Law and public administration - Theme
- 12815 keer gelezen
Internationaal
Publiek
Recht
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale gemeenschap. Het kent bevoegdheden toe aan de entiteiten die publiek gezag uitoefenen (staten en internationale organisaties) en bepaalt het juridische kader waarbinnen zij deze bevoegdheden moeten uitoefenen.
Gewoonterecht
Verdragen
Besluiten van internationale organisaties
Algemene rechtsbeginselen
De nationale rechtsorde is gescheiden van de internationale rechtsorde
Beiden bestaan onafhankelijk van elkaar
De nationale rechtsorde en de internationale rechtsorde vormen één rechtsorde
Internationaal recht werkt direct door in de nationale rechtsorde
Het recht van co-existentie (de bescherming van de aanspraak van staten op de uitoefening van publiek gezag binnen hun grondgebied)
Het recht van samenwerking (kenmerkt zich dor een actieve samenwerking waarbij onderlinge bevoegdheden naast elkaar bestaat, staten informatie uitwisselen en beleid op elkaar afstemmen)
Het recht van integratie (waarbij de bescherming en de uitvoering van publieke taken georganiseerd wordt op bovennationaal niveau)
Staten
International organisaties
Bevrijdingsbewegingen
De facto-regimes
NGO’s
Multinationale ondernemingen
Natuurlijke personen
Overige
Afleiden uit praktijk
Entiteiten en personen rechtssubjectiviteit hebben wanneer zij internationale bevoegdheden, rechten of plichten bezitten.
Uitoefening publiekgezag
Over grondgebied en daar levende bevolking
Onafhankelijk van andere staten
Opgericht door entiteiten die publiek gezag uitoefenen om publieke taken uit te voeren
Reikwijdte van de bevoegdheden omvat slechts de doelstellingen en taken die de leden aan de organisatie hebben gegeven (specialiteitsbeginsel)
Niet statelijke entiteiten die effectief gezag uitoefenen over een deel van het grondgebied van een bestaande staat en de daar levende bevolking
Effectief gezag ontbreekt in de desbetreffende staat
Beperken zich tot wat nodig is om de strijd waarin ze zijn verwikkeld te laten verlopen via minimale regels van humaniteit
Groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een bezettende macht
Hebben een vollere rechtssubjectiviteit dan de facto regimes, vanwege een algemeen gevoelde onrecht van koloniale overheersing en bezetting
Private organisaties die grensoverschrijdend opereren
In beginsel geen internationale rechtssubjectiviteit
Worden uitsluitend beheerst door het nationale recht van de staat waarin zij zijn gevestigd
Ondernemingen die economisch actief zij in meer dan één staat
In beginsel uitsluitend rechtssubjectiviteit binnen de nationale rechtsorde
Bepaalde individuele rechten binnen de internationale rechtsorde, zonder afhankelijk te zijn van de nationale rechtsorde.
De omvang van de internationale rechtssubjectiviteit van natuurlijke personen binnen de rechtsorde is beperkt
Bevolking
Grondgebied
Gezagsstructuur
Onafhankelijk/soeverein
Verbonden met het grondgebied
Toegang tot de staat
Recht op bescherming van die staat
Land
Binnenwateren
Territoriale zee van maximaal 12 zeemijl (voor de kuststaten)
Lucht boven het grondgebied
Geheel van instellingen dat publiek gezag uitoefent
In beginsel geen voorschriften vanuit het internationaal recht
Onafhankelijk van andere staten in het kiezen van een politieke, sociale en economische structuur
Juridische onafhankelijkheid
Recht om deel te nemen aan de internationale rechtsorde
Afscheiding (houdt in dat onder bijzondere omstandigheden een entiteit die gezag uitoefent over een deel van het grondgebied van een bestaande staat zich van deze staat kan afscheiden en een nieuwe staat kan vormen)
Ontbinding (houdt in dat nieuwe staten ontstaan door het uiteenvallen van een bestaande staat in twee of meer staten)
Aaneensluiting (houdt in dat nieuwe staten ontstaan door samenvoeging van 2 of meer bestaande staten. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen absorptie (een staat gaat op in een andere staat) of een situatie waarin twee staten een geheel nieuwe staat vormen)
Effectiviteit
Legaliteit
Zelfbeschikking
Erkenning
Eenzijdige handeling van een staat ten opzichte van een nieuwe entiteit die aanspraak maakt op de juridische status van staat
Waarbij deze staat aanvaardt dat de nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming
Uitdrukkelijk of impliciet
Voortzetting (vindt plaats wanneer een bestaande staat uiteenvalt en een van de overblijvende staten de rechtssubjectiviteit van de oude staat voortzet)
Statenopvolging (vindt plaats wanneer een nieuwe staat niet kan worden beschouwd als voortzetting van een oude staat.)
De regels met betrekking tot de opvolging van staten zijn met name gewoonterechtelijk van aarde en betreffen in het bijzonder
Grenzen
Verdragen
Nationaliteit
Bezittingen
Lidmaatschap van internationale organisaties
Aansprakelijkheid
Samenwerkingsverband waar twee of meer staten of andere internationale organisaties lid van zijn
Rechtspersoonlijkheid
Ontstaan door middel van toebedeling van taken door staten
Beheerst door het internationale recht
Organen die leden vertegenwoordigen
Organen die de bevolking van de leden vertegenwoordigen
Organen die bestaan uit onafhankelijke personen
De VN, inclusief gespecialiseerde organisaties. Hoofdorganen VN:
Algemene Vergadering
Veiligheidsraad
Economische en Sociale raad
Trustschapsraad
Internationaal Gerechtshof
Secretariaat
De EU. Hoofdorganen EU:
De Europese Raad
De Raad van Ministers
De Europese Commissie
Het Europese Parlement
Het Europese Hof van Justitie
De Raad van Europa
De OVSE
De NAVO
De OESO
De Benelux
Staten moeten de intentie hebben er een te creëren
De organisatie moet de functies en rechten feitelijk uitoefenen
ICJ Reparation for Injuries
De organisatie die toetreedt, moet daar naar intern recht toe bevoegd zijn
Het oprichtingsverdrag van de organisatie moet ervoor open staan
Attributiebeginsel: internationale organisaties hebben alleen die bevoegdheden die de staten die hen hebben opgericht aan de organisatie hebben toegekend
Specialiteitsbeginsel: internationale organisaties hebben slechts bevoegdheden die zijn verbonden aan het doel waarvoor de betreffende organisatie is opgericht
Impliciete bevoegdheden: organisaties kunnen ook bevoegdheden bezitten die niet uitdrukkelijk zijn toegekend, maar die worden geïmpliceerd op grond van de doelstellingen en functies van de organisatie
Alternatieve mogelijkheid voor een internationale organisatie te ontwikkelen die verder gaan dan de bevoegdheden die uitdrukkelijk aan de organisatie zijn toegekend is de feitelijke uitoefening van bevoegdheden
Internationale verdragen
Gewoonterecht
Besluiten van internationale organisaties
Algemene rechtsbeginselen
Billijkheid
Eenzijdige rechtshandelingen
Zie ook artikel 38 Statuut van het Internationaal Gerechtshof.
Algemene statenpraktijk. Voorwaarden:
Extensive (de praktijk moet worden gevolgd door relatief veel staten)
Virtually uniform (de praktijk moet voldoende consistent zijn)
Opinio juris
Een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een regel van algemeen gewoonterecht door, gedurende de periode waarin deze regel zich ontwikkelt, regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als gewoonterecht aanvaardt
Een van de drie gevallen waarin gewoonterecht niet universeel toepasbaar is
Overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbindend zijn tussen de partijen en die door het internationaal publiekrecht worden beheerst.
Hebben de voorkeur boven gewoonterecht omdat verdragen sneller tot stand komen en staten door middel van een verdrag beter invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht.
Worden in het algemeen tussen staten gesloten, maar deze kan ook door internationale organisaties gesloten worden. De facto regimes en particulieren kunnen geen verdragspartij zijn.
Unanimiteit
Consensus
Meerderheid van stemmen
(Opt-out procedure)
Beginselen die fundamenteel worden geacht voor het recht (zonder deze beginselen kan het recht niet functioneren)
Beginselen ontleend aan rechtvaardigheid of menselijkheid
Beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen. Zij worden als het ware overgeplaatst naar de internationale rechtsorde (artikel 38 lid 1 sub c van het IGH Statuut).
Algemene beginselen van internationaal recht
Zie art. 30 Weens Verdragenverdrag. Wanneer er geen uitdrukkelijke voorrangsbepalingen zijn gelden er algemene bepalingen:
Lex posteriori (een latere regel heeft voorrang boven een eerdere)
Lex specialis derogat lege generali (een bijzondere regel gaat voor een algemene)
Jus cogens (internationale fundamentele rechtsregels waar niet van mag worden afgeweken zijn van dwingend recht en hebben dus altijd voorrang).
Schriftelijk (voorkeur)
Mondeling
Preambule, geeft de redenen aan voor het sluiten van het verdrag en omschrijft het doel van het verdrag.
Materiele bepalingen, bevatten de inhoud van de afspraken. Gedetailleerde afspraken worden meestal bijgevoegd in bijlagen
Formele bepalingen (slotbepalingen), betreffen het verdrag als regelgevend instrument zelf. Als een verdrag geen formele bepalingen heeft kunnen deze worden ontleent aan het Verdragenrecht.
Onderhandelingen
Ondertekening
Bekrachtiging
(Toetreding)
Inwerkingtreding
Geeft een staat de mogelijkheid zich uit te sluiten van gevolgen van bepaalde bepalingen in het verdrag. Gebruik van een voorbehoud wordt aanvaard om de totstandkoming van verdragen te versnellen.
Redenen om voorbehouden niet toe te staan zijn dat voorbehouden de basis onder een verdrag weg zouden kunnen nemen (denk aan een package deal verdrag, waarbij opgenomen bepalingen direct verbonden zijn aan het opnemen van andere bepalingen) of omdat het doel van het verdrag de voorbehouden onmogelijk maakt.
Artikel 31 (1) Wvv: gewone betekenis van de tekst. Hoe kan deze gevonden worden?
Artikel 31 (2): de context, zoals de preambule, en het voorwerp en doel van het verdrag
Artikel 31 (3) (a), (b) en (c): andere overeenkomsten, de statenpraktijk of relevante regels van internationaal recht.
Artikel 32 Wvv indien bovenstaande geen uitkomst geeft. Gekeken kan worden naar de voorbereidende werken zoals de onderhandelingsgeschiedenis.
Materiele schending van het verdrag door een andere staat (artikel 60 Wvv)
Een te leveren voorwerp is onverkrijgbaar, zoals een natuurlijke hulpbron welke is uitgeput. De staat kan dan niet leveren (artikel 61 Wvv)
Wezenlijke verandering van omstandigheden (artikel 62 Wvv).
De omstandigheden zijn fundamenteel voor de instemming van de staat
De verandering hebben tot gevolg dat de strekking van de verplichtingen wezenlijk is gewijzigd.
Handeling in strijd met een internationale verplichting (artikel 12 ARSIWA).
Welke aan de staat kan worden toegerekend.
Staatsorgaan: artikel 4 ARSIWA
Ultra vires handelingen staatsorgaan: artikel 7 ARISWA
Handelingen van private entiteiten waarbij de wet de bevoegdheid heeft gegeven tot het uitvoeren van overheidstaken: artikel 5 ARSIWA
Effectieve controle over private entiteiten: artikel 8 ARSIWA. Het criterium is te vinden in ICJ Genocide.
Handelingen van private entiteiten die door de staat worden ondersteund/goedgekeurd: artikel 11 ARSIWA
Hulp moet substantieel zijn en de onrechtmatige daad vergemakkelijken
De hulpstaat moet de wetenschap hebben van de onrechtmatige daad
De hulpstaat moet gebonden zijn aan de geschonden norm
Overmacht: artikel 23 ARSIWA
Noodtoestand: artikel 24 ARSIWA
Noodzakelijkheid: artikel 25 ARSIWA
Zelfverdediging: artikel 21 ARSIWA
Tegenmaatregelen: artikel 22 ARSIWA
Restitutie: artikel 35 ARSIWA
Compensatie: artikel 36 ARSIWA
Genoegdoening: artikel 37 ARSIWA
Staten waarvan subjectieve rechten zijn geschonden.
Kunnen een vordering instellen tegen de staat die de onrechtmatige daad heeft gepleegd en hebben recht op rechtsherstel (artikel 42 ARSIWA).
Geen actio popularis
Hebben geen recht een staat die een op hem rustende rechtsplicht schendt aansprakelijk te stellen. Let op bij erga omnes verplichtingen (artikel 48 ARSIWA).
Nationaliteit
In het geval van dubbele nationaliteit: genuine link?
In het geval van een corporatie: in beginsel geen diplomatieke bescherming, tenzij de corporatie niet langer bestaat of de staat waar de corporatie is gevestigd dezelfde is als de staat die de betwiste maatregel had genomen
Uitputting nationale rechtsmiddelen
Beginsel van individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid: artikel 25 ICC Statuut
Legaliteitsbeginsel
Eisen van fysieke handeling (delictsomschrijving) en geestesgesteldheid (opzet/nalatigheid.) NB: in tegenstelling tot staten, waar dit laatste geobjectiveerd is, is de intentie van individuen van belang
Aansprakelijkheid van meerderen: artikel 28 ICC Statuut
Verbod op gebruik van geweld. Zie verder hoofdstuk 10.
Verbod op interventie. Het beginsel van non-interventie houdt in dat staten geen dwang mogen uitoefenen jegens een andere staat met de bedoeling de interne aangelegenheden van die staat te beïnvloeden.
Verbod op toebrengen van schade. Denk aan de Corfu Channel zaak.
Territorialiteitsbeginsel (een staat heeft onbeperkte rechtsmacht op zijn eigen grondgebied en ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten zijn grondgebied wanneer de gevolgen plaatsvinden op het eigen grondgebied)
Subjectief
Objectief
Nationaliteitsbeginsel (een staat heeft gezag over zijn eigen onderdanen, waar die zich ook bevinden)
Passief
Actief
Beschermingsbeginsel (geeft staten rechtsmacht ten aanzien van personen of gebeurtenissen buiten het grondgebied van een staat wanneer de betreffende handelingen vitale belangen van de staat kunnen raken)
Universaliteitsbeginsel (geeft staten rechtsmacht wanneer fundamentele waarden van de internationale gemeenschap geschonden worden die niet onder de eerste 3 beginselen vallen)
Beperkt
Zuiver
Immuniteit vormt een beperking van de territoriale rechtsmacht van staten. Deze immuniteit kan vervallen wanneer een staat afstand doet van zijn immuniteit. Dit kan door middel van een internationale overeenkomst, een contract, uitdrukkelijke toestemming of impliciet door de proceshouding.
Functionele immuniteit: de immuniteit voor publieke handelingen verricht in functie. Deze immuniteit blijft ook voortbestaan na beëindiging van de functie.
Persoonlijke immuniteit: de immuniteit van gezagdragers voor handelingen verricht tijdens de functie, ongeacht de aard van de handelingen.
Rechtsmacht van de zee (zie het UNCLOS verdrag): activiteiten op zee worden beheerst door de van territorialiteit afgeleide rechtsmacht en het nationaliteitsbeginsel, en met name de rechtsmacht van de vlaggenstaat (staat van de nationaliteit van de schepen). De staat heeft concurrente rechtsmacht in zones waar de kuststaat rechtsmacht heeft, en exclusieve rechtsmacht op volle zee.
Rechtsmacht op binnenwateren: onder binnenwateren worden alle havens, estuaria en andere wateren aan landzijde van de laagwaterlijn verstaan. Met uitzondering van oorlogsschepen kan de kuststaat zijn wetgeving van toepassing verklaren en handhaven in interne wateren
Rechtsmacht territoriale zee: de territoriale zee strekt zich uit tot max. 12 zeemijl gemeten vanaf de basislijn. Schepen van alle staten hebben recht op vrije doorgang over de territoriale zee
Rechtsmacht archipelwateren: staten die geheel bestaan uit (delen van) eilanden mogen onder bepaalde voorwaarden rechte basislijnen trekken tussen de punten van de uiterste eilanden van de archipel
Rechtsmacht over de aansluitende zone: de aansluitende zone is een gebied voorbij de territoriale zee tot max. 24 zeemijl uit de basislijn. In deze zone mag de kuststaat zijn voorschriften handhaven ten aanzien van douane, belastingen, immigratie en volksgezondheid
Rechtsmacht continentaal plat: het continentaal plat is de zeebodem die de natuurlijke voortzetting van het land vormt. De breedte van het continentaal plat is in ieder geval 200 zeemijl en niet breder dan 350 zeemijl. De kuststaat heeft functionele rechtsmacht op het continentaal plat met betrekking tot exploratie en exploitatie
Rechtsmacht Exclusieve Economische Zone: binnen de EEZ heeft de kuststaat exclusieve rechten met betrekking tot de exploratie en exploitatie van levende en niet levende rijkdommen, de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden en installaties, wetenschappelijk zeeonderzoek en de bescherming en het behoud van het zeemilieu. De EEZ is max. 200 zeemijl breed vanaf de basislijn
Rechtsmacht op volle zee: de volle zee is het zeegebied dat niet valt binnen de EEZ, de territoriale zee of interne wateren. Alle staten kunnen gebruikmaken van de vrijheden van de volle zee. Schepen op volle zee zijn onderworpen aan de rechtsmacht van de vlaggenstaat
Rechtsmacht diepzeebodem: de zeebodem buiten de EEZ en het continentaal plat is gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid. Alle rechten op de natuurlijke delfstoffen komen toe aan de mensheid als geheel.
Rechtsmacht lucht: de lucht boven het grondgebied van een staat (met inbegrip van de lucht boven de territoriale zee) valt onder de exclusieve rechtsmacht van de betreffende staat
Rechtsmacht ruimte: de ruimte begint waar het luchtruim eindigt. De ruimte valt geheel buiten de territoriale rechtsmacht van staten en is vrij voor gebruik door alle staten
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Internationaal Verdrag betreffende burgerrechten en politieke rechten (IVBPR)
Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)
Aangevuld met een aantal bijzondere verdragen waar van de belangrijkste het Verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van vrouwendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind zijn.
De Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens is de hoogste functionaris met verantwoordelijkheid voor bescherming van de rechten van de mens in de VN. Tot zijn taken behoren de verbetering van de bescherming van de rechten van de mens, het versterken van de internationale samenwerking, het verbeteren van de coördinatie op het gebied van de rechten van de mens binnen de VN, het verbeteren van de bekrachtiging en implementatie van mensenrechtenverdragen, het ondersteunen van de ontwikkeling van nieuwe normen en het initiëren van preventieve acties.
De Mensenrechtencommissie heeft een belangrijke rol bij de ontwikkeling van nieuwe verdragen en niet –bindende documenten en bij de naleving van de rechten van de mens.
Het Mensenrechtencomité is het controlerend en regulerend orgaan van het IVBPR. De andere mensenrechtenverdragen hebben soortgelijke comités.
Recht op leven (art. 2 EVRM en art. 6 IVBPR)
Recht op vrijheid van foltering (art. 3 EVRM en art. 7 IVBPR)
Recht op vrijheid (art. 5 EVRM en art. 9 IVBPR)
Recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces (art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR). Denk ook aan het Salduz arrest.
Vrijheid van privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie (art. 8 EVRM en art. 17 IVBPR)
Vrijheid van gedachten, geweten en godsdients (art. 9 EVRM en art. 18 IVBPR)
Recht op eigendom (art. 1 Protocol I EVRM. Let op: geen IVBPR recht op eigendom)
Vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM en art. 19 IVBPR)
Vrijheid van vergadering en vereniging (art. 11 EVRM en art. 21 IVBPR)
Kiesrecht (art. 3 Protocol I EVRM)
Recht op arbeid (artikel 6 IVESCR en 1 ESH)
Recht op een behoorlijke levensstandaard (artikel 9, 11, 12IVESCR en de Europese Code inzake sociale zekerheid)
Recht op onderwijs (artikel 21ste Protocol bij het EVRM en artikel 13 IVESCR)
Recht op zelfbeschikking (art. 1 IVBPR en IVESCR)
Recht van minderheden (art. 27 IVBPR en art. 30 Verdrag inzake de rechten van het Kind)
Voorzien bij wet? (Legaliteitsbeginsel)
Bescherming van doelen genoemd in tweede lid van EVRM artikel?
Noodzakelijk in een democratische samenleving (balans individu v individu of individu v staat)
Artikel 1(a) Vluchtelingenverdrag:
Gegronde vrees
Vervolging
Op basis van een van de genoemde gronden
Artikel 1(f) Vluchtelingenverdrag:
Misdrijf tegen de vrede, oorlogsmisdrijf of misdrijf tegen de menselijkheid
Handeling in strijd met doelstellingen/beginselen van de VN
Artikel 33 Vluchtelingenverdrag, het beginsel van non-refoulement.
Zelfverdediging door staten
Noodzakelijk (noodsituatie). Caroline
Proportioneel. Oil Platforms
Gebruik van geweld door of namens de VN
Delegeren van de bevoegdheid onder hoofdstuk VII VN-Handvest
Peacekeeping missies
Robust peacekeeping
Peacebuilding
(Humanitaire interventie?)
4 Geneefse Conventies
2 Additionele Protocollen
Gewoonterecht
Niet-internationaal gewapend conflict. Gemeenschappelijk artikel 3 is van toepassing
Niet-internationaal gewapend conflict: staat vs partij met een hoge mate van interne organisatie. Additioneel Protocol II is van toepassing.
Internationaal gewapend conflict: staat vs staat. Zie artikel 2 Geneefse Conventies.
Onderscheid tussen combattant en niet-combattant, tussen militair doelwit en niet-militair doelwit, etc.
Proportionaliteit. Slachtoffers vs militaire noodzakelijkheid.
Voorkomen van buitensporig leed.
Wisselkoersbeleid
Convertibiliteit (inwisselbaarheid) van munten
Betalingsbalanstekorte
Ministeriele conferentie
Algemene raad
Speciale raden voor goederen, diensten, intellectueel eigendom
Secretariaat
Dispute Settlement Body
Meestbegunstigingsbeginsel
Beginsel van nationale behandeling
Verbod op kwantitatieve beperkingen
Afbouw van tarieven
Verbod op concurrentieverstorende praktijken
Noodzakelijk
Voor de bescherming van een doel genoemd in artikel XX GATT.
De maatregel moet hier daadwerkelijk toe strekken, het mag geen verkapte beperking van de internationale handel opleveren (zie chapeau artikel XX).
Geen ernstige grensoverschrijdende schade veroorzaken (Pulp Mills)
Duurzame ontwikkeling (Gabcikovo Nagymaros)
Voorzorgsbeginsel: onthouden van gedragingen die grensoverschrijdende schade zouden kunnen veroorzaken.
Vereiste van “prior informed consent”
Vereiste van een Environmental Impact Assessment (EIA)
Genomen door gelaedeerde staten
Eerst een beroep op de aansprakelijke staat om de schending te beëindigen en herstel te bieden
Staten moeten in onderhandeling treden
Het geschil is niet voorgelegd aan een internationaal tribunaal
Tegenmaatregel is evenredig aan de geleden schade
Onderhandelingen
Goede diensten
Bemiddeling
Feitenonderzoek
Conciliatie
Zowel de staat waarin geïnvesteerd is als de staat waarvan de investeerder onderdaan is, moeten partij zijn bij het ICSID-Verdrag.
Beide partijen moeten schriftelijk hebben ingestemd met de arbitrage.
het beslechten van geschillen tussen staten
het uitbrengen van adviezen over juridische kwesties op verzoek van de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad.
De Europese Commissie kan een procedure instellen bij het HvJ tegen een lidstaat wegens niet-nakoming (artikel 258 VWEU).
De lidstaten, de Raad, de Commissie en het Parlement kunnen nietigverklaring vragen van besluiten van de Unie-instellingen (artikel 263 VWEU). Ook een natuurlijk of rechtspersoon kan hierom vragen als hij/zij rechtstreeks en individueel wordt geraakt door besluiten of regelingen.
Het HvJ kan op verzoek van nationale rechters het Europees recht uitleggen (artikel 267 VWEU).
Het HvJ kan, nadat is vastgesteld dat een lidstaat een arrest van het HvJ niet nakomt, dwangsommen opleggen (artikel 260 VWEU).
Uitputting nationale rechtsmiddelen.
Zesmaandentermijn; het geschil is niet verjaard
Verbod van samenloop
De klacht is niet kennelijk ongegrond
Een lidstaat kan een situatie aangeven bij de Aanklager van het ICC en de Aanklager vragen te onderzoeken of bepaalde personen in staat van beschuldiging dienen te worden gesteld.
De Veiligheidsraad kan een zaak naar het ICC verwijzen. Hierbij geldt niet meer de voorwaarde dat de staat waar het misdrijf is begaan, of de staat van de nationaliteit van de verdachte partij moet zijn (artikel 13 sub b).
De Aanklager kan een onderzoek starten uit eigen beweging (artikel 15)
Dualistische model, waarbij internationaal recht wordt omgezet in nationaal recht
Monistische model, waarbij de automatische geldigheid van internationaal recht in de nationale rechtsorde wordt aangenomen
Wat zijn de verdragspartijen overeengekomen?
Indien niet duidelijk, wat is de inhoud van de betreffende bepaling?
Spoorwegstaking arrest
Inroepbaarheid?
Verschil tussen Europees en Internationaal recht.
Mbt Europees recht geldt Costa v Enel: Europees recht heeft zonder meer voorrang op het recht van de lidstaten.
Het uitdrukkelijk is bepaald
De regel voldoende duidelijk is en zich naar aard en inhoud leent voor rechtstreekse toepassen (NB: alleen voorrang boven lagere wetgeving)
Verdragsconforme interpretatie door de rechter:
De rechter kan een regel van internationaal recht toepassen die inhoudelijk belangrijk is voor het beoordelen van het geschil, maar die niet inroepbaar is door de eisende partij.
De rechter kan een regel toepassen die geen rechtstreekse werking heeft, omdat deze inhoudelijk onvoldoende bepaald is
Indien toepassing van internationaal recht zou leiden tot een conflict met nationaal recht en de rechter anders het internationale of nationale recht buiten toepassing zou moeten laten.
De status van internationaal recht in de Europese rechtsorde: wanneer de EU bevoegdheden uitoefent met betrekking tot regels van internationaal recht, behoren deze regels van internationaal recht automatisch tot de rechtsorde van de EU.
De ‘europeanisering’ van internationaal recht: de EU zal uitvoeringsregelingen vaststellen om uitvoering te geven aan internationale verplichtingen. De nationale rechter zal dus niet het verdrag, maar de uitvoerende EU-regeling toepassen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1739 |
Add new contribution