Verbintenissenrecht Hoorcollege 1 - Rechten UL B2 - Inleiding
1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- De verbintenis
- De rechtshandeling en overeenkomst
- Vertegenwoordiging
- De precontractuele fase
De verbintenis
Een verbintenis is een rechtsbetrekking tussen twee personen. De ene persoon heeft iets van de andere persoon te vorderen, de andere persoon is dus iets verschuldigd. Er is altijd sprake van een debiteur en een crediteur, van een vordering en een schuld. Verbintenissen kunnen alleen ontstaan wanneer dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1). Dit schept echter wel enige ruimte voor het ontstaan van verbintenissen:
- Rechtstreeks, bijv. art. 6:162 (onrechtmatige daad)
- Wet via verwijzing, bijv. 6:213, 6:248.
- Wet via haar 'stelsel'. De verbintenis moet dan in het systeem van de wet passen. Deze mogelijkheid werd bepaald in het arrest HR Quint/Te Poel. Dit ging om een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. De Hoge Raad oordeelde dat zo'n vordering weliswaar nog niet bestond, maar wel binnen het systeem van de wet paste.
De rechtshandeling en overeenkomst
De artt. 3:33 en 35 vereisen voor het totstandkomen van een overeenkomst een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich in een verklaring geopenbaard heeft. Dit wordt ook wel de 'wilsvertrouwensleer' genoemd. In principe moeten contractspartijen op uitlatingen van elkaar kunnen vertrouwen.
Enkele grondbeginselen van het overeenkomsten- en rechtshandelingenrecht:
- Contractsvrijheid
- Consensualisme (als je het met elkaar eens bent is dat voldoende)
- Verbindende kracht
Op deze grondbeginselen bestaan echter uitzonderingen, bijvoorbeeld als er vormvoorschriften zijn, afspraken die naar inhoud of strekking wettelijk verboden zijn en de beperkende en uitbreidende werking van redelijkheid en billijkheid. Soms is er ook sprake van differentiatie bij de toepassing van het burgerlijk recht. Consumenten genieten bijvoorbeeld meer bescherming dan grote bedrijven met een eigen juridische afdeling. Dit betekent dat de inhoud van contracten soms ook door de rechter uitgelegd moet worden. Als het gaat om een contract tussen professionele partijen kijkt de rechter vooral naar de letterlijke tekst, omdat er dan van uitgegaan kan worden dat over de tekst erg veel onderhandeld is.
Vertegenwoordiging
Dit is geregeld in art. 3:66. In principe treft de rechtshandeling die door de vertegenwoordiger verricht wordt de volmachtgever. De tussenpersoon valt er dan dus als het ware tussenuit. Wel is het belangrijk om te letten op de verschillende soorten vertegenwoordiging: er is niet altijd sprake van een verplichting voor de vertegenwoordiger om ook echt te handelen. Wanneer deze verplichting er wel is, is er sprake van lastgeving.
Onbevoegde vertegenwoordiging
Bij onbevoegd optreden gaat art. 3:66 niet op. De achterman is dan niet gebonden. De schijnbare vertegenwoordiger echter ook niet (!) omdat de door hem gesloten overeenkomst niet op zijn naam is aangegaan. Hij kan volgens art. 3:70 echter wel gehouden zijn tot een vergoeding van eventuele geleden schade.
Art. 3:61 regelt de derdenbescherming in het geval van onbevoegde vertegenwoordiging. Wanneer de achterman de schijn gewekt heeft dat hij wel een vertegenwoordigingsbevoegdheid had verleend kan hij zich niet op de onbevoegdheid van de zogenaamde vertegenwoordiger beroepen. De ondoorzichtigheid van bepaalde organisaties kan hier ook een factor in zijn.
De precontractuele fase
Hierover heeft de Hoge Raad in 1957 een belangrijk arrest gewezen: Baris/Riezenkamp. Het bepaalde dat er bij het onderhandelen tussen twee partijen een bijzondere rechtsverhouding tussen hen ontstaat, die wordt beheerst door de normen van redelijkheid en billijkheid. Contractspartijen moeten dan in het onderhandelen niet alleen hun eigen belangen meenemen, maar ook de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. In dit arrest werd dus de grondslag voor het bestaan van de precontractuele fase gelegd.
In het arrest Plas/Valburg uit 1982 bepaalde de Hoge Raad dat er in de precontractuele fase een aantal stadia bestaan, waarin een 'verdichtende' relatie ontstaat. Vanaf een bepaald stadium kunnen de onderhandelingen niet meer afgebroken worden zonder een schadevergoeding te betalen. In het laatste stadium 3 is afbreken zelfs in strijd met redelijkheid en billijkheid. Het is dan niet meer mogelijk. Dit stadiasysteem gaat echter alleen op als er sprake is van langdurige onderhandelingen. daarnaast moet afbreken in principe altijd kunnen, tenzij het onaanvaardbaar is. Dit is dus een relatief zware eis.
2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.
4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.
5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
Er worden geen tentamenvragen behandeld.
Add new contribution