Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB), tegen de andere uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Zowel bij de CRvB als bij de ABRvS voert hij in zijn beroepschrift een beroepsgrond aan die hij nog niet eerder heeft aangevoerd en komt hij in de loop van de procedure met nieuw bewijs (in beide gevallen betreft het een omvangrijk deskundigenrapport over zijn gezondheidssituatie) voor beroepsgronden die hij ook al bij de rechtbank had aangevoerd.

In hoeverre zullen de beide hogerberoepsinstanties bereid zijn de beroepsgrond en het bewijs bij de beoordeling van het hoger beroep te betrekken? (3 punten)

Vraag 4b

De heer Visser vindt dat hij door een baliemedewerkster van de gemeente Leeuwarden onheus is bejegend toen hij in februari 2015 een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats indiende. Zo kwam hij bijna vast te zitten in de draaideur van het gemeentehuis en schoot de medewerkster hem niet te hulp. Verder had ze nauwelijks aandacht voor zijn persoonlijke verhaal bij het inleveren van zijn papieren ten behoeve van zijn aanvraag.

Ziet u een mogelijkheid voor de heer Visser om vandaag de dag succesvol zijn ongenoegen over de gang van zaken te uiten? (2 punten)

Vraag 5

Sanne Maassen volgt een Mbo-opleiding Kunst en creatie (BBL) aan het Noorderpoortcollege in Groningen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft bij brief van 13 november 2016 aan Sanne medegedeeld dat zij per 1 november 2016 niet langer in aanmerking komt voor studiefinanciering omdat zij per die datum niet langer voltijd studeert. Tegen dit besluit heeft Sanne bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure blijkt na controle van het studieregistratiesysteem dat Janine al sinds 15 februari 2016 in deeltijd studeert.

Leg uit of de minister deze informatie mag betrekken bij zijn beslissing op het bezwaar. (5 punten)

Vraag 6a

Mevrouw Leijen wil graag in de gemeente Schagen een kinderopvang beginnen en heeft voor haar bedrijf ‘Kids&co’ een verklaring omtrent gedrag aangevraagd (VOGrp) bij het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG), dat namens de minister op de aanvraag beslist. De aanvraag wordt echter geweigerd. In de beslissing op het door mevrouw Leijen ingediende bezwaarschrift handhaaft de minister het standpunt dat de VOGrp terecht is geweigerd. In beroep bij de rechtbank Noord-Holland slaagt het betoog van mevrouw Kuppens dat bij de screening van de bestuurders van haar bedrijf ten onrechte is gekeken naar financiële delicten die zijn gepleegd door haar ex-man. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verder heeft mevrouw Leijen ook nog een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan (slaagt niet), alsmede een beroep op het vertrouwensbeginsel (laat de rechtbank onbesproken). Tegen de uitspraak van de rechtbank wordt geen hoger beroep ingesteld.

Stel dat in de nieuwe beslissing op bezwaar de VOGrp wederom wordt geweigerd en mevrouw Leijen wederom beroep instelt bij de rechtbank Noord-Holland, waarbij ze wederom een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Zal de rechter deze beroepsgronden inhoudelijk behandelen? (3 punten)

Vraag 6b

Beredeneer dat de doelstellingen die bestuursrechters met de Nieuwe zaaksbehandeling proberen te bereiken, gemakkelijker zijn te bereiken in de bezwaarprocedure dan in de procedure bij de bestuursrechter. (2 punten)

Vraag 7a

Mevrouw Dalen leest op 14 mei 2017 in de lokale krant ‘De Courant’ dat het college van B&W van Middelland op 12 mei 2017 een evenementenvergunning heeft verleend voor het popfestival Concert at Sea op de Hogendam op 30 juni en 1 juli 2017. De vergunning is toegezonden aan de organisatoren van het festival. Mevrouw Dalen was al op de hoogte van de evenementenvergunning vanwege het bericht van 13 mei 2017 via de e-mailservice van ‘mijnoverheid.nl’.

Leg uit wat de laatste dag van de termijn is waarop mevrouw Dalen bezwaar kan maken tegen de evenementenvergunning. (3 punten)

Vraag 7b

Mevrouw Dalen vreest dat de voorbereidingen van Concert at Sea, die drie weken voor het festival al beginnen, gepaard zullen gaan met veel zwerfafval. Weliswaar heeft het popfestival in het kader van ‘Keep it Green’ al verschillende milieubeschermende maatregelen getroffen, maar het kan in de ogen van mevrouw Braafheid altijd beter. Zij heeft, zodra het mogelijk was, bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning en gelijktijdig een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gericht aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ze heeft inmiddels een uitnodiging voor de zitting bij de rechtbank ontvangen. Twee dagen voor de zitting bij de voorzieningenrechter stuurt zij, ter nadere onderbouwing van haar verzoek, een lijvig rapport over zwerfafval in de Noordzee en 125 foto’s waarop zwerfafval is te zien bij de opbouw van het poppodium van Concert at Sea in 2016.

Zal de voorzieningenrechter deze stukken betrekken bij de beoordeling van het verzoek op voorlopige voorziening? (2 punten)

Vraag 8

De heer Luit heeft schade geleden als gevolg van een aan zijn buurman Hals verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een biologische kippenschuur te Kampen. Zijn bezwaar tegen de vergunning is ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens tijdig beroep ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaar.

Stelling: afhankelijk van de hoogte van het bedrag aan schade dat de heer Luit vergoed wil hebben, zijn er voor hem 3 routes of slechts 1 route beschikbaar om zijn schade vergoed te krijgen.

Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is? (5 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Artikel 7:10 lid 1 Awb. de beslistermijn bedraagt 6 weken of 12 weken, als er een commissie als bedoeld in artikel 7:13 lid 1 Awb is ingesteld [1,5 punt] . Artikel 7:10 lid 1 Awb: De termijn begint te lopen vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken [0,5 punt] (en dus niet vanaf het indienen van het bezwaarschrift). Er is een externe bezwarencommissie ex artikel 7:13 lid 1 Awb ingesteld. Aan de voorwaarden van dat artikellid is voldaan. De heer Renkema is weliswaar werkzaam in een andere gemeente, maar dus niet onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. Hij is daarom een extern voorzitter [1 punt]. Antwoord: de beslistermijn bedraagt dus 12 weken, te rekenen vanaf het einde van de bezwaartermijn.

Vraag 1b

Artikel 8:75 lid 1 Awb: de bestuursrechter is bevoegd een bestuursorgaan te veroordelen in de kosten van een belanghebbende, die die belanghebbende in beroep, maar ook in bezwaar, heeft gemaakt [1 punt]. Wel moet zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:15 lid 2 en 3 Awb. Met name is van belang dat de belanghebbende voor het nemen van de beslissing op bezwaar een verzoek om een kostenvergoeding heeft ingediend [0,5 punt] en dat sprake moet zijn van herroeping wegens onrechtmatigheid [0,5 punt]. Dat laatste is vrijwel zeker het geval, omdat het besluit door de rechter is vernietigd.

Vraag 2

Situatie 1: De rechter zal hier zelf in de zaak voorzien op de voet van artikel 8:72a Awb.: “Indien de bestuursrechter een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, neemt hij een beslissing omtrent het opleggen van de boete en bepaalt hij dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.” [1,5 punt]. Situatie 2: De gebreken kunnen worden gepasseerd met toepassing van art. 6:22 Awb [1 punt], of de rechtsgevolgen kunnen door de rechter in stand worden gelaten (art. 8:72 lid 3, onder a, Awb) [1 punt]. Deze situatie leent zich voor toepassing van de bestuurlijke lus op de voet van art. 8:51a Awb [1,5 punt].

Vraag 3a

Een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter (art. 8:1 Awb). De door AMC opgelegde boete is een besluit in de zin van de Awb. [0, 5 punt]. Beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze behorende wet Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een andere wettelijke voorschrift (8:6 Awb). In dit geval is noch in hoofdstuk 2 van de BB noch in een ander wettelijk voorschrift (de Mededingingswet) een andere bestuursrechter aangewezen: absolute competentie rechtbank [1 punt]. Artikel 8:7 van de Awb is geregeld bij welke rechtbank beroep ingesteld moet worden [0,5 punt]. In artikel lid 3 van artikel 8:7 van de Awb is bepaald dat in het geval beroep is ingesteld tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk 3 van de BB in afwijking van het eerste en tweede slechts de door dat hoofdstuk aangewezen rechtbank bevoegd is (concentratie van rechtspraak). In dit geval is in hoofdstuk 3 van de BB en wel in artikel 7 een rechtbank aangewezen. Op grond van dat artikel dient tegen besluiten genomen op grond van de Mededingingswet beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam [1 punt].

Vraag 3b

Ingevolge artikel 8:104, eerste lid, onder a, van de Awb kan een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de Awb [0,5 punt]. Ingevolge artikel 8:105, eerste lid, van de Awb wordt het hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de BB dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift. In dit geval is in hoofdstuk 4 van de BB en wel in artikel 11 een andere hogerberoepsrechter aangewezen. Op grond van dat artikel dient tegen een uitspraak van de rechtbank omtrent een besluit genomen op grond van de Mededingingswet hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1,5 punt].

Vraag 4a

De CRvB gaat uit van een integrale benadering van het bestuursprocesrecht. Nieuwe beroepsgronden en nieuw bewijs ter aanvulling van eerder aangevoerde beroepsgronden worden meegenomen door de rechter, tenzij in strijd met goede procesorde (wederpartij voldoende gelegenheid gehad voor verweer, niet onnodig laat) [1 punt]. De ABRvS gaat uit van een retrospectieve benadering van het bestuursprocesrecht waarbij de hoger beroepsrechter beoordeelt of de bestuursrechter in eerste aanleg juist heeft gehandeld. Nieuwe beroepsgronden worden door de Afdeling niet meegenomen, want kunnen niet leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg gecorrigeerd moet worden [0,5 punt]. De ABRvS laat in beginsel nieuw bewijs ter onderbouwing eerder aanvoerde beroepsgrond toe, tenzij. Het gaat om feiten die behoren tot het bewijsdomein van de burger (deskundigenrapport gezondheidssituatie), risico dat ze buiten geding vallen [0,5]. Het bewijs wordt in de loop van de procedure naar voren gebracht: Zowel bij de CRvB als de ABRvS is het beoordelingskader artikel 8:58 Awb (tot 10 dagen voor de zitting nieuwe stukkken) + goede procesorde in enge zin [1 punt].

Vraag 4b

Klacht indienen bij het bestuursorgaan, art. 9:1 Awb [1 punt]. Echter voor het bestuursorgaan geen verplichting om klacht in behandeling te nemen: gedraging langer dan een jaar voor indiening van de klacht, art. 9:8 sub b Awb [1 punt].

Vraag 5

Uit de Standaarduitspraak Recracenter [0,5 pt] volgt dat artikel 7:11 Awb een volledige heroverweging in bezwaar verlangt [0,5 pt]. Het bestuursorgaan beoordeelt daarbij zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van het bestreden besluit [0,5 pt]. Het bestuursorgaan is daarbij niet gebonden aan de gronden of argumenten die in het bezwaarschrift door Janine naar voren zijn gebracht [0,5 pt]. In bezwaar vindt een ex nunc heroverweging plaats [0,5 pt]. Dit betekent een beoordeling naar de huidige situatie op het moment van de beslissing op bezwaar; gewijzigde rechtsregels, beleid, feitelijke omstandigheden worden meegenomen in de beoordeling [0,5 pt]. Als de minister de informatie n.a.v. controle studieregistratiesysteem betrekt bij de beslissing op bezwaar zou dit betekenen dat Janine reeds per 15 februari 2016 geen recht meer op studiefinanciering heeft. Dit leidt tot een verslechtering van de rechtspositie van Janine (ten opzichte van haar rechtspositie in het primaire besluit). Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius (r.i.p): een bezwaarmaker mag niet slechter worden van zijn eigen bezwaar [1 pt]. Indien het bestuursorgaan ook los van de bezwaarprocedure over een intrekkings- of wijzigingsbevoegdheid beschikt om de studiefinanciering met ingang van een eerdere datum (15 februari 2016) stop te zetten, dan is geen sprake van ontoelaatbare reformatio in peius [1 pt]. Kortom, alleen als de minister over een intrekkings- of wijzigingsbevoegdheid beschikt, mag de informatie n.a.v. controle studieregistratiesysteem worden betrokken in de beslissing op bezwaar.

(NB. voor een goed antwoord is niet noodzakelijk dat studenten daadwerkelijk zoeken naar deze bevoegdheid ex artikel 7:1 wet Studiefinanciering 2000)

Vraag 6a

De vraag ziet op de uitleg en toepassing van de Brummen jurisprudentie. Ingevolge deze uitspraak moet de rechter van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over een beroepsgrond uitgaan, indien deze in een eerdere procedure uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is verworpen [1,5 punt]. Het gelijkheidsbeginsel is in een eerdere procedure uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. De rechtbank zal deze grond daarom niet nogmaals bespreken. Over het vertrouwensbeginsel is nog geen rechterlijk oordeel geweest. De rechtbank mag deze beroepsgrond bespreken [1,5 punt].

Vraag 6b

Doelstellingen van NZB zijn snelheid (zaken snel ter zitting), maatwerk (zowel qua procedure als qua oplossingen) en finaliteit (duidelijkheid over welk besluit voor de toekomst zal gelden, maar meer nog: in een keer definitief een einde aan de procedure) [1 punt, mits kort en juist toegelicht]. Daarnaast goed motiveren waarom de doelstelling van de NZB beter in de bezwaarprocedure te bereiken zijn [1 punt]. Motiveren is iets anders dan verschillen tussen bezwaar en beroep opnoemen.

Vraag 7a

In art. 6:7 Awb is bepaalt dat binnen zes weken bezwaar moet zijn gemaakt [1 punt]. Art. 6:8 lid 1 Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Art. 3:41 Awb lid 1: bekendmaking van een beschikking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende tot wie het besluit is gericht [1 punt]. Uit de casus volgt dat de evenementenvergunning op (vrijdag) 12 mei 2017 is verleend. De termijn vangt aan op (zaterdag) 13 mei 2017 en eindigt 6 weken later op (vrijdag) 23 juni 2017 [1 punt].

Vraag 7b

Het betreft nadere stukken, art. 8:58 Awb. Op grond van art. 8:83 lid 1 Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing bij een verzoek om voorlopige voorziening, met dien verstande dat de termijn voor indienen stukken één dag voor zitting is [1 punt]. Of rechtbank het meeneemt hangt af van goede procesorde [1 punt] (kan andere partij voldoende reageren).

Vraag 8

A heeft beroep ingesteld tegen de aan zijn buurman verleende vergunning. Als de rechter het besluit onrechtmatig acht en vernietigt, komt vergoeding van de schade die A door het besluit heeft geleden in beeld. Van belang is in de eerste plaats welke bestuursrechter in hoogste instantie bevoegd is te oordelen over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Dat is de ABRvS. [1,5 punt] Van belang is dan vervolgens hoe hoog het schadebedrag is. Bedraagt de schade meer dan € 25.000: voor A staat maar één route open om zijn schade vergoed te krijgen: een vordering indienen bij de burgerlijke rechter (art. 8:89 lid 1 en 2 Awb) [1 punt.] Bedraagt de schade € 25.000 of minder, dan zijn er drie routes: A kan na de vernietiging een schadeverzoekschriftprocedure bij de bestuursrechter starten (art. 8:89 lid 1 en 2 Awb) [1 punt.] A kan na de vernietiging een vordering bij de burgerlijke rechter indienen (art. 8:89 lid 2 Awb) [1 punt.] A kan hangende het beroep bij de rechtbank een verzoek om schadevergoeding doen (art. 8:91 Awb) [0,5 punt] De stelling is derhalve juist. In een aantal antwoorden is ingegaan op de mogelijkheid van nadeelcompensatie. Die optie is in beeld (zij het in de praktijk veelal kansloos) als het beroep ongegrond wordt verklaard en de routes naar schadevergoeding niet begaanbaar zijn. Zijn verstandige opmerkingen gemaakt over nadeelcompensatie, dan is daar ten hoogste 1 punt voor toegekend.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Procesverloop

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A. Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

Overwegingen

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2013
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.