Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Wat houdt het goederenrecht in? - Hoofdstuk 1

 

1. 

Voor 1992 werd het goederenrecht nog 'zakenrecht' genoemd. Ook onder de oude wet dekte deze term de lading niet. Aangezien in de nieuwe systematiek van de wet het begrip 'zaak' alleen nog slaat op stoffelijke voorwerpen, wordt de term goederenrecht nu gebruikt. Zo ook voor dit boek.

2. 

In dit boek, en de samenvatting, wordt het goederenrecht behandeld. Dat omvat grote delen van het algemeen vermogensrecht uit Boek 3. Maar ook de zakelijke rechten uit Boek 5. Ook komen er een aantal bijzondere wetten ter sprake. Zo ook de wijze van verkrijging en verlies van goederen. Dit boek is opgedeeld in nummers en volgt grotendeels de volgorde van de wet.

3.

Het goederenrecht is een onderdeeld van het vermogensrecht. Dat recht gaat over het vermogen dat iemand heeft. Dat begrip wordt op meerdere manieren gebruikt. Maar in het privaatrecht gebruikt men de term in ruimere zin: iemands op geld waardeerbare rechten en plichten.

4.

In artikel 3:1 BW wordt bepaald dat alle zaken en alle vermogensrechten onder de term 'goederen' vallen. Vandaar de term goederenrecht. Goederen zijn de voornaamste 'actieve' bestanddelen van iemands vermogen.

5.

Als we het over zaken hebben, hebben we het over voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Dat hoeft niet per se iets van betekenis te zijn of iets met een bijzondere vermogenswaarde. Zelfs een zak met afval is dus, ondanks de negatieve waarde die het heeft, een zaak. Daarnaast is het ook geen vereiste dat de zaak aan iemand toebehoort. Ook een 'res nulluis' -de achtergelaten fiets- is een zaak. In de wetsgeschiedenis is ook niet gekozen voor de term voorwerp maar object. Anders gaan mensen een zaak te veel als een 'ding' zien en ontstaat er verwarring. Ook blijkt uit de geschiedenis dat men gedachten, merken en energie niet als zaken heeft willen aanmerken. Wel kunnen er rechten op hierop worden verkregen. Desondanks zijn het geen zaken. 

6. 

Belangrijk is om te realiseren dat de grenzen van het begrip zaak worden getrokken bij de omschrijving 'stoffelijk object'. Een zaak is altijd een object van stoffelijke aard. Ook is een zaak niet voor menselijke beheersing vatbaar wanneer we het bijvoorbeeld hebben over lucht of de zee. Maar water in een fles en zuurstof in een tank zijn dan weer wel voor menselijke beheersing vatbaar. Zolang de zaak maar individualiseerbaar is. Zo ook bijvoorbeeld software, ondanks dat je dit niet per sé stoffelijk kunt maken.

7. Wat zijn vermogensrechten?

Het andere compenent dat het begrip goederen vormt zijn de vermogensrechten. Dit zijn rechten die:

  • afzonderlijk overdraagbaar zijn of

  • samen met een ander recht overdraagbaar zijn of

  • ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen of

  • zijn verkregen in ruil voor (in het vooruitzicht gesteld) stoffelijk voordeel.

Voorbeelden van vermogensrechten zijn:

  • rechten op zaken, zoals erfpacht (en rechten op dergelijke rechten, zoals hypotheek op een erfpachtrecht)

  • rechten op prestaties, zoals vorderingen om te doen of na te laten (en rechten op dergelijke rechten, zoals vruchtgebruik op een vordering)

  • rechten op ideeën, zoals octrooi- en auteursrecht (en rechten op dergelijke rechten, zoals licentie bij octrooirecht)

  • voorwaardelijke rechten

  • aandelen in rechtspersonen

  • lidmaatschapsrechten in verenigingen

8.

Ook het eigendomsrecht is een vermogensrecht. Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben (art. 5:1). Vanwege zijn karakter als allesomvattend recht wordt dit vaak vereenzelfigd met de zaak waarop het recht rust.

9. Wat is goodwill?

Onder goodwill verstaat men het verschil tussen de waarde van een bedrijf en de optelsom van de goederen die bij dat bedrijf behoren. Dit verschil bestaat onder andere uit de vaste klantenkring, de kwaliteit en de ligging van het pand waarin het bedrijf wordt uitgeoefend. Hoewel die goodwill een zekere waarde vertegenwoordigt, wordt goodwill niet als vermogensrecht beschouwd. De reden daarvoor is dat goodwill een bepaalde feitelijke situatie vertegenwoordigt (die voor een groot deel toekomt aan de ondernemer) waarbij het maar de vraag is of de opvolgende ondernemer die situatie voort kan zetten. Op de overdraagbaarheid van goodwill wordt later nog ingegaan.

10. Onroerende en roerende zaken

Het onderscheid tussen onroerende en roerende zaken heeft alleen betrekking op zaken en dus niet op vermogensrechten. Het onderscheid is onder andere van belang voor de wijze van levering (art. 3:89). In de wet is geregeld welke zaken roerend zijn en welke zaken onroerend zijn. De specifieke zaken opgesomd in art. 3:3 lid 1, die duurzaam met de grond zijn verenigd, zijn onroerend en alle andere zaken zijn ingevolge art. 3:3 lid 2 roerend. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw duurzaam met de grond is verenigd, is bepalend of dat gebouw naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Zie ook de arresten Windturbines en Portacabin. Water is in elk geval nooit onroerend. De basis voor onroerend vormt altijd de grond. 

11. Wat zijn registergoederen?

Bij registergoederen gaat het om goederen waarbij voor de overdracht of vestiging inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10). De meeste registergoederen zijn onroerende zaken, maar het kan ook gaan om roerende zaken of vermogensrechten. Registergoederen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. Er moet een register zijn waarin de vestiging of overdracht van het goed kan worden ingeschreven.

  2. Dat register moet openbaar zijn.

  3. Overdracht of vestiging van het registergoed treedt pas in na inschrijving in het register, dat wil zeggen dat die inschrijving een constitutief vereiste is.

12. Wat wordt er bedoeld met 'bestanddelen'?

Veel zaken zijn samengesteld. Zo heeft een tafel bijvoorbeeld een tafelblad en vier poten, een huis bestaat uit bakstenen etc. Die onderdelen noem je dus bestanddelen. Dat zijn geen zaken in de zin van het recht omdat zij geen zelfstandig bestaan leiden. Maar op het moment dat je de zaken demonteert/uit elkaar haalt dan maak je er wel zelfstandige zaken van. Andersom geldt hetzelfde: als je bepaalde zelfstandige zaken in elkaar zet dan worden dat bestanddelen van een nieuwe (zelfstandige) zaak. 

Of een zaak bestanddeel is van een andere zaak beoordeelt men in de eerste plaats aan de hand van de verkeersopvatting (art. 3:4 lid 1). Dat kan de opvatting van de meerderheid zijn of de opvatting van experts. Het blijft een vage term. In de arresten Depex/Curatoren van Bergel en Ontvanger/Rabobank heeft de Hoge Raad geoordeeld dat daarbij bijvoorbeeld gelet kan worden op of een fabrieksgebouw en machine op elkaar zijn afgestemd of dat het fabrieksgebouw zonder die machine als onvoltooid moet worden beschouwd. Of een zaak bestanddeel is van een andere zaak beoordeelt men in de tweede plaats aan de hand van de vraag of de betreffende zaak van de hoofdzaak kan worden losgekoppeld zonder dat aan een van de zaken schade van betekenis wordt toegebracht. Als daarbij schade van betekenis wordt toegebracht, dan is er sprake van een bestanddeel. Als op basis van dit tweede criterium kan worden bepaald of een zaak een bestanddeel is, dan hoeft men niet meer te kijken naar het eerste criterium. 

Ook de wet zelf geeft nadere regels voor bestanddeelvorming. Voor roerende zaken vind je die in artikel 5:14 lid 3 BW. Maar ook bijvoorbeeld voor voortbewegingswerktuigen en machines in schepen in artikel 8:1 lid 3 BW. Voor onroerende zaken geeft artikel 5:20 BW vooral vaak de doorslag.

13. Wat is natrekking en zaaksvorming?

Het verschijnsel dat een zaak de juridische zelfstandigheid verliest doordat dit zaak bestanddeel wordt van een andere zaak noemt men natrekking. Als je van meerdere voorwerpen een nieuw voorwerp met een geheel nieuwe identiteit vormt, dan noem je dat zaaksvorming. Als de voorwerpen voor de natrekking of zaaksvorming verschillende eigenaars hadden, dan kan er een nieuwe eigendomssituatie ontstaan. Zakenrechtelijk volgt het bestanddeel in alle opzichten het lot van de hoofdzaak. Zo komt een bestanddeel van een huis bijvoorbeeld te vallen onder het pand- of hypotheekrecht. 

14. Zijn bestanddelen juridisch van elkaar te scheiden?

Bij roerende zaken is het moeilijk om de natrekking te doorbreken. De enige manier daarvoor is dat geen van de zaken als hoofdzaak kan worden aangewezen. Dan ontstaat er namelijk mede-eigendom. Bij onroerende zaken is de juridische scheiding van de eigendom wel mogelijk. Zo bestaat er het recht van opstal waarbij men de bestaande zakenrechtelijke eenheid tussen grond en bovenbouw kan doorbreken. Zo kan een boom of een huis een andere eigenaar hebben dan de ondergrond.

15. Hoe zit het met de vruchten?

Sommige zaken werpen vruchten af; appels vallen van een boom en olijven worden geoogst. Dat zijn natuurlijke vruchten. Maar er bestaan ook economische vruchten zoals de rente op een lening of de erfpachtcanon die een stuk grond op kan brengen. Of iets een natuurlijke of een 'burgerlijke' vrucht is wordt aan de verkeersopvatting voergelaten. Vervreemding van een goed betekent ook vervreemding van toekomstige vruchten. Dus als jij een koe verkoopt, dan verkoop jij ook je 'aanspraak' op eventuele toekomstige kalveren.

16. Goederen in het algemeen

Soms vormen meerdere zaken een eenheid, zoals een kudde schapen. In goederenrechtelijk opzicht kunnen die afzonderlijke goederen echter niet gemeenschappelijk worden overgedragen en moeten deze dus afzonderlijk worden overgedragen. Die goederen moeten dus ook worden overgedragen op de per goed voorgeschreven wijze. De wet bepaalt niets over of je datgene dan ook als een juridische eenheid moet behandelen. Dat is verbintenisrechtelijk wel mogelijk. 

17. Hoe zit het met gemeenschappen?

Een ontbonden gemeenschap van bijvoorbeeld een huwlijk, maatschap of vennootschap is wel een vermogenscomplex dat als geheel wordt behandeld. De regeling verondersteld altijd dat er sprake is van meerdere deelgenoten. Desondanks kan er over een gemeenschap in het geheel worden beschikt.

18. De rechtspersoon

In het geval van de rechtspersoon is er sprake van een bijzonder soort rechtssubject: de economische gerechtigden tot zijnv ermogen kunnen wisselen, terwijl in juridisch opzicht het vermogen steeds blijft toebehoren aan diezelfde rechtspersoon. Pas als men het vermogen wil vervreemden moet men het 'vermogen' in afzonderlijke goederen env erplichtingen onderverdelen. In het economisch verkeer en in verbintenisrechtelijk opzicht kan een bedrijf als entiteit figureren, maar in goederenrechtelijke zin pleegt men het bedrijf niet als eenheid te beschouwen. Zo is goodwill louter een verbintenisrechtelijke figuur.

19. Inboedel

Met artikel 3:5 BW is er een afzonderlijk wetsartikel gewijd aan inboedel. Desondanks is er geen sprake van een goederenrechtelijk geheel of een bestanddeel van een huis. Het is slechts bedoeld als omschrijving ten behoeve van een aantal wetsbepalingen van het huwelijksvermogensrecht.

20. Tegenwoordige en toekomstige goederen

Bij toekomstige goederen gaat het om goederen die in het geheel nog niet bestaan, zoals de fruitopbrengst van een boomgaard van volgend jaar of de vordering tot betaling van een nog niet vervallen huurtermijnen of goederen die wel al bestaan, maar waarover men nog niet de beschikking heeft en men verwacht die beschikking binnenkort wel te zullen krijgen, zoals een zaak die wel al verkocht is maar nog niet aan de koper is overgedragen

21. Absolute en zakelijke rechten

Bij absolute rechten gaat het om rechten die tegenover iedereen werken. Een onderdeel van absolute rechten zijn de zakelijke rechten van Boek 5 BW die steeds op een zaak rusten, zoals bijvoorbeeld eigendom, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal en appartementsrechten. Er zijn ook absolute rechten in Boek 3 BW die op ieder goed kunnen rusten, zoals bijvoorbeeld vruchtgebruik, pand en hypotheek. In de wet is er een gesloten stelsel van absolute rechten. Dat betekent dat absolute rechten alleen kunnen bestaan voor zover ze in de wet zijn vastgesteld.

22 en 23. Onderscheid tussen absolute en relatieve rechten

Absolute en en relatieve rechten zijn verschillend van aard. Bij relatieve rechten gaat het om rechten die slechts tegenover bepaalde personen werken, zoals bijvoorbeeld een koopovereenkomst. Het verschil tussen absolute rechten en relatieve rechten is dat absolute rechten op een goed rusten (en dat iedereen dat recht moet respecteren), terwijl relatieve rechten slechts tegen één of enkele personen werken. Het verschil tussen absolute en relatieve rechten blijkt nog duidelijker bij soortgelijke rechten, zoals het relatieve recht van bruikleen (art. 7A:1777) en het absolute recht van vruchtgebruik (art. 3:201). In beide gevallen is de gerechtigde houder van de auto voor de eigenaar en moet hij die auto aan het einde van de afgesproken periode teruggeven. In beide gevallen heeft de houder tegenover de eigenaar en zijn rechtsopvolgers onder algemene titel (die hem in al zijn rechten en plichten opvolgen, art. 3:80) het recht om de auto gedurende de afgesproken periode onder zich te houden. Een belangrijk verschil is echter dat de vruchtgebruiker zijn recht ook tegenover rechtsopvolgers onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3) kan uitoefenen, terwijl de bruiklener zijn recht alleen kan inroepen tegenover de vorige eigenaar.

24. Onderscheid in het geval van een faillisement

In het geval van een faillisement kan de crediteur van de failliet zijn recht slechts tegen de failliet inroepen, terwijl alle crediteuren in beginsel een gelijk recht hebben (hoewel er uitzonderingen zijn, art. 3:277). De absoluut gerechtigde kan zijn recht echter inroepen tegen de failliet en alle anderen alsof er geen faillissement is. Dit noemt men ook wel de separatistpositie.

25. Vordering kan voorwerp van absoluut recht zijn

In het licht van het bovenstaande moet men beseffen dat een vordering -die een relatief recht geeft- als zodanig voorwerp kan zijn van absolute rechten. De vordering zelf geeft de crediteur een (relatief) recht tegen een persoon, de absoluut gerechtigde heeft een recht op de vordering. Zodoende kan men een vordering in vruchtgebruik geven of verpanden. 

26. Hoe zit het met beperkte rechten?

Beperkte rechten zijn afgeleid uit een meeromvattend recht dat met dat beperkte recht is bezwaard (art. 3:8). Dat beperkte recht is steeds afgesplitst van een zogenoemd moederrecht. Voorbeelden van beperkte rechten zijn erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal, vruchtgebruik, pand en hypotheek. In die gevallen is het moederrecht steeds het eigendomsrecht. Niet alle beperkte rechten zijn te vinden in het BW. Soms vind je ze ook in bijzondere wetten zoals de licentie afgeleid uit een octrooirecht en bijv. een reprorecht afgeleid uit een auteursrecht.

27. Hoe zit het met afhankelijke rechten?

Bij afhankelijke rechten gaat het om rechten die teniet gaan met het recht waaraan zij zijn verbonden en alleen over kunnen gaan op anderen in samenhang met het hoofdrecht, art. 3:7). Voorbeelden hiervan zijn rechten van pand en hypotheek, de erfdienstbaarheden en het recht van opstal. Het onderscheidende van afhankelijke rechten is niet zozeer dat zij voor hun bestaan afhankelijk zijn van hun hoofdrechten, maar vooral dat zij geen eigen goederenrechtelijk bestaan kunnen leiden. Zij volgen automatisch het recht waaraan zij zijn verbonden en kunnen niet gescheiden van dat recht worden overgedragen (art. 3:82).

28. Wat zijn vorderingen op naam?

Een belangrijk deel van de vermogensrechten zijn vorderingen. Dit zijn relatieve rechten en kunnen in goederenrechtelijk opzicht worden vervreemd en bezwaard. Er bestaan verschillende soorten vorderingen. Bij vorderingen op naam gaat het om vorderingen die niet door middel van het opmaken van een daartoe strekkend papier tot order- of toondervordering is gemaakt. Voor het bestaan van vorderingen op naam is geen papier vereist. Het feit dat de vordering op naam is gesteld betekent ook niet dat de vordering niet overdraagbaar is. Overdracht van vorderingen op naam vindt plaats door het opmaken van een akte en mededeling van de overdracht aan de schuldenaar (art. 3:94). 

29. Order- en toondervorderingen

 Toonder- of ordervorderingen staan wel op papier. Toondervorderingen worden geleverd door overhandiging van het papier aan de verkrijger (art. 3:93), terwijl ordervorderingen worden geleverd doordat de crediteur middels een zogenoemd endossement op het papier aan de debiteur mededeelt dat de met name genoemde verwerven van de vordering diens nieuwe crediteur is.

30. Wat zijn zakenrechtelijke papieren?

 In de wet komt men ook de term zakenrechtelijke papieren tegen. Daarbij gaat het niet alleen om toonder- of ordervorderingen, maar ook om andere toonder- of orderpapieren zoals het cognossement en de ceel. Die papieren zijn bedoeld om zaken die zich in handen van derden bevinden op eenvoudige wijze over te dragen. Dat papier belichaamt niet zozeer een vordering, maar de eigendom van de betreffende zaken.

31. Aandelen

Een aandeel in een NV of BV is een waardepapier, dat op naam of aan toonder kan zijn gesteld. De BV kent uitsluitend aandelen op naam, de NV aandelen op naam en aan toonder. Voor de overdracht van aandelen volgt men de voorschriften van Boek 2 BW.

32. Eigenaar-houder

Dat iemand een zaak onder zich heeft, zegt nog niets over diens juridische status. De eigenaar heeft het meest omvattende recht en kan de zaak gebruiken en vervreemden (overdragen). Een houder daarentegen mag die zaak alleen lenen van de eigenaar en voor een bepaalde tijd gebruik maken van de zaak. Degene die een goed houdt voor zichzelf noemt men bezitter. Hoewel diegene zich dan als rechthebbende gedraagt, betekent dit niet dat diegene ook rechthebbende of eigenaar is.

33. Bezit

Als men een goed niet houdt voor een ander, dan houdt men het goed voor zichzelf. Dat noemt men een bezitter van het goed. Men kan bezitter zijn van ieder goed: van een zaak -roerend of onroerend-, beperkt recht of een vordering. Daarmee is nog niets gezegd of de bezitter wel rechthebbende is. De maatstaf is in elk geval of de bezitter zich als eigenaar of rechthebbende gedraagt.

34. Rechthebbende en gerechtigde

De term eigenaar gebruikt men ten aanzien van zaken, terwijl men de term rechthebbende gebruikt ten aanzien van vorderingen. Eigenaar en rechthebbende zijn goederenrechtelijke termen. In verbintenisrechtelijke zin noemt men de eigenaar of rechthebbende ook wel crediteur.

35. Wat is 'goede trouw'?

Op verschillende plekken in het vermogensrecht komt men de term te goeder trouw tegen. Deze term houdt in dat men zich onder omstandigheden op een bepaald gewekt vertrouwen kan beroepen. De wederpartij kan zich dan dus niet beroepen op het standpunt dat het gewekte vertrouwen onjuist is. Voorbeelden van formuleringen waarin goede trouw een rol speelt zijn:

  • 'tenzij deze de onjuistheid kende of had behoren te kennen' (art. 3:25 en 3:26)

  • 'overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen' (art. 3:35 en 3:36)

  • 'weet of behoort te begrijpen' (art. 3:70)

  • 'geen reden had te twijfelen' (art. 3:291 lid 2)

  • 'wist noch behoefde te weten' (art. 6:15 lid 3)

  • 'op redelijke gronden heeft aangenomen' (art. 6:34)

  • 'redelijkerwijze geen rekening mee hoefde te houden' (art. 6:204 en 6:212)

Naast de onderscheiding tussen te goeder trouw en niet te goeder trouw, gebruikt de wet soms ook de term 'te kwader trouw'. Uit de bovenstaande formuleringen kan men afleiden dat voor een beroep op goede trouw vereist is dat men de werkelijke situatie niet kende en deze in de gegeven omstandigheden ook niet had behoren te kennen. Afhankelijk van de situatie kan de rechter strengere eisen stellen aan wat men had behoren te kennen voor een gerechtvaardigd beroep op goede trouw.

36. Redelijkheid en billijkheid

In het goederenrecht speelt de redelijkheid en billijkheid een minder grote rol dan in het verbintenissenrecht. Voorbeelden van bepalingen die verwijzen naar de redelijkheid en billijkheid zijn art. 3:12, 5:78, 5:80 en 5:97.

37. Misbruik van bevoegdheid

In dit kader speelt het leerstuk van misbruik van bevoegdheden juist wel een grotere rol (art. 3:13). In hoofdstuk 10 wordt dit leerstuk nader uitgewerkt.

38. Publiekrecht en privaatrecht

Hoewel bevoegdheden van overheidsinstanties publiekrechtelijk zijn geregeld, kunnen die instanties ook in privaatrechtelijke zin optreden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld eigenaar, erfpachter, crediteur of aandeelhouder zijn. De uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden door overheidsinstanties kunnen worden beïnvloed door publiekrechtelijke regels (art. 3:14). 

39. Zaken met een openbare bestemming

Zaken die een openbare bestemming hebben worden ook wel publiek domein genoemd. Bijvoorbeeld een openbaar strand of openbaar gebouw. De eigenaar van een publieke zaak met een openbare bestemming heeft ten aanzien van de zaak slechts die bevoegdheden die zich verdragen met de publieke bestemming.

40. Ontstaan en vervallen publieke bestemming

Een openbare bestemming blijkt niet uit de zaak zelf. Die moet nadrukkelijk aan de zaak worden gegeven. Men kan dit doen door dit kenbaar te maken. Hiervoor geldt geen vormvereiste.

 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Image

Follow the author: Anouar
More contributions of WorldSupporter author: Anouar:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1009