Oefententamens Staatsrecht - UL
- 3693 keer gelezen
Kortmann merkt in zijn boek Constitutioneel recht op dat de vertrouwensregel ook geldt tussen bewindslieden (of het kabinet) en de Eerste Kamer. Wel geeft hij aan dat de Eerste Kamer zich in de praktijk terughoudend opstelt wat betreft het opzeggen van vertrouwen.
Noem twee redenen die deze terughoudendheid van de Eerste Kamer kunnen verklaren.
Veronderstel dat de Nederlandse regering onderhandelt over een nieuw verdrag ter bestrijding van terrorisme. In het verdrag is onder meer vastgelegd dat de verdragsstaten zeer ernstige terroristische misdrijven bestraffen zullen met de doodstraf. Aangezien bijna alle fracties in de Tweede en Eerste Kamer voorstander zijn van dit verdrag, besluit de regering om het betreffende verdrag ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen. Is dit mogelijk? Motiveer uw antwoord.
Wanneer de rechter in een bij hem aanhangige zaak constateert dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift onverenigbaar is met een ieder verbindende verdragsbepaling, moet hij het wettelijk voorschrift volgens artikel 94 Grondwet buiten toepassing laten. Echter, in de praktijk blijken rechters in dat geval soms voor alternatieve, niet door art. 94 Grondwet voorgeschreven benaderingen te kiezen.
a) Noem twee van deze alternatieve benaderingen.
Van één van de onder a bedoelde alternatieve benaderingen wordt in de juridische literatuur wel eens gesteld dat dit eigenlijk een vorm van ‘rechtsweigering’ betreft.
b) Geef aan in welke gevallen de rechter doorgaans deze benadering volgt en welk argument daarbij dan door de rechter wordt aangevoerd.
Voor wat betreft de doorwerking van internationaal recht binnen de nationale rechtsorde wordt gesproken over (verdrags)bepalingen die ‘een ieder verbindend’ zijn en bepalingen die ‘interne werking’ hebben.
a) Wanneer is sprake van ‘een ieder verbindende’ verdragsbepalingen en waarom is het van belang te weten of een verdragsbepaling al dan niet een ieder verbindend is?
b) Wat wordt bedoeld met ‘interne werking’ van verdragsbepalingen en van welk systeem gaat het Nederlandse constitutionele recht uit ten aanzien van deze interne werking?
‘De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk’. Dit valt te lezen in artikel 42 lid 2 Grondwet. Dit artikel bevat de grondslag voor de zogenaamde politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Nu wordt in de staatsrechtelijke literatuur doorgaans opgemerkt dat deze ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van de Koning tijdens kabinetsformaties niet naar behoren functioneert. Leg uit waarom dit het geval is.
In 2006 bestond enige onduidelijkheid over de vraag of Hirsi Ali, Tweede Kamerlid, in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Omdat art. 51 Grondwet stelt dat de Tweede Kamer bestaat uit 150 leden en Kamerleden op grond van art. 56 Grondwet de Nederlandse nationaliteit moeten bezitten, rees de vraag of de wetgeving die gedurende het Kamerlidmaatschap van Hirsi Ali tot stand was gebracht wel rechtsgeldig was. Veronderstel dat Nederlandse rechter de vraag voorgelegd krijgt of de in die tijd tot stand gekomen wetgeving verbindend is. Hoe zal de rechter deze vraag benaderen?
Neem aan dat de minister van Onderwijs een ministeriële regeling vaststelt.
a) Hoe bepaalt u of deze ministeriële regeling een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel inhoudt?
b) Noem twee argumenten waarom het voor de burger uitmaakt of de ministeriële regeling een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel inhoudt.
De Eerste Kamer is niet betrokken bij de kabinetsformatie en het opstellen van het regeerakkoord.
De Eerste Kamer is niet rechtstreeks gekozen door de bevolking en heeft beperkter bevoegdheden dan de Tweede Kamer.
Uit het bovenstaande blijkt dat het politieke primaat bij de Tweede kamer ligt.
Wanneer de Eerste Kamer het vertrouwen opzegt en de Tweede Kamer niet, komt het kabinet klem te zitten in een mogelijk onoplosbaar conflict.
Zie samenvatting 46, 49, 55,57 en 62.
De toepassing van de doodstraf is in strijd met artikel 114 Grondwet, dus het gaat hier om een verdrag dat afwijkt van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaakt. Dergelijke verdragen kunnen niet stilzwijgend worden goedgekeurd, want conform art. 6 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zijn zij onderworpen aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de kamers. [Ook goed: op basis van artikel 91 lid 3 Grondwet kunnen de kamers de goedkeuring alleen verlenen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen]
Zie samenvatting 32 en art. 114 en 91 lid 3 Grondwet.
a) De rechter kan de nationale wettelijke norm verdragsconform interpreteren.
Het daarbij noemen van het Gezamenlijke ouderlijke macht-arrest.
Ook komt het voor dat de rechter abstineert omdat hij meent dat het bieden van rechtsherstel zijn rechtsvormende taak te buiten gaat.
Zie samenvatting 128 en HR Gezamenlijke ouderlijke macht.
Zie artikel Uzman:‘De constitutionele oplossingen (in enge zin) en artikel Boogaard:‘Politiek water bij juridische wijn’.
b) Als er voor de opheffing van de strijd tussen de verdragsbepaling en de nationale regel verschillende oplossingen mogelijk zijn en de keuze daaruit mede afhankelijk is van algemene overwegingen van overheidsbeleid dan acht de rechter het niet aan hem om in dit rechtstekort te voorzien, maar vindt hij dat een taak voor de wetgever, met name omdat die beschikt over de democratische legitimatie om die keuze dan te maken, zie HR: Arbeidskostenforfait [EHRM: Auerbach is eventueel ook goed.
Zie HR Arbeidskostenforfait en EHRM Auerbach.
Zie artikel Uzman:‘Politiek water bij juridische wijn’.
a) Er is sprake van een ‘een ieder verbindende’ bepaling indien deze van dien aard is dat zij in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht kan functioneren. Zie HR: Spoorwegstaking.
Dit houdt in dat de burger er in rechte een beroep op kan doen of dat deze de burger in rechte kan worden tegengeworpen [het is een regel die waarborgen schept voor de burger of juist verplichtingen oplegt aan de burger].
Ingevolge art. 93 Gw moeten een ieder verbindende bepalingen worden bekendgemaakt alvorens zij verbindende kracht kunnen hebben. Ingevolge art. 94 Gw moet nationale regelgeving die strijdig is met een ieder verbindende verdragsbepalingen buiten toepassing worden gelaten (door de rechter); bij niet-een ieder verbindende bepalingen is dat dus niet zo.
Zie samenvatting 32, 33, 128 en HR Spoorwegstaking.
b) Met interne werking wordt bedoeld het bindend zijn van verdragsbepalingen voor de ambten en, voor zover de bepalingen ook rechtstreekse werking (ook goed: een ieder verbindende kracht) hebben, tevens voor de onderdanen van de staat. Kortom: het effect (of gelding) hebben van verdragsbepalingen binnen de nationale rechtsorde. Omdat Nederland een (gematigd) monistisch stelsel kent, hebben verdragsbepalingen die interne werking automatisch. Transformatie van de verdragsregels in nationale wetgeving door de nationale wetgever is niet vereist.
Zie samenvatting 24 en 32..
Tijdens de kabinetsformatie is het de Koning die de kabinetsinformateur en -formateur benoemt en aan deze personen een opdracht meegeeft over de te starten onderhandelingen of het te vormen kabinet. Doorgaans is voor beslissingen en handelingen van de Koning een van de ministers (vaak de minister-president) verantwoordelijk ten opzichte van de volksvertegenwoordiging. Aangezien kabinetsformaties plaatsvinden na Tweede Kamerverkiezingen en het kabinet aan de vooravond van die verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, zijn de ministers gedurende het formatieproces demissionair en heeft het parlement minder sterke machtsmiddelen om de ministers te controleren. Het ultieme machtmiddel, het opzeggen van het vertrouwen, kan op zich namelijk. wel uitgeoefend worden, maar heeft niet zo heel veel zin ten aanzien van een minister die zijn ontslag al heeft aangeboden.
Noch de oude minister-president, noch de nieuwe minister-president kan verantwoordelijk worden gehouden voor het mislukken van een formatie.
Zie samenvatting 55, 56, 62, 63 en 65.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter de totstandkoming van de wet niet aan de Grondwet toetsen. Aan toetsing van de verbindendheid van formele wetgeving zal de rechter dus niet toekomen.
Zie samenvatting 126 en 127.
a) Dat is afhankelijk van de bevoegdheid op basis waarvan de regeling tot stand is gekomen; een avv komt tot stand op basis van een regelgevende bevoegdheid [ook goed: een avv dient te berusten op een wettelijke grondslag], een beleidsregel op basis van een bestuursbevoegdheid.
Zie samenvatting 9 en 78.
b) Enkel avv kunnen burgers zelfstandig binden; met beleidsregels kunnen burgers niet zelfstandig verplichtingen worden opgelegd;
Van avv kan enkel worden afgeweken als de avv daarin zelf voorziet; voor beleidsregels geldt op grond van art. 4:84 Awb een inherente afwijkingsbevoegdheid.
Zie HR Leidraad Administratieve boeten en art. 4:84 Awb.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat verschillende oefententamens voor het vak Staatsrecht zoals gegeven aan de Universiteit van Leiden.
Deze bundel bevat verschillende oefententamens (2006-2019) voor het vak Staatsrecht zoals gegeven aan de Universiteit van Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1879 |
Add new contribution