Hoorcollege 1
Essentie van het strafrecht:
De essentie van het strafrecht is de berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon door de strafrechter. Het is een negatief sanctiestelsel(gevangenisstraf, geldboete etc.) en doelt op de volgende twee belangen namelijk: rechtshandhaving en rechtsbescherming. Tussen deze twee belangen bestaat er continu een strijd. Dit omdat rechtsbescherming ten opzichte van de onderdanen fungeert en de rechtshandhaving ten opzichte van de staat fungeert.
Materieel strafrecht:
Het materieel strafrecht bepaalt de inhoud van het recht. Denk hierbij aan strafbaarstellingen, straffen en strafuitsluitingsgronden.
Formeel strafrecht:
Het formeel strafrecht bevat rechtsregels die zich bezighouden met de procedure van het recht. Denk hierbij aan bevoegdheden als aanhouding, vervolging en berechting. Het gaat hier dus niet om de inhoud van het recht, maar om hoe deze inhoud van het strafrecht kan worden ingezet.
Strafrecht is het recht wat bewust leed toevoegt. Strafdoelen hierbij zijn:
Verdragstheorieën, deze komen voort uit de Verlichting waarbij er wordt uit gegaan van het volgende: je moet houden aan de plichten vanuit Contract Sociale en omdat je je houdt aan deze plichten heb je recht op bestraffing want je hoort bij de samenleving.
Absolute theorieën, er moet worden vergolden. Dit omdat er een inbreuk is op een recht en daarom moet worden vergolden.
relatieve theorieën, hierbij ligt de rechtvaardiging van de straf in het doel
verenigingstheorieën, combinatie van absolute en relatieve theorieën, hierbij komt vergelding tot stand waarin het feit de maximale straf bepaalt maar de uiteindelijke straf wordt bepaald door het doel.
Op dit moment zijn de verenigingstheorieën gangbaar in Nederland. Denk hierbij aan de combinatie van voorwaardelijke straf naast een werkstraf.
Strafrecht als middel van sociale controle:
Een zodanige beïnvloeding van menselijk gedrag, dat wordt bevorderd dat dit overeenkomstig de rechtsregels verloopt
Het wegnemen of verminderen van de onrust en de onvrede die door het delict in de samenleving zijn ontstaan
Voorwaarden wanneer men strafrechtelijk aansprakelijk is:
Menselijke gedraging
Handelingen of nalaten(ook wanneer je het door een ander laat doen, je vraagt iemand wat voor jou te doen en het dus niet zelf doet)
Die valt onder een delictsomschrijving
Wederrechtelijk
Aan schuld te wijten
Wanneer is iets strafbaar?:
Criteria voor strafbaarstelling De Roos vanuit Minister van Justitie Modderman
Schade (onregt)
Subsidiariteit (ultimum remedium, het uiterste middel)
Proportionaliteit(beperkte invulling van het lex certa beginsel)
Effectiviteit(moet een zinvolle invulling krijgen)
legaliteit
Legaliteitsbeginsel:
De overheid mag alleen handelen op basis van de wet. Dit komt voort uit art. 1 Sr en art. 1 Sv.
Dit garandeert het volgende:
de democratisch gekozen wetgever heeft zich uitgesproken en het recht is inzichtelijk en voorspelbaar voor burgers omdat wetten worden opgeschreven en bekend gemaakt.
Legaliteitsbeginsel in het Strafrecht:
lex certa(moet voldoende omschreven zijn)
geen terugwerkende kracht
verbod op analogie
Verhouding tussen de wetgever en de rechter:
Legaliteitsbeginsel, verbod op analogie
Middelen om te bepalen wat de inhoud is van de wet:
Grammaticale interpretatie
Wetshistorische interpretatie
Wetssystematische interpretatie
Teleologische interpretatie
De mogelijke interpretaties kunnen in deze volgorde worden gebruikt. Deze volgorde ligt wel voor de hand maar dit kan verspringen wanneer bijvoorbeeld interpretatie bij voorbaat niets zal opleveren.
Analoge interpretatie vs. extensieve interpretatie
Voorbeeld van analogie is joyriding strafbaar stellen onder diefstal. Dit kon niet omdat onder joyriding er geen sprake is van wederrechtelijk toe eigenen. Dit is het verbod op analogie.
Hoorcollege 2
Daderschap:
De kern van strafbaar feit is dat het gaat om een gewilde gedraging.
In Nederland gaat het om daadstrafrecht: dit is waarneembaar en brengt een unieke verbinding met de dader tot stand, de gedachten die we hebben zijn vrij maar er mag geen gevolg aan worden gegeven. Je mag denken dat je iemand wilt vermoorden maar hier mag je geen gevolg aan geven. Handelingen moeten potentieel gevaarzettend zijn, ze moeten schade teweeg brengen. En het gevolg of de handeling moet gewild zijn.
Daderschap is vervulling geven aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving van een artikel. Dus zowel de objectieve zijde(de delictsgedraging) als de subjectieve zijde(schuld). Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen dader zijn. Dit op grond van art. 47 en 51 lid 1 Sr.
Het strafrecht wat is ontstaan onder Modderman moest worden aangepast aangezien dit strafrecht is gevormd in een agrarische samenleving en we nu leven in een industriële samenleving. Het strafrecht moet passen in de samenleving waarin organisaties en verbanden in het dagelijks leven actief zijn. Denk hierbij aan opdrachten die worden gegeven aan mensen en niet meer om daadwerkelijk fysiek handelen maar om functioneel handelen. Het gaat dus om een uitbreiding: naast de fysieke pleger is ook de functionele pleger mogelijk geworden.
Functioneel daderschap:
Functioneel daderschap betreft dus de toerekening van een gedraging van een fysieke pleger aan een andere op grond van bepaalde criteria. Deze criteria zijn gevormd in het Ijzerdraadarrest. Er zijn 2 criteria:
Beschikkingscriterium
Beschikkingsmacht, ook wel feitelijk zeggenschap dan wel niet juridische zeggenschap
Aanvaardingscriterium
Betreft een bepaalde houding met een wilselement dit kan blijken uit stelselmatig gedrag of onvoldoende toezicht.
In de praktijk blijkt dus dat de functionele dader weinig doet. Functioneel daderschap betreft toerekening van gedraging van fysieke pleger aan een ander op grond van de bovenstaande criteria. Wanneer er wordt voldaan aan de criteria vormt dit het fundament voor het eigen daderschap. Toch kan de fysieke pleger strafrechtelijk aansprakelijk blijven.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid:
Er zijn de volgende voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid:
Menselijke gedraging
Dit betreft handelingen of nalaten
Deze gedraging moet vallen onder een delictsomschrijving
Wederrechtelijk
Aan schuld te wijten
In het strafrecht wordt een eigen definitie gehanteerd van een rechtspersoon. Deze komt voort uit het Drijfmestarrest en staat in rechtsoverweging 3.3: ‘’een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend’’.
Het is hierbij belangrijk dat de gedraging heeft plaatsgevonden of is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan kan sprake zijn in de volgende situaties: maatschappelijk verkeerscriterium, bedrijfspolitiek(handelen past binnen het bedrijf), baatcriterium(heeft het bedrijf voordeel van dit strafbaar gedrag) en ijzerdraadcriteria(bovenstaande criteria).
Er kan verschillend worden gekeken naar de redelijke toerekening van een rechtspersoon. Voordelen kunnen zijn dat deze redenatie voldoende ruim is voor veel onvoorspelbare en merkwaardige situaties en dat het is toegespitst op de rechtspersoon en de gedraging. Nadelen kunnen zijn dat het vaag, normatief en weinig voorzienbaar is en daarmee op gespannen voet staat met het legaliteitsbeginsel. Daarnaast besluit de rechter of het redelijk is of niet en het is lastig hier iets tegen in te brengen want er zijn geen harde criteria.
Zorgplichtschending:
Dit is een uitbreiding van daderschap en strafrechtelijke aansprakelijkheid. Een zorgplichtschending komt met name voor in het milieurecht en het verkeersrecht maar ook in het commune recht. Binnen het verkeersrecht bestaat de plicht uit het ervoor te zorgen voor de veiligheid op de weg. Het creëren van een ongewenste situatie levert het strafbare feit op.
Verdere uitbreiding is te vinden in de terrorismebestrijding met als doel het voorkomen van aanslagen en dus eigenlijk het strafrecht preventief inzetten. Dit is opgelegd vanuit Europa.
Strafbepaling:
De strafbepaling bepaalt of er sprake is van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Deze bestaat uit de delictsomschrijving met de aanduiding of weergave van het verboden gedrag(ook wel de materiele norm) en de sanctienorm. Er zijn 3 manieren waarop de wetgever een delict aanduidt:
Het delict als een gedraging of een nalaten te omschrijven, art. 326a Sr
Door alleen de naam te vermelden, art. 300 Sr
Een delictsomschrijving en een naam, art. 326 Sr
Soorten delicten:
Enig onderscheid is tussen misdrijven en overtredingen. Er eis echter wel een onderverdeling in titels. De wijze waarop gedrag is omgeschreven bepaalt het soort delict. Een voorbeeld hiervan is doodslag, art. 287 Sr. Het gevolg staat hierin centraal, namelijk: dood van een persoon.
Formele delicten zijn waarbij een bepaalde gedraging voldoende is voor strafbaarheid. Zoals het binnendringen van een woning zonder verstoring huisvrede, art. 138 Sr. Materiele delicten is een bepaald gevolg van belang voor strafbaarheid. Hier is ook het bovenstaande voorbeeld van toepassing namelijk doodslag.
Bij commissiedelicten zijn er strafbare feiten begaan door een handeling. De gedraging staat hier centraal, ook wel een verbodsnorm. Een voorbeeld hiervan is diefstal, art. 310 Sr. Bij omissiedelicten gaat het om strafbare feiten die zijn begaan door een nalaten, ook wel een gebodsnorm. Dit nalaten kan uitdrukkelijk zijn geformuleerd, zoals het nalaten hulp te verlenen, art. 450 Sr. Maar kan ook impliciet zijn genoemd in de delictsomschrijving, zoals het niet voldoende aan de wettelijke plicht als opgeroepen getuige, art. 192 Sr.
Er kan sprake zijn van beide, zowel een commissiedelict als een omissiedelict. Dit kan wanneer een delict ook kan worden begaan door een nalaten. Denk hierbij aan doodslag.
Algemene delicten richten zich tot iedereen en kwaliteitsdelicten richten zich tot een bepaald omschreven persoon. Denk hierbij aan de ambtenaar zoals in art. 359 Sr.
Bij gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten gaat het om de verhouding tussen twee delicten. Met name de grondvorm en de speciale variant. Bij gekwalificeerde delicten gaat het om zwaardere strafbedreiging. Een voorbeeld hiervan is diefstal met braak. Het feit dat is gepleegd is gepleegd onder bijzondere begeleidende omstandigheden. Deze omstandigheden leveren strafverzwarende omstandigheden op. Bij geprivilegieerde delicten gaat het juist om een lagere strafbedreiging, zoals kinderdoodslag. Dit omdat er verzachtende omstandigheden zijn. Dit zijn echter uitzonderingen.
Hoorcollege 3
Onderwerpen deze week zijn wederrechtelijkheid en schuld.
Het verschil tussen bestanddelen en elementen is dat een bestanddeel bewezen moet worden en een element hoeft niet bewezen te worden. Wederrechtelijkheid en schuld worden in beginsel aangenomen aanwezig te zijn en zijn dus elementen. Een voorbeeld hiervan is art. 287 Sr.
Objectieve en subjectieve zijde van het strafbare feit
Bij wederrechtelijkheid ligt de nadruk meer op de objectieve zijde van strafrechtelijke aansprakelijkheid. De nadruk ligt dus meer op de daad, deze staat centraal. Want een daad kan je zien en kan je naar de feiten kijken. Bij schuld ligt de nadruk meer op de subjectieve zijde van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Hierbij ligt dus de nadruk meer op de dader. Er wordt gekeken naar de omstandigheden, wat heeft de dader bewogen om dit te doen.
Wederrechtelijkheid
We kennen wederrechtelijkheid zowel als bestanddeel als een element. Het kan dus een dubbelrol hebben. Dit wordt een probleem wanneer de betekenis van beide iets anders is. Dit geldt ook voor schuld.
Element:
Hierbij geldt dat wederrechtelijkheid betekent: al het handelen wat strijdig is met de maatschappelijke norm. Zoals bij doodslag, men zal men niet van het leven beroven. Je moet dus voortdurend opzoek naar de achterliggende norm.
Wederrechtelijkheid zowel als bestanddeel en element zijn correcties op veel te ruime delictsomschrijvingen. Deze ruime delictsomschrijvingen moesten gecorrigeerd worden. Dat kan op 2 verschillende manieren. Algemene strafuitsluitingsgronden bestaande uit: rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Bij rechtvaardigingsgronden wordt de wederrechtelijkheid weg genomen. De ongeschreven grond is het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. De geschreven gronden zijn bijvoorbeeld: noodweer, noodtoestand en ambtelijk bevel. Bij een schulduitsluitingsgrond kan het strafbare feit niet worden verweten aan de dader. Voorbeelden hiervan zijn overmacht, noodweerexces en ontoerekeningsvatbaarheid.
Bijzondere strafuitsluitingsgronden zijn strafuitsluitingsgronden die alleen gelden voor een bepaald delict. Art. 293 lid 2 Sr is hier een voorbeeld van, ook wel euthanasie. Nederland is een van de weinige landen die deze voorwaarden heeft opgenomen in de wet.
Bestanddeel:
Nog een andere manier om de te ruime delictsomschrijving te corrigeren is om het onderdeel wederrechtelijkheid gewoon op te nemen in de delictsomschrijving. Art. 282 Sr is hier een voorbeeld van, vrijheidsberoving. Het is hier uitdrukkelijk opgenomen om de mogelijke daders te begrenzen. Wederrechtelijkheid staat in de delictsomschrijving wanneer de te ruime delictsomschrijving te grote strafrechtelijke aansprakelijkheid zou creëren.
Synoniemen zijn ook mogelijk: zonder daartoe gerechtigd te zijn en buiten noodzaak. Ook andere bestanddelen drukken bepaalde wederrechtelijkheid uit van het handelen. Hierbij moet je denken aan geweld, braak, dwingen, wegnemen en vernielen. Mishandeling is hier ook een voorbeeld van. Dit komt voort uit het arrest HR Jongensbesnijdenis. Namelijk het opzettelijk toebrengen van pijn of letsel zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Over de betekenis van de wederrechtelijkheid als bestanddeel en als element bestaan 2 opvattingen. De een vindt dat het wederrechtelijkheidsbegrip eng moet worden uitgelegd. En dan het niet dezelfde betekenis heeft. Wederrechtelijkheid als bestanddeel van een delict heeft namelijk een hele specifieke betekenis. Dit wordt ook wel de facetwederrechtelijkheid genoemd. Bij element is dit niet het geval.
Daarnaast is er de ruime uitleg van het wederrechtelijkheidsbegrip. Dit is ook de theorie die de Hoge Raad toepast. Ook wel het handelen in strijd met het objectieve recht. En dan is eigenlijk niets anders dan de wederrechtelijkheid als element. Het arrest HR Dreigbrief is hier een voorbeeld van. Hierin stelt de Hoge Raad dat het in strijd is met de maatschappelijke betamelijkheid. Dus in strijd met het objectieve recht en dus wederrechtelijk als element.
Aan de hand van het delict oplichting is in de delictsomschrijving te zien dat er sprake is van wederrechtelijkheid aan het woordje: door. Dit delict komt voor in de volgende arresten: HR Oplichting en Groningse eetpiraat vs. Tuinmeubelen.
In het HR Oplichting gaat het om een bejaarde man die door een groep mensen wordt verteld dat zijn huis achterstallig onderhoud vertoond en dat zij dit voor hem wilde oplossen voor een bepaald bedrag. Dit bedrag was aanzienlijk hoger dan het daadwerkelijke bedrag voor het opknappen. De man moet elke week contant betalen en haalt dan ook elke week een bedrag op bij de bank. De bank vertrouwt het niet en vraagt de man voor uitleg. Na de uitleg van de man schakelt de bank de wijkagent in. De wijkagent gaat langs bij de man en vraagt de man een gespecificeerde rekening te vragen. De man doet dit niet en betaalt de groep mensen de volgende week gewoon weer. De vraag is nu of het strafrecht deze man moet beschermen omdat hij dit zelf niet kan. Uit de casus bleek dat de man de weg een beetje kwijt is en dus beschermd moet worden en er dus sprake is van oplichting.
Groningse eetpiraat gaat over iemand die zich voordoet als iemand die gaat betalen en dit vervolgens niet doet. Wanneer iemand hier een gewoonte van maakt is er sprake van oplichterij. Bij Tuinmeubelen gaat het om de gewoonte dat je tuinmeubelen bestelt en afspreekt dat je deze betaalt wanneer ze worden afgeleverd. Vervolgens tijdens de levering afspreekt dat je het geld morgen komt brengen. En vervolgens niet heeft betaald. Alleen bij de eetpiraat is er sprake van oplichting. Er is geen sprake van oplichting bij Tuinmeubelen omdat het bedrijf zelf de meubelen levert terwijl er niet voor is betaald. Het strafrecht beschermt alleen mensen die zichzelf niet kunnen beschermen in dit geval had het bedrijf zichzelf wel kunnen beschermen door pas te leveren wanneer er is betaald. Bij de Groningse Eetpiraat is het normaal dat je pas betaalt wanneer je hebt gegeten en hier had het restaurant zich niet tegen kunnen beschermen.
Formele en materiële wederrechtelijkheid
Formele wederrechtelijkheid:
Diegene die de strafwet overtreedt heeft wederrechtelijk gehandeld, behalve als de wet zelf de wederrechtelijkheid opheft.
Materiële wederrechtelijkheid:
Diegene die de strafwet overtreedt terwijl zich geen wettelijke of buitenwettelijke rechtvaardigingsgronden voordoen heeft wederrechtelijk gehandeld. Hier wordt in Nederland vanuit gegaan. Dit blijkt uit het Veeartsarrest. Vee dat gezond was werd gestald waar ook vee stond met mondenklauwzeer. Dit deed de arts bewust en is in strijd met de wet. De arts zijn motivatie was de oorspronkelijke manier van inenten. De arts heeft de wet overtreden maar juist met het doel om de wet te behartigen. Voor het eerst heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen sprake is van materiële wederrechtelijkheid.
Er zijn nog 3 andere gevallen waarin er geen sprake is van materiële wederrechtelijkheid: toestemming van het slachtoffer, tuchtigingsrecht en uitoefening van het beroepsrecht.
Conclusie: wederrechtelijkheid als bestandsdeel heeft niet dezelfde betekenis als wederrechtelijkheid als element. Behalve bij vermogensdelicten, dit heeft de Hoge Raad geoordeeld.
Schuld:
Betekenissen van schuld:
Het gedaan hebben, de intentie waarmee een bepaald strafbaar feit wordt begaan(opzet/onachtzaamheid, ook wel de wettelijke schuldvormen), schuld in enge zin, schuld in ruime zin(verwijtbaarheid) en straftoemetingsschuld.
Bij schuld in ruime zin is er geen straf zonder schuld. Het arrest wat hierbij hoort is Melk en waterarrest. Hierbij werd er melk afgeleverd waaraan water is toegevoegd. De boer wordt vervolgd in de zin van doen afleveren van melk waaraan water is toegevoegd. Dus onder het doen plegen terwijl de knecht heeft afgeleverd. Een nieuwe vorm van deelnemersvariant leverde dit arrest op. Alleen in Nederland kennen we deze variant. Je mag alleen deze variant gebruiken wanneer degene die de handeling pleegt straffeloos moet zijn. Dit is niet functioneel daderschap nog, dit is na dit arrest gevormd. Door het functioneel daderschap is dit arrest eigenlijk achterhaald. Daarom komt het doen plegen niet meer voor.
Bij schuld in enge zin zijn de volgende situaties: aan schuld te wijten, onachtzaam, gebrek aan de nodige voorzichtigheid of voorzorg en redelijkerwijs had moeten vermoeden. In al deze gevallen gaat het om een aanmerkelijke of grove onachtzaamheid, onnadenkendheid, onoplettendheid en onvoorzichtigheid. 2 arresten zijn hier van belang: Gerechtshof ’s-Gravenhage 18-9-2008 en Rechtbank ’s-Gravenhage 24-9-2008. Beide situaties waar geen voorrang is verleend waar wel voorrang had moeten worden verleend. Alleen in het arrest Gerechtshof ’s-Gravenhage 18-9-2008 kan er een verwijt worden gemaakt want er werd niet gekeken naar het slachtoffer en had een onverminderde snelheid. Waarom in het arrest Rechtbank ’s-Gravenhage 24-9-2008 geen sprake van verwijtbaarheid? Omdat hierbij werd gekeken en geen sprake was van een hoge snelheid. Alleen de grootste en meest grove fouten zijn relevant voor het strafrecht.
Conclusie: het bestanddeel schuld heeft niet dezelfde betekenis als het element schuld. Bij het bestanddeel in bijvoorbeeld het geval van art. 6 WVW gaat het om grove onachtzaamheid etc. Deze heeft dus een hele specifieke betekenis. En is dus anders dan het algemene verwijt wat we kunnen maken.
Ratio strafbaarstelling culpa/ culpoze delicten
Soms is de ellende of de schade die is veroorzaakt zo ernstig dat hierbij ook het onvoorzichtige gedrag heeft bijgedragen of het gevolg heeft veroorzaakt en moet er de mogelijkheid zijn om dit te kunnen bestraffen. Dit omdat we met steeds gevaarlijkere dingen bezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan chemie.
Hoorcollege 4
Dit hoorcollege gaat over schuld en opzet.
Betekenissen van schuld
Schuld kan betekenen: de intentie of de psychische gesteldheid. Daarnaast heb je ook opzet of ook wel onachtzaamheid waarmee een bepaalde strafbare gedraging is verricht of een bepaald strafbaar gevolg.
Opzet is soms terug te vinden in de delictsomschrijving zoals: Hij die opzettelijk een ander van het leven of hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is.
Opzet
Opzet is de wil om te doen en te laten die daden die bij de wet verboden of geboden zijn. Dit is hoe opzet voor het eerst is omgeschreven. Tegenwoordig moet het de volgende factoren hebben:
Willens en wetens handelen
De feitelijke strekking van de gedraging
Een concrete relatie tussen psyche en daad, een constatering.
Opzet betekent dus niet aansprakelijkheid op basis van het handelen met een bepaald motief, het bewust overtreden van de wet of het handelen met een bepaalde mate van ernst.
Opzet kan verschillende vormen hebben in de delictsomschrijving. Zoals weten of wetende dat en soms zit het ingeblikt in de delictsomschrijving zoals wegnemen, mishandelen of binnendringen. Voorbeelden van artikelen waar opzet in staat zijn: 287, 302, 243 en 245 Sr.
In art. 302 lid 2 Sr is de eis van opzettelijkheid geobjectiveerd en is het bij dit lid niet van toepassing. Geobjectiveerd wil zeggen dat het subjectieve bestanddeel opzet is omgeschreven door gedragingen. In art. 245 Sr is het plegen ook opzettelijk maar de leeftijd in dit art. is geobjectiveerd, want of je de leeftijd weet of niet weet dat maakt in dit geval niet uit. De wetgever wil in dit geval het kind van 12 of jonger dan 16 beschermen tegen anderen en tegen zichzelf. Je moet dus goed opletten waar de opzet tot gericht is wanneer deze als bestanddeel is opgenomen in de delictsomschrijving.
Vormen van opzet
Volkomen opzet, opzet met zekerheidsbewustzijn en voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet wordt gesproken voor het geval het gevolg intreedt en het gevolg op de koop wordt toegenomen. Het gevolg is dus nog niet ingetreden maar stel deze treedt in neemt degene om wie het gaat dit gevolg op te koop toe. Hierbij horen twee arresten bij: Cicero(niet verplicht) en aanmerkelijke kans
HR Aanmerkelijke kans:
man die op Schiphol aankomt met een koffer vol drugs. De koffer had een onnatuurlijk hoog gewicht en dit had de man kunnen weten. Hij ontkent te hebben geweten dat hij drugs in zijn koffer had. In dit arrest is voorwaardelijk opzet het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans omschreven in de rechtsregels die uit dit arrest komen. In het kader van de Opiumwet wordt de volgende bewijsconstructie gebruikt: wie op reis gaat weet wat er in zijn koffer zit, je komt uit een land wat bekend staat om dit soort zaken en wanneer iemand een voorwerp van een ander meeneemt zonder dit te controleren aanvaardt hij dus bewust de aanmerkelijke kans dat drugs wordt ingevoerd.
HR Porsche aanvaarden van de kans:
Bestuurder die beschonken achter het stuur ging zitten en roekeloos reed. Dit kwam uiteindelijk tot een ongeval. In dit arrest gaat het om het bewust aanvaarden en op de koop toenemen van het gevolg. Hij heeft willens en wetens de kans aanvaard dat hij andere bestuurders met de dood mogelijk tot gevolg in gevaar heeft gebracht. Hierbij is zijn gedrag geobjectiveerd om het subjectieve bestanddeel opzet te bewijzen.
Voor voorwaardelijke opzet is de cynische nodig en niet de lichtzinnige optimist. Je moet het bewust hebben aanvaard en het op te koop toenemen.
In rechtsoverweging 5.3, 5.4 en 5.5 wordt de rechtsregel geformuleerd. Je moet opschrijven of er sprake is van bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans. In dit geval is er sprake van een motiveringsgebrek
HR Aanmerkelijke kans en HIV en het voorwaardelijk opzet op de dood
In dit arrest gaat het om onbeschermde seks met een minderjarige terwijl je weet dat je HIV hebt. De OvJ was van mening dat hier sprake is van poging tot doodslag. In casu is niemand besmet. Echter is hier geen sprake van opzet zegt advocaat van verdachte. Hoge Raad is van mening dat het volgende voorop worden gesteld: de aanmerkelijke kans zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het is dus een objectief begrip gebaseerd op algemene ervaringsregels. Hoge Raad zegt dat er geen aanmerkelijke kans is omdat men niet weet of je hier dood aan kan gaan aan aids en bijna nihil is. Op grond van HIV vond de Hoge Raad dat 1 op de 200 à 300 geen aanmerkelijke kans is. In de gezondheidszorg wordt dit wel gezien als den aanmerkelijke kans. De opzet kan dus niet worden bewezen vanwege de ernst van het mogelijke gevolg.
Schuld in enge zin
Wanneer er sprake is van schuld in enge zin kan dit in 2 vormen, namelijk:
Aan schuld te wijten
Onachtzaam
Het gaat in alle gevallen van schuld om een aanmerkelijk onachtzaamheid, onnadenkendheid, onoplettendheid of onvoorzichtigheid.
Onbewuste schuld:
Hiervan is sprake wanneer de verdachte niet wist van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar had hier gezien de omstandigheden van het geval wel aan moeten denken.
Bewuste schuld:
Hiervan is sprake wanneer de verdachte wist van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden maar is er van uitgegaan dat dit gevolg niet zou intreden. Dit is achteraf dus onterecht.
Verdere bestanddelen van schuld in enge zin kunnen zijn: aanmerkelijk onvoorzichtigheid, vermijdbaar zijn en verwijtbaarheid. Vermijdbaar is aanwezig wanneer het gevolg voorzienbaar is en er sprake is van een zorgplicht om dit te voorkomen. Bij verwijtbaarheid is de vraag of de betreffende persoon redelijkerwijs anders had kunnen handelen. Wanneer er pas aan deze 3 voorwaarden is voldaan kan er worden gesproken van schuld in enge zin.
Verhouding tussen opzet en schuld
Het verschil is vooral terug te zien in de strafmaat. Bijvoorbeeld bij doodslag en dood door schuld. Voor doodslag staat 15 jaar en dood door schuld staat 2 jaar. Voor voorwaardelijk opzet moet er bewuste aanvaarding van aanmerkelijke kans. Bij schuld moet er dus sprake zijn van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, vermijdbaar en verwijtbaarheid. Het verschil zit h en dus in het bewust aanvaarden van het gevolg of de kans hierop. Bij schuld is er geen sprake van het aanvaarden hiervan.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
10170 |
Add new contribution