Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Samenvatting argumenteren voor juristen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoofdstuk 1: De kunst van het gelijk

Hoofdstuk 1: De kunst van het gelijk

1.1: Argumentatieve praktijk

 

Dit hoofdstuk gaat over het nut van argumenteren, zowel in het dagelijks leven als in de rechtspraktijk. Het kunnen overtuigen van een wederpartij of publiek is immers van belang; gelijk hebben betekend niet automatisch dat men ook gelijk krijgt. Klassieke overtuigingsmiddelen spelen, tezamen met nieuwere opvattingen, nog steeds een rol in het huidige klimaat.

 

Argumentatie wordt op alle fronten in het dagelijks leven gebruikt, vaak zonder dat wij door hebben dat wij een bepaald standpunt aan het verdedigen zijn. Het is dan ook van belang om daarbij over enige argumentatieve vaardigheden te beschikken. Een manier om deze vaardigheden te vergroten is om de argumentatie van anderen te bestuderen.

 

Het dagelijks leven toont natuurlijk goed aan hoe wij onze argumentatievaardigheden, of het gebrek daaraan, gebruiken. Een heel ander level is echter het gebruik van die vaardigheden in de politiek of het recht. Belangen van de democratie worden op beide gebieden behartigt, goede argumentatie is dan ook een vereiste. Men moet weten wie er overtuigd dient te worden; gelijkgezinden of de advocaat van de wederpartij hoeft niet overtuigd te worden. De leerdoelen van een rechtenstudent luiden dan ook als volgt:

 

  • een student laat gedrag zien wat gericht is op het overtuigen van anderen.

  • Een student legt duidelijk uit waarom iets gedaan is, of gedaan moet worden.

  • Een student richt zich tot de juiste personen.

  • Een student benoemd de voordelen van zijn of haar ideeën

  • Een student reageert op de juiste manier, niet defensief, op negatieve reacties.

  • Een student geeft logische en relevante argumenten.

  • Een student gebruikt een juiste hoeveelheid argumenten.

  • Een student gebruikt de argumentatie van anderen dusdanig dat zijn of haar eigen doel gerealiseerd wordt.

  • Een student heeft een strategische insteek als het gaat om argumentatie.

 

Overtuigingskracht en kennis van de wet- en regelgeving zijn beiden essentieel in de juridische praktijk. Reeds in de klassieke oudheid werden de argumentatieve vaardigheden geoefend.

 

Het recht heeft een geschillenoplossende functie; het is daarom dat juist in problematische situaties overtuigingskracht, analytisch denken en psychologisch inzicht van belang zijn. En wel om de volgende redenen:

 

  • voor het schrijven en houden van een juridisch betoog

  • doelgericht naar een oplossing te zoeken in een conflict

  • het weerleggen van een pleidooi van de wederpartij

  • cliënten te kunnen adviseren

  • om in een geschil te kunnen onderhandelen en bemiddelen

  • om juridische belangen te kunnen behartigen

  • om als gemachtigde op te kunnen treden

  • om een mondelinge behandeling in een bezwaarschriftprocedure te kunnen volgen

  • om rechterlijke uitspraken te kunnen begrijpen

 

 

1.2: Overtuigen

 

Retorica wil zeggen 'de theorie van het goed en overtuigend spreken'. Belangrijke voorbeelden hiervan staan op pagina 13 en 14 van uw handboek. In beide voorbeelden gebruiken de sprekers, Churchill en een Officier van Justitie, de argumenten die de omstandigheden hen bieden.

 

Hierbij spelen zowel het gevoel van de spreker als het publiek een rol. In de klassieke oudheid heeft Aristoteles zich bezig gehouden met de retorica en daarbij geconstateerd dat de volgende vragen bij argumentatie van belang zijn:

 

  • Hoe boei ik het publiek?

  • Hoe beïnvloed ik het oordeel van het publiek?

  • Welke strategie gebruik ik om het publiek te beïnvloeden en te boeien?

 

Deze vragen spelen ook in de huidige retorica een grote rol; ook andere klassieke filosofen hielden zich bezig met dit onderwerp. Denk hierbij aan Protagoras, Cicero en Quintilianus. Hun opinies en uitspraken zijn tot op heden van belang.

 

Aristoteles maakt een onderscheid tussen drie genres van welsprekendheid:

 

  • het juridische genre: in de tijd van Aristoteles gebeurde dit voor een lekenjury. Het was voor een ieder van belang om over gerechtelijke welsprekendheid te beschikken, aangezien men zelf het woord diende te voeren bij de rechtspraak; zoals u wel weet is dit nu wel anders.

  • het politieke genre: zowel vroeger als nu is hier overredend taalgebruik van belang.

  • het ceremoniële genre: hierbij gaat het om gelegenheidstoespraken. Denk hierbij aan een verjaardag of begrafenis.

 

In de eerste twee genres is er sprake van een discussiepunt, men verschilt van mening over een bepaald onderwerp. In alle genres is er sprake van een onderwerp; in het eerste is dat een toestand in het verleden, het tweede is iets wat in de toekomst ligt, de derde ligt in het heden. De tabel op pagina 16 van uw boek geeft een overzichtelijk beeld van de verschillen tussen de drie genres.

 

 

Er bestaan drie soorten overtuigingsmiddelen:

 

  • Logos: het overtuigen door middel van het geven van argumenten. Dit is een argumentatief overtuigingsmiddel.

  • Ethos: het overtuigen door een positief beeld van jezelf te geven. Denk hierbij aan integriteit en deskundigheid. Dit is geen argumentatief overtuigingsmiddel.

  • Pathos: het overtuigen door in te spelen op de gevoelens van het publiek. Dit is geen argumentatief overtuigingsmiddel.

 

Logos vindt zijn fundament in twee typen van logische argumenten:

 

  • deductieve argumenten

  • inductieve argumenten

 

In het geval van deductieve argumentatie volgt uit de premissen noodzakelijkerwijs een bepaalde conclusie.

 

Voorbeeld

 

Een rechter dient een juridische opleiding afgerond te hebben

Henk is rechter

Henk heeft een juridische opleiding afgerond.

 

 

Indien het publiek bestaat uit experts kan men het beste deze wijze van redeneren gebruiken.

 

Indien er sprake is van inductieve argumentatie trekt men een algemene conclusie uit een aantal premissen die specifieke gevallen beschrijven. Aristoteles achtte dit vooral geschikt voor een publiek van leken

 

Voorbeeld

 

Panda A eet bamboe

Panda B eet bamboe

Alle panda's eten bamboe

 

 

Ethos duidt op de ethiek van de spreker. Betrouwbaarheid en deskundigheid van een spreker maken het gemakkelijker om bepaalde zaken van hem aan te nemen; vertrouwen in de spreker is cruciaal. Ethos wordt gebruikt indien de spreker direct of indirect naar zijn eigen kwaliteiten verwijst.

 

Pathos heeft als doel het opwekken van gevoelens van het publiek. Enkel pathos is niet overtuigend, indien men het echter gebruikt in combinatie met andere strategieën (zoals logos en ethos) kan het een krachtig middel zijn. Emoties en mensen zijn nu eenmaal onmogelijk om te scheiden. Ook hangt het af van de situatie in welke mate men gebruik moet maken van emoties; bij een ontvoerd kind kan een huilende moeder op televisie mensen aanzetten tot individuele zoektochten naar het desbetreffende kind.

 

 

 

1.3: Moderne retorica

 

Ook in de huidige maatschappij zijn retorische kwaliteiten van belang; in sommige beroepen is overtuigingskracht van groot belang. Niet alleen in de juridische praktijk, maar ook bijvoorbeeld in het onderwijs. Het woord geeft een bepaalde macht, die aangewend kan worden voor het goede dan wel het slechte. Denk hierbij aan Hitler en Lenin. Met de moderne retorica zijn een aantal kwesties nauw verbonden:

 

  • Spindoctors: Juist deze mensen maken goed gebruik van ethos en pathos om zo de publieke opinie te beïnvloeden In het geval van de officieren van justitie is deze klassieke manier van redeneren goed te herkennen. Logos vindt men terug in de regels van bewijsvoering, pathos door in te spelen op de gevoelens door middel van een dramatisch verhaal. Ethos komt vooral naar voren bij de deskundigheid van de officier in kwestie.

  • Gevoelens: hierbij speelt men vaak in op dat wat in de maatschappij speelt. Door hier gebruik van te maken, zonder het overigens te overdrijven, dringt men door tot het publiek.

  • Bezieling: vaak argumenteren politici niet zozeer, alswel bezielen zij. Bij het zien van sommige toespraken doet het bijna aan alsof men naar een toneelstuk kijkt; bovendien houden politici ervan om een onderscheid te maken tussen het verleden, heden en de toekomst.

  • Hersenonderzoek: vaak biedt hersenonderzoek en psychologie houvast bij de vraag wat voor effect bepaalde argumentatie op een luisteraar heeft. Naast de inhoud van een boodschap is ook de manier waarop deze gebracht wordt van belang.

  • Beeldcultuur: Als het gaat om tv-programma's is de inhoud vaak simpeler gemaakt, terwijl de emoties in kwestie vaak 'overdreven' worden; dit omdat dit het grote publiek aanspreekt. Ook in de rechtbanken wordt steeds meer gebruik gemaakt van ICT. Stukken worden digitaal, inclusief de handtekening van de rechter. Door middel van foto's en geluidsopnamen in de rechtszaal wordt de rechtspraak eigentijds.
    Ook worden nieuwe technieken vaak gebruikt door aanklagers of verdedigers om de rechter te overtuigen van hun gelijk. Videoreconstructies, om maar een voorbeeld te noemen, kunnen zeer handig zijn. Men ondersteund als het ware het gebruik van de klassieke retorische middelen. De volgende voordelen zijn aan visuele informatie verbonden:

    – men onderhoudt visuele informatie vaak beter dan verbale informatie.

    – visuele informatie kan realistischer zijn

    – visuele informatie kan verbale informatie ondersteunen

    – door visuele informatie kan het beeld vollediger worden.
    Hoe meer zintuigen men gebruikt, hoe beter de informatie aankomt en onthouden wordt. Visuele informatie is echter een aanvulling, geen vervanging. Ook kan men met visuele informatie meer inspelen op de gevoelens van het publiek. Een groot nadeel is echter dat manipulatie vrij gemakkelijk is en zij selectief is. Het is dan ook noodzakelijk voor juristen om visuele informatie te kunnen beoordelen op basis van de juridische inhoud en overtuigingskracht; kritisch doorvragen is dan ook altijd van belang.

 

 

De volgende argumentatietips zijn van belang:

 

  • Lees argumenten van anderen en probeer hun visies te begrijpen.

  • Bedenk niet alleen pro-argumenten, probeer ook de argumenten van de wederpartij (contra-argumenten) in kaart te brengen.

  • Kijk naar de argumentatie van rechterlijke uitspraken, pleidooien en juridische betogen.

  • Kijk naar de klassieke retorica; logos,pathos en ethos.

 

Hoofdstuk 2: Argumenteren

Hoofdstuk 2: Argumenteren

 

2.1: Van feit tot mening

Vaak wordt in de juridische wereld geredeneerd vanuit een casus; men denkt vaak kritisch na bij het horen van een verhaal en houdt dan een betoog om iets te bewijzen of aannemelijk te maken. De ander overtuigen van een standpunt is vaak het doel, dit gebeurd vaak door het te ondersteunen met argumenten.

 

Verschil van mening: het innemen van twee verschillende standpunten door verschillende personen. Beiden geven argumenten voor hun eigen standpunt en proberen argumenten van de wederpartij te ontkrachten. De volgende aspecten zijn bij het argumenteren van belang:

 

  • Feiten: Het gaat hierbij om juridisch relevante feiten, irrelevante feiten zijn niet van belang. Relevante feiten vormen vaak het begin van het argumentatieproces. Het verschil tussen feit en mening aanduiden is van belang, de volgorde van standpunt en argumenten kan variëren
    Er zijn drie manieren om de volgorde te ordenen:

  1. eerst het standpunt, dan de argumenten.

  2. Eerst de argumenten, dan het standpunt.

  3. Poneer het standpunt, onderbouw dit met argumenten, herhaal het standpunt. Door het standpunt te herhalen wordt dit standpunt extra kracht bijgezet. Deze strategie is vooral bij een lang betoog aan te raden.

 

De interpretatie van feiten gebeurd bij zowel de verdediging als de aanklager anders. Feiten zijn het fundament voor standpunt en argumenten. Vanuit de feiten kan men naar argumenten en standpunt redeneren; het is echter ook andersom mogelijk door vanuit standpunt en argumenten naar de feiten te redeneren.

 

Feit: een gebeurtenis of omstandigheid waarvan vast staat dat deze werkelijkheid is. Denk hierbij aan het iemand op heterdaad betrappen.

 

Een feit is meestal een gegeven, zij staat vast. Indien er sprake is van naakte of nuchtere feiten is verdere uitleg of betekenis niet nodig, er valt niet over te twisten. Of er sprake is van een naakt of nuchter feit kan ook open staan voor discussie. Daarnaast kunnen feiten wel of niet van juridische betekenis zijn. Feiten zijn echter hoe dan ook van objectieve aard, argumenten en standpunten zijn subjectief. Over feiten valt nauwelijks een discussie te voeren, argumenten en een algeheel standpunt staan echter open voor eventuele discussie. Argumenten zijn vaak een mengeling van subjectief en objectief.

 

Beide partijen maken een selectie uit de feiten, soms komt dat er op neer dat beiden deels dezelfde feiten kiezen. Dit betekend echter niet dat de argumenten van partijen ook gelijk zijn, feiten staan immers open voor interpretatie.

 

Argumentatie: een verbale, sociale en rationele activiteit die tot doel heeft om een redelijke beoordelaar van de aanvaardbaarheid van een bepaald standpunt te overtuigen. Hierover een korte toelichting:

 

  • Verbale activiteit: zowel in mondelinge als schriftelijke vorm argumenteren partijen met elkander. Taal is hiervoor noodzakelijk, al kunnen non-verbale uitingen ook als argumenten geziene worden.

  • Sociale activiteit: mensen zijn interactief bezig met anderen indien zij argumenteren, zij wisselen gedachtes uit.

  • Rationele activiteit: idealiter denkt men na voordat men begint met argumentatie, men formuleert een standpunt.

 

De volgende punten zijn van belang:

 

  • Het verschil tussen een algemeen en een specifiek standpunt

 

Indien veel mensen een bepaald standpunt delen zal men hier niet gauw uitleg over hoeven te verschaffen. Dit biedt natuurlijk minder discussie dan wanneer er rondom een onderwerp meer controversie bestaat.

 

  • Formulering standpunt

 

Van belang is om een standpunt duidelijk weer te geven en dus ook te voorzien van een duidelijke formulering. Details en vaagheid dienen vermeden te worden, de graad van precisie hangt af van de situatie en casus. De volgende woorden ziet men als versterkers, zij versterken een bewering:

 

  • helemaal

  • bijzonder goed

  • enorm

  • erg

 

Versterkers kunnen echter ook overdreven of onduidelijk overkomen. Zij kunnen bovendien afleidend werken en extra vragen oproepen.

 

 

  • Soorten standpunten

 

  1. Feitelijk standpunt: het wel of niet juist zijn van een feit kan getoetst worden, al is dat in het ene geval moeilijker dan in het andere.

  2. Definitiestandpunt: soms formuleert men een standpunt waarin een begrip voorkomt wat nadere definiëring vraagt. Bepaalde begrippen zijn nu eenmaal vaag en onduidelijk en dienen nader uitgelegd te worden om spraakverwarring te voorkomen.

  3. Oorzaak-gevolgstandpunt: Hierbij leidt de oorzaak naar het standpunt. Hierbij kan men twijfelen aan het verband tussen oorzaak en gevolg, of het gevolg wel degelijk ontstaan is door de oorzaak.

  4. Waarderend standpunt: Hierbij kunnen vragen gesteld worden omtrent de criteria die een standpunt bepalen en wat de invulling is van bepaalde begrippen.

  5. Sturend standpunt: Dit is de opdracht om iets te doen of te laten.

  • Synoniemen voor standpunt

 

  • een mening

  • een visie

  • een opinie

  • een denkbeeld

  • een opvatting

  • een stelling

  • een conclusie

  • een claim

 

 

  • Acceptatie van het standpunt

 

Zowel de sterkte van de argumentatie als de persoon die het brengt, en hoe die persoon het brengt, zijn van belang. Ook is van belang of de bestaande opvatting van de ontvanger reeds (gedeeltelijk) aansluit bij wat de brenger betoogt.

 

 

  • Rechtvaardiging en ontkrachting

 

Rechtvaardiging houdt in dat de persoon die iets beargumenteert positief staat tegenover een discussiepunt. Ontkrachting houdt in dat een persoon negatief staat tegenover een discussiepunt.

 

  • Juridische argumentatie

 

Juridische argumentatie zijn vaak gebaseerd op juridische bronnen zoals wetgeving en jurisprudentie. Een standpunt dient te verwijzen naar juridische bronnen, opdat dit standpunt gerefereerd kan worden en aan kracht wint. Ook gezaghebbende argumenten zijn van belang. Dit zijn argumenten die extra fundament geven aan een standpunt.

 

Ook hier kan men via verschillende invalshoeken naar argumenten kijken. De volgende onderwerpen zijn hier van belang:

 

  • Argumenten naar inhoud en doel: juridische argumenten zijn sterker dan argumenten die gebaseerd zijn op religie of ethiek. Het hangt van de omstandigheden af of religieuze of ethische argumenten iets bij kunnen dragen bij het behandelen van een casus. Om als sterke argumenten gekwalificeerd te kunnen worden dienen zij geloofwaardig te zijn en het standpunt te ondersteunen. Ook het doel van een argument is van belang, of zij ontlasten dan wel belasten.

  • Volgorde van argumenten: om de argumenten op een rijtje te kunnen krijgen doorloopt men doorgaans de volgende stappen. Inventariseren, rubriceren, selecteren en ordenen. Voor de presentatievolgorde kan men kiezen uit de volgende opties:

    1. Anticlimaxvolgorde: eerst de sterke argumenten noemen, om vervolgens te eindigen met de zwakkere argumenten.

    2. Sandwichvolgorde: eerste sterke argumenten noemen, dan zwakkere, om af te sluiten met sterke argumenten.

    3. Climaxvolgorde: beginnen met zwakke argumenten, om af te sluiten met de sterke argumenten.
    Juristen geven meestal de voorkeur aan de anticlimaxvolgorde; anticlimaxvolgorde en climaxvolgorde vormen elkanders spiegelbeeld. Echter, de sandwichvolgorde kan ook effectief zijn. En wel omdat op die manier de sterke argumenten beter in de gedachten van het publiek blijven hangen.
    Primair: Eerst
    Subsidiair: vervolgens
    Meer subsidiair: daarna

  • Hoeveelheid argumenten: Length is strength, hoe meer argumenten er gegeven worden ten behoeve van een standpunt, des te meer kracht heeft het. Dit geldt voor oppervlakkige lezers, maar niet voor juridische lezers. Zij gelden als meer kritisch, voor hen geldt 'less is more'. Een beperkt aantal sterke argumenten heeft bij hen meer effect dan een lange opsomming van sterke en zwakke argumenten.
     

  • Pro- en contra-argumenten: Indien men enkel aandacht besteed aan de eigen argumenten, dan is er sprake van een one-sided message, een eenzijdige boodschap. Enkel het eigen perspectief telt. Bij een two-sided message is dit omgekeerd, in dat geval besteed men ook aandacht aan dat wat de tegenpartij vindt. In het tweede geval laat de spreker zien dat hij ook een beeld kan geven van de voor en tegenargumenten en die tegenargumenten eventueel kan ontkrachten. Kortom: het ethos van de spreker wordt verhoogd. Dit is natuurlijk ook een tactische zet.

     

  • Aanvaardbaarheid van de argumenten: hierbij spelen de relevantie van de argumenten, de volledigheid van de argumentatie, de helderheid van de argumentatie, de houdbaarheid van elk argument en de consistentie van de argumentatie een rol.

In een juridisch betoog is ook de structuur van belang; een logische structuur zorgt ervoor dat een betoog aan kracht wint.

Op het moment dat argumentatie ingewikkeld is qua inhoud is het des te belangrijker dat de structuur helder is. Indien verbanden helder zijn gemaakt is het ook makkelijker voor een lezer om een tekst te onthouden; structuuraanduiders zijn dan ook geen overbodige luxe. Een signaalformulering als 'de conclusie is' maakt duidelijk wat het standpunt van de schrijver is. Argumenten onderscheid men aan de hand van signaalwoorden zoals 'want' en 'omdat'. Zowel signaalwoorden als signaalformuleringen duiden het verband tussen alinea's en zinnen aan.

 

Lees om deze signaalformuleringen en signaalwoorden in beeld te krijgen de tabel van pagina 46-47. Om deze tabel goed te kunnen begrijpen is het van belang dat u een juridische tekst naast de tabel legt en aan de hand daarvan de structuur van die tekst leert te begrijpen.

 

Ook zijn er alineaverbanden die de tijd of plaats aan kunnen geven, denk hierbij aan signaalwoorden zoals 'eerst' en 'vervolgens'. Om eentonigheid te voorkomen is het belangrijk om te wisselen in de signaalwoorden die men gebruikt.

 

Naast signaalformuleringen en signaalwoorden kan men signaalzinnen gebruiken om een tekst te ordenen. Denk aan de volgende soorten:

 

  • aankondigend/vooruitwijzend: 'Ik zal nu de voor en nadelen van dit systeem bespreken'.

  • Terugblikkend/terugwijzend: 'van de verklaringen die ik besproken heb lijkt de laatste mij het meest logisch'.

  • Aankondigend en terugblikkend: 'Welke conclusie kunnen wij uit het voorgaande onderzoek trekken?'.

     

Signaalformuleringen en signaalwoorden zijn argumentatieve indicatoren. Zij geven een indicatie dat men een argumentatieve zet doet.

 

2.2: Argumentatieve discussie

Opdat er een redelijke manier van overtuiging ontstaat tussen personen, dient men zich aan de normen van doelgericht taalgebruik te houden. Deze normen vormen de basis voor rationele verbale communicatie. Vier normen/spelregels zijn van belang:

 

  • Helderheid: een tekst dient begrijpelijk te zijn.

  • Eerlijkheid: een tekst dient oprecht te zijn.

  • Efficiëntie: zinloze of overbodige onderwerpen dienen niet vermeld te worden, opdat er geen overbodigheden in de tekst voorkomen.

  • Relevantie: een tekst dient een passend gevolg/reactie te zijn op het voorgaande.

 

Door middel van een argumentatieve functie kan men een verschil van mening oplossen. Door middel van argumenten probeert men een standpunt te verdedigen. Zowel bij een positief als een negatief standpunt dient men deze te verdedigen, bij een neutraal standpunt bestaat deze verdedigingsplicht niet. Dit tenzij dit neutrale standpunt controversieel te noemen is.

 

In een discussie bestaat er twee spelers:

 

  • Protagonist: een eiser. Hij of zij verdedigt een standpunt en probeert de ander van zijn of haar standpunt te overtuigen.

  • Antagonist: deze valt het standpunt van de protagonist aan.

 

In de juridische praktijk zal een antagonist bovendien zelf een standpunt innemen, hierop zal de protagonist vervolgens weer een reactie geven. Beide spelers richten zich tot de rechter of de voorzitter van een commissie. De sterke punten van de wederpartij probeert men te verzwakken, de eigen argumenten poogt men zo sterk mogelijk te maken. In de juridische praktijk worden er echter andere benamingen gebruikt voor de twee spelers, zoals eiser en gedaagde.

 

De rechter vormt de derde partij, hij bekleed een neutrale positie totdat hij alle feiten op een rijtje heeft gezet. Uiteindelijk is het de rechter die door middel van een uitspraak het meningsverschil tussen partijen beslecht. Het is de plicht van de rechter om door middel van argumentatie het meningsverschil te beslechten. Hij doet dit op basis van wat partijen aandragen, of wat uit de wet voortvloeit (art. 24 Rv).

 

Bij het vellen van dat oordeel zal de rechter dit rechtvaardigen met behulp van argumentatie. Deze motivering van vonnissen staat voorgeschreven op straffe van nietigheid (art. 121 Gw jo art. 20 Wet RO). De wettelijke verplichting om te motiveren is in 1815 voor het eerst in de Grondwet vermeld. Voor de grondbeginselen van een goede procesorde dient men te kijken naar HR 4 juni 1993, NJ 1993, 659. Het motiveringsbeginsel is mede van belang voor de rechtszekerheid. Hierdoor kan een ieder zich verwittigen van een rechterlijke beslissing en de daarbij horende argumenten.

 

De onpartijdige derde wordt vertegenwoordigd in Vrouw Justitia. Van oorsprong is zij een Romeinse godin, haar drie attributen vertellen het volgende:

 

  • haar blinddoek: zij oordeelt onpartijdig.

  • haar weegschaal: zij weegt feiten, bewijzen, getuigenissen en argumenten af.

  • Haar zwaard: zij verbeeldt het vonnis.

 

Het beginsel van hoor en wederhoor, verbeeldt dit. Dit beginsel kan men tegenwoordig in art. 19 Rv vinden. Dit beginsel betekend ook dat de ene partij een kritische reactie mag geven op dat wat de wederpartij beargumenteert. Wikken en wegen is juist wat het werk van de rechter zo interessant maakt.

 

2.3: Argumentatietips

 

  • Houdt het onderscheid tussen feiten en argumenten en een standpunt goed in de gaten.

  • Poneer op een neutrale manier een specifiek standpunt, in plaats van een algemeen standpunt. Wat onnodig is dient vermeden te worden.

  • Rechtvaardig of ontkracht met behulp van sterke argumenten.

  • Baseer een betoog op gezaghebbende argumenten die ontleend worden aan rechtsbronnen.

  • Plaats de argumenten in een logische volgorde, structuuraanduiders zijn hierbij van belang.

  • Houdt het communicatiebeginsel in het oog: Helderheid, eerlijkheid, effectiviteit en relevantie.

 

 

Hoofdstuk 3: Argumentatievormen

Hoofdstuk 3: Argumentatievormen

 

In dit hoofdstuk gaat het eigenlijk om de vraag wat nu deugdelijke argumentatie is. Hoe kan men stevig in de schoenen staan maar tegelijkertijd onderhandelen op acceptabele wijze?

 

3.1: Deugdelijkheid

 

Doorgaans verstaat men onder deugdelijke argumentatie, argumentatie die goed doordacht is; zij vertoont een duidelijk standpunt en relevante argumentatie. Ook de structuur is hierbij van belang. De criteria om de deugdelijkheid van argumentatie te meten zijn doorgaans:

 

  • geldigheid

  • aanvaardbaarheid

 

Het eerste criterium is een eis van formele aard, het tweede een eis van materiële aard.

 

 

Geldigheid

 

De opinie van een logicus is dat een ieder vanuit de eigen wetenschappelijke achtergrond naar argumentatie kijkt. Argumentatie moet echter hoe dan ook logisch zijn en geldig. Hij houdt zich dan ook bezig met de formele regels van het denken. In plaats van argumenteren spreekt de logicus over redeneren. Argumenten noemen zij premissen, een standpunt noemen zij een conclusie.

 

Een taalbeheerser bekijkt de situatie echter minder abstract. Ook het verbale en sociale karakter wordt in het verhaal betrokken. De taalbeheerser zal zich altijd bezig houden met de vraag hoe aanvaardbaar een bepaald standpunt is; hiervoor kijkt hij naar relevantie, volledigheid, helderheid, houdbaarheid en consistentie.

 

Een syllogisme is een sluitrede, de conclusie volgt automatisch uit de premissen. Tussen de redenering is zogezegd geen speld te krijgen. Dit zorgt ervoor dat de redenering geldig is. Vaak wordt deze manier van redeneren in een juridische casus gebruikt; indien men namelijk een juridische casus dusdanig formuleert en bekijkt past deze vaak onder een algemene rechtsregel.

 

Onbepaalde voornaamwoorden zoals 'allen' en 'iedereen' geven in de wet een regel aan die voor iedereen geldt; het is een algemene regel. Kijk bijvoorbeeld naar art. 1 Grondwet en art. 10 lid 1 Grondwet.

 

Indien de conclusie niet automatisch voortkomt uit de premissen, is dit geen geldige redenering. Om te kijken of er sprake is van een geldige redenering, kan er gebruik gemaakt worden van een Eulercirkel. Kijk voor een voorbeeld hiervan op pagina's 67 en 68 van uw boek.

 

Een logische inconsistentie houdt in dat uit een aantal premissen twee verschillende conclusies getrokken kunnen worden. Er is kortom sprake van een ongeldige redenering, de twee conclusies zijn met elkaar in strijd. Indien er sprake is van een syllogisme is er sprake van een formeel juiste redenering. Zelfs indien zij inhoudelijk onjuist of onbegrijpelijk is, kan zij formeel gezien nog volledig kloppen.

 

Er zijn twee bekende en geldige wijzen van redeneren:

 

  • modus ponens: als p dan q, er is sprake van p, dus er is sprake van q.

  • modus tollens: als p dan q, er is geen sprake van q, dus geen p.

 

Het is vooral de modus ponens die in de juridische wereld veelvuldig gebruikt wordt. Beide vormen van redeneren zijn echter geldig. Echter, niet enkel de geldigheid van een redenering doet er toe; ook de vraag of een redenering aanvaardbaar is behoort tot de vereisten.

 

 

Aanvaardbaarheid

 

Bij aanvaardbaarheid gaat het om de inhoud van een redenering. Indien een bewering feitelijk niet met de waarheid overeen komt is zij op die grond onacceptabel. Feitelijke uitspraken zijn doorgaans makkelijk te controleren en dus kan men gezamenlijk een positie innemen of de juistheid, dan wel de onjuistheid. Niet-feitelijke uitspraken dienen daarentegen meer onderbouwd te worden.

 

Over de aanvaardbaarheid van een argumentatie kan men van mening verschillen; de een zal een argument wellicht eerder aanvaardbaar vinden dan een ander. Sommige niet-feitelijke uitspraken kunnen echter min of meer aanvaardbaar of onaanvaardbaar zijn. Aanvaardbaarheid is immers persoonsgebonden en gradueel. Deductieve redeneringen kunnen geldig of ongeldig zijn, steeds zal men een toets uit moeten voeren of een bepaalde wijze van redeneringen ook aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om juridische en morele normen.

 

3.2: Niet-deductieve argumentaties

 

Er zullen hier vier soorten van niet-deductieve argumentatie behandeld worden die belangrijk zijn in het recht.

 

Generalisering

 

Het is niet juist om op basis van een beperkt aantal waarnemingen een sluitende conclusie te trekken. Vaak is er daarbij sprake van overhaaste generalisering, men heeft niet alle gevallen gezien maar trekt wel een algemene conclusie.

 

Vragen die men zichzelf moet stellen:

 

  • zijn de waarnemingen representatief en relevant?

  • Zijn er voldoende voorbeelden en tegenvoorbeelden?

 

 

Analogieredenering

 

Hierbij probeert men een standpunt aanvaardbaar te maken door een vergelijking te trekken. Hierbij moet men oppassen, twee juridische situaties zijn vaak simpelweg niet gelijk; een foutieve analogie ligt dan dus op de loer.

 

Appels met peren vergelijken door een vergelijking vergezocht te maken werkt een goede manier van argumenteren niet bepaald in de hand.

 

Een juridische analogieredenering houdt in dat een wettelijke regel gebruikt wordt voor een geval wat daar gezien de tekst van die regel niet perse onder valt. Zij lijkt er echter wel sterk op, dit is dan ook reden om als regel aan te houden dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden.

 

Kritische punten zijn hierbij:

 

  • Zijn de overeenkomsten relevant?

  • Zijn er belangrijke verschillen tussen de regel en het geval?

 

 

A-contrarioredenering

 

Men redeneert hier vanuit het tegenovergestelde. In het juridisch vakgebied wordt dit zo ingevuld dat een bepaalde regel enkel op in de wet omschreven gevallen van toepassing zijn, andere gevallen worden van toepassing uitgesloten. Ongelijke gevallen dienen ongelijk behandeld te worden.

 

Een kritische vraag is:

 

  • Wijkt het concrete geval wel van overige gevallen af?

 

Causale redenering

 

Indien men iets in een argument beweerd en dit leidt tot een gesteld standpunt, dan is dit causaliteit. Hierin zijn twee varianten te onderscheiden:

 

  • causaliteit a priori: hierbij redeneert men vanuit de oorzaak naar het gevolg.

  • Causaliteit a posteriori: hierbij redeneert men vanuit het gevolg naar de oorzaak.

 

Bij causaliteit bestaat er juridisch gezien een verband tussen twee feiten, als in oorzaak en gevolg. In het privaatrecht houdt men doorgaans de leer van de toerekening naar redelijkheid aan. Denk hierbij aan de vraag of een bepaalde gedraging bepaalde schade veroorzaakt heeft.

 

Hierbij kan men kritische vragen stellen:

 

  • is er sprake van gewichtige redenen?

  • Is er wel sprake van een onrechtmatige daad?

 

Indien de oorzaak in twijfel getrokken kan worden dan geldt hetzelfde voor het gevolg. De hamvraag bij een causale redenering luidt als volgt:

 

  • leidt het een wel tot het ander?

 

3.3: Drogredenen

 

Om enigszins een beeld te krijgen bij de categorie van drogredenen, is het raadzaam om een bezoek te brengen aan www.drogredenen.nl. Het is onder andere Schopenhauer geweest die zich bezig hield met de trucs die men kon hanteren om gelijk te krijgen in een discussie. Hij noemde het bijvoorbeeld truc om de retorsio argumenti te gebruiken. Hierbij keert men het argument dusdanig om dat het in zijn of haar voordeel spreekt.

 

Daarnaast was het Aristoteles die zich bezighield met drogredenen. Hij kwam tot de conclusie dat niet alles algemeen geldend is. Niet alles wat geel is, is immers honing. Twee benaderingswijzen van drogredenen komen nu aan de orde.

 

  • ondeugdelijke discussiezetten

  • fouten in het productieproces

 

 

Ondeugdelijke discussiezetten

 

Juist om een meningsverschil op te lossen is het van belang dat men zich aan bepaalde discussieregels houdt. Doet men dit niet dan kan dit tot drogredenen leiden.

 

Discussieregels:

 

  • De vrijheidsregel: het staat partijen vrij om standpunten en argumenten te berde te brengen.

  • De verdedigingsplichtregel: Indien men een standpunt verkondigd dient hij of zij dit ook te verdedigen.

  • De standpuntsregel: een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op een standpunt wat ook daadwerkelijk door die persoon is ingenomen.

  • De relevantieregel: argumentatie moet betrekking hebben op het standpunt.

  • De taalgebruiksregel: onduidelijke of verwarrende formuleringen mogen niet gebezigd worden door partijen.

 

Deze regels bieden ook de mogelijkheid om de eigen argumenten, en die van de wederpartij, kritisch te bekijken. Overtreedt men de discussieregels, dan is dit een obstakel om te komen tot het oplossen van het meningsverschil.

 

 

Fouten in het productieproces

 

Men kan kijken wat of wie precies de veroorzaker van een drogreden is. De fouten kunnen in de volgende drogredenen opgedeeld worden:

 

  • Materiële drogredenen: voorbeeld hiervan is een overhaaste generalisering, hetgeen waar de bewering op gebaseerd is deugt simpelweg niet.

  • Psychologische drogredenen: hier valt een persoonlijke aanval op de tegenpartij onder (argumentum ad hominem). Vooral als jurist is het verstandig om te focussen op de argumentatie, en niet op de persoon van de tegenspeler.

  • Logische drogredenen: Denk hierbij aan een cirkelredenering. De conclusie is hierbij hetzelfde als de premissen.

 

Kijk voor een volledig overzicht van alle drogredenen op pagina 78 en 79 van uw boek. Verstandig is om deze uit het hoofd te leren, opdat u hen kunt onderscheiden gedurende het lezen van een juridische tekst of betoog.

 

3.4: Argumentatiestructuren

 

Al eerder is besproken welke structuren men aan kan houden. Denk hierbij aan het al dan niet eerst komen met het standpunt. Juist door de argumentatiestructuur in een tekst op te merken kunnen de zwakke en sterke punten van die tekst aangeduid worden; vervolgens kan men het eigen betoog versterken en dat van de ander beter aanvallen.

 

Men kan argumentatie op de volgende manieren opbouwen:

 

  • Enkelvoudige argumentatie: hierbij wordt een standpunt door middel van een enkel argument onderbouwd. Dit is de meest simpele manier van argumentatie.

  • Meervoudige argumentatie: hierbij wordt een standpunt door minstens twee argumenten onderbouwd.

  • Nevenschikkende argumentatie: hierbij wordt het standpunt door samenhangende argumentatie onderbouwd.

  • Onderschikkende argumentatie: hierbij wordt het ene argument door het andere argument ondersteund.

 

De eerste vorm van argumentatie komt niet vaak voor in het recht, vaak is de argumentatie in het recht een combinatie van de laatste drie vormen.

 

 

Enkelvoudige argumentatie

 

Bij enkelvoudige argumentatie gaat men vaak uit van bepaalde veronderstellingen, die echter vaak verzwegen worden. Zij worden in zulke gevallen verzwegen argumenten genoemd. Het verzwijgen gebeurd vaak omdat uitleg van de veronderstelling onnodig is, niet omdat zij doelbewust verzwegen wordt. Denk hierbij aan een wetsartikel wat een ieder verondersteld wordt te kennen. In de boomstructuur van pagina 81 wordt de structuur van bepaalde argumenten goed duidelijk.

 

Vaak is er bij verzwegen argumenten sprake van een 'als...dan' formulering. Deze formulering hoeft echter niet letterlijk in de tekst te staan.

 

 

Meervoudige argumentatie

 

Bij meervoudige argumentatie wordt er meer dan een argument gebruikt om een standpunt te verdedigen. Elk der standpunten is echter in principe genoeg om het standpunt te verdedigen. Deze onafhankelijke argumenten zijn los van elkander te bezien, er zijn meerdere alternatieve verdedigingen van een en hetzelfde standpunt. Kijk voor een illustratie naar de boomstructuur op pagina 82 van uw boek. Ook bij deze figuur behoren echter verzwegen argumenten.

 

Men kiest vaak voor meervoudige argumentatie om het standpunt te versterken, men poogt de tegenpartij als het ware extra te overtuigen.

 

 

Nevenschikkende argumentatie

 

Hierbij hebben de naar voren gebrachte argumenten een samenhang met elkander; als geheel onderbouwen zij het standpunt. Tegelijkertijd betekend dit dat het weerleggen van een van de argumenten ervoor zorgt dat het gehele argumentatiebouwsel wankel wordt.

 

Bovendien is deze situatie te vergelijken met cumulatieve voorwaarden. Ook is het onderscheid tussen meervoudige argumentatie en nevenschikkende argumentatie soms moeilijk te maken. Dit is wel van belang voor de tactiek van de wederpartij; bij een nevenschikkende argumentatie volstaat namelijk het aanvallen van een enkel argument om het geheld bouwsel onderuit te halen.

 

Alternatieve indicatoren wijzen op het los staan van argumenten. Denk hierbij aan een zin als 'maar dat is niet de enige reden'. Cumulatieve indicatoren duiden op een onderlinge samenhang. Denk hierbij aan bewoordingen als 'alsmede' en 'gepaard gaande met'. Deze duiden er kortom op dat bepaalde argumenten samen bezien horen te worden.

 

Onderschikkende argumentatie

 

Hierbij ondersteund het ene argument het andere argument; het biedt als het ware een extra bewijs voor het hoofdargument.

 

 

Argumentatietips

 

  • zoek naar aanvaardbaarheid van jouw standpunt

  • wees kritisch of er sprake is van generalisering, analogieredenering, a-contrarioredenering of causale redenering.

  • Houdt je aan discussieregels zoals de vrijheidsregel, verdedigingsplicht en de standpuntsregel.

  • Voorkom drogredenen. Maakt de wederpartij er wel gebruik van, stel deze dan aan de kaak.

  • Maak gebruik van argumentatiestructuren.

 

Hoofdstuk 4: Argumenteren in juridische context

Hoofdstuk 4: Argumenteren in juridische context

 

4.1: Aandachtspunten bij een juridisch probleem

 

In tegenstelling tot wiskunde is het recht niet eenduidig; de context van een juridisch verhaal kan altijd verschillend geïnterpreteerd worden. Een juridische vraag kan dan ook verschillende antwoorden hebben, een enkel juist antwoord is er zelden.

 

Voor een juiste analyse is het van belang om te weten welke feiten relevant zijn. Ook is het nodig om te kijken of er nader onderzoek gedaan moet worden en wat het belang van een zaak is.

 

4.2: Analyse van rechtsregels.

 

Een rechtregel moet men goed bestuderen voordat men door heeft wat zij precies inhoudt. Begrijpt men de rechtsregel, dan weet men of zij van toepassing is op een bepaalde casus. Lezen, interpreteren en argumenteren is hierbij de juiste volgorde.

 

Het kan dat de vraag aan de orde is of er voldaan is aan bepaalde rechtsvoorwaarden, om uiteindelijk te voldoen aan een specifiek artikel. Bij sommige regels is er slechts sprake van een enkele rechtvoorwaarde, zij hebben een eenvoudige structuur.

 

Bij veel rechtsregels is er echter sprake van een complexe structuur met meerdere rechtsvoorwaarden. Zelfs in dit soort gevallen is zo nu en dan meteen duidelijk dat aan een of meer voorwaarden niet voldaan is. In zulke gevallen treedt het rechtsgevolg dan ook niet in. Het is echter vaker het geval dat de toepassing van een regel wel een probleem vormt. Denk hierbij aan een complexe structuur van die regel of complexiteit van de feiten.

 

Het toepassen van een regel bestaat uit twee stappen:

 

  • een analyse van de structuur van de rechtsregel. Men doet dat door te denken in rechtsvoorwaarden en rechtsgevolg.

  • Toetsing of de voorwaarden vervuld zijn.

 

Is er voldaan aan het laatste, dan is de rechtsregel van toepassing, het rechtsgevolg treedt dan ook in.

 

 

Door middel van een analyse van een rechtsregel maakt men een expliciete onderscheiding tussen rechtsvoorwaarden en rechtsgevolg. Om het correct te doen moeten de voorwaarden ook getoetst kunnen worden, zij dienen met ja of nee beantwoord te kunnen worden.

 

Het moeilijkste punt is wellicht om alle rechtsvoorwaarden op een juiste wijze uit de rechtsregel af te leiden. Hiervoor is een inzicht in die rechtsregel noodzakelijk, kennis van de onderliggende theorie is hierbij een vereiste.

 

Een analyse kent echter geen vooraf bepaald patroon, het kan vaak anders. Er kan bijvoorbeeld getwist worden over de optie om voorwaarden verder op te splitsen. De volgende vuistregel is van belang:

 

Hanteer bij de formulering de voorwaarde zodanig dat bij toetsing geen elementen van de regel over het hoofd wordt gezien.”

 

 

Cumulatieve voorwaarden

 

Hierbij moeten alle voorwaarden vervuld zijn om te voldoen aan een bepaald vereiste. Ontbreekt een van de cumulatieve voorwaarden, dan gaat het hele verhaal niet op. De argumenten hangen als het ware samen en zijn niet los te zien van elkaar, zij kunnen niet zonder elkaar. Zij zijn, kortom, noodzakelijke voorwaarden.

 

 

Alternatieve voorwaarden

 

Hiervan hoeft er slechts een vervuld te zijn om het rechtsgevolg te doen intreden. Elk argument op zichzelf is voldoende om een standpunt te verdedigen, zij staan los van elkaar.

 

Ook is een combinatie tussen alternatieve en cumulatieve voorwaarden mogelijk. Denk hierbij aan art. 310 van het Wetboek van Strafrecht.

 

Qua aanduidingen geldt het volgende. Voor een cumulatieve voorwaarde hanteert men een V, gevolgd door een cijfer. Een alternatieve voorwaarde wordt ook aangeduid door een V, maar wordt gevolgd door een letter.

 

 

Wanneer men begonnen is met de analyse van een rechtregel, kunnen zich de volgende complicaties voordoen:

 

  • schijnbaar cumulatieve en alternatieve voorwaarden

  • verschillende rechtsregels in een wettelijke bepaling

  • een rechtsregel in verschillende wettelijke bepalingen

 

Schijnbaar cumulatieve en alternatieve voorwaarden

 

Bij het woordje 'of' duidt men vaak op alternatieve voorwaarden; bij het woordje 'und' wordt vaak geduid op cumulatieve voorwaarden. Een logische structuur kan door een bepaald taalkundig gebruik van woorden verhuld worden. Het kan soms zo zijn dat er ondanks het gebruik van het woordje 'of' sprake is van cumulatieve voorwaarden.

Verschillende rechtsregels in een wettelijke bepaling

 

Denk hierbij aan art. 280 van het Wetboek van Strafrecht. Uit dit artikel volgt dat er twee verschillende rechtsregels uit blijken.

 

 

Een rechtsregel in verschillende wettelijke bepalingen

 

Indien een deel van de voorwaarden in een andere wettelijke bepaling vermeld staan moet men ook deze betrekken in de analyse van die rechtsregel. Denk hierbij aan art. 282 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij lid 1 en 2 samenhangen.

 

4.3: Gebruik van rechtspraak

 

Om een standpunt te onderbouwen kan men op verschillende manieren gebruik maken van rechtspraak. In twee gevallen kan jurisprudentie een grote uitkomst blijken:

 

  • er is geen wettelijke rechtsregel voorhanden

  • de wettelijke rechtsregel bevat vage toetsingscriteria

 

Denk bij het laatste aan een term als 'redelijkheid en billijkheid'. In het eerste geval kan jurisprudentie uitkomst bieden indien een rechter in een eerder oordeel recht heeft gewezen in een vergelijkbaar geval. Hieruit kan men mogelijk nieuwe regels of criteria afleiden. Indien er sprake is van vage termen kan jurisprudentie hulp bieden bij het invullen van die termen. In beide gevallen is er sprake van een rechtsbron. Indien de rechter een oordeel velt vult hij hierdoor een leemte in de wet op, hij geeft een nieuwe regel.

 

Ook kan men tot het oordeel komen dat dat eerdere oordeel van de rechter overeenkomsten vertoond met de situatie die de huidige rechter nu voor zich heeft. Hij kan dan besluiten om tot een vergelijkbaar oordeel te komen. Het feitelijk referentiekader is echter hoe dan ook van belang, vooral voor de hierin geformuleerde regels en criteria. Het is namelijk altijd de vraag aan de hand van welke feiten de rechter tot een bepaalde regel gekomen is.

 

Bij het onderbouwen van een standpunt door middel van jurisprudentie, kan dit op twee manieren gebeuren:

 

  • rechtspraak als rechtsbron

  • rechtspraak als feitelijk referentiekader

 

 

Rechtspraak als rechtsbron

Uit rechterlijke beslissingen kunnen regels of criteria afgeleid worden; deze kunnen vervolgens in nieuwe gevallen gebruikt worden. Vooral beslissingen van de Hoge Raad, als hoogste rechterlijke instantie, lenen zich hier goed voor. Lagere rechterlijke instanties respecteren doorgaans beslissingen van de Hoge Raad, al zijn ze hier formeel gezien niet aan gebonden.

 

Wil de lagere rechter wel afwijken van een beslissing van de Hoge Raad, dan zal hij dit zeer goed dienen te motiveren. Doet hij dit niet, dan loopt hij het risico dat zijn beslissing in hoger beroep vernietigd zal worden.

 

In de noot wordt vaak de rechtsregel die uit een arrest volgt nader toegelicht. Het is echter zeer zeker niet de bedoeling om u als lezer van een arrest enkel op de kop en noot te focussen, de rest van een arrest kan ook belangrijke punten vermelden.

Rechtspraak als feitelijk referentiekader

 

Zelfs indien een arrest geen criteria of rechtsregel formuleert, kan zij alsnog dienen om nieuwe gevallen te beoordelen; er wordt als het ware door zulk een arrest houvast geboden bij een nieuwe zaak. Duidelijk wordt dan aan welke voorwaarden voldaan moet worden om te voldoen aan een wettelijke bepaling.

 

Feiten van beide zaken kunnen vergeleken worden. Komen de feiten overeen, dan kan dit een grond zijn voor een vergelijkbare uitspraak. Verschillen zij echter in essentie, dan kan dit grond opleveren voor een andere uitspraak. Is een geval sterk casuïstisch en feitelijk, dan zijn juist uitspraken van lagere rechters geschikt als feitelijk referentiekader; deze zijn immers zelf ook zeer feitelijk van aard. Ook hier is het lezen van de noot van belang.

 

4.4: Gebruik van wetsgeschiedenis en juridische literatuur

 

Ondanks dat wetshistorisch materiaal en literatuur niet tot de rechtsbronnen behoren, hebben zij toch een zeker gezag. In dat kader is het dan ook zo dat er rekening mee gehouden wordt.

 

Gezaghebbend

Bij rechtsvinding en rechtsvorming spelen de literatuur en wetshistorisch materiaal een zeer grote rol. Formeel gezag komt hen niet toe, maar zowel advocaten als rechters en juristen houden rekening met deze bronnen.

 

Voor beiden, zowel de wetsgeschiedenis als juridische literatuur, geldt dat niet duidelijk is welke van de twee in welke situatie het meeste gezag toekomt. Rechters genieten op dit gebied zeer veel vrijheid en kunnen zelf bepalen in welke mate zij gezag toekennen aan wetsgeschiedenis of literatuur.

 

Gradaties in gezag

 

Ook hier bestaan er gradaties in gezag. Aan de opmerkingen van een Minister wordt meer gezag toegekend dan die van Kamerleden. Ook kent men meer gezag toe aan zorgvuldig voorbereide betogen, dan aan willekeurige opmerkingen. Met name de Memorie van toelichting en Handelingen kennen gezag.

 

Ook de wetsgeschiedenis van nieuwere wetten kent men meer gezag toe dan de wetsgeschiedenis van oudere wetten. In de literatuur kent men een soortgelijke redenatie. Een ervaren juridisch auteur met een uitgebreid en erkend CV zal meer gezag toegekend worden dan de scriptie van een student.

 

Ook hier wordt er meer waarde toegekend aan een uitgebreid betoog dan aan een losse opmerking in een voetnoot. Ook veroudering speelt in de literatuur een rol, hoe ouder een boek hoe minder zij gezag heeft. Er is dan immers geen rekening gehouden met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.

 

Bij beiden is echter de inhoud geldend; is de auteur gezaghebbend? De democratische legitimatie van wetsgeschiedenis is echter beperkt. Er is echter gebleken dat rechters vaker literatuur volgen dan wetsgeschiedenis.

 

Juridische argumentatie

 

Om aan overtuigingskracht te winnen voor een rechter kan een advocaat gebruik maken van argumentatie ontleend aan literatuur of wetsgeschiedenis; soms zal hij hier echter een draai aan moeten geven om het juridisch relevant te maken.

 

Algemene informatie omtrent de grondbeginselen van het recht zijn ook te vinden in wetsgeschiedenis en literatuur. Er is dus kortom specifieke en algemene informatie beschikbaar in deze bronnen. Hoe dan ook kunnen zowel de aanklager als de verdediging zich baseren op dezelfde tekst door verschillende delen van een tekst te gebruiken.

 

Men moet zich echter goed beseffen dat het gezag ontleend aan een van deze bronnen een zwak gezag is; zij kennen immers geen formeel gezag. Een hieraan ontleend argument is dan ook, natuurlijk, zwak.

 

Indien de wederpartij een bepaald argument ontleend aan literatuur of wetsgeschiedenis, kan de wederpartij hier gebruik van maken. Hij of zij kan dit doen door de zwakte van het hieraan ontleende argument te benadrukken. Men kan ook beweren dat het argument in strijd is met een formele rechtsbron of dat het argument tegenstrijdigheden bevat.

 

Dit kan natuurlijk tegengeworpen worden om de eigen argumentatie alsnog te versterken. Men kan bijvoorbeeld tegenwerpen dat een argument slechts door een auteur verdedigd wordt, maar dat deze mening gezaghebbend is of sinds jaar en dag geldend is. Ook kan men aantonen dat de literaire opmerking door een formele gezagsbron gedeeld wordt.

 

 

Argumentatietips

 

  • indien men rechtsregels analyseert zijn meerdere uitkomsten juist.

  • Begin bij een analyse met het formuleren van het rechtsgevolg

  • ken de strekking van een rechtsregel en de betekenis van alle woorden bij het maken van een analyse.

  • Zoek naar de meest recente jurisprudentie

  • vorm een oordeel over het gezag van de auteur waar u mee te maken heeft. Hoe meer gezag, hoe bruikbaarder.

 

Hoofdstuk 5: Aanpak van een juridische casus

Hoofdstuk 5: Aanpak van een juridische casus

 

5.1: Stappenplan voor het oplossen van een casus

 

Een vaak gebruikt stappenplan luidt als volgt:

 

  1. Haal de relevante feiten uit een verhaal; dit zijn de feiten die u later nodig heeft om argumenten te onderbouwen.

  2. Vat samen waar het geschil nu eigenlijk over gaat en de argumenten van beide partijen.

  3. Wat wordt er gevorderd, waarom wordt dit gevorderd en wat is de grondslag hiervan? Relevante feiten dienen juridisch benoemd te worden. Begin hier al met het uitkiezen van juridische regels en rechtsbronnen die aansluiten bij de relevante feiten.

  4. Analyseer de regels die van toepassing zijn en hun rechtsvoorwaarden en rechtsgevolgen. Verwerk de relevante literatuur, wetsgeschiedenis en jurisprudentie.

  5. Formuleer uw eigen standpunt met argumenten, ga in op de argumenten van de wederpartij. Koppel de relevante feiten aan de informatie die u in stap 4 gevonden heeft.

  6. Maak een conclusie op, nadat u de rechtsvragen beantwoord heeft. Maak aan de hand van de vorige stap een belangenafweging.

 

 

Stap 1: Juist de feiten die van belang zijn dient u verder te belichten, feiten die dat niet zijn dient u buiten beschouwing te laten.

 

Stap 2: Bij deze stap dient u juridische termen zoveel mogelijk te vermijden. Voor een leek moet het meteen duidelijk zijn wat nu het geval is en wat partijen voor standpunt innemen.

 

Stap 3: Hier wordt er als het ware een juridische vertaling gemaakt van het verhaal. Duidelijk wordt ook welke juridische kwalificaties en rechtsregels ten grondslag liggen aan de vordering en het verweer.

 

Stap 4: Om de rechtsvragen te beantwoorden wordt hier een selectie gemaakt uit de relevante literatuur, wetsgeschiedenis en jurisprudentie. Men zoekt hierbij naar passages die duidelijkheid verschaffen omtrent een kwestie.

 

Stap 5: Om ieder der standpunt te kunnen onderbouwen dienen relevante argumenten gegeven te worden. Flexibiliteit en inlevingsvermogen zijn hierbij van belang. Het is hierbij ook van belang of er überhaupt een relevante rechtsregel te vinden is. Een regel is enkel van belang indien de relevante feiten die uit een situatie voortvloeien de voorwaarden van die regel kunnen vervullen. Ook de onderlinge samenhang tussen de argumenten is bij deze stap van belang.

 

Stap 6: Een beslissing moet afgeleid worden uit de feiten van het geval en het recht. De antwoorden op de rechtsvragen zijn hierbij leidend. In de conclusie rondt men het proces als het ware af.

 

 

Juist in ingewikkelde argumentatie is het aanhouden van een stappenplan aan te raden, aangezien dit structuur biedt. Echter, de stappen staan niet los van elkaar en hebben over en weer invloed op elkaar. Men moet dus aanpassen en vooruit kijken, soms moet men een stap terugdoen.

 

Een lineaire benaderingswijze ligt bij dit stappenplan desondanks op de loer; men werkt simpelweg de zes stappen in numerieke volgorde af. Dit ligt helemaal op de loer indien er sprake is van een koppel wat zich bezig houdt met het doorlopen van het stappenplan. De praktijk leert echter dat deze insteek niet aan te raden is. Door puntsgewijs alle stappen door te lopen ontstaat geen begrip voor een casus, nog creëert het goede argumentatie.

 

Zowel feiten als rechtsnormen dienen helder te zijn voor men aan een juridische casus begint; de inhoud van de norm moet duidelijk zijn. Sommige artikelen spreken voor zich, anderen zijn meer open en moeten ingevuld worden aan de hand van de concrete situatie. Na het verrichten van uitgebreid denkwerk kan men beginnen aan het uitwerken van de analyse.

 

Casusaanpak

Voor het beginnen van een procedure, en het starten van een analyse, dient er sprake te zijn van een geschil. Allereerst dient dit geschil helder geanalyseerd te worden. Ook is noodzakelijk dat het rechtsgebied vastgesteld wordt en de relevante rechtsregels. Vaak kunnen casussen in verschillende rechtsgebieden vallen, een ervaren jurist zal echter vrij snel duidelijk zijn binnen welk rechtsgebied het valt.

 

Hoe dan ook moet de jurist zich altijd afvragen of hij voor het beantwoorden van een vraag wel over voldoende kennis bestaat. Heeft hij niet voldoende kennis, dan moet hij teruggaan naar de algemene theorie en de benodigde kennis opdoen.

 

Vervolgens gaat men kijken wie de tegenpartij in het verhaal is. Indien er meerdere tegenpartijen blijken te zijn moet bekeken worden of de tegenpartijen gezamenlijk of afzonderlijk aansprakelijk zijn. Indien er sprake is van hoofdelijke of kwalitatieve aansprakelijkheid dient dit op tijd gedetecteerd te worden. Ook hier is het noodzakelijk om te beseffen of men over de juiste hoeveelheid kennis beschikt.

 

Door middel van het bestuderen van de relevante literatuur zal snel blijken welke rechtsregels en jurisprudentie op een zaak van toepassing zijn. Ook kan dit eventueel leiden tot nieuwe vragen die leiden tot nieuw onderzoek op het gebied van literatuur en jurisprudentie.

 

Het is kortom een circulair denkproces, en geen lineair denkproces. Slechts op het moment dat er niet langer informatie toegevoegd dient te worden kan men het verhaal op papier zetten.

 

5.2: Stappenplan nader bekeken

 

Stap 1: relevante feiten

Stap 2: feitelijk geschil

Stap 3: juridificering, vordering, grondslag en rechtsvragen

Stap 4: gebruik van rechtsregels, wetsgeschiedenis, literatuur en rechtspraak

Stap 5: argumentatie

Stap 6: conclusie

 

 

Stap 1

Aan de hand van het uitzoeken van de relevante rechtsregels wordt bepaald welke feiten er nu relevant zijn. Enkel indien feiten in de volgende stappen gebruikt worden zijn zij relevant. Ook hier komt weer het circulaire proces naar voren.

 

Stap 2

Men bepaald het feitelijk geschil in gewone bewoordingen. Men wil kort gezegd weten wat de ene partij van de andere partij verlangd. Ook de mening van de wederpartij is van belang, de feitelijke reden hiervan moet geformuleerd worden.

 

Stap 3

Nu breekt het moment van juridificering aan; de gewone bewoordingen worden omgezet in juridische bewoordingen. Dat wat een partij wenst moet omgezet worden in een vordering of verzoek en de juridische grondslag hiervoor dient geformuleerd te worden. De juridische kwalificatie van het probleem bevat drie elementen:

 

  • de vordering

  • formulering in woorden van het juridisch probleem

  • de relevante wets- of verdragsartikelen. Indien deze er niet zijn dient men de relevante regels van ongeschreven recht te zoeken.

 

Om een hoofdrechtsvraag te kunnen beantwoorden dienen eerste enkele toegespitste rechtsvragen te beantwoorden. Het is als het ware een proces wat men doorlopen moet voor men aan de hoofdvraag, de spil in een geschil, toekomt.

 

Stap 4

Over het algemeen kan men het rechtsgebied vrij gemakkelijk vaststellen; ook het vinden van de toepasselijke rechtsregels gebeurd over het algemeen vrij gemakkelijk. Het toepassen van de rechtsregels gebeurd doorgaans in twee stappen:

 

  • analyse van de regel

  • toetsing van de feiten aan de voorwaarden van de regel.

 

Het toetsen gebeurd met als reden om te kijken of de voorwaarden van die rechtsregel in de concrete situatie vervuld worden. Vaak kan een geschil echter niet alleen met de wet opgelost worden; vaak komen literatuur, wetsgeschiedenis en jurisprudentie ook om de hoek kijken. Zij dienen dan ook in de analyse betrokken te worden.

 

Stap 5

Uiteindelijk dient men de rechter, die beslist over het geschil, te overtuigen. Argumentatie is hierbij cruciaal, een rechter kan niet beslissen op basis van een enkele vordering. Dit geldt voor zowel voor degene die vordert als degene die eist.

 

De juridisch dienstverlener dient over de volgende vaardigheden te beschikken:

 

  • een juridisch betoog kunnen analyseren

  • een juridisch betoog kunnen beoordelen

  • zelf een juridisch betoog kunnen opstellen

 

Voor al deze vaardigheden is een basiskennis van het recht een vereiste. Argumentatie hangt samen en men moet weten wat regelingen betekenen en hoe zij in onderling verband gehanteerd dienen te worden.

 

Stap 6

Dit is het sluitstuk en het punt waar men doorgaans antwoord geeft op de rechtsvragen. Het antwoord wordt gemotiveerd door de voor en tegenargumenten af te wegen. Van belang is om te detecteren of er nieuwe juridische argumenten gebruikt zijn, is dit het geval dan dient dit vermeld te worden bij de argumenten van die partij.

 

 

Lees voor een voorbeeldtoepassing naar de uitgewerkte casus op pagina 126-134 van uw boek. Dit is de toepassing van een concrete casus; om het daadwerkelijk onder de knie te krijgen dient u zelf een soortgelijke casus op eenzelfde manier aan te pakken. Oefening baart tenslotte kunst.

 

Argumentatietips

 

  • een stappenplan voor het oplossen van een casus is een hulpmiddel

  • vul niet direct alle stappen in, focus eerst op de grote lijnen.

  • Feiten zijn enkel van belang indien zij in meerdere stappen voorkomen

  • u dient voldoende inhoudelijke kennis te hebben om een casus op te kunnen lossen

 

Hoofdstuk 6: Tactiek en strategie

Hoofdstuk 6: Tactiek en strategie

 

6.1: Tactiek

 

Het begrip 'tactiek' wordt als volgt omschreven:

 

'de manier waarop men te werk gaat om de overwinning te halen; aan de omstandigheden aangepaste wijze van doen om een bepaald doel te bereiken'.

 

Een tactiek is onderdeel van een strategie; strategie is het doel wat bereikt moet worden, de tactieken zijn de stappen naar dat doel.

Voor het winnen van een procedure kan een jurist verschillende tactieken gebruiken. Aan de hand van het strategisch doel bepaald men welke tactieken gebruikt dienen te worden.

 

Strategie wordt als volgt omschreven:

 

'de vaststelling van de wijze waarop de nodige middelen zullen worden aangewend; beleid, plan volgens welke men te werk gaat.'

 

Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. Iemand kan wel zelf vinden dat hij of zij gelijk heeft, maar of de rechter dat ook vindt is de vraag. Een goede jurist denkt dan ook na over de tactiek van de wederpartij en speelt daar op in. De advocaat laat de meest positieve kant van het verhaal zien opdat dit voor het standpunt van zijn cliënt speelt.

 

Het oordeel van de rechter zal zich zelden in het midden van de standpunten van partijen bevinden. Vaak is het nu eenmaal zo dat een der partijen benadeeld zal worden. Ondanks het feit dat juristen experts zijn, kunnen ook zij niet van de meest recente updates op de hoogte zijn.

 

Er zijn tien tactieken:

 

  1. bewijs het bewijsbare

  2. betwist de feiten

  3. betwist de toepassingsvoorwaarden

  4. interpreteer de rechtsregel anders

  5. kwalificeer de feiten anders

  6. redeneer naar analogie of a contrario

  7. vergelijk de gevallen

  8. wijs op onredelijkheid of onbillijkheid

  9. wijs op andermans gedrag

  10. beperk de schadevergoeding

 

 

  1. Bewijs het bewijsbare

 

Bewijs speelt een grote rol; je kunt immers wel weten dat je gelijk hebt, maar het bewijzen is een ander verhaal. Zou dit niet zo zijn, dan kan iedereen wel van alles beweren. De rechter is lijdelijk; dit houdt in dat de rechter voor waar aanneemt wat hij voorgeschoteld krijgt en wat niet tegengesproken wordt. Een gebrek aan bewijs kan op vele manieren ontstaan, de regel 'een getuige is geen getuige' is hier een voorbeeld van.

 

Bewijs is hoe dan ook het belangrijkste, dat wat rechtvaardig lijkt minder.

  1. Betwist de feiten

 

De partij die eist, moet ook bewijzen. Kennis van het materiële recht is noodzakelijk, net als kennis van het (bewijs)procesrecht. Een juridisch dienstverlener begint geen procedure indien het winnen hiervan op basis van gebrek aan bewijs al op voorhand onmogelijk is. Dit is ook een goede insteek, het voorkomt teleurstelling en verspilling van tijd en geld. Hoe dan ook kunnen de feiten betwist worden, ontkend. Ook zijn er natuurlijk andere drukmiddelen mogelijk.

  1. Betwist de toepassingsvoorwaarden

 

Om een bepaald rechtsgevolg in te laten treden dient voldaan te zijn aan de voorwaarden. Een eventuele goede tactiek kan dan ook zijn om aan te tonen dat niet aan alle voorwaarden voldaan is. In zulk een geval kan de regel dan ook geen doorgang vinden. Er bestaat dan simpelweg geen afdwingbaar rechtsgevolg.

 

  1. Interpreteer de rechtsregel anders

 

Men probeert hierbij aan te tonen dat, alhoewel aan de voorwaarden voldaan is, de rechtsregel anders uitgelegd moet worden. Men vraagt zich hierbij af wat het doel of de strekking van de rechtsregeling is. Indien men een grammaticale interpretatie hanteert kunnen een regel en een situaties eng geïnterpreteerd worden zodat de casus niet onder de regel valt.

 

Ook door middel van een teleologische benadering kan men tot een oordeel komen. En wel door te kijken naar het doel van een regel en te bepalen dat de casus niet strookt met het doel van de regel. Kijk hiervoor naar het Elektriciteitsarrest.

 

  1. Kwalificeer de feiten anders

Indien er sprake is van een vage term kan een goed jurist hier gebruik van maken door deze term in zijn of haar voordeel uit te leggen. Dit is vooral een tactisch gebruik van juridische kennis en interpretatievermogen.

 

Het kwalificeren van de feiten is een onderdeel van de rechtsvinding; zij is verbonden met de voorwaarden van een rechtsregel om in te treden. Termen als redelijkheid en billijkheid kunnen ingevuld worden met de feiten uit de casus. Het zijn de feiten en omstandigheden die bepalen of een bepaald rechtsgevolg intreedt, deze omstandigheden zullen ingevuld moeten worden.

 

 

 

  1. Redeneer naar analogie of a contrario

Bij het redeneren naar analogie schuift men een bepaald geval onder een regel, ondanks dat dit er niet expliciet onder valt. Echter, omdat het geval er dicht bij zit kan dit er toch onder vallen. Dit doet men vaak als er geen expliciete regel voor het geval voorhanden is.

 

A contrario redeneren houdt in dat men het accent legt op het verschil. Omdat de wettelijke regel zo specifiek is, valt het geval uit de casus er niet onder. Ongelijke gevallen dienen nu eenmaal ongelijk behandeld te worden.

 

Het hangt altijd van de uitleg af of gevallen gelijk dan wel ongelijk zijn; het gezichtspunt van de uitlegger bepaalt een hoop. Een geval kan strikt gezien niet onder een wettelijke regel vallen, zodat er geen gevolgen aan de daad verbonden zijn. Indien men dan toch een knoop door moet hakken, kan men twee kanten op.

 

  • redeneren naar analogie

  • redeneren a contrario

 

Hoe dan ook is er voor iedere analogieredenering wel een a contrario redenering te bedenken.

 

  1. Vergelijk de gevallen

 

Men kan zijn of haar gelijk behalen door te wijzen op de precedenten. Dit zijn gevallen die in grote mate overeenkomen met de casus die men op dat moment aan het behandelen is. Men kan dan pogen om alle overeenkomsten te benadrukken opdat de rechter op een soortgelijke wijze kan besluiten. Doet de wederpartij hetzelfde, dan is het beter om de verschillen te benadrukken en een ander besluit van de rechter te vragen.

Denk hierbij aan het Natronloog-arrest.

  1. Wijs op onredelijkheid en onbillijkheid

 

In sommige gevallen kan het toepassen van een rechtsregel als onredelijk of onbillijk ervaren worden. De derogerende werking kan er dan voor zorgen dat ondanks juridische juistheid een regel niet toegepast kan worden.

 

Men zal vervolgens beargumenteren waarom het toepassen van de regel onbillijk of onredelijk is. Rechtvaardige besluiten zijn te prefereren boven besluiten die simpelweg de regels volgen. Dit is waarom men de werking van redelijkheid en billijkheid als derogerend typeert.

 

Denk hierbij aan het Grensoverschrijdende-garage arrest. Ondanks dat formeel aan alle voorwaarden van de regel voldaan was, werd handhaving van de regel niet als rechtvaardig gezien. Om de regel toch niet toe te passen moet de rechter wel goede gronden aantonen; dit kan gebaseerd zijn op rechtsbeginselen die aan onze samenleving ten grondslag liggen; net als fundamentele opvattingen.

 

  1. Wijs op andermans gedrag

 

Het eigen fout gedrag kan verschoont worden door te wijzen op het foute gedrag van de wederpartij. Op die manier kan de eigen fout (deels) tenietgaan. Vooral in het strafrecht en het civiele recht kan dit een goede tactiek zijn. Denk hierbij aan zelfverdediging of art. 6:262 lid 1 BW.

 

Ook kan een gedeelte van de schuld aan de wederpartij toegerekend worden op basis van art. 6:101 BW. Een deel van de schuld, en de daarbij horende kosten, komt dan terecht bij het 'slachtoffer'.

 

  1. Beperk de schadevergoeding

 

Alles wordt in dit geval in principe erkend, slechts de hoogte van de schadevergoeding betwist men. Hoe dan ook is het verstandig om meerdere tactieken tegelijkertijd te gebruiken.

 

6.2: Strategie

Een advocaat moet de middelen die hij of zijn cliënt heeft goed aanwenden, dit moet volgens plan en met beleid gebeuren. Hierbij wordt een groter geheeld in ogenschouw genomen dan met een tactiek het geval is. Zowel juridische als niet-juridische aspecten worden meegenomen in het geval van het innemen van een strategie.

 

Zowel het formele als het materiële recht zijn van belang om een procedure goed te doen aflopen. Ook de mogelijkheden van de cliënt zijn van belang, bijvoorbeeld zijn of haar financiële positie. Daarbij speelt ook het eventueel goed houden van een relatie tussen de partijen een rol. De volgende vragen zijn van belang:

 

  • wat wil de cliënt?

  • Wie is de wederpartij?

  • Welke opties zijn er?

  • Wat zijn de gevolgen van de gekozen oplossing?

Wat wil de cliënt?

 

In een intakegesprek wordt de situatie van de cliënt meestal duidelijk. Aan de hand daarvan komen advocaat en cliënt tot een plan van aanpak. De relevante juridische informatie dient in dat gesprek boven tafel te komen; de juiste vragen dienen gesteld te worden.

 

Door aan de hand van de relevante rechtsregel gerichte vragen te stellen kan men een licht op de situatie werpen. Daarnaast is het ook van belang om te weten of de cliënt zijn recht wel wil halen. Soms zijn er andere redenen dan een juridische procedure waarom een cliënt naar een advocaat stapt.

 

Ook eventueel bewijs moeten vergaren is van belang. In de juridische wereld is iets doorgaans pas waar indien het bewezen kan worden. Het is daarbij ook van belang om niet zomaar af te gaan op wat de cliënt zegt. Bewijsproblemen dienen zo snel mogelijk aan het licht te komen, de advocaat dient de juiste vragen te stellen.

 

 

Wie is de wederpartij?

Vraag is hierbij hoe ver een wederpartij wil gaan;qua tijd, geld en energie. Bij kleine vorderingen moet men zich afvragen hoe ver men wil gaan, hoe sterk staat u in deze zaak? Staat u tegen een grote zaak, dan is het goed om rekening te houden met de diepe zakken van die zaak. Gaat het om een kleine winkel dan is het van belang om de relatie tussen klant en winkelier goed te houden. De klant dient enigszins tegemoet gekomen te worden.

 

Nederland kent een goede consumentenbescherming maar deze laatste is vaak niet op de hoogte van zijn of haar rechten en plichten. Algemene voorwaarden worden doorgaans niet gelezen. De volgende vragen zijn hoe dan ook van belang:

 

  • Wat is het doel van de wederpartij?

  • Welk recht is van toepassing?

  • Hoeveel macht heeft de wederpartij?

  • Is het bedrijf gevoelig voor een slechte naam?

  • Zijn andere organen, zoals Kassa, ingeschakeld?

 

 

Welke opties zijn er?

 

 

Hier is het stellen van de volgende vragen van belang:

  • Welk orgaan kan de claim behandelen?

  • Heeft de cliënt middelen tot zijn beschikking? Denk hierbij aan geld en tijd.

  • Heeft de cliënt een verzekering?

  • Heeft de cliënt rechtsbijstandsverzekering?

  • Hoe hoog is het schadebedrag?

 

Men kan daarnaast aan niet-juridische middelen denken, zoals bijvoorbeeld mediation. Hierbij komt men met behulp van een onafhankelijke derde tot een oplossing.

 

 

 

Wat zijn de gevolgen van gelijk halen?

Ondanks dat men gelijk kan hebben kost het halen van dat gelijk geld en tijd. Dit geldt voor zowel de kosten van de advocaat als kosten van de rechtbank zelf. Bepaalde kwesties dienen dan ook afgewogen te worden voordat men aan een procedure begint.

 

Argumentatietips

  • Ken de tien tactieken van aanval en weerlegging

  • pas indien mogelijk meerdere tactieken toe

  • bereid je voor op een degelijke verdediging van de wederpartij

  • ken de vier strategische stappen

  • ken de cliënt

  • houdt de winst-verliesverhouding in het oog

 

Hoofdstuk 7: Pleiten

Hoofdstuk 7: Pleiten

7.1: Competenties voor het maken van een betoog

 

Over welke competenties dient men te beschikken bij het schrijven of mondeling houden van een juridisch betoog?

 

  • Omgevingsbewustzijn

  • Sensitiviteit

  • in staat zijn tot probleemanalyse

  • Overtuigingskracht

  • in staat zijn tot schriftelijke communicatie

  • in staat zijn tot mondelinge communicatie

 

Dit geldt niet alleen voor de advocaat, maar ook voor de student die een goed betoog in elkaar wil zetten. Hierbij geldt de gulden regel 'oefening baart kunst'; enkel op die manier kan men dit aparte gebied van het recht onder de knie krijgen.

 

Naast het hebben van juridische kennis is het hebben van mondelinge en schriftelijke vaardigheden een noodzakelijkheid. In het juridisch beroep gaan immers veel papieren (en ondertussen digitale) stukken in de omloop.

 

Bij schriftelijke stukken kan men aan pleitnota's en pleitnotities denken. Bij mondelinge argumentaties aan een pleidooi in de rechtbank en onderhandelingen tussen werknemer en werkgever. Het eerste soort valt onder een in de wet geregelde procedure, het tweede niet.

 

7.2: Schriftelijk juridisch betoog

Een schrijver of spreker ondersteunt zijn standpunt in een betoog door middel van argumenten. Men probeert het standpunt als het ware te bewijzen. Uiteindelijk is het echter de hoorder of lezer die bepaalt of hij de schrijver of spreker gelooft.

 

 

 

 

Het schriftelijk betoog

Een goed voorbeeld hiervan is de pleitnota. Dit is een schriftelijk juridisch betoog wat afhankelijk is van het soort recht en het soort procedure. Ook een pleitnotitie valt hier onder; in een zitting of commissie dienen bepaalde zaken door de pleiter verduidelijk te worden. Een pleitnotitie is de schriftelijke versie van het betoog wat een pleiter gaat houden; een pleitnota is echter gericht op de lezers. De pleitnotitie is vaak een samenvatting van de pleitnota.

 

Bij juridische casussen doet men het volgende in het geval van een mondelinge toelichting:

 

  • feiten worden op een rij gezet en eventueel betwist of ontkend.

  • Juridische aspecten die van belang zijn worden belicht

  • de rechtsvraag wordt geformuleerd

  • eigen argumenten worden onder woorden gebracht

  • argumenten van de tegenpartij poogt men af te zwakken

  • relevante wetsartikelen en juridische bronnen worden opgezocht.

 

Bij het schrijven van een juridisch betoog erkent men twee fases:

 

  • de voorfase

  • de schrijffase

 

De voorfase

Dit zijn onderwerpen die al aan de orde gekomen zijn in een bepaalde procedure. Het rechtsgebied, partijen en het soort procedure is op dit punt reeds duidelijk. Ook het doel van de cliënt en de relevante juridische aspecten zijn helder.

 

 

De schrijffase

Op dit moment dient er een betoog geschreven te worden. De volgende vragen dient men op dit punt in gedachten te houden:

 

  • wat is het doel van mijn betoog?

  • Welke feiten worden betwist? Welke feiten worden erkend? Welke feiten worden ontkend?

  • Wat zijn mijn argumenten?

  • Wat zijn mogelijke argumenten van de tegenpartij? Wat kan hier tegenin worden gebracht?

  • Welke wetsartikelen en andere juridische bronnen zijn van belang?

 

 

De structuur van het schriftelijk betoog

Ook voor juridische teksten geldt dat zij een kop, romp en staart moeten hebben.

 

De volgende punten zijn onderdeel van de kop van een schriftelijk juridisch betoog:

 

  • de aanspreektitel

  • een korte samenvatting van de zaak

  • de weergave van het standpunt

  • een beschrijving van de rest van het betoog

 

het doel van de kop is de lezer verleiden om verder te lezen, de schrijver wil de aandacht van de lezer vasthouden. De schrijver heeft een communicatiedoel en doet dit door middel van aandachtstrekkers. Het moet hoe dan ook geen literair product worden, daarmee verliest men de aandacht van de lezer. De doelgroep is immers een rechter of een voorzitter.

 

De romp bestaat uit twee onderdelen:

 

  • een opsomming van de feiten en het toelichten van de rechtsvragen

  • argumentatie en het weerleggen van de argumentatie van de wederpartij

 

De kern van de romp bestaat uit het uiteenzetten van de eigen argumentatie en het weerleggen van de argumentatie van de wederpartij. Eventuele tegenstrijdigheden dienen aangekaart te worden.

 

In de staart somt men nog een korte samenvatting van de hoofdargumenten op, vervolgens trekt men een conclusie. Het standpunt in de kop en de conclusie sluiten op elkander aan.

 

7.3: Mondeling juridisch betoog

In dit boek wordt vooral gekeken naar mondelinge betogen die in de rechtbank gehouden worden, zij hebben een wettelijke onderbouwing. Onderwerp, publiek en doel zijn bij het maken van zulk een betoog van belang.

 

Discussies vindt men overal en in vele vormen; er is sprake van een gedachtewisseling tussen twee of meer partijen. Bij een debat zijn er drie partijen: voorstanders, tegenstanders en een derde partij die oordeelt. In het juridisch circuit zijn dit eiser, gedaagde en rechter of voorzitter. Dit soort debat staat door de drie partijen ook wel bekend als het triasdebat.

 

Tussen partijen bestaan geschilpunten, er vindt een gedachtewisseling plaats. Deze gedachtewisseling is gebonden aan regels. Een debatvorm is het Lagerhuis-debat. Hierbij zitten twee mensen in rijen tegenover elkaar, de ene rij is voor en de andere rij is tegen de stelling. De debatleider wijst vervolgens aan wie er eerst mag spreken, door op te staan neemt men het woord.

 

In de rechtbank is men sterk aan regels gebonden. Een juridisch debat omschrijft men als een gereguleerde uitwisseling van argumenten tussen opponenten die een juridisch geschil van mening hebben.

 

Uiteindelijk is het de onafhankelijke derde, de rechter, die een oordeel velt. Het is ook deze partij die partijen dienen te overtuigen. Een effectief juridisch betoog wordt gekenmerkt door kwaliteit en acceptatie door de derde partij:

 

E=KxA

 

 

De structuur van een mondeling betoog luidt als volgt:

 

  • Inventio : de spreker bedenkt wat hij of zij gaat kijken

  • Dispositio: de spreker ordent het materiaal

  • Elocutio: de spreker kiest de juiste formuleringen

  • Memorie: de spreker leert de redevoering uit het hoofd

  • Pronunciatio: mimiek en gebaren worden ook gebruikt

 

In de klassieke oudheid werd de dispostitie ingedeeld aan de hand van de volgende structuur:

 

  • Exordium: De inleiding

  • Narratio: de uiteenzetting van het onderwerp

  • Argumentatio: de argumentatie. Bestaande uit confirmatio, de standpunten die zijn standpunt bevestigen; en refutatio, de argumenten die de wederpartij gebruikt.

  • Peroratio: de afsluiting

Voor een mondeling betoog geldt de volgende checklist:

 

  • de spreker heeft zorg gedragen voor een goede voorbereiding

  • het betoog heeft een duidelijke structuur

  • de spreker is juridisch deskundig

  • de spreker formuleert goed

  • de spreker gedraagt zich correct

  • lichaam en stem worden effectief gebruikt

  • de spreker reageert adequaat op vragen

  • door middel van argumenten wordt de rechter of voorzitter overtuigt

 

Het derde en het achtste punt leggen groot gewicht in de schaal, maar de andere punten dragen ook hun steentje bij. Zwakke argumenten kunnen door middel van een sterke presentatie effectief worden.

 

Een goede voorbereiding is het halve werk. Men dient door middel van de publiekskenmerken goed te beseffen wie men voor zich heeft. Ook door middel van pleitoefeningen kan men de uiteindelijke presentatie oefenen, denk hierbij aan videotrainingen. Het is immers niet de bedoeling dat men een pleitnota letterlijk gaat voorlezen. Het afdrukken van een spreekexemplaar gedurende het pleiten, in grote letters, is handig om te gebruiken.

 

Men dient een mondeling betoog op een structurele en heldere wijze op te bouwen. Het publiek moet als het ware bij de hand genomen worden. Bovendien is van belang dat een spreker juridisch geschoold is, enkel dan kan hij een gedegen oordeel geven. Ook moet hij dat specifieke dossier van binnen en van buiten kennen.

 

Voor het formuleren geldt het volgende:

  • formuleer concreet en beeldend

  • maak actieve zinnen

  • zorg voor ritme en variatie in de zinnen

  • wissel af in woordgebruik door middel van synoniemen

  • mijd een overvloed aan ouderwetse woorden

  • spreek consequent in de tegenwoordige tijd

  • stopwoorden en vage woorden dienen vermeden te worden

  • zorg voor rustmomenten tijdens het spreken

 

Ook is van belang dat een spreker zich correct gedraagt, hierbij moet men als spreker het volgende aanhouden:

 

  • een respectvolle houding jegens de voorzitter of rechter

  • correcte aanspreekvormen

  • de spreker kleedt zich naar de gelegenheid

  • als de rechter binnen komt staat de spreker op

  • de spreker reageert via de rechter op de tegenpartij

  • als de spreker het woord krijgt bedankt hij de rechter

 

Het houden aan de juridische etiquette is van belang, een onverschillige houding en kauwgom in de mond worden niet gewaardeerd.

 

Ook lichaamstaal is van belang, en wel om de volgende redenen:

 

  • de lichaamstaal heeft een ondersteunende functie ten behoeve van het pleidooi

  • ondersteunende gebaren dienen gemakkelijk en vanzelfsprekend gemaakt te worden. Een geforceerde of overdreven houding heeft weinig nut. Ook dient de lichaamstaal niet af te leiden, zoals een persoon die veelvuldig wiebelt.

  • Let op de positie van de voeten, zij dienen 5 tot 10 centimeter uit elkaar te staan.

  • De ademhaling dient uit de buik te komen. Dit zorgt bovendien voor een ontspannen houding.

 

Daarnaast moet u op het stemgebruik letten. Denk hierbij aan:

 

  • Volume

  • Intonatie: denk aan de hoogte van uw stem en de natuurlijke afwisseling hierin bij het uitspreken van een zin.

  • Tempo: spreek niet te langzaam en niet te snel. Ook emotie kan van invloed zijn op het tempo. Let bovendien bij het spreektempo op de aan u verschafte spreektijd.

  • Articulatie: let op de manier waarop u woorden uitspreekt, dit is van invloed op uw verstaanbaarheid.

 

Tenslotte is het oogcontact van belang. Door regelmatig oogcontact te maken met de rechter of voorzitter zegt men het volgende:

 

  • de spreker geeft hiermee aan dat het betoog bedoeld is voor de rechter of voorzitter

  • de aandacht wordt als het ware afgedwongen door oogcontact

  • oogcontact geeft een indicatie hoe de rechter of voorzitter het betoog waardeert.

 

Door op de vragen van de rechter of voorzitter te reageren, toont men improvisatievermogen. Dit laat zien dat men snel kan beschikken over kennis, juridisch of feitelijk.

 

 

Let op de volgende valkuilen:

 

  • denk niet dat je gelijk hebt als je niet wordt tegengesproken

  • denk niet alleen vanuit je eigen juridische denkrichting

  • luister naar argumentatie van de wederpartij

  • luister naar opmerkingen en vragen van de rechter of voorzitter

  • treedt niet buiten de casus

  • denk aan de inhoud en aan de presentatie, zij hebben een wisselwerking.

 

Argumentatietips

  • leg de nadruk zowel op de juridische juistheid als op de redelijkheid van uw standpunt

  • geeft, indien dit van toepassing is, de wederpartij een compliment

  • belicht de zaak vanuit een andere invalshoek

  • ontleed het standpunt van de wederpartij en pak dit per stukje aan.

  • Blijf eerlijk.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
8322