Wat is het belang en de betekenis van leren? - Chapter 1
Verschillende diersoorten worden geboren met intrinsieke kennis. Kennis die mensen, in tegenstelling tot dieren, vaak met moeite aanleren. Toch zijn het mensen die in de wereld verder komen. Dat hebben we te danken aan ons vermogen om een grote hoeveelheid kennis en een grote verscheidenheid aan gedragingen te verwerven. Het geeft de mensheid een grotere mate van flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De specifieke omgeving waarin we leven heeft uiteraard een grote invloed op de kennis en vaardigheden die we al dan niet verwerven. Het leren bestaat niet alleen uit het opdoen van kennis en vaardigheden, maar ook het aanleren van waarden, houdingen en emotionele reacties.
De definitie van het leren wordt als volgt omschreven:
- Het is een langdurige verandering.
- Het bestaat uit mentale representaties of associaties.
- Het is een gevolg van ervaringen.
Soms is leren een passief proces. In dat geval overkomt de leerling iets. Het leren kan echter ook een gevolg zijn van een actief proces. Een dergelijk proces vereist acties van de leerling. Die acties kunnen mentaal of fysiek zijn.
Wanneer vindt het leren plaats?
We kunnen aan het externe gedrag van iemand zien of een nieuw leerproces daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld:
- Het vertonen van een compleet nieuwe gedraging.
- Een verandering in de frequentie van bestaand gedrag.
- Een verandering in de snelheid van bestaand gedrag.
- Een verandering in de intensiteit van bestaand gedrag.
- Een verandering in de complexiteit van bestaand gedrag.
- Een verandering in de reactie op een bepaalde stimulus.
Wat zijn de verschillende leeronderzoeken?
Indien men het leerproces goed wil begrijpen, moet er objectief en systematisch onderzoek worden gedaan. Over het algemeen kan er gezegd worden dat er in dit veld gebruik wordt gemaakt van twee soorten onderzoek:
- Basic research: in dit geval wordt het onderzoek onder streng gecontroleerde omstandigheden uitgevoerd. Er wordt vaak in een laboratorium gekeken naar de reacties van mensen op verzonnen leerervaringen. We kunnen dit samenvatten als een soort experiment dat door de psychologen wordt uitgevoerd.
- Applied research: hier wordt het onderzoek uitgevoerd in de echte wereld. Psychologen analyseren vaardigheden en gedrag door de leerlingen te bezoeken en ze vervolgens te observeren.
Niet alleen het soort onderzoek verschilt, maar ook de verschillende data en gegevens die worden verzameld. Zo hebben we kwantitatieve data en kwalitatieve data. In het eerste geval gaat het om metingen in getallen. In het tweede geval gaat het om meer complexe verbale of gedragsmatige prestaties die een onderzoeker nauwkeurig moet inspecteren en vervolgens moet beoordelen op de aan- of afwezigheid van specifieke inhoud of vaardigheid.
Wat zijn de verschillende principes en theorieën?
Indien veel onderzoeken ons consistente patronen tonen, kunnen psychologen generalisaties maken omtrent leerprocessen door middel van het formuleren van principes en theorieën. Principes vertellen ons welke factoren belangrijk zijn, terwijl theorieën ons een mogelijke verklaring geven over waarom zoiets is. Indien een principe keer op keer, en gedurende lange periode wordt geobserveerd, noemen we het soms law (wet).
Wat zijn de voordelen van het gebruik van theorieën?
In tegenstelling tot principes, zijn theorieën over het algemeen instabiel. Dit komt door de nieuwe methoden die onderzoekers ontdekken en gebruiken. Hoewel theorieën dus veranderlijk zijn, zijn er ook een viertal voordelen aan het gebruik van theorieën:
- Theorieën vatten de resultaten samen van verschillende onderzoeken en integreren een tal van leerprincipes. In die zin zijn theorieën vaak vrij beknopt (parsimonious).
- Theorieën bieden aanknopingspunten voor het doen van nieuw onderzoek.
- Theorieën laten ons de onderzoeksresultaten begrijpen en verklaren.
- Doordat theorieën ons ideeën geven over de mechanismen die ten grondslag liggen aan het leren en presteren van mensen, kunnen ze ons uiteindelijk helpen bij het ontwerpen van educatieve en therapeutische strategieën en omgevingen die het menselijk leren en de ontwikkeling in de grootst mogelijke mate vergemakkelijken.
Wat zijn de beperkingen van theorieën?
Theorieën hebben echter ook een tweetal nadelen:
- Theorieën omtrent het leerproces focussen zich vaak op een beperkt aantal aspecten. Het gevolg is dat geen enkele theorie het totale plaatje laat zien;
- Theorieën beïnvloeden de nieuwe informatie die wordt gepubliceerd. Het gevolg is dat de kennis die we reeds over het leren hebben wordt vertekend.
Hoe zijn leertheorieën in de loop van de tijd geëvolueerd?
In de jaren 1800, waren er twee dominante perspectieven in de psychologie, namelijk structuralisme en functionalisme. Hoewel er verschillen bestonden tussen beide theorieën, was er een gemeenschappelijke zwakte: er was gebrek aan een nauwkeurige en zorgvuldig gedefinieerde onderzoeksmethodologie. Het gevolg was dat deze theorieën in 1900 onderhevig waren aan veel kritiek over de grote mate van subjectiviteit en gebrek aan wetenschappelijke nauwkeurigheid. Het antwoord hierop was dat de studie omtrent het leerproces zich moest richten op factoren die objectief en wetenschappelijk gemeten kunnen worden, menselijk gedrag (responses) en de omstandigheden (stimuli) die aan die reacties voorafgaan en erop volgen (stimulus-response relationship). We noemen de theorieën die hieruit volgen behaviorism. Hoewel deze theorie heeft bijgedragen aan onze kennis omtrent het leerproces, kent ook zij haar beperkingen. Volgens de vroege aanhangers kan het leren slechts plaatsvinden als leerlingen zich daadwerkelijk op de een of andere manier gedragen. Maar in de jaren veertig stelde een aantal psychologen voor dat mensen ook nieuw gedrag kunnen aanleren door simpelweg te kijken en te imiteren wat andere mensen doen, de social learning theory.
In Europa gingen psychologen zich steeds meer concentreren op de menselijke aard van de interne mentale processen. Hieruit volgden een aantal theorieën zoals bijvoorbeeld Gestalt. Door de focus te leggen op het mentale perspectief, ontstond cognitive psychology (of cognitivism). Het gevolg was dat social learning theorists geleidelijk cognitieve processen opnamen in hun uitleg van het leren. Dit resulteerde in de social cognitive theory (sociaal-cognitieve theorie). Maar ook deze theorie kende zijn gebreken. We kunnen hiermee het duidelijke voordeel dat wij mensen hebben ten opzichte van diersoorten, namelijk niet aanwijzen.
Hoe is het dus mogelijk dat mensen een voordeel hebben omtrent het denken en leren? Er zijn verschillende cumulatieve factoren die hierop een antwoord geven:
- De cortex van de mens is meer complexer dan diersoorten.
- Flexibele taalvaardigheid waarmee we communiceren en samenwerken.
- Uitvoerige culturen van onze maatschappijen die zorgen dat we kennis overdragen aan de volgende generaties.
- Onze sociale en culturele omgevingen bieden veel fysieke en sociale ondersteuningssystemen die ons vermogen kunnen vergroten om nieuwe uitdagingen en problemen aan te pakken.
Sociocultural theory (en in grote lijnen contextual theories) uit het belang van sociale interacties en culturele erfenissen voor het leerproces en cognitieve ontwikkeling.
Technologische ontwikkelingen binnen het veld van geneeskunde en neurologie hebben gezorgd voor het ontstaan van cognitive neuroscience. Hier gaat het om de vraag hoe het brein invloed heeft op menselijk gedrag en het leerproces, en vice versa.
Hoewel alle genoemde theorieën verschillen van elkaar, kunnen meerdere theorieën tegelijk worden gebruikt voor mogelijke verklaringen en onderzoeken. Met andere woorden: ze hoeven elkaar niet uit te sluiten. Voorts vormen theorieën geen absolute feiten of waarheden.
- 1107 keer gelezen
Add new contribution