Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5


Vragen

Vraag 1

The Nashville Experience

Jack Jansen is een fervent liefhebber van country & westernmuziek. Een aantal jaren geleden heeft hij van zijn hobby zijn beroep gemaakt: hij is een evenementenbureau gestart dat gespecialiseerd is in het organiseren van country & westernfestivals. Na een kleinschalig begin heeft hij het plan opgevat om in juli 2012 in Oosterloo een grootschalig country & westernfestival onder de naam ‘The Nashville Experience’ te organiseren met internationale artiesten, een rodeofestijn, line-dancing en een BBQ. Door raadpleging van de website van de gemeente Oosterloo weet Jansen dat hij voor zijn festival een evenementenvergunning nodig heeft. Hij maakt een afspraak met Jessica de Jong, het hoofd van de Afdeling openbare orde & veiligheid (de afdeling die in de gemeente Oosterloo is belast met de behandeling van evenementenvergunningen), om zijn plannen door te spreken. De Jong is erg enthousiast over de plannen; zij houdt zelf weliswaar alleen van klassieke muziek maar ziet het festival als een uitgelezen kans voor Oosterloo. Het festival zal immers bezoekers uit binnen- en buitenland aantrekken die een aantal dagen in Oosterloo en omgeving zullen verblijven en daar het nodige geld uitgeven. Bovendien zal Oosterloo door al die nationale en internationale aandacht ook los van het festival als aantrekkelijke toeristische plaats op de kaart kunnen worden gezet. Jansen en De Jong spreken de plannen voor het festival door, waarbij De Jong Jansen ook nadrukkelijk wijst op de eisen die worden gesteld aan het veiligheidsplan dat bij de vergunningaanvraag moet worden gevoegd. Aan het eind van het gesprek geeft De Jong aan dat zij verwacht dat de evenementenvergunning geen probleem zal zijn. Het festival wordt ook al vast op de evenementenkalender 2012 geplaatst. Afgesproken wordt dat Jansen vier maanden voor aanvang van het festival een vergunningaanvraag zal indienen. Jansen gaat daarop aan de slag met de voorbereiding van The Nashville Experience. Hij sluit contracten met country & western-artiesten, huurt cowboys, paarden en stieren voor het rodeofestijn, maakt afspraken met een cateraar en een beveiligingsbedrijf etc. etc. Medio april 2012 heeft hij zijn zaakjes zo ver voor elkaar dat hij een aanvraag voor een vergunning met een bijbehorend veiligheidsplan indient. Maar dan gebeurt er iets vervelends… een grootschalig, gratis toegankelijk dancefestival in dezelfde provincie loopt uit op een grote chaos doordat er tijdens het festival vechtpartijen zijn uitgebroken en de festivalorganisatie en de politie niet meer in staat waren om de zaak in de hand te houden. Er vallen drie doden en een groot aantal gewonden, zowel onder de bezoekers als onder de beveiligingsmensen en de politiefunctionarissen. Uit het naar aanleiding van dit incident verrichte onderzoek wordt duidelijk dat het incident is veroorzaakt doordat een groep supporters van de Oosterloose voetbalclub gericht op het dancefestival is afgegaan om daar relletjes te trappen. De burgemeester van Oosterloo zit daarop erg met het vergunningverzoek voor het The Nashville Experience in zijn maag. Een complicatie die daarbij ook nog is gerezen, is dat de Vereniging ‘Oosterloo tegen dierenleed’ veel stampij heeft gemaakt over het in het kader van het festival geplande rodeofestijn. De rodeo zou volgens deze dierenliefhebbers sowieso verboden moeten worden wegens het daardoor veroorzaakte dierenleed. De runderen en paarden die gebruikt worden, zouden regelmatig gebroken botten, vleeswonden en andere ernstige verwondingen oplopen door de sporen van de ruiters en stieren zouden pijn ondervinden door het gebruik van de flank strap, een touw dat strak om de lendenen of testikels van de stier wordt gebonden. Na ampel beraad in het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad en na overleg met de leiding van het politiekorps, besluit de burgemeester daarop de door Jansen aangevraagde evenementenvergunning te weigeren. Als reden voor de weigering wordt in de eerste plaats aangevoerd dat in het licht van de gebeurtenissen bij het dancefestival ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde en dat de door de vergunningaanvrager voorgenomen maatregelen in verband daarmee de veiligheid van personen onvoldoende kunnen garanderen. Daarnaast wordt meer specifiek voor het rodeofestijn nog gewezen op het feit dat deze activiteit schadelijk is voor het welzijn van de daarbij betrokken dieren. Jansen is woedend; hij is het slachtoffer geworden van een door de dierenactivisten geregisseerde hetze en een door de media sterk uitvergroot incident. Volgens hem ontbreekt het de burgemeester van Oosterloo aan politieke moed om bonafide organisatoren van evenementen de kans te geven te laten zien wat ze waard zijn. Zijn festival waarvoor door de liefhebbers een toegangsprijs van 70 euro moet worden betaald, heeft een heel ander karakter dan het gratis dancefestival. Bovendien heeft Jansen na het gesprek met Jessica de Jong en de plaatsing van The Nashville Experience op de evenementenkalender omvangrijke investeringen gedaan die nu geheel verloren dreigen te gaan. Voor de dierenactivisten heeft Jansen helemaal geen goed woord over; zij hadden volgens hem in actie moeten komen tegen de beslissing om hem op de evenementenkalender te plaatsen. Jansen wil dan ook alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat de afwijzing van zijn vergunningaanvraag ongedaan wordt gemaakt en The Nashville Experience alsnog kan plaatsvinden. Hij wordt daarin gesteund door een grote groep country & western-liefhebbers die vrezen dat het grote spektakel waarnaar zij al zo lang uitkijken hen door de neus geboord wordt. Ook de door Jansen gecontracteerde line-dance vereniging wil Jansen’s acties ondersteunen. Samen met deze steunbetuigers roept Jansen de hulp van een advocaat in.

Welke argumenten zou Jansen c.s. tegen de weigering van de vergunning kunnen aanvoeren? Bij dit onderdeel besteedt u ook aandacht aan de vraag op welke reactie van gemeentewege men daarbij voorbereid moet zijn en in hoeverre de positie van Jansen c.s. in verband daarmee houdbaar zal zijn.

Voor het maken van deze opdracht dient u de APV van de gemeente Oosterloo te raadplegen:

APV Gemeente Oosterloo

Hoofdstuk 4 Evenementen

Artikel 4.1 Begripsomschrijving

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder evenement verstaan een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  1. een manifestatie in de zin van de Wet openbare manifestaties;
  2. bioscoopvoorstellingen waarop artikel 1 van de Wet op de Filmvoorstellingen van toepassing is;
  3. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h van de Gemeentewet.

Artikel 4.2 Vergunningvereiste

  1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden (evenementenvergunning).
  2. Een evenementenvergunning wordt verleend aan een organisator en bevat een beschrijving van het gebied waarbinnen het evenement plaatsvindt, het tijdstip en de duur van het evenement, alsmede een beschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het evenement mogen plaatsvinden.
  3. Activiteiten, die deel uitmaken van een evenementenvergunning, zijn niet afzonderlijk vergunningplichtig uit hoofde van andere gemeentelijke publiekrechtelijke regelingen, niet zijnde belastingen, leges of retributievoorschriften.
  4. Wanneer een evenement wordt gehouden, wordt tijdens het evenement in het gebied waar het evenement plaatsvindt geen vergunning verleend aan derden voor op zichzelf staande activiteiten en handelingen op of aan de weg of het openbaar water.
  5. Tijdens een evenement behouden bestaande vergunningen voor het gebruik van de weg of het openbaar water hun rechtskracht in het gebied waar het evenement plaatsvindt.

Artikel 4.3 Waarborgsom

De burgemeester kan ter verzekering van de nakoming van de voorschriften in de vergunning bepalen dat een waarborgsom moet worden voldaan voordat het evenement wordt gehouden.

Artikel 4.4 Evenementenkalender

De burgemeester stelt jaarlijks vóór 1 november een Evenementenkalender vast voor het volgende kalenderjaar. Degene die voornemens is een evenement te organiseren kan de burgemeester jaarlijks vóór 1 september verzoeken een evenement te plaatsen op de Evenementenkalender van het volgende jaar. Aan de plaatsing van een evenement op de Evenementenkalender kunnen geen rechten worden ontleend met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.8 lid 3 sub c.

Artikel 4.5 Aanvraag

  1. De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 4.2 dient te geschieden door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
  2. In de aanvraag om een vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
    1. de gegevens van de organisator;
    2. de geplande datum, tijdstip en locatie van het evenement;
    3. een omschrijving van de aard en karakter van het evenement;
    4. het te verwachten aantal bezoekers.
  3. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een door de organisator opgesteld veiligheidsplan.

Artikel 4.6 Organisator

  1. Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2 dient de organisator aan de volgende eisen te voldoen:
    1. hij mag niet onder curatele staan danwel uit de ouderlijke macht of voogdij zijn ontzet;
    2. hij mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
    3. hij moet de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt en
    4. hij moet aantoonbare ervaring hebben in het organiseren van vergelijkbare evenementen als het evenement waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
  2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid onder d gestelde vereiste.

Artikel 4.7 Maximum aantal bezoekers

De burgemeester kan op basis van het, in de vergunning aangegeven, veiligheidsplan, het risicoprofiel van de beoogde bezoekers en de voor een goed verloop van het evenement noodzakelijk geachte inzet en beschikbaarheid van gemeentelijke- en politiediensten besluiten voor het evenement een maximum aantal bezoekers vast te stellen.
Artikel 4.8 Weigeringsgronden

  1. De vergunning wordt geweigerd indien niet voldaan is aan artikel 4:6 lid 1.
  2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
    1. de openbare orde;
    2. het voorkomen of beperken van overlast;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de veiligheid van personen en zaken;
    5. de zedelijkheid of gezondheid.
  3. Daarnaast kan de vergunning worden geweigerd, indien:
    1. onevenredig veel beslag wordt gelegd op de gemeentelijke en hulpdiensten;
    2. de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement en/of
    3. in de door de burgemeester vastgestelde Evenementenkalender als bedoeld in artikel 4.4 reeds een reservering is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde tijd en locatie.

Vraag 2a

Op grond van de gemeentelijke Verordening Autoluwe Binnenstad (VAB) geldt in de

binnenstad van Amsterdam een parkeerverbod, waarvan het college van burgemeester en wethouders alleen in uitzonderlijke situaties ontheffing kunnen verlenen. Het gemeentelijk beleid is er op gericht alleen diegenen in aanmerking te doen komen voor een parkeerontheffing die zich vanwege hun lichamelijke gezondheidstoestand slechts over beperkte afstand te voet kunnen voortbewegen. Het college beslist volgens de APV over een ontheffingsverzoek na het inwinnen van advies van de Gemeenschappelijke Medische Dienst (GMD). De GMD is een op medisch gebied deskundige instantie die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.

Van Wijngaarden is een vanwege een hartinfarct afgekeurde bouwvakker die sinds zijn infarct zeer kortademig is. Om af en toe toch bij vrienden en familie in de binnenstad op bezoek te kunnen gaan, vraagt hij bij het college van burgemeester en wethouders een parkeerontheffing aan. Van Wijngaarden wordt door een aan de GMD verbonden arts gekeurd; wegens tijdgebrek pleegt deze geen overleg met de behandelende arts van Van Wijngaarden en heeft hij geen contact met hem. De keuring leidt tot een GMD-advies met de volgende inhoud: ‘bij de door onze arts verrichte keuring is gebleken dat Van Wijngaarden weliswaar medische problemen heeft, maar dat deze niet zo ernstig zijn dat hij om medische redenen voor een ontheffing in aanmerking behoeft te komen.’ Het advies wordt ter kennis van Van Wijngaarden gebracht.

Vervolgens besluit het college op grond van dit advies het ontheffingsverzoek af te wijzen. De motivering bestaat uit niet veel meer dan de verwijzing naar de inhoud het advies en de mededeling dat het college het met het advies eens is.

In hoeverre is afdeling 3.3 Awb van toepassing op de advisering door de GMD?

Vraag 2b

Is de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van het verzoek van Van Wijngaarden rechtmatig te achten?

Vraag 2c

Stel dat de GMD een voor Van Wijngaarden positief advies had uitgebracht. Zou het college van burgemeester en wethouders dan niettemin het ontheffingsverzoek kunnen afwijzen? Zo ja, onder welke voorwaarden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3a

Op grond van artikel 3 van de Overlastverordening Groningen (OvG) is voor activiteiten die overlast kunnen veroorzaken een vergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig. Ingevolge artikel 4 OvG kunnen aan een dergelijke vergunning verplichtingen worden verbonden. In de Beleidsregel Bestrijding Overlast Groningen (BBOG) heeft het college van burgemeester en wethouders nader inhoud gegeven aan de toepassing van beide bepalingen.

In de BBOG valt onder meer te lezen dat als ‘activiteiten die overlast kunnen veroorzaken’ als bedoeld in artikel 3 OvG in elk geval worden aangemerkt activiteiten waarbij meer dan vijftig bezoekers worden verwacht. Dergelijke activiteiten worden blijkens de BBOG alleen vergund als tijdens de activiteit een professionele ordedienst aanwezig is.

Op welke wijze moet de BBOG bekend worden gemaakt?

Vraag 3b

Had het college van burgemeester en wethouders belanghebbenden moeten horen alvorens de BBOG werd vastgesteld en bekendgemaakt?

Vraag 3c

Zoals elk jaar wil de Vereniging Jubilate in het voorjaar van 2012 een instuif houden voor senioren in het Dienstencentrum Paddepoel. Daartoe dient zij op 5 januari 2012 een aanvraag voor een OvG-vergunning in bij het college van burgemeester en wethouders. Blijkens de aanvraag worden bij de activiteit volgens Jubilate 49 personen verwacht. Daarom zal bij de instuif geen professionele ordedienst aanwezig zijn (waarvoor men overigens ook geen geld heeft), maar zal de orde worden bewaakt door leden van Jubilate. Op 12 maart 2012 ontvangt de Vereniging een op 10 maart 2012 gedateerde brief van het college van burgemeester en wethouders waarin de aanvraag wordt afgewezen. Ter motivering stelt het college onder andere dat gelet op de bezoekersaantallen bij de instuif de afgelopen jaren, die steeds tussen de 65 en 75 lagen, het onwaarschijnlijk is dat thans slechts 49 mensen de instuif zullen bezoeken. Daarom kan op grond van de BBOG de OvGvergunning alleen worden verleend indien een professionele ordedienst aanwezig is. Nu dit niet het geval is, dient de aanvraag te worden afgewezen.

Is het besluit waarbij de aanvraag van Jubilate is afgewezen tijdig genomen?

Vraag 3d

Had het college van burgemeester en wethouders Jubilate moeten horen alvorens de aanvraag af te wijzen? Zo ja, had het college het horen mogen mandateren aan een ambtenaar van de afdeling Openbare orde en veiligheid?

Vraag 3e

Is de afwijzing van de aanvraag, onder verwijzing naar de BBOG, voor het overige rechtmatig?

Antwoordindicatie

Vraag 1

  • Evenredigheidsbeginsel (Art. 3:4 lid 2 Awb): Er moet een belangenafweging zijn. Het belang van Jansen is dat het evenement doorgaat, en het belang van het College is de openbare orde, veiligheid en verstoring. De advocaten van Jansen hadden kunnen aanvoeren dat er minder ingrijpende maatregelen zouden worden genomen, om de veiligheid van het evenement te waarborgen. De advocaten van het College kunnen Art. 4:8 lid 3 sub a APV aanvoeren. De rechter toetst zeer terughoudend (Doetinchemse woonverordening & Kwantum Nederland B.V. Maxis Praxis). De rechter beslist of het bestuursorgaan wel of niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Een beroep op dit beginsel slaagt niet, mede ook omdat de rechter marginaal toetst.

  • Motiveringsbeginsel (Art. 3:46 Awb): Er moet sprake zijn van een draagkrachtige motivering die ten grondslag ligt aan het besluit. Jansen zegt dat er geen draagkrachtige motivering is, het had veel verder onderbouwd moeten worden. Het College had eventueel kunnen aanvoeren dat de rellen eenmaal gebeurd zijn en dat verwijzing daarnaar voldoende is. De rechter zal oordelen dat het oordeel beter gemotiveerd had moeten worden.

  • Specialiteitsbeginsel (Art. 3:3 Awb): HR Zwarte Piet, r.o. 6.1.1. Jansen had kunnen zeggen dat er strijd is met het specialiteitsbeginsel, dierenleed is geen geldige weigeringsgrond volgens de APV. College zegt dat dit onder de zedelijkheid valt. De rechter vindt dit argument niet opgaat, omdat dieren niet vallen onder personen of zaken.

  • Zorgvuldigheidsbeginsel (Art. 3:2 Awb): Besluiten moeten worden op een zorgvuldige wijze worden voorbereid. Jansen voert aan dat er een gebrekkig onderzoek is gedaan naar de feiten en belangen en het is niet goed onderzocht. Er waren heel dure tickets, dus dat is ook van belang voor het publiek dat op een evenement afkomt. Er is geen onderzoek gedaan naar de aard van het festival. Jansen kan ook aanvoeren dat de hoorplicht geschonden is (Art. 4:7 Awb). Het College kan hier tegen inbrengen dat zij verwijzen naar de feitelijke gebeurtenis, en wat betreft de hoorplicht kan dit op de zitting nog worden gerepareerd. Dit gebrek kan dus nog worden hersteld in de procedure.

  • Gelijkheidsbeginsel: Jansen kan aanvoeren dat er sprake is van ongelijke gevallen die gelijk worden behandeld, dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

  • Vertrouwensbeginsel: Jansen kan aanvoeren dat hij door de toezegging van de Jong het vertrouwen heeft gehad dat zijn aanvraag goedgekeurd zou worden. Zij is het hoofd van afdeling openbare orde en veiligheid. Mevrouw de Jong was heel enthousiast, zij heeft het evenement op de kalender gezet. De details werden ook echt al besproken met Jansen. Jansen heeft ook al gehandeld in goed vertrouwen dat hij het vergunning zou krijgen (Dispositievereiste). Echter loopt het op de belangen van derden stuk, die mogelijk schade oplopen als het vergunning wordt verleend.

Dus:

  1. Wie wekt het vertrouwen?

  2. Hoe wekt deze persoon het vertrouwen?

  3. Is er voldaan aan het dispositievereiste?

  4. Derden belangen schade?

Vraag 2a

Onder een adviseur wordt verstaan: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van dit orgaan (Art. 3:5 Awb). Uit de casus blijkt dat GMD niet onder verantwoordelijkheid staat van het College van Burgemeester en Wethouders. Tevens is GMD een deskundige instantie en dus een adviseur in de zin van Art. 3:5 Awb. De afdeling is van toepassing op GMD.

  1. Persoon/college > GMD

  2. Bij/krachtens wettelijke voorschrift > APV

  3. Niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van bestuursorgaan > Nee

Vraag 2b

  • Art. 3:46 Awb: Er is sprake van nogal een geringe motivering. Het College zegt ermee in te stemmen, maar zegt hierbij niet waarom en op basis van welke feiten. Er is dus geen deugdelijke, kenbare motivering.

Vereiste deugdelijke motivering:

  1. Kenbaar (Art. 3:47 Awb)

  2. Draagkrachtig

  3. Motivering

  • Art. 3:49 Awb gaat over de verwijzing. Daar staat dat een bestuursorgaan mag verwijzen, maar dat advies moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Het advies moet zelf een motivering bevatten, deze ontbreekt hier in het advies. Daarnaast moet van het advies kennis worden gegeven.

  • Art. 3:9 Awb: Vergewisplicht. Het bestuursorgaan moet het advies toetsen of deze zorgvuldig tot stand is gebracht. Het College moet zorgvuldig onderzoek doen naar de wijze waarop het advies wordt vastgesteld. Is het advies wel toereikend?

Conclusie: De afwijzing is onrechtmatig wegens strijd met bovenstaande artikelen.

Vraag 2c

Ja, dit zou kunnen (Art. 3:50 Awb). Het bestuursorgaan heeft de vrijheid om van een advies af te wijken, maar dan moet dit wel gemotiveerd worden.

Het bestuursorgaan zou een contra-expertise kunnen vragen (een ander advies van een andere deskundige).

Vraag 3a

De BBOG is een beleidsregel en dus een besluit van algemene strekking. In Art. 1:3 lid 4 Awb wordt de beleidsregel gedefinieerd. Hier geldt afdeling 3.6, bekendmaking en mededeling van besluiten. In Art. 3:40 Awb staat dat een besluit pas na bekendmaking in werking treedt.

Art. 3:42 lid 2 Awb: Publicatie in een door de overheid uitgegeven blad.

Vraag 3b

Nee, de hoorplicht geldt in beginsel alleen bij een beschikking, niet bij beleidsregels (Art. 4:7 en 4:8 Awb). Echter, in het kader van de zorgvuldige voorbereiding, dan kunnen belanghebbenden naar bijzondere omstandigheden toch worden gehoord. Dit is geen harde wettelijke plicht, het moet echt blijken uit bijzondere omstandigheden wil je die belanghebbenden toch nog horen. In dit geval heeft het College van B&W de belanghebbenden niet hoeven horen.

Vraag 3c

  • Art. 4:13 Awb: De beslistermijn is normaal gesproken 8 weken. Bij het ontbreken van een termijn mag er binnen een redelijke termijn worden beslist. In principe moet er binnen 8 weken beslist worden, maar in deze casus is er beslist na 9 weken en 4 dagen. Dit valt niet onder een redelijke termijn, er is ook geen kennisgeving gedaan dat de termijn niet gehaald zou worden (Art. 4:14 Awb). De termijn is overschreden. Het besluit is dus niet tijdig genomen.

Vraag 3d

Het horen moest wel gebeuren (Art. 4:7 Awb), het betreft namelijk een beschikking.

  1. Het bestuursorgaan is van plan de aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen,

  2. De afwijzing gaat over de feiten en belangen die aanvragen betreffen,

  3. Die gegevens afwijken van de gegevens die de aanvrager zelf heeft verstrekt.

  4. Tenzij die afweging geringe betekenis heeft voor de aanvrager

Jubilate had gewoon gehoord moeten worden. Uitzonderingen zijn niet van toepassing.

Had het College mandaat kunnen verlenen? > Art. 10:3 Awb: Loop de criteria af.

Hieruit blijkt dat dit wel kon.

Vraag 3e

De rechter zal eerst oordelen over de rechtmatigheid van de beleidsregel zelf. Deze is niet in strijd met de OvG waarop hij is gebaseerd of andere rechtsregels of beginselen.

De rechter zal ten tweede oordelen over de vraag of van de beleidsregel had moeten worden afgeweken volgens Art. 4:84 Awb.

In casu kan gezien de omstandigheden (het gaat om senioren, dus overlast zal beperkt zijn) worden gesteld dat van de beleidsregel moet worden afgeweken. In casu is dit niet gebeurd, er is dus strijd met Art. 4:84 Awb.

Daarbij is er ook geen reden gegeven voor het niet afwijken van de beleidsregel. Er is daarmee geen draagkrachtige motivering (Art. 3:46 Awb). 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Geef bij de volgende voorbeelden aan of er sprake is van een bestuursorgaan in de zin van de Awb.

  1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht dat de subsidie van de Rechtswinkel intrekt.

  2. De beslissing van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht om een hoogleraar wegens een reorganisatie te ontslaan. Betrek bij uw antwoord de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Vraag 2a

Bij het begrip ‘bestuursorgaan’ staan het legaliteitsbeginsel en de wens om bestuursrechtelijke rechtsbescherming te bieden soms tegenover elkaar. Leg aan de hand van de zogeheten publieketaakjurisprudentie uit wat hiermee is bedoeld.

Vraag 2b

Bestudeer de voorgeschreven uitspraak ABRvS 17 september 2014, (Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol). Zet uiteen wat het belang van deze uitspraak voor de zogeheten publieketaakjurisprudentie is.

Vraag 3

Geef ten aanzien van de gecursiveerde (rechts)personen gemotiveerd aan of zij belanghebbende zijn in de zin van de Awb.

  1. Martijn van den Broek woont in een studentenhuis aan de Neude. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht wijzigt de terrasvergunningen van de horecaondernemers op de Neude waardoor de sluitingstijden van de terrassen mogen worden uitgebreid van 22.00 uur naar 01.00 uur.

  2. De subsidie van de vereniging milieu-actiegroep ‘Schoon Utrecht’ wordt ingetrokken.

  3. Bij besluit heeft het college van burgemeester en wethouders aan John Metgod een vrijstelling en een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een bedrijfsruimte in een casino. Joris Breinbreker, die op hetzelfde bedrijventerrein eveneens een casino exploiteert, maakt hiertegen bezwaar.

Vraag 4a

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel verleent aan de agrariër Visser een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid en onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het groots uitbreiden van een varkenshouderij. Deze varkenshouderij is gelegen in de Wijk Vleesbuurt. Den Boer – die op 1 kilometer afstand van de varkenshouderij in Boxtel-centrum woont – en de Stichting Milieubelangen Brabant (SMB) zijn het met deze vergunning oneens. De stichting heeft als statutair doel de behartiging van de Brabantse milieubelangen in ruime zin. Daartoe voert zij rechterlijke procedures tegen de verlening van vergunningen die het Brabantse milieu kunnen belasten, laat zij onderzoek verrichten naar de negatieve effecten van vooral de landbouw op het milieu en geven haar leden milieueducatie op lokale basisscholen.

Kan Den Boer, respectievelijk de Stichting Milieubelangen Brabant, als belanghebbende ex artikel 1:2 Awb in een procedure tegen de omgevingsvergunning worden aangemerkt?

Vraag 4b

Den Boer heeft samen met negen andere personen de Belangenvereniging Wijk Vleesbuurt opgericht. Behalve Den Boer wonen de negen personen binnen een straal van 200 meter afstand van de varkenshouderij in Boxtel-centrum. Kan de Belangenvereniging Wijk Vleesbuurt als belanghebbende ex artikel 1:2 Awb in een procedure tegen de omgevingsvergunning worden aangemerkt?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Allereerst moet worden

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2


Vragen

Vraag 1a

Zoek de Wet op de dierproeven op. Volgens deze wet heeft de Minister van Economische zaken de bevoegdheid tot het nemen van een besluit omtrent de verlening van een vergunning voor het houden van dierproeven.

Op welke wijze is de Minister aan deze bevoegdheid gekomen?

Vraag 1b

Geef aan in hoeverre delegatie of mandaat hier juridisch mogelijk is. Besteed daarbij tevens aandacht aan de vraag of en in hoeverre een wettelijke basis noodzakelijk is.

Vraag 2

Geef bij de onderstaande bestuurshandelingen aan of er sprake is van een besluit in de zin van de Awb. Besteed daarbij aandacht aan de elementen van het besluitbegrip.

  1. Bij brief van het college van burgemeester en wethouders wordt aan u medegedeeld dat de aan u verstrekte uitkering op grond van de Wet Werk en bijstand (Participatiewet) wordt ingetrokken.

  2. De schriftelijke beslissing van het college van burgemeester en wethouders tot afwijzing van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een varkenshouderij (vergelijk artikel 2.1, eerste lid en onder e, Wabo).

  3. De schriftelijke afwijzing van Provinciale Staten van een verzoek om een provinciale verordening te wijzigen.

  4. De brief van het college van burgemeester en wethouders aan de bewoners van de wijk Pauwenburg waarin medegedeeld wordt dat er binnenkort een skatepleintje zal worden aangelegd in het gemeentelijk park.

  5. Het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders op een aanvraag van een terrasvergunning.

  6. De aan U gerichte schriftelijke mededeling van het college van burgemeester en wethouders dat voor de morgen geplande kap van een eik in de tuin van uw buurman geen omgevingsvergunning is vereist.

Vraag 3a

Melding straatfeest: In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente X is, in het hoofdstuk Openbare orde, de navolgende bepaling opgenomen:

Artikel 3.8 APV

lid 1: Openbare feestelijkheden, zoals straatfeesten, waaraan door minder dan 50 personen zal worden deelgenomen, moeten vooraf worden gemeld bij de burgemeester. Naar aanleiding van de melding kunnen door de burgemeester nadere voorwaarden aan de voorgenomen feestelijkheid worden gesteld.

lid 2: Voor openbare feestelijkheden waaraan door meer dan 50 personen zal worden deelgenomen is een vergunning van de burgemeester vereist.

U bent bestuurslid van de buurtvereniging “Zeeheldenbuurt” die een straatfeest in de Jan van Speykstraat wil organiseren, waarbij u ongeveer 40 mensen verwacht. U meldt uw voornemen bij de burgemeester. U ontvangt, na een melding uwerzijds, een brief van de burgemeester waarin hij opmerkt dat uw melding in goede orde ontvangen is. Is de brief van de burgemeester een besluit?

Vraag 3b

U bent bestuurslid van de “Heiligenbuurt” en ontvangt, na uw melding een brief van de burgemeester met de onderstaande inhoud. Is deze brief een besluit?

Naar aanleiding van uw melding van het straatfeest te houden op zaterdag 24 september 2013 in de Gerardus Majellastraat van 16:00 uur tot

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3


Vragen

Vraag 1a

Met deze casus kan geoefend worden met de begrippen bestuursorgaan, belanghebbende, besluit en de overige stof van de thema’s 1, 2 en 3. Het is daarbij tevens een goede oefening voor de tussentoets [Toets A].

Casus ‘Het Zwarte Paard’

Café bar dancing ‘Het Zwarte Paard’ te Amsterdam staat goed bekend als een gelegenheid om in de vroege uurtjes nog eens extra door te zakken. Voor de exploitatie van het bedrijf is een vergunning op aanvraag verleend op basis van artikel 3.8, eerste lid, Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam 2008 (hierna: APV) (zelf opzoeken via internet). In deze vergunning is ‘Het Zwarte Paard’ aangemerkt als een nachtzaak (artikel 3.1, tweede lid en onder h APV). In verband hiermee gelden, eveneens op basis van de APV, de openings- en sluitingstijd van resp. 09.00 en 04.00 uur en in het weekeinde van 09.00 tot 05.00 uur (artikel 3.12, onder c, APV). Al meerdere malen is gebleken dat ‘Het Zwarte Paard’ zich niet aan het in de APV bepaalde sluitingsuur houdt. Zo is door de politie geconstateerd dat zich in ‘Het Zwarte Paard’ op 14 januari 2009 na de sluitingstijd bezoekers bevonden. In verband daarmee ontvangt het bedrijf op 19 januari 2009 een brief van de burgemeester waarin wordt meegedeeld dat ingevolge artikel 3.24 APV de burgemeester onder meer bevoegd is om de vergunningvoorschriften tijdelijk (of voor onbepaalde tijd) te wijzigen en dat hij bij de eerstvolgende overtreding in dat kader overgaat tot een maatregel, zoals het vervroegen van de voor de inrichting geldende sluitingstijden. Op 21 januari 2009 wordt wederom het overtreden van de bepalingen betreffende de sluitingstijden geconstateerd. Daarop besluit de burgemeester de volgende maatregel te treffen. Op 26 januari 2009 wordt schriftelijk meegedeeld dat de sluitingstijd van ‘Het Zwarte Paard’ met onmiddellijke ingang gedurende een week met een uur wordt vervroegd, zowel door de week als in het weekeinde. De maatregel is gebaseerd op het in het Gemeenteblad van Amsterdam gepubliceerde ‘Stappenplannen voor de handhaving van de exploitatievergunning’. Dit door de burgemeester opgestelde stappenplan wordt door de burgemeester toegepast wanneer deze van zijn bevoegdheid van artikel 3.24 APV gebruik maakt.

Geef gemotiveerd aan of de handelingen van het bestuur die in de casus aan de orde komen besluiten zijn in de zin van de Awb en indien het een besluit betreft, om welke type besluit het gaat.

Vraag 1b

‘Het Zwarte Paard’ is een groot succes en wordt druk bezocht. De hele avond en nacht gaan mensen in en uit. Dat brengt een aantal jonge dames op het idee om op de weg bij ‘Het Zwarte Paard’ bepaalde diensten aan de klanten van ‘Het Zwarte Paard’ te gaan aanbieden. Voor de ontevreden omwonenden verenigd in de vereniging ‘Het Zwarte Paard weg!’, al getergd door overlast vanwege het drukke café, is de maat vol. Zij verdiepen zich in de

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Geef van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist zijn en waarom:

  1. De officier van justitie is geen bestuursorgaan en behoeft daarom artikel 2:3 Awb niet in acht te nemen.

  2. Bij het nemen van het Besluit interoperabiliteit (Stb. 2004, 205) had artikel 3:47,tweede lid, Awb in acht moeten worden genomen.

  3. De artikelen 3:1, tweede lid, Awb en 3:14 BW hebben niet hetzelfde werkingsbereik.

Vraag 2a

Het bestuursorgaan beschikt bij de uitoefening van bevoegdheden over verschillende soorten vrijheden, namelijk beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid, beleidsvrijheid en/of een gebonden bevoegdheid. Expliciete beoordelingsvrijheid, beleidsvrijheid en een echte gebonden bevoegdheid is meestal vrij eenvoudig te herkennen in de redactie van de wettelijke bepaling waarin de bevoegdheid geregeld is. De betreffende bepalingen bieden echter niet altijd duidelijkheid. In dit geval is interpretatie, uiteindelijk door de rechter, noodzakelijk. Deze opdracht heeft tot doel u de verschillende soorten vrijheden te leren herkennen.

Leg uit waarom het belangrijk is om te weten over welke soort vrijheid het bestuursorgaan beschikt?

Vraag 2b

Lees de artikelen 7 en 14, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet. Is er voor wat betreft de bevoegdheid van de Sociale Verzekeringsbank tot toekenning van het ouderdomspensioen sprake van beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid, beleidsvrijheid en/of van een gebonden bevoegdheid?

Vraag 2c

Stel, artikel 13, tweede lid, van de Horecaverordening Utrecht luidt als volgt:

De burgemeester kan één of meer horecabedrijven voor een bepaalde duur sluiten als naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van één of meer van deze horecabedrijven op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Is er voor wat betreft de bevoegdheid van de burgemeester om één of meer horecabedrijven te sluiten sprake van beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid, beleidsvrijheid en/of van een gebonden bevoegdheid?

Vraag 2d

Lees artikel 2, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij. Zal de aanwijzingsbevoegdheid van Provinciale Staten worden aangemerkt als een bevoegdheid met beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid of beleidsvrijheid of is er sprake van een gebonden bevoegdheid?

Vraag 3a

Pas de volgende (fictieve) bepaling op de gevraagde wijze aan:

  • Het college van burgemeester en wethouders verleent een kapvergunning voor bomen met een diameter van 40 centimeter of meer. 

Maak hiervan een bepaling waarbij het bestuursorgaan over beleidsvrijheid beschikt. Geef tevens bij de aangepaste bepaling aan wat de rechter kan toetsen en hoe de rechter zal toetsen.

Vraag 3b

In gemeente X geldt de volgende bepaling:

  • De burgemeester wijst een aanvraag voor een terrasvergunning af indien het terras een belemmering vormt voor het doelmatig beheer, gebruik en onderhoud van de weg.

Het gemeentebestuur ging ervan uit dat de burgemeester bij de beoordeling of een terras een belemmering (zoals in de bepaling omschreven) vormt, enige beoordelingsvrijheid heeft. In een zaak waarin de afwijzing van een aanvraag voor een terrasvergunning centraal stond, toetste de rechter echter integraal of de burgemeester terecht tot dit oordeel was gekomen. U

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5


Vragen

Vraag 1

The Nashville Experience

Jack Jansen is een fervent liefhebber van country & westernmuziek. Een aantal jaren geleden heeft hij van zijn hobby zijn beroep gemaakt: hij is een evenementenbureau gestart dat gespecialiseerd is in het organiseren van country & westernfestivals. Na een kleinschalig begin heeft hij het plan opgevat om in juli 2012 in Oosterloo een grootschalig country & westernfestival onder de naam ‘The Nashville Experience’ te organiseren met internationale artiesten, een rodeofestijn, line-dancing en een BBQ. Door raadpleging van de website van de gemeente Oosterloo weet Jansen dat hij voor zijn festival een evenementenvergunning nodig heeft. Hij maakt een afspraak met Jessica de Jong, het hoofd van de Afdeling openbare orde & veiligheid (de afdeling die in de gemeente Oosterloo is belast met de behandeling van evenementenvergunningen), om zijn plannen door te spreken. De Jong is erg enthousiast over de plannen; zij houdt zelf weliswaar alleen van klassieke muziek maar ziet het festival als een uitgelezen kans voor Oosterloo. Het festival zal immers bezoekers uit binnen- en buitenland aantrekken die een aantal dagen in Oosterloo en omgeving zullen verblijven en daar het nodige geld uitgeven. Bovendien zal Oosterloo door al die nationale en internationale aandacht ook los van het festival als aantrekkelijke toeristische plaats op de kaart kunnen worden gezet. Jansen en De Jong spreken de plannen voor het festival door, waarbij De Jong Jansen ook nadrukkelijk wijst op de eisen die worden gesteld aan het veiligheidsplan dat bij de vergunningaanvraag moet worden gevoegd. Aan het eind van het gesprek geeft De Jong aan dat zij verwacht dat de evenementenvergunning geen probleem zal zijn. Het festival wordt ook al vast op de evenementenkalender 2012 geplaatst. Afgesproken wordt dat Jansen vier maanden voor aanvang van het festival een vergunningaanvraag zal indienen. Jansen gaat daarop aan de slag met de voorbereiding van The Nashville Experience. Hij sluit contracten met country & western-artiesten, huurt cowboys, paarden en stieren voor het rodeofestijn, maakt afspraken met een cateraar en een beveiligingsbedrijf etc. etc. Medio april 2012 heeft hij zijn zaakjes zo ver voor elkaar dat hij een aanvraag voor een vergunning met een bijbehorend veiligheidsplan indient. Maar dan gebeurt er iets vervelends… een grootschalig, gratis toegankelijk dancefestival in dezelfde provincie loopt uit op een grote chaos doordat er tijdens het festival vechtpartijen zijn uitgebroken en de festivalorganisatie en de politie niet meer in staat waren om de zaak in de hand te houden. Er vallen drie doden en een groot aantal gewonden, zowel onder de bezoekers als onder de beveiligingsmensen en de politiefunctionarissen. Uit het naar aanleiding van dit incident verrichte onderzoek wordt duidelijk dat het incident is veroorzaakt doordat een groep supporters van de Oosterloose voetbalclub gericht op het dancefestival is afgegaan om daar relletjes te trappen. De burgemeester van Oosterloo zit daarop

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6


Vragen

Vraag 1a

Mevrouw Helder woont al jaren in een woonboerderij aan de stadsrand van de gemeente Smeurwijk. Op een kwade dag stelt de gemeenteraad op grond van art. 3.1 Wro een bestemmingsplan vast op grond waarvan een groot, nieuw bedrijventerrein wordt opgericht op korte afstand van de woonboerderij. Mevrouw Helder meent dat zij met de vestiging van het bedrijventerrein geen rekening hoefde te houden, omdat het ruimtelijke beleid van de gemeente juist was gericht op het behoud van het landelijke karakter van het betreffende gebied. Verder vreest zij dat zij hinder zal gaan ondervinden en dat haar woning in waarde zal dalen. Mevrouw Helder verzoekt om schadevergoeding op grond van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het staat vast dat mevrouw Helder schade lijdt in de vorm van

waardevermindering van haar woning. In het besluit omtrent de aanvraag van mevrouw Helder stelt het college van burgemeester en wethouders zich op het standpunt dat geen sprake kan zijn van een schadevergoeding omdat de schade behoort tot het normale maatschappelijk risico van mevrouw Helder.

Kan mevrouw Helder tegen dit besluit bezwaar en/of beroep bij de bestuursrechter instellen?

Vraag 1b

Hoe luidt uw oordeel over het standpunt van het college van burgemeester en wethouders inzake het normaal maatschappelijk risico?

Vraag 2a

De gemeente Utrecht werkt aan een nieuw stationsgebied. Daartoe is het Masterplan Stationsgebied vastgesteld. Dit Masterplan werd op 24 juni 2009 door het college van burgemeester en wethouders gepresenteerd. De werkzaamheden ter uitvoering van de plannen voor het nieuwe stationsgebied zullen omzetschade veroorzaken voor ondernemers. De afsluiting van toegangswegen – door middel van verkeersbesluiten op basis van artikel 15 Wegenverkeerswet en het Besluit Administratieve Bepalingen Wegverkeer of door middel van feitelijke afsluiting c.q. blokkades – leidt er toe dat een aantal ondernemingen tijdelijk verminderd bereikbaar is. Tot op heden is er echter geen aparte nadeelcompensatieverordening vastgesteld voor het stationsgebied, zoals die in het verleden wel is vastgesteld voor de aanleg van de HOV-baan.

Kunnen de ondernemers in de omgeving van het stationsgebied onder het huidige recht een zelfstandig schadebesluit aanvragen waartegen de rechtsgang naar de bestuursrechter openstaat?

Vraag 2b

Welke gevolgen zal het toekomstige art.4:126 Awb (na inwerkingtreding) hebben voor de weg waarlangs de ondernemers nadeelcompensatie kunnen verkrijgen?

Vraag 2c

Hebben de ondernemers recht op nadeelcompensatie? Beantwoord deze vraag aan de hand van de criteria die zijn af te leiden uit artikel 4:126 Awb.

Vraag 3

Lees de uitspraken ABRvS 5 december 2012 (Wouwse Tol) en ABRvS 24 december 2014 (Centrumplan Lisse). In hoeverre komt aan een bestuursorgaan bij de vaststelling van de omvang van het normale maatschappelijke risico beoordelingsruimte en/of beoordelingsvrijheid toe en wat betekent dit voor de toetsing door de bestuursrechter?

Vraag 4a

Lees het arrest HR 18 januari 1991 (Leffers/Staat) dat in de jurisprudentiebundel staat.

Waarom oordeelde de Hoge Raad over

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7

Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7


Vragen

Vraag 1a

De overheid maakt nogal eens gebruik van privaatrechtelijke instrumenten om haar beleidsdoeleinden te bereiken.

Geef van dit gebruik twee voorbeelden. Het is de bedoeling dat u hierbij tweeverschillende soorten privaatrechtelijke instrumenten aan de orde stelt. Lichtuw voorbeelden toe aan de hand van de bestudeerde literatuur en jurisprudentie.

Vraag 1b

Geef aan waarom de overheid in bepaalde gevallen het privaatrecht wil gebruiken om haar beleidsdoelen te bereiken. Maak bij uw antwoord eventueel gebruik van voorbeelden uit de jurisprudentie die u deze week moet bestuderen.

Vraag 1c

Welke twee lijnen zijn in de jurisprudentie ontwikkeld om het gebruik van het privaatrecht door de overheid aan beperkingen te onderwerpen?

Vraag 2a

Medio 2012 sluit de gemeente Lelystad een overeenkomst met de Stichting overeenkomst omschreven maatregelen te nemen (zoals geregistreerde kaartverkoop) om het op het terrein van de Stichting te houden Polderpopfestival ordelijk te laten verlopen. De gemeente doet op haar beurt in de overeenkomst de toezegging om de voor het festival vereiste evenementenvergunning uiterlijk vier maanden voorafgaand aan de festivaldatum te verlenen.

Wat voor type overeenkomst is dit?

Vraag 2b

Tegen de evenementenvergunning wordt door omwonenden bezwaar ingesteld. De uitkomst van de bezwaarprocedure is dat de vergunning alsnog geweigerd wordt. De Stichting meent, dat de gemeente Lelystad daarmee in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld. Welke mogelijkheden heeft de Stichting om dit standpunt aan de bestuursrechter en/of de burgerlijke rechter voor te leggen?

Vraag 3a

In het kader van een landelijke campagne tegen aids wil de Stichting Stop Aids Nu! Op het dorpsplein van de gemeente Staphorst vanuit een actiebus de Staphorstenaren voorlichten over het voorkomen van aids. De Stichting wendt zich daartoe tot het gemeentebestuur van Staphorst. Op het gemeentehuis krijgt men te horen dat de gemeente geen standplaatsvergunningenstelsel kent, maar dat de Stichting zich dient te houden aan de ‘privaatrechtelijke voorwaarden gebruik gemeente-eigendommen’, die in een gemeentelijke brochure zijn vastgelegd. Onder verwijzing naar deze brochure worden aan het innemen van een standplaats aan de Stichting de volgende voorwaarden gesteld:

  1. De Stichting dient een vergoeding van € 800 per dag aan de gemeente te betalen
  2. In verband met de bescherming van de openbare zedelijkheid mogen aan de buitenkant van de bus geen affiches zichtbaar zijn met beelden of teksten die refereren aan homoseksualiteit of seksualiteit in het algemeen.

De Stichting vindt de voorwaarden onacceptabel.

Als argument tegen de financiële voorwaarde stelt de Stichting dat deze onevenredig bezwarend is. Zij verwijst hierbij naar artikel 3:4, tweede lid, Awb. Is deze bepaling in casu van toepassing?

Vraag 3b

Welk argument kan de Stichting aanvoeren om de ontoelaatbaarheid van de onder 2 gestelde voorwaarde te onderbouwen?

Vraag 3c

Stel, de gemeenteraad van de naburige gemeente Zwartewaterland heeft een Standplaatsenverordening vastgesteld. Artikel 13, tweede lid, van de Standplaatsenverordening luidt als volgt:

  1. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien naar hun oordeel:
    .....read more
    Access: 
    Public
    Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 8

    Bestuursrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 8


    Vragen

    Vraag 1a

    Jan van Til wil een geluidsinstallatie van enig niveau gaan kopen. Op zijn tocht langs diverse zaken merkt hij al spoedig dat veel typen versterkers, boxen et cetera bij alle zaken evenveel kosten. ‘Zijn hier wellicht prijsafspraken gemaakt?’, zo vraagt hij zich af. Hij meldt zijn bevinding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De tip van Van Til sluit wel aan bij het beeld dat Vermeulen, werkzaam bij de directie Mededinging van de ACM, van de branche heeft. Vermeulen begeeft zich daarom de volgende dag in het gezelschap van enkele collega’s en enige politieagenten naar een grote speciaalzaak voor geluidsapparatuur te Amsterdam. Hij maakt kenbaar wie hij is en vordert vervolgens toegang tot alle ruimten van het pand om te onderzoeken of er materiaal kan worden gevonden dat eventueel als bewijs voor niet toelaatbare prijsafspraken kan dienen. Nadat hem de toegang is geweigerd, althans totdat de advocaat van de firma zal zijn gearriveerd, forceert hij toegang met behulp van de politieagenten. Vermeulen wil niet het risico lopen dat er ondertussen gevoelig materiaal letterlijk langs de achterdeur verdwijnt. Hij dwingt vervolgens de aanwezige bedrijfsleider, Stokhorst, te antwoorden op enkele vragen over mogelijke prijsafspraken. Hij zet de man althans stevig onder druk om antwoorden los te krijgen door hem een bestuurlijke boete in het vooruitzicht te stellen bij aanhoudende weigering om te praten. Stokhorst bekent vervolgens dat er prijsafspraken zijn gemaakt over een groot aantal artikelen en dat de winkels in de audiobranche er ook scherp op toezien dat concurrenten niet onder deze prijzen gaan zitten. Vermeulen vordert daarop inzage in de agenda van de directeur om te achterhalen met wie deze mogelijkerwijs de afspraken heeft gemaakt en neemt deze mee als bewijsmateriaal.

    Is Vermeulen een toezichthouder in de zin van artikel 5:11 Awb? Raadpleeg hiervoor onder meer de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

    Vraag 1b

    Van welke toezichtsbevoegdheden heeft Vermeulen gebruik gemaakt? Noem per bevoegdheid hier alleen de relevante wetsartikelen van de Awb.

    Vraag 1c

    Geef gemotiveerd aan of er bevoegdheden onrechtmatig zijn uitgeoefend en zo ja welke. Maak ter zake gebruik van de Awb en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

    Vraag 1d

    Ingevolge artikel 56 Mededingingswet kan de ACM in het geval van verboden prijsafspraken een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen. Is de wijze waarop in de onderhavige casus het bewijs is vergaard, meer in het bijzonder wat betreft de bekentenis van Stokhorst dat er prijsafspraken zijn gemaakt, van belang voor de keuze tussen deze sancties?

    Vraag 2a

    Rinus Boterman, in de plaatselijke onderwereld beter bekend als Ranzige Rinus, exploiteert sinds 2002 een sexclub genaamd ‘Venus’ in de gemeente Dulden. Hij beschikt daartoe over een vergunning op grond van de ter plaatse geldende Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) die een vergunningplicht voor seksinrichtingen bevat. De eerste jaren

    .....read more
    Access: 
    Public
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Check related topics:
    Activities abroad, studies and working fields
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1414