ze met moderne technieken goed contact met elkaar onderhouden. Dezelfde soort tactiek werd ontwikkeld door het Argentijnse leger, waarbij veel mensenrechten werden geschonden (martelingen, verdwijningen, moord) en er een cultuur van angst ontstond in de hele samenleving.
Robben maakt in zijn essay een vergelijking tussen deze twee praktijken om de consequenties te laten zien: gebrek aan steun onder de bevolking, burgerslachtoffers, dodelijke operaties. Door de politieke retoriek over de vijand, kwam een demoniserings-proces op gang dat ook de gemiddelde Amerikaanse grondsoldaat beïnvloedde. Swarming tactics vergroten het risico voor de gewone bevolking.
In het debat over de oorlog in Irak hebben antropologen maar een kleine rol gespeeld. Dit heeft 4 redenen:
Antropologische perspectieven worden steeds meer door andere disciplines gebruikt, zoals journalistiek
Antropologen vinden vaak dat etnografisch onderzoek uit participerende observatie moet bestaan en zien daartoe in Irak geen kans
Het trage karakter van antropologisch onderzoek zorgt ervoor dat we vaak achter de feiten aanlopen
Antropologen hebben de neiging alles dat niet onderzocht kan worden met veldwerk als niet-antropologisch te zien. Dit is echter een denkfout: antropologen moeten het als taak zien om de sociale wereld te begrijpen, het uitsluiten van gebieden vanwege methodologische hindernissen zou dom zijn.
Met dit boek willen de auteurs het belang van etnografische verbeelding laten zien en een vergelijkend bewustzijn creëren dat licht doet schijnen op verschillende soorten connecties. Antropologie heeft veel te bieden vanwege de kennis die voortkwam uit antropologie van geweld en 'social suffering', eerder gedaan veldwerk in conflictgebieden, de vergelijkende methodologie en de 'compasionate turn'.
De schrijver van dit hoofdstuk, Alexander Laban Hinton, begint met het beschrijven van de dag waarop de vliegtuigen het World Trade Center invlogen. Hij was in New York op dat moment, en beschrijft de sprakeloosheid en chaos. Krantenkoppen lieten zien hoezeer taal tekortschoot bij deze gebeurtenis. Mensen beseften zich dat ze nergens echt veilig waren. Het was als een film, een verhaal met slachtoffers en overlevenden, helden en slechteriken. Later werd die dag ook veelvuldig verfilmd, waardoor het mogelijk werd er wat meer afstand van te nemen. Dit helpt om het gebeurde te gaan begrijpen, om de existentiële angst een wat minder dreigende vorm te geven en het geweld misschien zelfs te helpen voorkomen.
President Bush bood ook een narratief als antwoord op de aanslag. Zijn verhaal was gericht op zijn politieke 'war on terror', en werd verteld met veel krachtige abstracties en beelden van heldendom en nationalisme. De scheiding van wij en zij, verwikkeld in een episch gevecht, stond centraal in zijn retoriek. De 'Bush doctrine' bracht een nieuw vocabulaire met zich mee, en mensen kregen nieuwe gewoontes zoals een gasmasker verstoppen in ieder huis.
Hinton vertelt dat deze reactie hem deed denken aan een boek dat hij ooit schreef over de genocide in Cambodja van 1975 tot 1979, toen Cambodja werd geregeerd door Pol Pot en zijn Khmer Rouge radicalen. Op 17 april 1975 nam Khmer Rouge Phnom Penh in (de hoofdstad), wat vanwege de vijf jaar durende burgeroorlog leidde tot optimisme. Stedelingen werden naar het platteland gestuurd om te wonen en werken. Alle economische productie en consumptie werd collectief gemaakt, dagelijkse vrijheden werden verworpen en religieuze uitingen werden verboden. Geld, markten en media verdwenen, reizen en communicatie werd moeilijk gemaakt en nieuws was beperkt tot propaganda.
De staat probeerde iedereen in hun handelen en denken te controleren: wat mensen aten, wie ze trouwden, met wie ze spraken en wie mocht leven of moest sterven. Dit resulteerde in een volk dat emotioneel lamgelegd werd van angst.
De 'War on terror' heeft een aantal overeenkomsten met deze Cambodjaanse situatie, ondanks de historische verschillen: in Irak heeft geen genocide plaatsgevonden, al was de potentie er wel. Hinton was tijdens 11 september net een pamflet aan het analyseren van de Khmer Rouge waarin de vraag 'wie zijn wij?' werd gesteld. Hierin wordt getracht de grenzen van de politieke gemeenschap af te bakenen. 'Wij' betekent de natie, het volk, arbeiders en boerenklasse, revolutie, het collectieve systeem. De vijand zijn de imperialistische agressievelingen. Deze vijand bevond zich zowel buiten maar ook onder 'ons'. De verschillen tussen deze twee kampen worden beschreven in politieke, ideologische, organisationele, sentimentele en traditionele termen. Politiek bewustzijn bepaalde of iemand je vriend of vijand zou worden: was iemand trouw aan de partij-richtlijnen?
Het vinden van vijanden gebeurde door middel van lokale registers, waarin duidelijke scheidslijnen van pas kwamen. Er bestond de feudale klasse, de kapitalistische klasse, de kleine kapitalisten, en de landeigenaren. Onder de premisse dat alles kan veranderen werd het als mogelijk gezien dat iemand revolutionair werd, en dus moest ingeschat worden of iemand anti-proletarische gevoelens of eigenschappen had. Dit hing af van levensovertuiging, geld, moraliteit en gewoontes. Men moest een proletarische blik op de wereld hebben, een collectieve overtuiging, en geen waarde hechten aan privé-eigendommen. De haat tegen de vijand werd sterk aangewakkerd.
Precies deze 'manicheïstische' visie wordt regelmatig gebruikt om massageweld te legitimeren of zelfs gehele groepen mensen te willen laten verdwijnen. In Cambodja kwam de Khmer Rouge aan de macht na een periode van extreme chaos en economische neergang, die te maken had met de Vietnam oorlog, bombardementen van de VS, een coup en een burgeroorlog waarin 600.000 mensen waren omgekomen. Vooral zeer arme en jonge mensen sloten aan bij de Khmer Rouge. Chaos werkt vaak existentiële angst en betekenisloosheid in de hand, waar genocidale ideologieën op in kunnen spelen. Die maken gebruik van onvrede omdat ze een ideale wereld voorspiegelen die een beter leven mogelijk maakt. De verwijdering van een bepaalde groep mensen wordt vaak gepresenteerd als een voorwaarde voor die ideale wereld. De retoriek van Osama bin Laden en zelfs deels die van Bush komt hierbij in de buurt: het bestaat uit een beweging tot revitalisering en legitimeert de vernietiging van mensen.
Een goed voorbeeld van manicheïstische retoriek is de belangrijke speech van Bush op 20 september 2001 waarin hij het congres en het Amerikaanse volk toespreekt. Het was een moment van gemeenschapsbinding met een sterke emotionele kracht, waarin een belangrijk moment werd gemarkeerd: vanaf dat moment was er een nieuwe nationale manier van zijn. Bush zet in deze toespraak de eerste persoon meervoud (wij) centraal door belangrijke nationale symbolen (samen bidden), gedeelde emoties (rouw slaat om in woede) en een gemeenschappelijk doel te benadrukken. Verschillende helden werden genoemd.
Scheidingen tussen wij en hen gaan vaak samen met organische retoriek, zoals iets dat geplant is in onze grond of een aanval op ons lichaam. Dit gebeurt vaak met metaforen en beeldspraak, bijvoorbeeld:
waarin de staat gezien wordt als lichaam en delen voor het geheel worden aangezien. De aanval op de torens is metaforisch voor een aanval op het hoofd van de staat.
Ook wordt de aanval op de torens metaforisch uitgelegd als het geboren worden van een nieuwe vorm van geweld die samen gaat met de nieuwe, 21e eeuw.
Mensen zagen in de rook het gezicht van de duivel, en anderen juist weer van Christelijke heling. In Ground Zero bleef een kruis over in de as die symbool bleef staan voor de Christelijke heil die mensen hielp bij het rouwen.
Ground Zero bleef een soort 21e eeuws symbool voor een episch gevecht tussen het goed en het kwaad.
Het hernieuwde gevoel van een Christelijk doel is heel duidelijk in de toespraken van Bush, en de vijand wordt dan ook neergezet als abstracte eenheid van het kwaad, dat moet worden bevochten. Bush speelde in op de behoefte van de Amerikanen aan antwoorden, door middel van vier vragen.
Hij stelde zich de vraag: 'wie heeft ons aangevallen'? Zijn verhaal had een cinematografische kwaliteit, met een plot en een slechterik: duivelse figuren die zich overal op aarde verstopt hebben om hun levensovertuiging op te leggen en ons te vernietigen.
Op de vraag 'waarom haten ze ons?' heeft Bush 2 antwoorden. Ten eerste omdat ze het niet eens zijn met de Amerikaanse waarden zoals vrijheid. Ten tweede omdat ze een moordenaars-ideologie hebben met radicale ideeën en in de voetsporen van de fascisten, Nazi's en totalitaire regimes willen treden.
Als antwoord op de vraag 'hoe zullen we vechten om de oorlog te winnen?' kondigt Bush het een en ander aan, zoals het nieuwe bureau 'The office of Homeland Security'. Hij maakt het leger alert voor een langdurige campagne en zegt dat iedereen op de wereld een kant zal moeten kiezen in deze strijd voor de beschaving. Het lijkt alsof Bush zichzelf gevonden heeft in een bijna bovennatuurlijke missie die zou moeten leiden tot een positieve transformatie van het hele volk.
Op de vraag 'wat wordt van ons verwacht' probeert Bush iedere Amerikaan te vragen om hun angsten opzij te zetten, het drama nooit te vergeten, hun dagelijks leven weer op te pakken, en kalm en resoluut te blijven.
Deze speech lijkt veel op de 'Wie zijn wij'-toespraak van de Khmer Rouge waarin een scherpe lijn tussen 'ons' en de vijand werd getrokken. De Khmer Rouge ideologie zit vol met ruimtelijke en structurele metaforen als lijnen en grenzen. In de retoriek van Bush wordt de vijand duidelijk omschreven als een wildeman die buiten de grenzen van de beschaafde wereld leeft. Deze omschrijving gaat terug naar de middeleeuwen, en helpt paradoxaal genoeg vaak om eenheid in die 'beschaafde wereld' die wordt bedreigd te bewerkstelligen. In dit geval helpt het ook om categorieën van groepsidentiteiten duidelijk te maken. Bij de Oosterse barbaren horen associaties die in koloniale en imperialistische tijden gebruikt werden om geweld te legitimeren, zoals irrationaliteit, kinderlijkheid, tirannie en bijgeloof. Deze associaties komen terug in films als 'The Mummy'.
Al maakt Bush wel onderscheid tussen normale Moslims en radicalen, het woord terrorist is erg vaag en betekenisloos. Het woord terrorisme wordt gebruikt als reden om vrijheid en democratie naar het Midden-Oosten te brengen, in een missie voor de beschaving. Hierbij hoort impliciet de suggestie van een onschuldig Amerika die slachtoffer is van deze slechteriken.
Als antropologen moeten we ons de vraag stellen wat Osama bin Laden en zijn aanhangers echt heeft bewogen om de torens te vernietigen, ook al veroordelen we deze acties. Bush heeft de media gevraagd om statements en interviews van Bin Laden niet uit te zenden vanwege het gevaar dat hij zo stiekem Moslims zou oproepen tot geweld. Toch zijn er nog veel vindbaar.
Ook Bin Laden heeft een manicheïstische wereldvisie, zo blijkt uit deze interviews en statements. Hij is echter niet irrationeel over geweld. Er zijn een aantal interessante parallellen met de retoriek van Bush. Bin Laden gebruikt te volgende thema's:
Het buitenlands beleid van de VS: het westen heeft al lange tijd geprobeerd het Midden-oosten te controleren en delen te bezetten. Dit geeft de Mujahideen het recht wapens te heffen tegen Kufr (ongelovigen) en hen uit te schakelen en te terroriseren.
De VS is volgens Bin Laden hypocriet vanwege haar steun aan Saudi Arabië, wiens regering moslims heeft onderdrukt.
Ook de rol van de VS in Israël wordt veel genoemd: met Amerikaans geld en wapens is de Palestijnse bevolking veel onrecht aangedaan.
Ook de situatie in Irak (tot dan toe) en Algerije leidt tot wrok.
De ideeën van Bin Laden zijn dus helemaal niet irrationeel, maar juist historisch gefundeerd. Hij zegt dat ze de Amerikanen aanvallen omdat Amerika hen aanviel, ze het recht hebben dat te doen. Ook na 11 september blijft hij deze retoriek gebruiken. De VS gebruikt volgens Bin Laden precies die onderdrukkende methodes die ze altijd zo bekritiseerden, zoals marteling. Guantanamo Bay is daarvan een goed voorbeeld.
De woorden van Bin Laden zijn weliswaar niet zo irrationeel als Bush doet denken, ze zijn evengoed manicheïstisch. 'Wij', de 'ummah' en de Islamitische staat, wordt tegengesteld aan 'zij', de westerse slechteriken en 'kufr'. In deze zin zijn er dus overeenkomsten tussen Bush en Bin Laden. Beiden zeggen dat hen onrecht is aangedaan dat hun geweld legitimeert. Het is nodig, zeggen beiden, het kwaad te bestrijden om hun manier van leven te beschermen. Dit doen ze in naam van een groter doel (strijd van de beschaving tegenover de Jihad).
De theorie van de 'clash of civilizations' (Samuel Huntington, 1993) zegt dat het conflict is gebaseerd op culturele verschillen. Dit is echter enigszins problematisch, omdat er binnen deze culturen ook een enorme diversiteit bestaat en de twee groepen op sommige fronten ook heel goed samengaan en verwikkeld zijn.
Er zijn ook verschillen. 'Scripture' (wat staat geschreven) speelt een veel grotere rol in de retoriek van Bin Laden dan in die van Bush, die zich in mindere mate baseert op religie. In de statements van Bin Laden speelt schaamte en vernedering een veel grotere rol. Bin Laden gebruikt een logica van wederkerigheid: wat zij ons aandeden doen we nu terug, door middel van overwinning, schaamte, vernedering en geweld. Dit vertoont grote gelijkenissen met revitaliseringsbewegingen in de geschiedenis, die inspeelden op chaos en sociale ontevredenheid. Bovendien is Bin Laden erg charismatisch, spreekt zijn bescheiden levensstijl veel Moslims aan en toont hij veel moed in het opstaan tegen de VS.
Tot slot verschillen Bush en Bin Laden in hoe ze geweld willen gebruiken. Bush maakt zijn doel veel kleiner door terroristen van burgers te onderscheiden, en Bin Laden zegt dat alle burgers hun regering kiezen en dus alle Amerikanen gewroken moeten worden. Hij toont een verlangen om enorme hoeveelheden Amerikanen te vermoorden, terwijl Bush alleen terroristische groeperingen wil vernietigen.
De 'war on terror' heeft genoeg dramatische momenten gekend. Bijvoorbeeld het verhaal van Jessica Lynch, die heroïsch werd gered uit een Irakees ziekenhuis. Dit bleek grotendeels in scene gezet, direct beïnvloed door Hollywood.
Er is een groot verschil tussen het narratief van de oorlog en de realiteit van de oorlogsgebieden. Antropologen zijn in dit verschil geïnteresseerd, en willen de mensen spreken wiens verhaal uitgesloten en vergeten wordt. We moeten op zoek naar verhalen die het tegenovergestelde aantonen van wat er gezegd wordt door te kijken naar alternatieve bronnen: Al Jazeera, foto's, verhalen van teruggekeerde soldaten en schattingen van slachtoffersaantallen. Ook moeten de binaire opposities die geconstrueerd zijn uit elkaar gehaald worden en moeten antropologen verder kijken dan de gangbare aannames van motieven.
Door de constructie van een 'zij' als barbaars, wordt automatisch een 'wij' tot stand gebracht die modern en beschaafd zou zijn. Bijvoorbeeld de Uba Ghraib gevangenis kan worden geanalyseerd als symbool voor alles dat bij de Oriëntaalse barbaarse cultuur hoort.
Er zijn veel overeenkomsten tussen de 'war on terror' en de Cambodjaanse genocide:
Economische problemen en betekenisloosheid
Manicheïstische scheidingen tussen goed en slecht
De behoefte aan een 'schoonmaak'
In het geval van de 'war on terror' heeft globalisatie bijgedragen als een faciliterende factor, door een identiteitscrisis te bewerkstelligen, nationale staten te ondermijnen, en mensen bloot te stellen aan andersdenkenden. Bush lijkt de 'war on terror' niet alleen te zien als noodzakelijke reactie, maar ook als aanleiding om mensen enthousiast te maken en een nieuwe nationale gemeenschap te creëren tegenover de dreiging van het kwaad.
Van Cambodja moeten we de belangrijke les leren dat manicheïstische scheidingen gevaarlijk zijn. De retoriek van Bin Laden vertoont trekken die uiteindelijk, net als in Cambodja, gebruikt kunnen worden om genocide te legitimeren. In Irak zien we dat de vijand amorf is: overal en nergens tegelijk, en dat iedereen iedereen martelt en vermoordt. Dit leidt onvermijdelijk tot onschuldige slachtoffers. Een eerste stap naar vrede zou bestaan uit de acceptatie dat ook de vijand meer is dan een wildeman, namelijk een mens met verlangens naar een betekenisvol leven.
Rechten en vrijheden voor vrouwen waren een belangrijk deel van de retoriek waarmee de war on terror werd gerechtvaardigd. De mate waarvan deze retoriek echter werd omgezet in daadwerkelijke betrokkenheid van vrouwen bij de wederopbouw is twijfelachtig. Er moet onderzocht worden op welke manier de steun van de VS aan lokale politieke bondgenoten voor een fragmentatie van de autoriteiten leidde die de vrouwenrechten en vrouwenparticipatie ondermijnde. De vooruitgang van vrouwenparticipatie kan niet los gezien worden van grotere internationale processen als imperialisme en globaal kapitalisme.
Vrouwen maken de meerderheid van de Iraakse bevolking uit (55-65%), maar in de media en academische literatuur is er weinig aandacht aan hen besteed. Om de positie van vrouwen in het Irak na de invasie van 2003 te onderzoeken heeft Al-Ali zich bezig gehouden met thema’s als vrouwenrechten activisme, de wrijving tussen feminisme en nationalisme, tussen seculaire en Islamitische ideeën en beschuldigingen jegens activisten dat ze het Westen slechts proberen na te apen.
Vrouwenactivisten in het Midden Oosten hebben sinds de 20e eeuw al veel moeilijkheden gehad. Een groot probleem is dat vrouwenemancipatie wordt geassocieerd met het Westen, en dus een vorm van verraad is tegen de authentieke cultuur. Het feit dat de Amerikaanse bezetting deels werd gelegitimeerd door vrouwenonderdrukking draagt hier slechts aan bij: het zorgde ervoor dat veel Irakezen nog veel strenger tegen vrouwenemancipatie aankeken.
De etnografie uitgevoerd door Al-Ali is niet zozeer vergelijkend onderzoek, maar onderzoek onder leden van de oudere diaspora gemeenschap en onder Irakezen die recent gevlucht zijn. De Irakese diaspora die is ondervraagd woont in Amman, Dearborn (Michigan) en Londen. Ook heeft Al-Ali het Irakese Koerdistan bezocht in april 2007, alwaar wel onderzoek naar vrouwenactivisme gedaan kon worden. Ze heeft ook mensen kunnen ondervragen die in Zuid- en Centraal Irak wonen en zich tijdelijk om uiteenlopende redenen in het buitenland bevonden.
Net na de invasie in 2003 was er een periode van wetteloosheid en chaos, waarin de onveiligheid, angst, dreiging en geweld enorm steeg. Human Rights Watch publiceerde toen een rapport waaruit bleek dat er een angstcultuur was ontstaan onder vrouwen en meisjes, die ervoor zorgde dat die hun huis niet meer uitkwamen, vanwege ontvoeringen en seksueel geweld. Zowel de Amerikaanse bezetters als de Irakese politie slaagden er niet in dit te voorkomen of de misdrijven goed te onderzoeken.
Ook het aantal eerwrakingen is dramatisch gegroeid. Bij kidnappings (in tegenstelling tot ontvoeringen) wordt losgeld gevraagd, en komt niet altijd seksueel geweld voor. Soms wordt dit losgeld uit angst voor schaamte en wraak niet eens betaald. Daarnaast is er nog sprake van een groei in de sekshandel. Jonge vrouwen worden ontvoerd en naar Jemen, Syrië, Jordanië en de Golfstaten gestuurd om daar in de seksindustrie te werken. De vrouwen die Al-Ali voor dit onderzoek ondervroeg hadden dit zelf allemaal niet meegemaakt, maar kenden wel allemaal verhalen of zelfs personen die waren ontvoerd.
Na de eerste maanden van de bezetting begonnen vrouwen weer naar buiten te komen. De opkomst op scholen steeg van 50% in mei naar ongeveer 75% in juni 2003. Meisjes waren afhankelijk van mannen om hen naar school te begeleiden. Sinds 2005 werd dit echter opnieuw teruggedraaid, vanwege terugkerend geweld en wetteloosheid. Ouders besloten hun kinderen thuis te houden. Het seksueel geweld tegen vrouwen kwam in de eerste instantie vooral door criminele gangs, maar later ook door groepen met een politieke agenda, aanhangers van het oude regime, Islamisten en terroristische groepen die burgers ontvoerden en bomaanslagen uitvoerden. Extremistische organisaties en Islamisten namen zowel mannen als vrouwen en kinderen als doelwit om hun weerstand tegen het oude regime en de Amerikanen te uiten.
In het begin van de invasie lukte het enigszins om de goedkeuring van de bevolking te winnen, maar de Amerikanen slaagden er niet in de levensstandaard te verhogen en veiligheid te bieden. Dit leidde tot een verandering van attitude tegenover de troepen onder veel van de ondervraagde vrouwen. De onveiligheid in Bagdad maakte vooral de vrouwen daar erg kwetsbaar. Ook de politie slaagde er niet in dit te verbeteren, vanwege beperkte mankracht en slechte organisatie. Bovendien is de politie vaak militair doelwit en worden ze geïnfiltreerd door milities. De Amerikaanse en Britse troepen hebben dus niet alleen gefaald in bescherming bieden, ze hebben zelf ook veel geweld veroorzaakt.
Hind G. vertelde in 2006 dat ze jarenlang dokter was in het Al-Kindi ziekenhuis in het Noordoosten van Bagdad. Ze had kinderen met metalen resten in hun lichaam behandeld, slachtoffers van bomaanslagen, zwangere vrouwen die te bang waren geweest om naar het ziekenhuis te komen en daardoor dodelijke complicaties hadden gekregen.
De ergste vernietiging heeft plaatsgevonden rond Fallujah, zo'n 70 kilometer van Bagdad. De Amerikaanse soldaten hebben daar enorme oorlogsmisdaden gepleegd. Op 8 november 2004 was de tweede grote aanval op Fallujah, waarbij minsten 800 burgers omkwamen. Samira H. vertelt dat ze destijds humanitaire hulp had geboden na die aanslag, waarvan ze zichtbaar overstuur was. De meerderheid van de vroegere inwoners van Fallujah woont nog in vluchtelingenkampen onder slechte omstandigheden. Het aantal vluchtelingen in Irak blijft groeien. Zij hebben hun huis, werk en het vertrouwen in de oorlog totaal verloren en ontwikkelen soms zelfs nog een grotere sympathie voor de rebellen dan voor de Amerikanen en Britten.
De bezetters doen behalve aan het vermoorden van onschuldigen ook aan andere vormen van geweld tegen vrouwen:
Fysieke aanranding bij checkpoints en huiszoekingen
Verbaal bedreigen en beledigen
Familieleden van verdachte rebellen arresteren en onder druk zetten
Echtgenotes ontvoeren en gebruiken voor onderhandelingen
Vanwege de geruchten over verkrachting door Amerikanen gaan ontvoeringen gepaard met schaamte door de familie, en worden vrouwen achteraf soms nog slachtoffer van 'horror-crimes'. Volgens de Irakese advocaat Amal Kadhim Swadi, die vrouwen in Abu Ghraib vertegenwoordigt, is verkrachting, misbruik en marteling alomtegenwoordig. 13 gevallen van misbruik van vrouwelijke gevangenen zijn bekend. Het best bekend is het geval van de 14-jarige Abeer Qassim al-Janaby, die door Amerikaanse soldaten werd verkracht en vermoord in haar eigen huis, terwijl ook haar familie werd vermoord en het huis in brand werd gezet. Dit geval werd opgepikt door de media en de daders werden berecht, maar de meeste verkrachtingen worden stil gehouden door de familie uit schaamte. Vanwege het taboe is wraak de gangbare reactie. De bekende blogster uit Bagdad 'Riverbend' schrijft hierover, en hekelt de naïviteit van de Amerikanen die denken dat hun helden zoiets nooit zouden doen. Ze vertelt dat haar medelijden en sympathie voor de Amerikanen totaal verdwenen is.
Ook Islamitische militanten en terroristische groepen zijn een gevaar voor de veiligheid van Irakese vrouwen. Ze bedreigen ze, leggen kledingvoorschriften en gedragsregels op, gooien zuur in onbedekte gezichten en plegen gerichte moorden. Op moderne universiteiten werden vrouwen bij de ingang tegengehouden, bedreigd en zelfs aangevallen. Er zijn bommen afgegaan op campussen en er is veelvuldig geëist dat vrouwen gescheiden werden van mannen. Veel studenten hebben besloten hun studie uit te stellen. Zelfs niet-moslim vrouwen, die normaal gespaard worden, zijn niet veilig. Suad F. vertelt dat ze als accountant en moeder van vier na lange tijd weigeren eindelijk toch maar een hijab is gaan dragen. Haar buurt werd geterroriseerd, bedreigende folders werden verspreid, en haar werd verteld dat ze haar voor haar huis zouden vermoorden. Ze stopte met haar werk als accountant en begon in de vrouwen-NGO te helpen.
In het door de Britten gedomineerde zuiden, dat door het Muqtada al-Sadr's Mahdi leger wordt geterroriseerd, worden vrouwen al sinds 2004 hun huizen ingeduwd. Dr. Kefaya werkte in het Basra vrouwen- en kinderziekenhuis, en kreeg doorlopend bedreigingen van extremisten. Op een dag liepen ze het gebouw in en vermoordden ze haar.
Behalve Sjiitische groeperingen, zorgen ook verschillende Soennitische groepen voor beperkingen van de mobiliteit en participatie van vrouwen. Ze roepen willekeurige fatawa's uit, die het vrouwen verbieden hun huis te verlaten, te rijden of te werken. Het aantal vrouwen dat op straat is vermoord is zeer zorgwekkend. Zeinab G. vertelt dat vrouwen die alleen auto rijden regelmatig doodgeschoten worden.
Ook zijn vrouwen slachtoffer van het geweld tussen de groepen in Irak. De Badr Brigade en het Mahdi leger hebben ministeries overgenomen en de politie geïnfiltreerd, en Soennitische Islamisten hebben hele buurten 'etnisch gezuiverd'. Sektarische sentimenten zijn verspreid naar de hele bevolking en een groeiende haat zorgt ervoor dat zelfs vrienden en buren zich tegen elkaar keren.
Bovenstaande is symptomatisch voor bredere conservatieve trends en de manier waarop vrouwen worden gebruikt voor het markeren van grenzen tussen wij en zij in Irak. Vrouwen worden wereldwijd gebruikt om dit soort scheidingen te markeren. 'Jullie vrouwen kleden zich zo en daarom zijn jullie slecht'. Islamisering dient twee doelen in Irak:
Afstand nemen van het oude seculiere regime van Saddam Hussein
Afstand nemen van de westerse bezetters
Vanaf de jaren '70 had Irak een feministische kleur. In de oorlog tegen Iran (1980-1988) moesten vrouwen het inkomen verzorgen en veel kinderen krijgen omdat de mannen moesten vechten. Ze werden uitgedaagd om super-vrouw te zijn. In de jaren '90 was er een periode van economische sancties, werkloosheid, vergroting van de religiositeit en een opportunistische Islamitische campagne van Saddam Hussein. Vrouwen verloren een deel van de status die ze hadden gekregen. In het klimaat dat sinds 2003 ontstond werden ze volledig teruggeduwd in conservatieve sociale normen en waarden.
Een goed voorbeeld van de impact van Islamitische neigingen was het schrappen van de 'personal status code' in 2003. Daarvoor had die code (deel van de grondwet uit 1958) gezorgd voor vrouwenrechten bij scheidingen, het moeilijk maken van polygamie en een mogelijkheid tot gemengde huwelijken tussen Soennieten en Sjiieten. Omdat de wetten voor alle Irakezen hetzelfde waren zorgden ze voor een gevoel van eenheid.
De grondwet die nu ingevoerd is bevat geen vrouwenrechten, en artikel 41 zegt dat Irakezen vrij zijn hun eigen persoonlijke status aan te houden die past bij hun religie, overtuiging en keuze. Het geeft dus ruimte aan specifieke religieuze en etnische gemeenschappen, en er is geen bescherming tegen extreme discriminerende interpretaties van de Islamitische wet. Gemeenschapszin wordt dus bevorderd, in plaats van Irakees burgerschap.
De Irakese infrastructuur is sinds 2003 sterk verslechterd. In ziekenhuizen bestaan hele moeilijke werkomstandigheden: er zijn nauwelijks voorraden, maar 3 tot 5 uur per dag elektriciteit, een tekort aan drinkwater en brandstof. Er is een enorm voedseltekort en mensen sterven aan ziektes die voorkomen hadden kunnen worden door vaccinatie. Kindersterfte onder de 5 jaar is gestegen van 5% in 1990 naar 12,5% in 2004. 25% van de scholieren stopt met school voor hun 15e.
Vrouwen zijn zeer actief geweest in het verbeteren van leefomstandigheden en het tegengaan van de humanitaire crisis. Dit doen ze onder andere door:
Lokale initiatieven om praktische benodigdheden te verzamelen en aan te bieden
Educatieprojecten en het geven van trainingen
Projecten die een inkomen opleveren
Het voeden van patiënten in ziekenhuizen
Liefdadigheid voor extreem arme vrouwen, weduwen en wezen
Saddam Hussein was destijds verantwoordelijk voor de dood van duizenden mannen. Dat in combinatie met de oorlogen heeft voor een demografische ongelijkheid gezorgd: 55 tot 65% van de Irakezen is vrouw. Minstens een miljoen daarvan is weduwe en leeft in armoede. Veel weduwen moeten bedelen of zich zelfs prostitueren.
Onafhankelijke vrouwenorganisaties bestonden niet onder het Ba'th regime, maar zijn ontstaan na de invasie. Bijvoorbeeld:
National Council of Women
Iraqi Women's Higher Council
Iraqi Independent Women's Group
Society for Iraqi Women for the Future
Activisme vanuit vrouwenbewegingen bestaat uit:
Liefdadigheid
Welvaartszorg
Onderzoek
Advocatuur
Bewustzijn creëren
Lobbyen
Ontwikkeling
Projecten die inkomens opleveren
Campagnes voor geletterdheid
Workshops en seminars
Demonstraties
Sit-ins
Zaken waar politiek geëngageerde vrouwen zich mee bezig houden zijn:
Het vervangen van de relatief progressieve 'personal status law'
Quota voor het aantal vrouwen in de politiek
De strijd tegen sektarisme en voor nationale eenheid
De strijd tegen Islamitische bemoeienis
Het debat over de Irakese grondwet
De gerichte liquidaties van werkende vrouwen en activisten
Enkele Irakese diaspora organisaties en individuele activisten hielpen mee om Irakese vrouwen te mobiliseren en aan te moedigen actief te worden. Maar vrouwen die terugkeerden naar Irak na verblijf in het buitenland blijken extra kwetsbaar voor de ontvoeringen en liquidaties.
Leila H. vertelt dat de Amerikaanse houding tegen emancipatie heel negatief was, ze bleken tegenstanders van politieke participatie door vrouwen. Toch slaagden Irakese vrouwen erin een quotum door te voeren. Er is discussie over de effectiviteit van zulke quota, aangezien vaak hele conservatieve vrouwen aangesteld worden. Maar dan zijn er tenminste wel vrouwen, en die kunnen soms nog tijdens hun politieke loopbaan ontwikkelen.
Voor de meerderheid van de vrouwen in Irak is overleven samen met hun familie de enige prioriteit. Er is een voortdurende humanitaire crisis en een groot gebrek aan veiligheid. Vrouwen met een publiek profiel worden bedreigd en vermoord. Het idee dat vrouwenrechten inherent westers zijn maakt dat er zeer negatief tegenaan gekeken wordt. De internationale gemeenschap steunt het idee van 'gender mainstreaming' in de wederopbouw van Irak, maar deze zaken worden gemakkelijk opgeofferd voor andere prioriteiten. De VN is niet in staat om internationale wetten te handhaven. Deniz Kandiyoti betoogt dat instituties van gedoneerd geld weliswaar juridische soevereiniteit hebben, maar weinig de facto macht en effectiviteit. De Islam in Irak is een van de grootste symbolen geworden van authentieke identiteit en weerstand tegen de westerse bezetters.
In de zomer van 2006 waren er intensieve gevechten in Irak, Afghanistan, Palestina en Libanon. De ervaringen in Palestina bieden een perspectief om naar de 'war on terror' te kijken die de gehele golf van geweld in de regio beter doet begrijpen. Het beeld van een 'nieuw Midden-Oosten' betekent een grote verandering van de kaart en nieuwe leefgebieden voor volken met gevolgen voor demografie, mobiliteit, toegang tot bronnen en mensenrechten.
De verandering van leefgebied voor de Palestijnen is afhankelijk van het Israëlische beleid, waarbij een muur, landjepik, checkpoints en mobiliteitsvergunningen komen kijken. Een enorme muur vormt een unilaterale grens tussen joodse wijken en Palestijnse dorpjes die nu geen toegang meer hebben tot hun landbouwgebieden. Land- en waterbronnen, mobiliteit, juridische status en mensenrechten zijn verdeeld aan de hand van etniciteit, nationaliteit en religie. Er worden steeds meer ruimtelijke strategieën ingezet om Palestijnen van Israëliërs gescheiden te houden, wat gepaard gaat met extreem geweld. In dit essay wordt vanuit een perspectief van ruimtelijke en regionale herindelingen gekeken naar de war on terror, zodat continuïteiten en verbanden gelegd kunnen worden tussen gebeurtenissen.
Twee soorten vragen kunnen gesteld worden:
Welke inzichten kan een antropologisch perspectief bieden?
Hoe ziet voor Palestijnen en Irakezen de herindeling van het Midden-Oosten eruit en hoe wordt deze 'geboorte' ervaren?
Een nieuwe cartografie is aan het ontstaan. In het begin van de 20e eeuw verdween het Ottomaanse Rijk en begonnen zich natiestaten met politiek burgerschap te vormen. Veel mensen in het Midden-Oosten zien de war on terror als een poging om nationale grenzen opnieuw vorm te geven; regeringsvormen te beïnvloeden; macht vorm te geven; een Amerikaanse hegemonie tot stand te laten komen; olie goedkoop te blijven kopen en anderen die kans te ontnemen; het idee van weerstand de kop in te drukken; een Israëlisch-Arabische vrede tot stand te laten komen.
In Irak was het gevolg veel religieus geweld (Soennieten-Sjiieten) en etnisch geweld (Arabieren, Koerden en Turken), en een uiteengevallen Irak. Biden had in 2007 het idee om Irak in drie delen te scheiden, met ieder een eigen etnisch-religieuze eenheid. Dit verlangen om Irak op te delen is typisch, en toont gelijkenis met Palestina. Het probleem is dat er hierbij vergeten wordt dat mensen een collectief geheugen hebben, je kunt iemands toekomst niet zomaar opleggen. Het moet vanuit een historisch en regionaal framewerk bekeken worden, waarbij Arabisch en lokaal nationalisme een grote rol speelt. Het Zionisme is een goed voorbeeld van het idee dat etnische en religieuze identiteit de basis is voor waar iemand politiek bij hoort. In Irak maken de VS ook keuzes aan de hand van die notie. Het heeft heel veel geweld gekost om Irakezen in sektarische en etnische enclaves te duwen.
In Israël is er een consensus dat unilaterale scheiding nodig is om het democratisch bestaan van de Joden veilig te stellen. In plaats van vrede wordt daarom nu scheiding nagestreefd. Dit komt doordat men bang is dat de Palestijnen een meerderheid zouden vormen, en men wil het Joodse karakter van Israël bewaren.
Er zijn meerdere voorbeelden van extreme groeperingen die ontstaan onder buitenlandse bezetting:
Al Qaeda ontstond tijdens de installatie van Amerikaanse militaire bases in Saudi Arabië
De Egyptische Broederschap ontstond tijdens de Britse bezetting
De Palestijnse Hamas ontstond tijdens een context van onderdrukking
De Taliban ontstonden tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan
Een vergelijking tussen Palestina en Irak levert enkele verschillen op:
Palestina was een gevolg van kolonialisme, bezetting en strijdende nationaliteiten
De bezetting van Irak werd gezien als een poging tot het creëren van een wereldrijk
Maar vooral ook overeenkomsten:
Zowel Israël als de VS zoeken controle over lokale bronnen
Er is een ruimtelijke scheiding tussen etnische en religieuze groepen gezocht met politieke uitsluiting en enclavisering en een muur
Er wordt gepoogd ondergrondse bronnen zoals olie en water te controleren, maar ook plek voor militaire bases
Er is controle over het luchtruim, de waterwegen en de grenzen
Mensenmassa's zijn op de vlucht geslagen
Burgerslachtoffers zijn veel groter aan de kant van Irak/Palestina dan van Israël/VS
Weerstand tegen de bezetters wordt gezien als terrorisme, staatsgeweld als legitiem om terrorisme te bestrijden
Antropologie heeft toegevoegde waarde omdat het de huidige gebeurtenissen historisch uit kan leggen; globale processen lokaal kan interpreteren; en kan uitleggen wat lokale gebeurtenissen globaal betekenen. De war on terror moet onderzocht worden als een etnografie van een imperium. De antropologie biedt inzicht in de manier waarop individuen en samenlevingen reageren op conflict en stress. Ook antropologische inzichten in sociopolitieke geschiedenis, verbanden tussen sociale en regionale eenheden en collectief geheugen zijn van belang. Een belangrijke taak van de antropologie is om een geïnformeerde bijdrage te leveren aan het debat, voor andere doeleinden dan om het leger en de inlichtingendienst te helpen.
Wat een grote rol heeft gespeeld in het mislukken van de oorlog is het enorme gebrek aan kennis bij de VS over Irak. De Amerikaanse legerleiding wist niets over de sociale geschiedenis en organisatie van Irak, de invloed van de Islamitische bewegingen en ideologieën en alle andere mogelijke nuances die aan te brengen zijn op het etnisch-religieuze beeld van Irak. Het concept van 'regio', hoe mensen binnen een gebied samenhangen, werd niet begrepen. De 'Bush administration' sprak enkel in dualistische denkbeelden van wij en zij, en hadden geen idee van het verschil tussen Osama Bin Laden, Al Qaeda, Saddam Hussein, Taliban, Hamas, Jihad en Hezbollah.
Antropologie herinnert ons eraan dat we regionale narratieven en conflicten uit het verleden niet moeten vergeten, zoals dat Irakezen een collectief geheugen met de Arabieren delen, maar ook een regionaal geheugen. Dit soort geheugen moet niet gescheiden worden van politieke scheidingen en militaire weerstand moet cultureel genuanceerd worden. Geheugen speelt ook een rol in de constructie van morele en gemeenschappelijke grenzen. Wanneer men de geschiedenis kent is het verbazingwekkend dat de VS de Irakese en Palestijnse rebellie niet had voorzien.
In Irak, Afghanistan, Libanon en Palestina bestaat een staat van uitzondering. Men acht zichzelf er niet gebonden aan de internationale wetten. Het mantra van veiligheid legitimeert extreme overtredingen van mensenrechten en internationaal humanitair recht, en niemand weet wanneer de oorlog ten einde komt. Antropologen kunnen perspectief bieden door noties van denkbeeldige geografieën en verschillen te identificeren en door mensenrechten vast te stellen.
In het discours van de war on terror wordt de tegenstander neergezet als een monsterlijke eenheid, die schijnbaar zo anders dan de Amerikaan is dat soldaten zonder moeite burgers doden. Daarbij lijken ze onschendbaar. Zowel de VS als Israël zijn zichzelf als een onschendbare en heilige plaats gaan zien. In veel opzichten is het discours van beide landen bijna hetzelfde. Alles gaat om veiligheid, en terrorologie is een begrip en wetenschapsgebied geworden met deskundigen en denktanks. Veiligheid is een mantra geworden dat met een voorspelbare herhaling gebruikt wordt, en kwaliteiten van mystificatie lijkt te krijgen: het raakt aan het heilige. Of veiligheid echter ook echt verkregen wordt door muren en marteling is maar de vraag. In ieder geval is iedere alternatieve denkwijze erdoor verstomd.
Het idee van 'closure', afsluiting, begon in 1991 toen Israëliërs met checkpoints Palestijnen toegang tot de stad gingen beperken. Met afsluiting wordt een beperkte verplaatsing van goederen, werk en mensen bedoeld. Dit kwam tot uiting in ruimtelijke eigenschappen, zoals architectuur en bureaucratische regels die de toekenning van Palestijns land en natuurlijke bronnen inperken. De Israëlische controle werd steeds sterker, tot Palestijnen het gevoel hadden niet meer vrij te kunnen ademen. Afsluiting is het ruimtelijk verdelen van rechten, toegang en zeggenschap over bronnen naar etnisch-religieus-nationale kenmerken.
Het gevoel van afstand in een sociaal construct. Ruimtelijke tactieken zijn het gebruik van ruimte om macht te verkrijgen en sociale controle te kunnen houden. In de Gazastrook is een voortdurend beleid van ontmoediging gaande om de Arabische aanwezigheid in het historische Palestina te verkleinen. De populatie wordt letterlijk gereguleerd en gemanaged. Het project om een Joodse meerderheid te behouden tussen de Jordaan en de Middellandse Zee is ontstaan uit demografische paniek. De grote groei van de Palestijnse bevolking wordt gezien als een bedreiging, en daarom wordt emigratie bevorderd. Dit staat bekend als slow-motion etnische zuivering. Het lijkt erop dat het doel is om een twee-staten oplossing onhaalbaar te laten blijken.
De muur kan omschreven worden als het geweld van cement. Landschap is de manier waarop mensen ruimte omschrijven als narrativiteit. De checkpoints, muur en het prikkeldraad is een litteken door het landschap van Palestina. Joodse nederzettingen zijn tegen de internationale wet, maar brengen zo'n 430.000 joden onder. Ooit was dit bedoeld om hun veiligheid te waarborgen.
Het Palestijnse dagelijks leven kan worden beschreven als gekalibreerde chaos. Daarmee bedoelt Peteet (de schrijfster) dat de chaos bedoeld is, deel van het Israëlische beleid. Dit beleid gaat gepaard met willekeurige veranderingen van regels en regulaties zonder uitleg of reden. Dit beperkt de mobiliteit en zorgt voor veel stress. Palestijnen hebben beperkte toegang tot gezondheidszorg, scholen, werkplekken en sociale en religieuze plaatsen. Palestijnen voelen zich alsof de tijd stilstaat en hebben veel stress. De meest basale elementen van het dagelijks leven worden onvoorspelbaar door de snelle veranderingen van regels. Er worden heel veel antidepressiva uitgeschreven.
Checkpoints delen territoria op in stukjes, scheiden mensen van elkaar, en beperken hun mobiliteit. Checkpoints zijn plaatsen waar het lichaam een disciplinerend regime moet ondergaan van onderdrukkende macht. Israëlische macht wordt hier tentoongesteld, en door mee te doen in het script bevestig en reproduceer je deze Israëlische superioriteit. Rond Jeruzalem bestaan grote en kleinere checkpoints, soms met lange rijen en metalen hekken, soms kun je er doorheen rijden maar soms moet je uitstappen en aan de andere kant in een nieuwe taxi of bus stappen. Ze voegen vaak uren toe aan de reistijd, terwijl Israëliërs gewoon mogen doorrijden. De openingstijden van checkpoints zijn vaak onvoorspelbaar, en omkoping is niet ongebruikelijk. Het gaat eerder om lange wachttijden dan om veiligheid.
Peteet noemt meerdere voorbeelden van verhalen die Palestijnen vertellen over de checkpoints waarbij ze zwaar achtergesteld worden aan Israëliërs. Ook de bureaucratische vergunningen die ze moeten aanvragen voor bijvoorbeeld een bezoekje aan Jeruzalem leveren veel verhalen op van uitstel en afstel, altijd zonder excuus of uitleg. Op deze manier wordt het Palestijnen erg moeilijk gemaakt en kunnen Israëliërs in een makkelijke wereld leven.
In 1995 werd overlegd om een hek neer te zetten voor de scheiding tussen Palestijnen en Israëliërs. Dit werd een hek genoemd, of scheidingsbarrière. De Palestijnen noemen het een muur, een apartheidsmuur of een gevangenis zonder dak. Israël betoogt dat de muur nodig is voor veiligheid, om het land te beschermen tegen militaire aanvallen. Vanuit de Gazastrook zijn echter wel luchtaanvallen mogelijk. Een muur is eigenlijk een ouderwets middel, in de geschiedenis vaak herhaald, zoals in China.
De muur in Palestina is drie keer zo hoog als de oude Berlijnse muur, bevat een buffer zone, een elektrisch hek, militaire patrouilles en camera's. Hij is diep binnen het Palestijnse gebied gebouwd, waardoor er 'seam zones' zijn ontstaan tussen de muur en de 'green line' uit 1967. Sommige dorpen zijn geheel omsingeld door muur, en bevolking moet vergunningen aanvragen om op hun eigen land hun geld te verdienen. Wanneer het checkpoint even een paar dagen dicht blijft hebben ze geen eten, en zo zijn er al wat oogsten verloren gegaan.
Palestijnen gaan op verschillende manieren om met de restricties. Er zijn voorbeelden van vredige protesten, van levendige markten bij de checkpoints, van stiekem doorlopen of omkoping om voorbij een checkpoint te komen, maar ook wel van het gooien van fakkels naar een uitkijktoren. In juli 2004 besloot het ICJ dat de muur een collectieve straf inhield, en dat het een overtreding van de internationale humanitaire weten en de mensenrechten was.
De hiërarchie van toegang tot bronnen wordt op deze manier steeds gereproduceerd. Het verschil tussen Israëliërs en Palestijnen wordt neergezet als een verschil van wet, beschaving, democratie tegenover terror, wetteloosheid en de extreme Islam. Op deze manier kan de laatste categorie ongestraft aangevallen worden.
In Irak is dit hetzelfde, vooral in Bagdad. Hier worden wijken omgevormd tot uitsluitend sektarische compartimenten. Een identiteitskaart wordt dan een toegangskaart tot mobiliteit of doodstraf. In Irak zijn in 2007 ongeveer 15% van de bevolking hun huis uit gevlucht. Een deel was vluchteling, een deel nog steeds in Irak. Irakezen werden op grote schaal opgevangen in Jordanië, Syrië, Egypte, Libanon, Turkije en Iran.
Herinneringen van vroegere ruimtelijke situaties kunnen langzaam verdwijnen naarmate er nieuwe voor in de plaats komen. Irak is volledig 'uit elkaar gehaald' en veel mensen zijn letterlijk 'displaced'. Uiteindelijk is het doel hiervan om dat wat ooit vanzelfsprekend was ongewoon te maken. Herinneringen vormen zich op plaatsen. De vraag is echter of Palestijnen en Irakezen de dominante buitenlandse aanwezigheid in die herinneringen van het landschap gaan opnemen. Betekenis van een plaats komt tot stand aan de hand van sociale activiteiten en relaties. Hierin zijn Irakezen en Palestijnen echter zeer beperkt.
Het ruimtelijk herordenen is een vorm van modern kolonialisme, waarin plaatsen worden ingedeeld op een hiërarchie van premodern naar modern, waarover rechten en privileges ongelijk verdeeld worden.
Samenvattend is het beleid van de VS de afgelopen 60 jaar dus behoorlijk consistent. Er wordt gestreefd naar een scheiding van staten afhankelijk van etnisch-religieuze eigenschappen. De prijs die hiervoor is betaald is een voortdurende humanitaire crisis en een enorme massa van vluchtelingen. Het niveau van weerstand vanuit zowel de Irakezen als de Palestijnen lijkt niet te dalen.
Volgens deskundigen zijn conflicten tegen rebellen (insurgency conflicts) fundamenteel een politieke in plaats van militaire strijd voor de goedkeuring en steun van de burgerbevolking. Er zijn vier niveaus van populair bewustzijn:
Lokale bevolking woonachtig in het oorlogsgebied
De nationale bevolking
De bevolking in het land van de buitenlandse troepen
De wereldbevolking
In dit essay betoogt Sluka dat de VS eind 2006 de oorlog al had verloren omdat de populaire steun op alle vier van deze niveaus toen was verloren. Deze stelling onderbouwt hij door middel van zijn eigen onderzoek naar de populaire steun die de IRA en INLA in Ierland hadden.
In 1981-1982 deed Sluka veldwerk in de Divis Flats, een van de grootste slagvelden van de oorlog, waar mensen al 18 jaar onder Britse bezetting hadden geleefd. Ze zaten in het midden tussen het geweld van de Republikeinse guerrilla's, de staatsveiligheidsdienst en de 'Loyalist death squads'. Er waren regelmatig Britse zwaargewapende patrouilles en het complex werd constant in de gaten gehouden door een observatiepost in het hoogste gebouw. De mensen in het complex waren vermoord, aangevallen, verwond door rubberen en plastic kogels, aangerand, geïntimideerd, gearresteerd, ondervraagd en gemarteld door alle partijen.
Sluka paste het 'hearts and minds model' toe dat wil zeggen dat guerrilla-oorlog een vorm van politiek-militaire strijd is die niet als doel heeft om gebieden of slagen te winnen maar de steun en het vertrouwen van mensen. Hij kwam erachter dat 47% van de gemeenschap de IRA of INLA direct steunde. In 2006 steunde 60% van de Irakezen de rebellen. Dit is hoger dan wat de IRA en INLA aan steun kregen, en die waren toen al fundamenteel onverslaanbaar.
Dit gebrek aan steun was een direct gevolg van de onderdrukkende tactieken die het Britse leger en de politie hadden. Dit is een fatale fout die vaak gemaakt wordt: er wordt staatsterrorisme toegepast, door de wijken militair te bezetten te onderdrukken. Dit lokt steun voor de rebellen uit, die bestreden wordt door meer repressie en zo in een vicieuze cirkel terecht komt. Veiligheidsdiensten ondernamen teveel acties waarbij onschuldigen de dupe waren, huizen werden overhoop gehaald in huiszoekingen, mensen werden op straat tegengehouden, ondervraagd, onderzocht, aangerand en misbruikt door politieagenten en Britse soldaten. Er was een draconisch stelsel van wetten tegen terroristen opgesteld die zich niets van mensenrechten aantrok. De populaire steun aan de guerrilla's was niet alleen om rationele politieke redenen maar ook vanwege morele afwegingen.
Sluka vond vier hoofdzaken die de populaire steun aan de overheid deed afbrokkelen:
Burgerslachtoffers
Politieke moord
Juridische repressie (zoals willekeurige gevangenisstraffen en ondervraging met martelingen)
Dagelijkse mensenrechtenschendingen onder militaire bezetting
Volgens Amnesty zijn de belangrijkste vormen van staatsterrorisme willekeurige opsluiting, oneerlijke rechtszaken, marteling, politieke moord en onwettige executie. Deze kenmerken had Bush volledig overschreden. In 2006 leek de wereldbevolking tot de conclusie te komen dat de VS zich niet moreel juist gedroeg.
In Afghanistan hadden de VS zich totaal niet ingesteld op een guerrilla-oorlog. Ze dachten dat mensen de bezetters zouden verwelkomen als bevrijders, en dat een paar honderd 'special forces' de Taliban zouden kunnen verslaan. De voorbereiding en planning lieten veel te wensen over. In Irak hadden de troepen van de VS en haar bondgenoten samen met de Irakese overheid meer dan 400.000 man, maar de oorlog werd evengoed een chaos.
Nog steeds worden we dagelijks geconfronteerd met de Amerikaanse spinmachine, waarin journalisten, academici, intellectuelen en politici meewerken met een verborgen agenda van goedkeuring en steun opwekken. De zogenaamde war on terror wordt in onze hoofden uitgevochten.
De belangrijkste reden dat mensen hun vertrouwen in een oorlog verliezen is het aantal burger- en militaire slachtoffers. In Afghanistan werd dit vanaf 2004 gek genoeg niet meer gerapporteerd, maar tot 2004 waren er zo'n 3500 doden en 6300 gewonden. Sluka zelf schat het totale aantal burgerslachtoffers op 10.000. In Irak zijn sinds 2003 officieel:
50.000 burgers omgekomen en 1.180.000 gewond
Bij de VS coalitietroepen waren dit 3.050 doden en 25.000 gewonden
Iraakse soldaten 32.000 omgekomen en 100.000 gewond
De Lancet publiceerde nog hogere getallen, die weliswaar controversieel zijn maar antropologisch meer valide vanwege het meerekenen van de indirecte slachtoffers van de oorlog zoals het gebrek aan medische infrastructuur. Volgens de lancet is zo'n 2,5% van de Irakese bevolking omgekomen.
2002: Steeds meer burgerslachtoffers in Afghanistan, de eerste rapporten van misdragingen van de troepen daar, het aantal slachtoffers in Afghanistan oversteeg het aantal van 11 september. In een Afghaanse gevangenis bleken twee gevangenen overleden en anderen heel erg mishandeld en gemarteld.
2004: De enorme grond- en luchtaanvallen op Fallujah, waarin meer dan de helft van de huizen werd beschadigd en rond de 10.000 vernietigd. De aanval werd gezien als een wraak op de moord op 4 Amerikaanse soldaten. Bij de aanslagen werden illegale wapens als witte fosfor en clusterbommen gebruikt. Het zorgde ervoor dat de lokale bevolking zich massaal tegen de Amerikanen keerde. In 2004 sloeg de war on terror ook over naar Pakistan, waar naar leden van Al Qaeda gezocht werd.
December 2005: Human Rights Watch rapporteert dat gevangenen worden mishandeld tijdens ondervragingen.
Februari 2006: Videobeelden van Britse soldaten die jonge Irakese burgers in elkaar slaan komen in de pers.
Maart 2006: In Afghanistan stijgt het aantal incidenten veroorzaakt door rebellen. Mensen worden willekeurig opgepakt na bestormingen van dorpen en steden. Daarbij worden burgers vernederd en vrouwen slecht behandeld. In Irak wordt de gevangenis Abu Ghraib bekend om marteling en lange detentie zonder proces. Amnesty doet verslag van stress, waterboarding, het gebruik van honden, blootstelling aan hitte en koude, gedwongen sportbeoefening, en seksueel, racistisch en religieus misbruik.
April 2006: 6 gepensioneerde generaals bekritiseren de manier waarop defensie met de Irak Oorlog omgaat en roepen op tot terugtrekking. Hun verslag varieert van tactische blunders tot een opmerking dat de oorlog al bij voorbaat gedoemd was te mislukken.
Mei 2006: marteling en onmenselijke behandeling blijkt wijdverspreid in meerdere landen, de VS hebben een klimaat veroorzaakt waarin mishandeling alomtegenwoordig is.
Juli 2006: De dodelijkste maand van de oorlog, 110 Irakezen worden elke dag vermoord. De anti-Amerikaanse rebellen groeien en leggen bijvoorbeeld veel bermbommen neer.
Juli-september 2006: een record aan Irakese burgerslachtoffers. Sektarische moord en aanvallen van rebellen.
Augustus 2006: de baas van de inlichtingendienst maakt een geheim rapport openbaar waarin staat dat de westerse provincie Al-Anbar een hopeloze situatie is, onder invloed van de Soennieten en dat de VS er bijna niets aan kan doen. Peilingen meten dat de Amerikanen nog nooit zo negatief waren over de oorlog, en incidenten van Amerikaanse troepen die zich misdragen blijven komen. Zo blijkt er een bevel te zijn gegeven om alle 'military-aged-males' te doden. In Afghanistan blijkt de chaos volledig terug te zijn en groeit het terrorisme onder de Taliban, aangemoedigd doordat Amerikaanse troepen daar vervangen worden door de NAVO.
September 2006: In Afghanistan hebben de VS en GB voor wetteloosheid, misère, en uithongering gezorgd, en zijn mensenmassa's in vluchtelingenkampen met verschrikkelijke leefomstandigheden terecht gekomen. De Britse luitenant generaal Richards stelt dat elke keer als er iemand is vermoord, meer vijanden worden gemaakt en dat men niet bepaald bezig is de steun en het vertrouwen van de bevolking te winnen. In een beoordeling van terrorisme wordt gesteld dat de Irakese oorlog het algehele terrorismeprobleem heeft vergroot. Twee derde van de Amerikanen blijkt te geloven dat de oorlog in Irak slecht gaat, en het pessimisme groeit. Ook in Irak is een grote meerderheid voor direct terugtrekken. De media verspreiden nieuws over gevangenen die doodgemarteld worden in Irak en Afghanistan.
Oktober 2006: De NAVO slaagt er niet in mensen te beschermen, Richards stelt dat Afghanistan op een breekpunt staat en zo'n 70% op het punt staat naar de kant van de Taliban over te lopen. Zelfs Bush geeft toe dat de oorlog niet zo goed gaat en begint te zoeken naar exit mogelijkheden.
November 2006: Bush krijgt wereldwijd de laagste waardering ooit (35%). Britse kiezers zien Bush als een grotere bedreiging voor wereldvrede dan Kim Jong-il.
De oorlog in Irak en Afghanistan is in veel opzichten onsuccesvol geweest. Er zijn geen massavernietigingswapens gevonden, en geen connecties van internationaal terrorisme. De tactieken waren te grof en inflexibel, en de aanpak in Irak hielp tot aanmoediging van de rebellen. In 2006 sloeg het idee van bevrijders om in bezetters, wat leidde tot aansluiting van burgers bij rebellengroepen. De regels is dat het bevechten van terrorisme door middel van terrorisme en dus burgerslachtoffers maken meer terrorisme uitlokt. Elke burger die mishandeld of gedood wordt heeft een netwerk van vrienden en familie waarbinnen haat groeit.
Eind 2006 hadden de VS 10.000 tot 15.000 gevangenen in gevangenissen die geen proces of advocaat hadden. Het Pentagon zei in dat jaar de tactieken om te gaan gooien, maar het winnen van 'hearts and minds' wordt heel moeilijk gevonden. In 1970 had de meerderheid van de Amerikanen door dat de Vietnamoorlog een fout was, maar het Witte Huis bleef toen vasthouden. Ook nu bleef de VS doorzetten, met als idee dat Irakese krachten getraind en bewapend kunnen worden om hun eigen land te beveiligen. Extremisten vallen echter juist de 'zachte' doelen, zoals leraren en politieagenten aan. Een diplomaat zei in 2006 dat als de Amerikanen vertrekken, het een ramp zou zijn; als ze blijven zou de situatie verergeren. Het is een drievoudige ramp: er is geen democratie, geen vrede en geen herstel. Irak is een burgeroorlog.
In 2001 wist de VS de Taliban in enkele weken te verjagen, in 2003 het regime van Saddam Hussein ook. Het resultaat is echter een constante oorlog zonder eind, die de Amerikaanse economie uitwringt. De kosten van de twee oorlogen zijn ongeveer een half triljoen dollar, maar ook zaken als een gedestabiliseerde regio, 4.5 miljoen vluchtelingen en een boost aan de Jihadisten kan meegerekend worden als kosten.
In de hele wereld bestaat weerzin en frustratie over de oorlogen en de reputatie van de VS is ernstig beschadigd. Al Qaeda is uitgegroeid van kleine geïsoleerde organisatie naar een populair gesteunde globale politieke beweging. Het aantal rebellen is sterk vergroot. De ervaringen uit de Vietnamoorlog zijn niet meegenomen, de lessen niet onthouden.
Antropologen moeten oppassen dat ze niet zelf ook gebruikt worden in de strijd om de 'hearts and minds'. Er is discussie geweest over de rol van antropologen: het taboe van 'counterinsurgency research' in stand houden of juist het vaderland dienen door de vijand te onderzoeken? In 2005 is er een controversieel project geweest waarbij antropologen werden opgenomen in oorlogsgebied om inlichtingen te verzamelen en de lokale cultuur te begrijpen. Dit is echter fundamenteel onethisch verklaard, en gevaarlijk omdat dit de associatie van het onderzoeksgebied met spionage versterkt.
De fouten die in de oorlog in Irak zijn gemaakt zijn klassieke fouten die we nog hadden moeten kennen uit Vietnam. De belangrijkste factoren die de bevolking tegen je doet keren zijn burgerslachtoffers, buitenrechtelijke moorden, juridische repressie en mensenrechtenschendingen. De legitimiteit van de overheid wordt hierdoor ondermijnd. De VS en coalitietroepen lijken nog steeds niet te begrijpen, dat de oorlog vooral politiek is in plaats van militair, en dat het allemaal draait om vertrouwen van de lokale bevolking. Het westerse leger was simpelweg niet voorbereid op de politieke, economische en sociale omstandigheden.
Waar in de eerste instantie 'shock and awe' veel gebruikt werd als beschrijving van de oorlogsvoering in Irak, werd in 2004 'swarming' een modewoord. Rond de steden Bagdad, Fallujah, Samarra, Ramadi en Khaldiya zwierven counterinsurgency-eenheden rond, in de hoop opstandelingen te pakken te krijgen. Swarming is een tactiek die gebruik maakt van kleine eenheden met een grote mobiliteit en goede communicatie onderling. Door nieuwe technologie kan bijgehouden worden waar de eenheden zich bevinden en snel op vijandige strijders gereageerd worden. Deze doelen worden dan snel aangevallen en vervolgens moeten de eenheden direct klaar zijn voor een nieuwe aanval, soms door tijdelijk samen te voegen.
Dit is anders dan conventionele operaties, die met grotere eenheden werken of bijvoorbeeld wijken schoonvegen van rebellen en daar wederopbouwprojecten toepassen. Swarming is effectiever omdat het dynamischer is en de tegenstanders verrast met hun eigen tactieken, zo lijkt de huidige gedachte onder militairen. Het nadeel is echter dat vooral de burgerbevolking de dupe is, waar nu juist vertrouwen gewekt moet worden.
Swarming betekent een grote paradigmaverschuiving in oorlogsvoering: waar in de industriële oorlogen nog legers tegen elkaar vochten, is dit een oorlog onder de mensen. Alle mensen, overal, horen bij het slagveld. Burgers zijn doelen die ofwel overwonnen ofwel geraakt moeten worden. Het gaat hier om een continu conflict tussen een staat en stateloze groepen: politiek in plaats van militair.
In plaats van duidelijke slagvelden vindt deze oorlog plaats in amorfe conflictgebieden. De nadelen hiervan worden duidelijk wanneer je deze grondoperaties met de counterinsurgency-oorlog in Latijns-Amerika van de jaren '70 en '80 gaat vergelijken. Ook hier was het de tactiek om de opstandelingen zelf te imiteren. Bij beiden wordt het aantal burgerslachtoffers en mensenrechtenschendingen vergroot. De VS heeft vooral geprobeerd militaire oplossingen voor politieke problemen te vinden, ondanks de pogingen om infrastructuur, democratie en politiekrachten op te bouwen. Dit bleek niet samen te gaan met de ideologie van de war on terror, bracht morele problemen, politieke gevolgen en menselijke schade met zich mee.
De ironie van de oorlog in Irak is dat de bevolking in plaats van de beloofde democratie, veiligheid en welzijn een oorlog kreeg waarbij geen enkele rekening gehouden werd met mensenrechten. De negatieve langetermijngevolgen van dit soort oorlogsvoering in de Latijns-Amerikaanse samenleving worden nu beter begrepen, en deze ontwikkelingen lijken zich in Irak ook voor te gaan doen.
Tussen de oorlog in Irak en de Argentijnse oorlog zijn enkele grote verschillen:
Een ander politiek systeem
Andere geopolitieke situaties
Partijen hebben andere wapensystemen tot hun beschikking
Amerikaanse 'Checks and Balances' en discussie over de beste aanpak hebben ervoor gezorgd dat de Irak oorlog geen 'dirty war' werd zoals Argentinië
Maar er zijn gelijkenissen die ons begrip van de Irakese oorlog wel kunnen vergroten. Bovendien kan een dirty war wel ontstaan op het moment dat Soennitische Arabieren, Islamisten, Sjiitische milities of de buitenlandse Mujahideen besluiten op volle kracht de strijd op te pakken.
In Argentinië werd de oorlog gezien als een strijd tussen goed en slecht, Christelijke beschaving tegenover een communistische ideologie die de wereld over wilde nemen, een botsing van culturen, bepalend voor de toekomstige organisatie van de wereld. Ook Bush had zulke ideeën. Hij noemde het de strijd van iedereen die geloofde in pluralisme, tolerantie en vrijheid. Saddam Hussein moest verslagen worden vanwege zijn massavernietigingswapens, langeafstandsraketten, chemische, biologische en nucleaire wapens die ook Europa en de VS bedreigden. Islamitische terroristen zouden de grootste bedreiging van de veiligheid zijn van de 21e eeuw.
De Britse diplomaat Robert Cooper, inspirator van het Britse buitenlands beleid, deelde de wereld op in drie zones:
Premoderne, 'mislukte' staten
Moderne natiestaten
Postmoderne staten
In de eerste twee zones ontstond gevaar en chaos die een bedreiging vormde voor de derde zone, de veilige zone. Daarom moesten we gewend raken aan een dubbele standaard: in onze eigen omgeving hebben we wetten en een open en coöperatief veiligheidssysteem. In de ouderwetse staten moeten we een grovere aanpak hebben, met dwang, preventieve aanvallen, leugens en wat dan ook nodig is.
Dit is een goed voorbeeld van Manicheïsme. Een superieure, geëmancipeerde westerse democratie die een dreiging aanpakt uit een inferieur terroristennetwerk. Ditzelfde was in Latijns-Amerikaanse regimes de gedachte, waarin de eigen beschaving werd afgezet tegen een atheïstisch communistisch systeem met expansionistische strategieën.
De tegenstander is zo slecht en de eigen 'universele' waarden zo intrinsiek goed dat een harde aanpak nodig en gerechtvaardigd is. Het probleem is dat beide partijen dit denken, en daardoor de ellende niet zal eindigen. In zowel de Irakese als de Argentijnse oorlog werden de individuele rechten van vijandige soldaten en burgers vaak geschonden, maar in het licht van de manicheïstische gedachtegang werd culturele sensitiviteit niet als effectief beschouwd.
Veel burgerslachtoffers vallen onder twijfelachtig omstandigheden:
Het binnenvallen van huizen
Botsingen met gewapende overvallers
Checkpoints
Dit komt doordat de VS over-agressieve tactieken gebruikt, en op bedreigingen vaak disproportioneel hard reageert. Zo werd een auto in 2003 eens onder vuur genomen omdat ze een nieuw geopende checkpoint niet hadden gezien, maar bleken het tieners te zijn die vervolgens ook nog in elkaar werden geslagen. Dit is een substantieel probleem, er is een aanzienlijk aantal doden gevallen bij checkpoints. De door de VS aangestuurde troepen zijn elke Irakese man als een verdachte gaan zien en hen gaan behandelen als vijand. Ook in zowel Abu Ghraib als andere plekken waar gevangenen werden vastgehouden zijn mensen heel slecht behandeld. In Haditha werden in 2005 24 burgers vermoord uit wraak vanwege een Amerikaanse soldaat die omkwam in een bermbom. Dit kunnen geen incidenten meer genoemd worden.
Al zijn er twee keer zoveel burgers gedood door opstandelingen, de westerse troepen worden als de grootste oorzaak van politiek geweld gezien, en gehaat vanwege het misbruik en de vernederingen. Alleen de Soennitische Koerden tolereren de buitenlandse troepen, zolang ze hun semi-autonomie maar behouden.
De verslechterende reputatie van de bezetters was een aanleiding voor 'Irakificatie': Special Force adviseurs trainden een commandoleger van 5000 Irakese mannen, waaronder de Volcano Brigade viel. Deze brigade heeft de slechtste reputatie omdat ze buurten ingingen en burgers kidnapten en vermoorden op gruwelijke wijze. De Irakese gevangenissen maken gebruik van de volgende methodes, die doen denken aan de methodes uit Latijns-Amerika van 1970-80. Gevangenen:
Moeten dagen geboeid op de grond liggen;
Worden geslagen met tuinslangen;
Krijgen elektrische schokken
Hangen uren aan hun polsen
Mogen geen familie zien
Krijgen geen juridisch proces
Worden in zulke kleine ruimtes gehouden dat ze niet allemaal tegelijk kunnen liggen
Vingernagels worden uitgetrokken
Dit wordt allemaal militair noodzakelijk genoemd, met als doel om inlichtingen te verzamelen tijdens verhoren. Dit, in combinatie met het schoonvegen van wijken en het vernietigen van steden maakt de vergelijking met de Argentijnse dirty war compleet. Wat voorspelt de uitkomst van deze dirty war voor Irak? En waren deze misdrijven gerelateerd aan de tactiek van swarming?
Er zijn veel mogelijke tactieken tegen opstandelingen (insurgents) en terroristen, variërend van klein tot groot en van belaging tot verrassingsaanval:
Een groot offensief heeft als voordeel dat burgers van tevoren uit een stad kunnen vluchten. Ze hebben enorme aantallen soldaten met tanks en luchtsteun, waardoor een stad omsingeld en geïsoleerd kan worden en doorzocht op rebellen. Een voorbeeld is Fallujah.
Kleinere operaties gebeuren vaak door squads of bataljons op de grond. Hierbij wordt een wijk afgezet, doorzocht, en verlaten.
Voetpatrouilles volgen een gepland traject en zoeken rebellen, zorgen voor militaire aanwezigheid en en zwerven rond, hopend op strijders van de vijand om tegen te vechten.
Verrassingstactieken zoals 'ambush' en 'impromptu checkpoints'
Bevolkingscontrole methoden zoals permanente checkpoints om de mobiliteit van de vijand te beperken.
Het voordeel van swarming is dat met goede surveillance-, detectie en communicatietechnieken een voordeel op de vijand verkregen wordt in termen van mobiliteit, initiatief, verrassing en overzicht. De eenheden werken op basis van enkele simpele besluitvormingsregels, een sterk bewustzijn van de omgeving en een groter effect door toegang tot elkaars wapens. Echter, de tegenstanders passen zich snel aan de Amerikaanse tactieken aan en gebruiken het internet voor informatie. Sommigen zeggen dat meer gebruik gemaakt moet worden van menselijke bronnen in plaats van militaire technologie. Het probleem blijft de inzet van soldaten, de zwakte van elke strategie. Verder maken de vrijheid van de swarming eenheden en de situatie van de oorlog tussen de mensen misbruik alomtegenwoordig.
Swarming is afgeleid van de manier waarop wespen, mieren en wolven rondzwermen. Inlichtingen worden verzameld door:
Luchtbeelden van drones en helikopters
Lokale informatie
Verhoor van gevangenen
Met checkpoints, huiszoekingen en straten afgaan op zoek naar rebellen
In Argentinië werden de guerrilla's op dezelfde manier gezocht en ondervraagd. Ook hier werden veel willekeurige mensen genoemd om maar van de martelingen af te zijn.
Mimesis is een belangrijk principe van counterinsurgency oorlogsvoering, afkomstig uit de biologie. De beide partijen gaan elkaar imiteren, in dit geval de losse netwerken, de mobiliteit, improvisatie en de verrassingstechnieken. Het doel van de Irakese rebellen is om een algemene staat van onveiligheid te krijgen in Irak, waarvoor ze geen strijdplannen of formele organisatie nodig hebben. Sommigen zeggen dat het het doel was van al Qaeda en de rebellen om de VS in een guerrilla-oorlog te verwikkelen, militair en politiek te verliezen en burgerslachtoffers te maken.
Nadelen van deze mimesis zijn dat jonge mannen morele keuzes moeten maken waar ze de ervaring en het verantwoordelijkheidsgevoel niet voor hebben. Daarnaast hebben ze ook nog het idee dat de vijand de bron van het kwaad is, uit op het vernietigen van universele waarden. Dit manicheïsme beïnvloedt grondtroepen in hun keuze voor geweld.
Franse kolonialisten brachten drie aspecten aan in de counterinsurgency oorlogsvoering:
Terrein winnen volgens een rasterpatroon
Imitatie
Inlichtingen
Deze aspecten werden aan de Argentijnse regering aangeleerd in de jaren '50, en uitgewerkt tijdens de oorlog vanaf 1976. Het land werd opgedeeld in zones en er werd met task forces en checkpoint gewerkt om de guerrilla's te ontmantelen. Er werd opzettelijk geprobeerd de guerrilla's te imiteren, en de oorlogsvoering werd langzaam staatsterrorisme toen het leger op zoek ging naar burgers die de vijand zouden helpen. Met behulp van onder andere moord, marteling en verdwijningen werd geprobeerd de guerrilla's en hun supporters te isoleren.
In Argentinië waren de Marxistische rebellen op het platteland in gevechtseenheden georganiseerd, en in de stad verspreid en vermomd als burgers. De Argentijnse president moest in 1975 kiezen uit vier opties, variërend in duur en totaliteit. De optie die werd gekozen was massaal alles en iedereen aanvallen en alle guerrilla's vinden. Dit lukte in 4 jaar, waarbij veel mensen werden getraumatiseerd. Achteraf werden officieren en politie berecht. Iedereen was een potentieel doelwit geworden. De ideologische legitimatie van geweld vervaagde alle grenzen tussen strijders en burgers en zorgde voor gruwelijke martelingen. De mimesis resulteerde in een sociaal contract van annihilatie. Er werd geloofd in een existentiële strijd, een culturele oorlog waardoor beide kanten, maar vooral het Argentijnse leger, massa's mensen vermoordde. Vaak werden mensen gemarteld die zelf geen guerrilla strijders waren, maar bijvoorbeeld sympathisanten. Marteling diende als middel om te traumatiseren en vernederen en dus politiek lam te leggen. Ook dit is vergelijkbaar met de acties van het Amerikaanse leger.
Op korte termijn slaagde de Argentijnse oorlog erin de guerrilla's te verslaan. In 1983 viel de dictatuur, na mensenrechtenprotesten en de Falklands oorlog. Veel legerleiders en officieren werden berecht voor mensenrechtenschendingen zoals het kidnappen van kinderen. De oorlog in Irak is ook geen klassieke guerrilla strijd, maar lijkt in tactieken en handelingen op de Argentijnse oorlog. In strategisch opzicht verschillen ze echter. De rebellen hebben eerder als doel om de Amerikaanse soldaten te schaden en infrastructuur en institutioneel herstel van Irak te voorkomen dan, zoals in Argentinië, een rebellenleger te vormen en de macht te grijpen.
Cultureel bewustzijn, ethische standaarden en goede regels zouden het aantal burgerslachtoffers doen dalen, maar niet reduceren tot nul. Swarming en verrassingsaanvallen zijn te chaotisch om dit te voorkomen en de bezetters zijn burgers gaan behandelen als verdachte.
In 2006 kondigde Bush een verandering in strategie aan. Meer troepen werken samen met meer Irakese soldaten, officieren en politie, om hen te trainen en veiligheid te genereren. Door hun constante aanwezigheid zijn het maken van burgerslachtoffers en counterinsurgency operaties minder nodig en wordt de algemene effectiviteit verhoogd. De langetermijngevolgen van de oorlog zijn nog onbekend, maar de Argentijnse ervaringen voorspellen niet veel goeds. Het hoge aantal burgerdoden en het trainen van Irakese forces om agressieve operaties uit te voeren maakt de verwachting van meer geweld aannemelijk. Er wordt een getraumatiseerde samenleving gecreëerd die nog lang negatieve gevolgen zal ervaren.
Sommigen nemen het op voor de VS. Een verschil tussen de Irakese en de Argentijnse oorlog is dat het Argentijnse regime opzettelijk besloot tot staatsterrorisme en mensenrechtenschendingen, terwijl de Irakese misdrijven deel zijn van een uit de hand gelopen oorlog met idealen als vrijheid en democratie. De veroordeling van verhoormethodes door het Congres laten de sterke punten van het Amerikaanse democratisch systeem zien. Ook de bevrijding van een wrede tiran is een doel dat veel middelen kan heiligen volgens critici. Robben meent echter dat, ondanks de verschrikkingen van het regime van Saddam Hussein, de aantallen doden door geweld na maart 2003 niet weggewuifd moeten worden. De mensenrechtenschendingen kwamen niet per ongeluk tot stand.
De invasie was verkeerd ingeschat vanaf het begin, vanwege de niet gevonden massavernietigingswapens, de Manicheïstische gedachtegang en de bagatelliserende ideeën over Irak en de Islam. De overwinningssfeer na de val van het regime in 2003 gingen snel over in wereldwijde teleurstelling vanwege de falende infrastructuur en het opkomende politieke geweld. Een grote fout is geweest om meteen militair te reageren op gewapende tegenstand. Zoeken naar consensus en politieke oplossingen voor de ethische en religieuze spanningen was beter geweest: geen repressie maar staats-opbouw.
Een andere fout was de keuze voor counterinsurgency tactieken waarbij mensenrechtenschendingen een logisch gevolg waren. De onvoorspelbare swarming operaties en de gruwelijke manier van inlichtingen verzamelen zorgde voor veel menselijk leed, wat weer voordelig was voor de rebellen die daardoor meer chaos kregen en de steun voor de Amerikanen zagen verdwijnen. Vanaf 2006 ligt de nadruk bij het trainen van Irakese krachten. Maar ook hierbij wordt te weinig aandacht gegeven aan diplomatie, nationaal herstel, criminele vervolging, olieproductie en infrastructuur. Wel daalde het aantal slachtoffers sinds 2007. Maar geweld zou zomaar weer terug kunnen komen, zolang politieke en religieuze spanningen onopgelost blijven.
De Argentijnse oorlog leert ons het gevaar van een mimetische counterinsurgency tactiek in een oorlog tussen de mensen, met veel vrijheid voor de kleine gevechtseenheden en martelmethodes om inlichtingen te verkrijgen. Het is een slechte imitatie van rebellen die als doel chaos hebben die de publieke veiligheid alleen maar verslechtert. Als er een burgeroorlog ontstaat tussen de Soennieten en de Sjiieten zullen de swarming tactieken op medeburgers toegepast worden en nog meer mensenrechtenschendingen veroorzaken. Dit kan de Irakese samenleving nog verder traumatiseren en herstel onmogelijk maken.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2867 | 1 |
Add new contribution