Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij de Custom edition Universiteit Leiden 2016 van Psychological Testing and Assessment van Van der Molen et al.

Welke grondbeginselen en toepassingen horen bij psychologisch testen? - TentamenTests 1

MC-vragen

Vraag 1

Wat is het doel van criterion-referenced testen?

  1. De score van de proefpersoon wordt vergeleken met een relevante gestandaardiseerde sample.

  2. De score van de proefpersoon wordt vergeleken met duidelijk gedefinieerde criteria.

  3. De score van de proefpersoon wordt vergeleken met een eerdere score van dezelfde proefpersoon op een vergelijkbare test.

  4. Geen van bovenstaande

Vraag 2

Standaarden zijn bedoeld om:

  1. afwijkingen te kunnen voorspellen.

  2. de validiteit van een test te bepalen.

  3. de scores van participanten te vergelijken.

  4. de betrouwbaarheid van een test te bepalen.

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met de Informed Consent?

  1. Dit is de methode of test die het meest voorkomend is op het moment van het onderzoek.

  2. Het is een rapport dat direct en concreet is beschreven.

  3. De proefpersonen worden hiermee geïnformeerd over het onderzoek en verlenen daarvoor hun toestemming.

  4. Dat de onderzoeker over voldoende kennis beschikt om de test af te nemen.

Vraag 4

Wat is waar over criterion-referenced testen?

  1. Scores worden vergeleken met vooraf gestelde limieten.

  2. Scores worden vergeleken met de prestatielevels van anderen.

  3. Iedereen slaagt voor deze testen.

  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 5

Wat is het doel van standaarden?

  1. Het verstrekken van een gemiddelde prestatie-indicator.

  2. De prevalentie van hoge en lage scores bepalen.

  3. Te helpen om de afwijkingen van de verwachting te bepalen.

  4. Alle bovengenoemde.

Vraag 6

Het is belangrijk dat de testleider een rapport bijhoudt, wat wordt hiermee bedoeld?

  1. Dat de testleider een uitgebreid rapport bijhoudt en deze later evalueert met de cliënt.

  2. Dat de testleider verzekerd dat de cliënt goed geïnformeerd is over de test.

  3. Dat de testleider een goed rapport maakt samen met de proefpersonen.

  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 7

Wat is een aspect van fraude?

  1. Lake Wobegon Effect

  2. Cultuur-sensitief testen

  3. Stereotypering

  4. Een verouderde methode

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. De score van de proefpersoon wordt vergeleken met duidelijk gedefinieerde criteria.

Vraag 2

C. de scores van participanten te vergelijken.

Vraag 3

C. De proefpersonen worden hiermee geïnformeerd over het onderzoek en verlenen daarvoor hun toestemming.

Vraag 4

A. Scores worden vergeleken met vooraf gestelde limieten.

Vraag 5

A. Het verstrekken van een gemiddelde prestatie-indicator.

Vraag 6

A. Dat de testleider een uitgebreid rapport bijhoudt en deze later evalueert met de cliënt.

Vraag 7

A. Lake Wobegon Effect

Hoe hebben psychologische testen er door de eeuwen heen uit gezien? - TentamenTests 2

MC-vragen

Vraag 1

Welke test is een bekende persoonlijkheidstest?

  1. WISC-III

  2. MMPI

  3. FrSBe

  4. CPT

Vraag 2

Het volgende concept stamt uit de 4de eeuw voor Christus en gaat ervan uit dat iemands karakter bepaald kan worden op basis van externe kenmerken, voornamelijk het gezicht. Over welk concept gaat dit?

  1. Psychofysica

  2. Frenologie

  3. Fysiognomie

  4. Psychografer

Vraag 3

Projectieve testen worden zwaar beïnvloed door...

  1. Psychometrie

  2. De sociale leertheorie

  3. De psychoanalytische theorie

  4. Cognitief gedrag

Vraag 4

Welke test is de meest gebruikte individuele test?

  1. De Myers-Briggs Type Indicator (MBTI)

  2. De California Psychological Inventory (CPI)

  3. De NEO Personality Inventory-Revised (NEO-PI-R)

  4. De Rorschach test

Vraag 5

Wat is de juiste volgorde van verschijning?

  1. Wundt, Fysiognomie, Gall, Binet

  2. Fysiognomie, Wundt, Gall, Binet

  3. Wundt, Gall, Fysiognomie, Binet

  4. Binet, Fysiognomie, Wundt, Gall

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. MMPI

Vraag 2

C. Fysiognomie

Vraag 3

C. De psychoanalytische theorie

Vraag 4

A. De Myers-Briggs Type Indicator (MBTI)

Vraag 5

B. Fysiognomie, Wundt, Gall, Binet

Welke theorieën over individuele intelligentie- en prestatietests zijn er? - TentamenTests 5

MC-vragen

Vraag 1

Thurstone heeft zeven primaire mentale vaardigheden opgesteld. Welke hoort daar niet bij?

  1. Woord vlotheid

  2. Associatief geheugen

  3. Inductief redeneren

  4. Remmend vermogen

Vraag 2

Wat is, volgens de theorie van Thurstone, geen primaire mentale vaardigheid?

  1. Verbaal begrip

  2. Emotionele intelligentie

  3. Associatief geheugen

  4. Perceptie snelheid

Vraag 3

Welke vaardigheid is, volgens de Catell-Horn-Carroll Theorie, een typisch voorbeeld van gekristalliseerde intelligentie?

  1. Cognitieve verwerkingssnelheid

  2. Visuo-spatiële vaardigheid

  3. Emotionele intelligentie

  4. Grootte van de woordenschat

Vraag 4

Welke Wechsler subtest is het beste meetinstrument voor algemene vaardigheden?

  1. Digit span

  2. Rekenkunde

  3. Letter-nummer volgorde

  4. Visuele puzzels

Vraag 5

De WISC heeft verschillende versies. Alle versies van de WISC bestaan minstens uit de volgende subonderdelen:

  1. Verbaal begrip, conceptueel redeneren, werkgeheugen, verwerkingssnelheid

  2. Verbaal begrip, perceptueel redeneren, short-term memory, verwerkingssnelheid

  3. Verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen, verwerkingssnelheid

  4. Verbaal begrip, conceptueel redeneren, short term memory, verwerkingssnelheid

Open Vragen

Vraag 1

Vul aan:

Volgens Wechsler is heeft het gemiddelde IQ een waarde van ___(a)___ met de corresponderende standaarddeviatie van ___(b)___. De gemiddelde score op de subtest heeft een waarde van ___(c)___ met de corresponderende standaarddeviatie van ___(d)___.

Vraag 2

Verbind de subtest met de juiste beschrijving (volgens WISC-III):

Subtest

Beschrijving

A. Informatie

1. Het meten van werkgeheugen

B. Digit span

2. Het meten van (werk)geheugen

C. Vocabulaire

3. Het meten van de ruimtelijke analyse en visuo-motor coördinatie

D. Rekenkunde

4. Het meten van het vermogen tot abstract redeneren

E. Begrip

5. Het meten van de snelheid van visuele-informatieverwerking

F. Gelijkenissen

6. Het meten van algemene intelligentie

G. Afbeelding afmaken

7. Het meten van geschreven werkgeheugen en fotografisch geheugen

H. Vervanging

8. Het meten van feitelijke kennis; is de belangrijkste test op de factor Verbaal Begrip

I. Afbeeldingen ordenen

9. Het meten van visuele, algemene feitelijke kennis

J. Plaatjes aanleggen

10. Het meten van de snelheid en zorgvuldigheid van de visuele-motorische actie

K. Symbolen vergelijken

11. Het meten van sociale intelligentie

L. Doolhof

12. Het meten van het concrete vermogen van visuele analyse

M. Blokdesign

13. Het meten van het vermogen van visueel redeneren

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Remmend vermogen

Vraag 2

B. Emotionele intelligentie

Vraag 3

D. Grootte van de woordenschat

Vraag 4

A. Digit span

Vraag 5

A. Verbaal begrip, conceptueel redeneren, werkgeheugen, verwerkingssnelheid

Antwoordindicatie Open Vragen

Vraag 1

a. 100, b. 15, c. 10, d. 3

Vraag 2

De volgende combinaties zijn juist:

A.8

B.2

C.6

D.1

E.11

F.4

G.9

H.7

I.13

J.12

K.5

L.10

M.3

Hoe worden 'speciale populaties' getest? - TentamenTests 7

MC-vragen

Vraag 1

Voor welke populaties is de Peabody Picture Vocabulary test nuttig?

  1. Populaties met zwakke motorische vaardigheden en problemen met verbale uiting

  2. Voor kinderen met een buitenlandse afkomst

  3. Voor mensen die slechtziend zijn

  4. Voor dove kinderen

Vraag 2

Voor welke doelgroep is de Bayley III gebruikt?

  1. Baby's en kleuters (0-4 years)

  2. Peuters (4-6 years)

  3. Kinderen (6-10 years)

  4. Tieners (10-16 years)

Vraag 3

Welk criterium is van toepassing bij het vaststellen van een verstandelijke beperking?

  1. Sociaal gedrag kan karakteriseerd worden als 'vreemd'. Social behavior can be characterized as 'strange'

  2. De persoon heeft moeite zich op een sociaal geaccepteerde manier uit te drukken

  3. Het level van intelligentie moet 75 of lager zijn en de persoon moet moeite hebben met gedragsaanpassing

  4. Geen van bovenstaande

Vraag 4

Wat is waar over de voorspellende waarde van testen bij baby's?

  1. Als de scores in de buurt van normaal of hoger komen, dan heeft de test weinig tot geen voorspellende waarde

  2. Als de score in de laagste percentielen valt, dan verschaft de test een valide voorspelling van een beperking in de kinderjaren

  3. Zowel A als B zijn waar

  4. Zowel A als B zijn niet waar

Vraag 5

Welke schaal hoort niet bij de Bayley III?

  1. Cognitieve schaal

  2. Motorschaal

  3. Rekenkundige schaal

  4. Aanpassend gedrag schaal

Vraag 6

De Peabody Picture Vocabulary Test-4 heeft een hoge betrouwbaarheid, maar niet voor...

  1. Kinderen onder de 10 jaar

  2. Kinderen met cerebrale afwijkingen

  3. Kinderen met buitenlandse afkomst

  4. Alle bovengenoemde

Vraag 7

Wat is karakteristiek voor een mentale beperking?

  1. Significante limieten in intellectueel functioneren

  2. Beperkingen in aanpassingsgedrag

  3. Problemen die ontstaan voor de leeftijd van acht jaar

  4. Alle bovengenoemde

Vraag 8

Welke vaardigheid valt niet onder adaptief gedrag?

  1. Conceptuele vaardigheden

  2. Praktische vaardigheden

  3. Spatiële vaardigheden

  4. Sociale vaardigheden

Vraag 9

Voor welke leeftijd is de Bayley-III test geschikt?

  1. 1 tot 24 maanden

  2. 1 tot 30 maanden

  3. 1 tot 36 maanden

  4. 1 tot 42 maanden

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Populaties met zwakke motorische vaardigheden en problemen met verbale uiting

Vraag 2

A. Baby's en kleuters (0-4 years)

Vraag 3

C. Het level van intelligentie moet 75 of lager zijn en de persoon moet moeite hebben met gedragsaanpassing

Vraag 4

C. Zowel A als B zijn waar

Vraag 5

C. Rekenkundige schaal

Vraag 6

C. Kinderen met buitenlandse afkomst

Vraag 7

D. Alle bovengenoemde

Vraag 8

C. Spatiële vaardigheden

Vraag 9

D. 1 tot 42 maanden

Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong? - TentamenTests 8

MC-vragen

Vraag 1

Welke bewering is juist?

I. De Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence heeft een grote voorspellende capaciteit op de lange termijn.

II. Kinderen met het Rett syndroom hebben aanvankelijk verschillende karakteristieken.

  1. I is juist, II is onjuist
  2. II is juist, I is onjuist
  3. Beide zijn juist
  4. Beide zijn onjuist

Vraag 2

Wat is een goede definitie voor een karaktereigenschap?

  1. Elke manier waarop een individu op de lange termijn verschilt van een ander individu

  2. De reden dat mensen van dezelfde leeftijd een bepaald type gedrag vertonen

  3. Een uitleg voor vreemd gedrag van individuen

  4. Geen van bovenstaande

Vraag 3

Wat meet de Eysenck Personality Questionnaire (EPQ)?

  1. Psychoticisme

  2. Extraversie

  3. Neuroticisme

  4. Alle bovenstaande

Vraag 4

Welke factor behoort niet tot de 'Big Five'?

  1. Neuroticisme

  2. Extraversie

  3. Sensatie zoeken

  4. Agreeableness

Vraag 5

De belangrijkste bron die wordt gebruikt bij de Tat is:

  1. Inktvlekken

  2. Een toren

  3. Focus van concentratie

  4. Afbeeldingen

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Beide zijn onjuist

Vraag 2

A. Elke manier waarop een individu op de lange termijn verschilt van een ander individu.

Vraag 3

D. Alle bovenstaande

Vraag 4

C. Sensatie zoeken

Vraag 5

D. Afbeeldingen

Hoe gaat de assessment van normaliteit en menselijke kwaliteiten in zijn werk? - TentamenTests 9

MC-vragen

Vraag 1

Welke bewering is juist?

I. Bij alle Wechsler testen is de standaarddeviatie 15.

II. Bij onderzoek naar stabiele persoonlijkheid is een longitudinale studie het best.

  1. I is juist, II is onjuist

  2. II is juist, I is onjuist

  3. Beide zijn juist

  4. Beide zijn onjuist

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. II is juist, I is onjuist

Hoe werkt neuropsychologische assessment en screening? - TentamenTests 10

MC-vragen

Vraag 1

Afasie in het gebied van Wernicke leidt tot ___ (1)___ en afasie in het gebied van Broca leidt tot ___(2)___.

  1. (1) onduidelijke en vage spraak, maar het taalbegrip is intact; (2) een sterk verminderd taalbegrip

  2. (1) een sterk verminderd taalbegrip; (2) onduidelijke en vage spraak, maar het taalbegrip is intact

  3. (1) problemen bij het vinden van woorden; (2) leesproblemen

  4. (1) leesproblemen; (2) problemen bij het vinden van woorden

Vraag 2

Wat wordt soms vergeleken met een 'spotlight' in ons brein dat bepaald wat relevant is en het irrelevante negeert?

  1. Realisatie

  2. Bewustzijn

  3. Aandacht

  4. Visueel zoeken

Vraag 3

Over het algemeen zijn taalfuncties in het brein...

  1. Links gelateraliseerd

  2. Gemiddeld verspreid over beide hemisferen

  3. Rechts gelateraliseerd

  4. Direct gerelateerd aan handigheid

Vraag 4

Welke testbatterijen zijn de twee hoofdbenaderingen in neuropsychologische assessments?

  1. Vloeibaar en gekristalliseerd

  2. Gestandaardiseerd en subjectief

  3. Projectief en objectief

  4. Patiënt-gericht en standaard

Vraag 5

Welke van de volgende testen is geen aandachtstest?

  1. Test of daily attention (Test of Everyday Attention)

  2. Continuous Performance Test

  3. Porch Communication Ability

  4. Geen van bovenstaande

Vraag 6

Op wat zou een klinisch onderzoek voor afasie zich niet op focussen?

  1. Spontane spraak

  2. Het vinden van woorden

  3. Taalbegrip

  4. Woordenschat

Vraag 7

Welke soort afasie wordt hier besproken: 'Het begrijpen van de betekenis is moeilijk, maar de taal wordt vloeiend gesproken'.

  1. Broca's afasie

  2. Motor afasie

  3. Sensory afasie

  4. Wernicke's afasie

Vraag 8

Welke test onderzoekt niet het langetermijn denken van kinderen?

  1. 15 woorden test

  2. Tower of London

  3. Corsi Block Tapping test

  4. Marshmallow test

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. (1) een sterk verminderd taalbegrip; (2) onduidelijke en vage spraak, maar het taalbegrip is intact.

Vraag 2

C. Aandacht

Vraag 3

A. Links gelateraliseerd

Vraag 4

D. Patiënt-gericht en standaard

Vraag 5

C. Porch Communication Ability

Vraag 6

D. Woordenschat

Vraag 7

D. Wernicke's afasie

Vraag 8

D. Marshmallow test

Wanneer en hoe worden industriële, beroeps- en carrière assessments gedaan? - TentamenTests 11

MC-vragen

Vraag 1

Waarom is het voor (jonge) kinderen moeilijk zichzelf uit te drukken in hun eigen emoties en gedrag?

  1. Ze zijn op verbaal-niveau nog niet voldoende vaardig en hebben onvoldoende zelfinzicht.

  2. Ze zijn bang voor de mening van de onderzoeker.

  3. De emoties van kinderen verandert te vaak.

  4. Ze zijn geneigd om dingen te verbergen of te liegen over dingen.

Vraag 2

Wat is adaptief gedrag?

  1. Conceptuele, praktische en sociale vaardigheden.

  2. Gedrag dat voorkomt wanneer executief functioneren zich ontwikkelt.

  3. Gedrag dat is veroorzaakt door een sterke emotie.

  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 3

Wanneer de geldigheid van tests voor biodata en cognitieve vaardigheden wordt vergeleken voor wat betreft hun voorspellende vermogen om te trainen, wordt vaak vastgesteld dat...

  1. Biodata beter werkt dan cognitieve vaardigheidstests.

  2. Cognitieve vaardigheidstests werken beter dan biodata.

  3. Biodata en cognitieve vaardigheidstests werken beiden even goed.

  4. Zowel biodata als cognitieve vaardigheidstest werken niet goed voor studenten.

Vraag 4

Gedragsonderzoek wordt over het algemeen het meest gebruikt bij de volgende populatie:

  1. Kinderen

  2. Jongvolwassenen

  3. Volwassenen van middelbare leeftijd

  4. Ouderen

Vraag 5

Wat is geen nadeel van gedragsvragenlijsten?

  1. Ze zijn een slechte methode voor het diagnosticeren van externaliserende problemen.

  2. Ze zijn een slechte methode voor het diagnosticeren van internaliserende problemen.

  3. Ze zijn afhankelijk van reactiesets van participanten.

  4. Vaak bevatten ze dubbelzinnige termen die de frequentie van metingen subjective maakt.

Vraag 6

Wat is het resultaat van een response set?

  1. Vermindering van de validiteit

  2. Vermindering van de betrouwbaarheid

  3. Vermindering van de sensitiviteit

  4. Vermindering van de specificiteit

Vraag 7

Wie zal een gedragsschaal voor een kind invullen?

  1. Het kind zelf

  2. De ouders

  3. De ouders en de leraar

  4. De onderzoeker

Vraag 8

Classificatie is een manier om testsubjecten onder te verdelen in categorieën. Wat is de juiste volgorde voor classificatie?

  1. Screening, installatie, certificatie, selectie.

  2. Plaatsing, screening, certificatie, selectie.

  3. Plaatsing, selectie, certificatie, screening.

  4. Screening, certificatie, implementatie, selectie.

Vraag 9

CASE is een goed voorbeeld van...

  1. Een 18+ meetinstrument.

  2. Een schaal die het misbruik van hulpbronnen meet.

  3. Een omnibus-meetschaal.

  4. Alle bovengenoemde.

Vraag 10

De BASC-2 bevat:

  1. TRS

  2. PRF

  3. TRF & PRF

  4. TRS and PRS

Vraag 11

Welke stelling(en) zijn niet juist?

  1. Er kunnen geen diagnoses worden gesteld van de CBCL.

  2. Er zijn twee versies van de CBCL.

  3. CBCL wordt gedaan door zowel de ouders als de leraren.

  4. CBCL is subjectief.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Ze zijn op verbaal-niveau nog niet voldoende vaardig en hebben onvoldoende zelfinzicht.

Vraag 2

A. Conceptuele, praktische en sociale vaardigheden

Vraag 3

C. Biodata en cognitieve vaardigheidstests werken beiden even goed.

Vraag 4

A. Kinderen

Vraag 5

A. Ze zijn een slechte methode voor het diagnosticeren van externaliserende problemen.

Vraag 6

A. Vermindering van de validiteit

Vraag 7

C. De ouders en de leraar

Vraag 8

C. Plaatsing, selectie, certificatie, screening

Vraag 9

C. Een omnibus-meetschaal

Vraag 10

D. TRS and PRS

Vraag 11

C. CBCL wordt gedaan door zowel de ouders als de leraren.

Waar ligt de toekomst van psychologische testen? - TentamenTests 12

MC-vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen een klinisch en actuarieel oordeel?

  1. Een klinische beoordeling is gebaseerd op empirische kennis; een actuarieel oordeel maakt gebruik van ervaring, intuïtie en kennis van de onderzoeker.

  2. Een klinische beoordeling maakt gebruik van de ervaring, intuïtie en kennis van de onderzoeker; een actuarieel oordeel is gebaseerd op empirische kennis.

  3. Een klinische beoordeling maakt alleen gebruik van testscores; in een actuarieel onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van onderzoeksobservaties.

  4. Het klinische oordeel is een betere statistische voorspeller dan het actuariële oordeel.

Vraag 2

Wat is van toepassing op de CAT test?

  1. De test wordt afgenomen in groepen.

  2. De test is non-verbaal.

  3. De test is een goede meting voor persoonlijkheid.

  4. De test wordt afgenomen op de computer.

Vraag 3

Hoe wordt het genoemd als een psycholoog haar ervaring, intuïtie en kennis gebruikt om te bepalen of een cliënt een mogelijke depressie heeft?

  1. Een actuarieel oordeel

  2. Een gestandaardiseerde mening

  3. Een klinisch oordeel

  4. Een statistiche mening

Vraag 4

Extreme scores worden in sommige tests getest. Wat is waar over extreme scores in CAT in vergelijking met de traditionele methoden van testen?

  1. De extreme scores zijn minder accuraat in CAT dan in traditionele methoden van testen.

  2. De extreme scores zijn meer accuraat in CAT dan in traditionele methoden van testen.

  3. De extreme scores in CAT zijn even accuraat als die in traditionele methoden van testen.

  4. De extreme scores in CAT laten meer regressie tot het gemiddelde zien dan in traditionele methoden van testen.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Een klinische beoordeling maakt gebruik van de ervaring, intuïtie en kennis van de onderzoeker; een actuarieel oordeel is gebaseerd op empirische kennis.

Vraag 2

D. De test wordt afgenomen op de computer.

Vraag 3

C. Een klinisch oordeel

Vraag 4

B. De extreme scores zijn meer accuraat in CAT dan in traditionele methoden van testen.

Hoe kunnen gedragsproblemen worden gediagnosticeerd? - TentamenTests 11

MC-vragen

Vraag 1

Een … meet een brede spreiding van symptomen en gedragingen en een ….. meet een specifiek domein van spreiding van symptomen en gedragingen.

  1. Single domain rating scale; syndrome-specific rating scale
  2. Syndrome-specific rating scale; omnibus rating scale
  3. Omnibus rating scale; single domain rating scale
  4. Single domain rating scale; omnibus rating scale

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Syndrome-specific rating scale; omnibus rating scale

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1091