Samenvatting Internationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Internationale politiek, studie politicologie Leiden, Jaar 1, Blok 1

Historische context

  • Europees perspectief Rise of the West, door oa minder intern conflict, geografisch gunstig, kapitalisme en liberalisme.

  • Mondiaal perspectief: Imperialisme, Europese dominantie en belang niet westerse ideeën en technologie 

 

Vrede van Westfalen: 1648, einde dertigjarige oorlog, ook einde 80 jarige oorlog in de vrede van Münster. Wordt vaak gezien als het begin van het Europese moderne statensysteem en de diplomatie. Hier werden nieuwe opvattingen over soevereiniteit kenbaar gemaakt. Landen zouden zich niet meer bezig gaan houden met interne problemen van anderen. Ook erkende dit verdrag de gelijkheid onder staten. 

 

Soevereiniteit (Hoogste macht)

  • Intern: Soeverein heeft de macht over de onderdanen. (Geweldsmonopolie, belasting)

  • Extern: Soeverein (Staat) heeft de hoogste macht binnen zijn landsgrenzen.

  • Anarchie: Het ontbreken van een wereldregering

 

Montevideo conventie: 1933, conventie waar men boog over de vraag wat is een staat?

  • territorium

  • bevolking

  • effectief gezag

  • capaciteit betrekkingen aan te gaan

  • erkenning (subjectief per staat)

 

Staat als begrip in ideaaltype

  • stateness : het streven naar het ideaal

  • failed states: landen die het grondgebied niet onder controle hebben

  • Natie: een groep mensen met dezelfde identiteit van het land

  • Natiestaat: een politiek groepsverband die legitiem thuishoort op het grondgebied

 

Nationalisme: identiteit samenvallen met de landsgrenzen

  • ethisch Nationalisme: Allee als je altijd al in het land gewoond hebt

  • Civiel: Als je de waarden en instituties van het land accepteert

 

Macht: verschillende definities en dimensies

  • Morgenthau: De controle hebben over de gedachten en acties van anderen.

  • Heywood: De mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op gebeurtenissen

 

Potential power: Het bezitten van hulpbronnen, wapens, netwerk, geld en voedsel

 

Relational power: De macht hebben anderen te weerstaan en jou wil op te dragen aan anderen. Invloed. 

 

Institutional power: Bepalen van de agenda bij organisaties (EU, VN etc)

 

(!) Structural power: sociale verhoudingen, de macht van de rijken 

Verschil Hard en Soft power

  • Hard Power: dwingend, sancties, interventie, ontwikkelingshulp

  • Soft Power: overtuigend, waarden en normen overbrengen

 

Realisme

Onderverdeelbaar in drie

  • Klassiek

  • Neo

  • Neoklassiek

 

Klassiek Realisme

  • De mens is slecht, en kiest alleen het beste voor zichzelf

  • Egoïstische mens stuurt internationale politiek

  • Internationale systeem gekenmerkt door anarchie, dus andere staten potentieel gevaar.

  • Reason of state: Staatslieden moeten doen wat goed is voor de staat

  • Realpolitik: leidt idealiter tot een balance of power

  • Hans Morgenthau en EH Carr

 

Neo-Realisme (Structureel realisme)

  • Ook economische bronnen hebben invloed. (wetenschappelijk)

  • Het gaat niet allemaal tussen staten, maar ook samenhang

  • Systeemtheorie: alle staten hetzelfde, mate van macht belangrijk

  • 1) Selfhelp (eigen veiligheid) 2) veiligheidsdilemma (wedloop) 3) relatief voordeel. (Macht tegenover andere actor)

  • Geen allianties/vrienden, alleen permanente belangen.

  • Oplossing oorlog: machtsbalans bepaalde door grootmachten, kleine landen zullen meegaan met de grote macht of balanceren door zich bij een rivaal aan te sluiten. 

  • Machtssystemen zijn stabiel (monopolair, duopolair, multipolair)

  • Thucydides val: overgang van machtssystemen

  • Defensief: staten zoeken naar macht maar doel is veiligheid, offensief: altijd op zoek naar macht want hoeveel macht genoeg is is onbekend. 

 

Neoklassiek realisme

  • combinatie

  • Binnenlandse politiek is ook belangrijk. Staten verschillen cultuur ook invloed.

  • positief: oorlog is voorkombaar

  • invloed individu

 

Kernbegrippen Realisme: Statisme (soeverein), survival (voortbestaan land) en selfhelp (eigen veiligheid)

Liberalisme

Kern:

  • juridische gelijkheid, scholing, vrije pers

  • democratisch gekozen regering

  • eigendomsrecht

  • open markt

 

Internationale relaties

  • De mens is niet slecht

  • staten verschillen en niet statelijke actoren hebben invloed (pluralisme)

  • door meer belangen te delen kan conflict voorkomen worden

  • anarchie is niet de oorzaak van oorlog, maar verstorende factoren

  • overlappende belangen leidt tot samenwerking

 

Liberaal internationalisme

  • Gedachte dat integratie tussen staten en mensen leidt tot gezamenlijke identiteit en eigendom waardoor met betekenis kan worden gesproken over recht en verantwoordelijkheid op internationaal niveau. 

  • International society: complex systeem van actoren waar individu ook belangrijk is.

  • Idealisme: het bestaan van ideeën over de wereld hebben een causaal effect (sociaal) en dat wereldvrede haalbaar is. (inhoudelijk)

 

Golven liberalisme: verlichting - WO1, interbellum (idealisme), koude oorlog - nu.

 

Democratische vrede van immanuel Kant: democratieën voeren geen oorlog en door wederzijdse afhankelijkheid ook geen oorlog. (Interdependence liberalisme)

 

  • Interdependence liberalism: wederzijdse afhankelijk verkleint kans op oorlog.

  • Republican liberalism: gedrag van de staat beïnvloed door staatsvorm. Democratie beste vorm om oorlog te voorkomen. 

  • Liberal institutionalism: De rol van internationale organisaties voor liberale waarden en doelen is belangrijk. Staten actief opstellen om harmony of interest te creëren. Decentraal netwerk van global governance.  

  • Complex interdependence: Afhankelijk op allerlei verschillende terreinen. Economie, ecologie, ontwikkeling en mensenrechten. Invloed discussieerbaar: globalisme. 

 

Democratische vrede, andere verklaringen:

realisme: Allianties, gedeelde belangen en ligging

liberalisme: interdependentie

sociaal constructivisme: culturele achtergrond

 

Kritische theorieën:  

  • Kritisch op positivistische theorieën, die gaan namelijk uit van een gewenste status quo.

  • Kritische theorieën zoeken naar oorsprong status quo en hoe deze te veranderen en zijn van nature emancipatoir, verbeterend minderheden.

 

Marxisme

  • Niet alleen een IR-theorie, pas gevormd na dood Marx

  • Sociale wereld als geheel, waarbij alle disciplines samenhangen

  • Gaat uit van organisatie van materiële krachten. 

  • Geschiedenis opvolging economische systemen: Slavernij, feodalisme, liberalisme, socialisme en communisme, einde klassenstrijd betekent einde geschiedenis, ongelijkheid zorgt voor instabiliteit.

 

Fukuyama spreek over winst liberalisme dus einde geschiedenis. 

 

Leninisme: anti-imperialisme, pacificatie arbeiders en arbeiders belangen. 

 

Dependency school: Wereldsysteemtheorie en werkt kern-periferie idee verder uit. 

 

Gramsci: Macht bestaat uit dwang en instemming, bovenbouw en onderbouw, sociale en culturele waarden gebaseerd op dienen economie. 

 

Kritische school: Focus op bovenbouw. Geen vertrouwen in socialistische revolutie. onderbouw volledig ingeburgerd. Bezig met het blootleggen onrecht, streven naar radicale democratie. 

 

Sociaal-Constructivisme 

  • Individuen samenlevingen en staten construeren gezamenlijk de wereld. 

  • Belangen staat niet bepaalt door internationaal systeem.

  • Sociale feiten: soevereiniteit, anarchie grenzen, terrorisme, geld zijn abstracte concepten ontstaan door creatie mens en door afspraken. 

  • Identiteit: Sociale kant van jezelf in relatie tot anderen heeft invloed op belangen en normen en waarden. Nationale identiteit stuurt gedrag land in internationaal politiek.

  • Regulatieve en constructieve regels: regulatief: bestaande processen in goede banen leiden. Constructieve regels: processen creëren en definiëren.

  • Logic of consequences: actoren baseren keuzes op beste resultaat (consequentie), of op de norm. (legitimiteit)

 

Verschil sociale en Ib-theorie: sociale theorie spreekt over over actoren en hoe zij opereren binnen systeem. IB-theorie ontstaat uit sociaal constructivisme. 

 

Kopenhaagse school: spreekt over securitization, als een kwestie een veiligheidsprobleem wordt mogen er extreme maatregelen gebruikt worden. Speech Act: wanneer soeverein veiligheidsprobleem aangeeft en het publiek dit overneemt. bedreiging is wanneer iets dat het waard is te beschermen wordt aangevallen. (Nationale veiligheid, waarden)

 

Poststructuralisme:

Deconstructie:

  • Taal is niet neutraal en kent machtsverhoudingen.

  • Politieke keuzes op basis van woordgebruik. 

  • Deconstructie haalt ongelijke relaties uit elkaar (Ontwikkelde tegenover ontwikkelingsland) om zo onderdrukte groepen een plaats te geven en gelijker te maken. 

 

Genealogie:

  • Kennis die we nu kennen is niet objectief en compleet door bepaalde keuzes verdwijnen delen kennis. 

  • Practises: patronen die wanneer uitgevoerd leiden tot achtergrondkennis en discours, er kan echter iets missen.

 

Intertextualiteit: 

  • Beeld dat wordt gecreëerd door media of door publicaties over een bepaald onderwerp. 

  • Kan leiden tot beleid op basis van assumpties of zaken die voor lief worden genomen. 

  • Intertextuelen leggen onderliggende assumpties bloot. 

 

Feminisme: 

  • Andere theorieën zijn biased, onvolledig en schetsen maar een half beeld van internationale betrekkingen. 

  • Feministische theorie is constitutief, dwz dat ze na opstelling dingen bepalen en dus invloed krijgen in de wereld.

  • Aandacht voor vrouwen in de internationale politiek. 

  • UN-Decade for women, initiatief verbetering positie vrouw. VN-resolutie voor vrouwen vrede veiligheid haakt in op onevenredigheid getroffen gender en gender perspectief bij wederopbouw. 

  • onderscheid 4 stromingen: liberal (Ongelijkheid is een probleem, oplossing door bij quotum.), critical (onrepareerbaar dus fout in fundament), postcolonial (Belangen per vrouw per cultuur verschillen) en poststructural. (taal heeft problemen voor gender)

 

Postkolonialisme:

  • Kernthema's: geweld, neokolonialisme, oriëntalisme, eurocentrisme, ondergeschikten, modern colonity, border thinking, dekolonisatie als praktijk. 

  • Ras in internationale betrekking, beschaafd en barbaars. Belangrijk vroege dagen IB. Legitimering kolonialisering: white man’s burden etc. 

  • Volkenbond om westerse macht te behouden en geen conflict tussen koloniale machten, bescherming bevolking in mandaatgebieden.

  • Mandaatgebieden met VN Classificatie. 

Oorlog en vrede

 

Oorlog

  • Doorgaand geweld tussen politieke organisaties. Meer dan duizend gevechts-gerelateerde doden per jaar (Gemiddeld: Correlates of war projects).

  • Oorlog is rationeel: Sovereign state approach: tussen of binnen staten, Global approach: koloniaal of internationale burgeroorlogen. 

 

Carl von Clausewitz: 

  • Oorlog als voortzetting politiek.

  • Middel om doel te bereiken

  • rationele wijze nastreven nationale belangen.

 

Drijvers oorlog: passie (Voor het volk), kans (strategische manoeuvreerbaar en afleidende factoren) en rede (Oorlog als middel voortzetting politiek)

Domeinen oorlog: bevolking, militair en politiek

 

Limited war: doelen beperkter dan politiek overleven. (Afghanistan)

Total war: oorlog om politiek te overleven. (WO2)

 

Oorlog als sociale activiteit en interactie.

  • Hoort bij internationale relaties en ligt altijd op de loer. 

  • Beide partijen uitten interactie. 

  • Tussen politieke organisaties: kan verwijzen naar staten maar ook opstandelingen.

 

Oude oorlogen:

  • Interstatelijk, oorlogsvoering kent regels en officiële verklaringen en normen/gebruiken

  • Beleidsinstrument en conventioneel (Uniform en georganiseerd)

 

Nieuwe oorlogen:

  • Post modern, post clausewitziaans, postwestfaals. 

  • intrastatelijk

  • identiteit

  • asymmetrisch, staat tegen rebellen

  • onconventioneel, onderscheid burgers en militairen onduidelijk

  • Barbaars, verwonden sterker dan doden: extra kosten en shock

 

Hybride oorlogsvoering: 

  • Separatisten met steun andere overheid

  • bemoeien politiek anderland

  • cyberoorlog

Oorzaken oorlogen:

  • Unieke historische verklaring maar ook onderliggende gemeenschappelijke redenen.

 

Klassiek realisme: onontkoombaar, mens is slecht. 

Neorealisme: anarchie, internationaal systeem, oorlog is een tragedie.

Liberalisme: door anarchie, economisch nationalisme en autoritaire regimes. 

Marxisme: door ongelijkheid en de drang naar meer grondstoffen

Sociaal constructivisme: vijandbeeld door cultuur en identiteit.

 

Oorzaken burgeroorlogen: 

  • Grievance: ongelijkheid, discriminatie

  • Greed: materiële inkomsten, spoils of war met geweld als doel op zich. 

  • Opportunity: Gelegenheid moet zich bieden en het moet mogelijk zijn (Kosten baten, rationeel)

 

Veiligheid:

  • Afwezigheid dreiging kernwaarden

  • Discussieerbaar

  • Klassiek: staatsveiligheid, alternatief: veiligheid individu.

 

Vrede:

Negatief: afwezigheid van oorlog

Positief: meer dan afwezigheid van oorlog, ook structuren en processen die oorlog op lange termijn voorkomen. (Economische voorspoed)

 

Terrorisme:

 

Kent geen VN-definitie want het is:

  • Ideologisch betwistbaar (Terrorist vs vrijheidsstrijder)

  • Emotioneel geladen

 

Terrorisme: illegitiem geweld door substatelijke groeperingen om angst te verspreiden door aanvallen op burgers of symbolische doelen.

 

Van lokaal terrorisme naar transnationaal en mondiaal. 

 

Vanaf 2001 postmodern terrorisme

  • Millennial apocalyptische ideologieën naar destructie in plaats van een echt doeleinde. 

 

Terrorisme ontstaan door: culturele, religieuze en economische factoren. 

 

Terrorisme gevolgen:

1880-1920 anarchistisch

1920-1960 antikoloniaal

1960-1980 transnationaal

1970-nu religieus

 

Massavernietigingswapens

 

Atomisch explosieve, radioactieve, dodelijk chemische en biologische wapens die dezelfde of zwaardere schade aanrichten in vergelijking met de atoombom.

 

Biologische wapens:

Overbrengen biologische en toxische componenten door wapens.

Ontwikkelingen vanaf de oudheid

1925 Genève protocol verbiedt maar geen controle. 

 

Chemische wapens: 

Chemie die door chemisch proces op levende wezens dood, tijdelijke verlamming of ander leed veroorzaakt. 

Ontwikkeling vanaf wo1, Ieper eerste inzet. 

1997: chemical weapons convention verbiedt op ontwikkeling, productie, overdracht, opslag en gebruik van chemische wapens 

OPCW: 193 lidstaten en erg succesvol. 

 

Ondertekend: steun

Ratificeerd: overgenomen in eigen wet dus volledige binding aan het verdrag. 

 

Nucleaire wapens 

Opdeelbaar in types. 

  • type 1: uranium of plutonium dmv kernsplijting

  • type 2: Hydrogen/thermonucleair dmv kernfusie

 

Strategische kernwapens: lange en middellange afstand om steden aan te vallen. 

Verspreid om Nuclear trident, terug kunnen schieten na een aanval. 

 

Tactische kernwapens: korte afstand, kleine explosie. 

Voor limited nuclear warfare. Gebruikt voor landmijnen, artillerie, torpedos of kleine raketten. 

 

Nucleair taboe: 

 

Realisten: deterrence (MAD)

Liberalen: non-proliferatie

Sociaal constructivisten: taboe op kernwapen-gebruik

 

Horizontale proliferatie: meer landen met kernwapens

Verticale proliferatie: meer kernwapens per land 

 

Non Proliferatie Verdrag (1968)

  • Geen kernwapens ontwikkelen

  • Ontwapening kernmachten

  • Recht op kernenergie voor civiel doeleinde. 

 

IAEA: controleert kernwapens 

Global zero: naar 0 kernwapens, VS initiatief. Bedreiging is er nog altijd. 

 

Internationaal recht en politiek

 

Internationaal recht kan niet bestaan zonder een internationale gemeenschap die een basis visie deelt. (Carr)

  • hoe meer delers hoe sterker het recht

  • realist: community is zwak dus ook internationaal recht, in Europa sterker (EU)

  • grotere minimum common view (EU)

recht is nodig om tyrannie te voorkomen (Locke)

 

Internationale Betrekkingen theorieën over internationaal recht:

  • realist: internationaal recht is dienstbaar en ondergeschikt aan de internationale politiek

  • Liberalisme: internationaal recht is een regulatieve norm en ordent daarmee de internationale politiek

  • Sociaal constructivisme: internationaal recht is constitutieve norm en vormt daarmee de internationale politiek. dus vormt ook identiteit van landen.

  • Internationaal recht is een fundamentele institutie (abstract)

  • constitutionele institutie (soevereiniteit)

  • kwestie specifieke instituties: (VN, EU)

 

Internationaal recht is ontstaan in de 16e en 17e eeuw door bijv Hugo de groot en verdragen zoals de vrede van westfalen en utrecht hebben het internationaal recht verder gevormd.

 

verder ontwikkeld in de 19e en 20e eeuw. Internationaal recht blijft een soft law, niet altijd bindend, kent compromissen en het is beperkt afdwingbaar terwijl nationaal recht afdwingbaar is door oa leger, politie etc. 

 

Internationaal recht is een overkoepelende term met meerdere onderdelen:

  • mensenrechten

  • handelsrecht

  • oorlogsrecht

  • zeerecht

 

Oorlogsrecht

 

1 Jus ad bellum (wanneer je oorlog mag voeren)

2 Jus in bello (hoe moet je gedragen tijdens een oorlog (internationaal humanitair recht)

Beide regels moeten gevolgd worden

 

VN kan ingrijpen: economische sancties, diplomatieke sancties, VN-militaire interventie

 

waarop is internationaal recht gebaseerd:

  1. internationale verdragen (en besluiten van internationale organisaties)

  2. gewoonterecht (customs)

  3. Jus Cogens (Dwingend recht)

  4. Verdragen

  • Bilateraal/multilateraal

  • ondertekening door staatshoofd/regeringsleider of gevolmachtigde

  • documenten consent to be bound

  • na ondertekening mag je niet handelen tegen strekking van het verdrag (Weens verdragen verdrag) (nooit militair gedwongen etc)

  • Ratificatie, nationale wetgeving neemt het over. Staten-Generaal moet een wet aannemen om het te gelden (ratificeren). Uitdrukkelijke toestemming kamers. (art 91)

  • Artikel 94 GW, binnenlandse wetten mogen niet in strijd zijn met verdragen en besluiten van internationale organisaties. Staan dus boven de Grondwet. 

  • Staat mag voorbehouden maken en kunnen bij sommige verdragen delen uitzonderen. Kan niet bij elk verdrag. Compromissen/Voorbehouden zorgen voor meer deelnemers maar minder sterk verdrag.

  • Verdrag wordt gedeponeerd bij een depositaris, vaak secretaris-generaal.

  • Verdragen eindigen omdat de termijn is verstreken (kan worden verlengd), basis van regeling in het verdrag (Als A is bereikt dan stopt het verdrag, art.56: niet meer volgen vanwege overmacht/wanprestatie andere partij of fundamentele veranderingen van omstandigheden.

 

Staten geven internationale organisaties de bevoegdheid bindende besluiten te nemen

  • Veiligheidsraad van de VN, Europese Unie 

 

Gaat meestal over politiek bindende maar niet juridisch-bindende aanbevelingen

  • Internationaal gerechtshof is een bindend besluit voor de benoemde staten

 

Niet bindende besluiten kunnen leiden tot gewoonterecht.

 

Gewoonterecht:

  • Zo is internationaal recht begonnen. Praktisch naleven van een stilzwijgende afspraak. 

  • Opinio Juris Sive Necessitatis: de overtuiging dat er volgens een bepaalde regel behoort te worden gehandeld. Op te maken uit uitspraken van regeringsvertegenwoordigers.

  • Uniforme, constante praktijk: er moet ook naar de overtuiging gehandeld worden. 

  • Vaak uiteindelijk gecodificeerd in een verdrag. 

 

Jus cogens (Dwingend recht)

  • Recht dat staten moeten volgen ook al hebben zij zich niet expliciet gebonden aan het recht

  • Het gaat om normen die zo doorslaggevend belang zijn voor de internationale gemeenschap als geheel dat geen staat hier af mag van wijken

  • Denk aan slavernij, foltering, genocide of agressie. 

  • Vaak wel opgenomen in verdragen maar ook al is dit niet ondertekend nog steeds verplicht aan te houden.

 

Waarom houden staten zich aan het internationaal recht

  • eigen belang en wederkerigheid (reciprociteit) zo dat de ander zich er ook aan houd

  • Voorkeur voor stabiliteit en orde (Behouden van status quo)

  • Maakt een staat onderdeel van de internationale gemeenschap

  • Niet naleven leidt tot straf in de vorm van sancties

  • Moreel juist om het internationaal recht te volgen

 

Ethiek in de internationale betrekkingen

  • Ethiek is wat actoren zouden moeten doen

Ethiek kent twee vragen: 

  • outsiders hetzelfde behandeld als insiders?

  • Wat houdt deze behandeling in?

 

Kosmopolitisme:

  • Dik: er bestaat een universele moraal zoals mensenrechten en staat dus los van de staat.

  • Dun (statism): Moraal wordt gedefinieerd door de staat en de gemeenschap die daarin leeft maar is wel een (kleine) verantwoordelijkheid naar outsiders

  • Realisme: eigenbelang, staat heeft niks met outsiders te maken. Survival is de morele plicht van de staat. 

 

Internationale gerechtshof

  • Opgericht in 1945 als onderdeel van de VN (Den Haag)

  • Alle VN-Leden zijn automatisch lid maar de rechtsmacht is niet altijd erkend. (Kan ook kwestie specifiek)

  • Beide staten die betrokken zijn bij een geschil moeten de rechtsmacht expliciet erkend hebben. 

  • De VN veiligheidsraad en de algemene vergadering van de VN mogen het IGH om een niet bindend advies vragen 

 

Internationaal strafhof

  • Dictator naar strafhof, staat naar gerechtshof

  • Opgericht door tribunalen Joegoslavië en Rwanda

  • 2002, permanent operationeel, alles na 2002 mag het strafhof een zaak over beginnen

  • 123 staten zijn lid, aantal belangrijke niet leden: VS, China, Rusland en India. VS is niet lid omdat de VS veel militaire interventies heeft begaan waarbij zij zelf soeverein willen berechten over oorlogsmisdaden etc.

  • De veiligheidsraad kan beslissen om bepaalde casussen naar het internationaal strafhof te sturen. 

  • Het strafhof heeft rechtsmacht over ‘the most serious crimes of concern to the international community as a whole’. 

  • Rechtsmacht over individuen die misdaden begaan

  • Genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en agressie 

 

Mensenrechten

  • Human rights are rights to which people are entitled by virtue of being human

  1. universeel    (gelden voor ALLE mensen)

  2. fundamenteel    (kunnen door niemand ontnomen worden)

  3. ondeelbaar    (verschillende soorten zijn even belangrijk)

  4. absoluut    (ze kunnen niet gekwalificeerd worden in relatieve zin)

 

Kwestie van de universaliteit

  • Universele verklaring voor de rechten van de mens, ondertekend door alle VN-Lidstaten bevestigd door veel verschillende verdragen. 

  • UVRM opgericht in 1948, verklaring met 30 artikelen over politieke rechten maar ook enkele economische en sociale rechten. 

  • Politiek bindend maar niet juridisch

  • grote symbolische waarde. Gemeenschappelijke standaard die moet worden bereikt

  • Begin van het moderne mensenrechten regime en vormt samen met het VN verdrag over economische, sociale en culturele rechten (1966) de bill of rights.

  • Veel andere verdragen die dit extra benadrukken (tegen genocide, discriminatie en marteling)

 

Internationaal recht en oorlog

  1. pacifisme: oorlog is altijd fout in moreel opzicht

  2. Realisme/Realpolitik: een morele rechtvaardiging is niet nodig. Oorlogen worden gerechtvaardigd door het nationaal belang. Moraal heeft geen factor. 

  3. Just War Theory (liberalisme): een oorlog heeft te maken met moraal en kan gerechtvaardigd zijn als er aan criteria wordt voldaan. (Jus ad Bellum): last resort, just cause, legitimate authority, right intention, reasonable prospect of succes en proportionality (grensconflict moet niet worden gereageerd met nuclear strike)

Criteria voor het voeren van oorlog (jus in bello):

discriminatie, proportioneel en humanitair 

 

Het gebruik van geweld

  • Basisregel: het mag niet (artikel 2.4 VN-Handvest)

  • Uitzondering 1: collectief optreden door de VN veiligheidsraad (art. 39)

  • Uitzondering 2: zelfverdediging (art. 51)

 

Anticipatory self-defense

  • Alleen wanneer er sprake is van: a necessity of self defense that is instant, overwhelming and leaving no choice of means and no moment for deliberation. 

  • VN handvest: Art 51: nee, alleen als een armed attack occurs

  • Art 51: ja, inherent right to self-defence (last resort) Meest geaccepteerd door juristen.

 

Preemption tegenover prevention

  • preemption: optreden op het allerlaatste moment (Israel (1967) 6 daagse oorlog)

  • Prevention: Optreden om een groeiende dreiging te voorkomen (Israël (1981,2007 om nucleaire faciliteiten te voorkomen))

 

Preemption vaker geaccepteerd. Kwaliteit van inlichtingen en argumentatie erg belangrijk. 

Internationale politieke economie

 

Relatie economie en politiek. Handel en geld tegenover macht. Onmogelijk om politiek te begrijpen zonder geld. 

Realisten: macht door het leger. Leger kost geld. 

 

GPE?: Globale politieke economie, niet-statelijke actoren. 

Focus op handel, productie en financiën: traditionele onderdelen economie.

Kent nu ook andere thema’s: mondialisering, migratie, ontwikkeling etc. 

 

Robert Gilpin: Liberalisme, realisme en marxisme domineerden. 

Nu ook feminisme, poststructuralisme, constructivisme. 

 

Bestuderen politieke economie door:

  • Materiële aspecten (Handel en geld)

  • Instituties (Afspraken en normen)

  • Ideeën (Sterkere economische groei)

 

Washington consensus

  • Welvaart is het best gediend bij een zo vrij mogelijke markt, en een kleine overheid. 

  • Ook het beste voor ontwikkelingslanden.

 

Teruggekomen van dit idee: post-Washington consensus

  • Toch wel ingrijpen voor gelijkwaardig speelveld. 

 

MCPs in de internationale politiek:

  • Grote bedrijven die soms een economie hebben ten grote van een land. 

  • Belangrijke spelers financieel gezien op wereldpolitiek. 

  • Arbeidsstandaarden, milieu, mensenrechten, economische interdependentie. 

  • Bedrijven volgen internationale wetgeving (Chemie-industrie bij wapen conferentie)

  • Buitenlands beleid: bedrijven spreken samen met handelsdelegatie. 

  • Economische-diplomacy, staat helpt eigen bedrijven handel te openen met land. 

  • Business-diplomacy: Idee dat vertegenwoordigers uit een bedrijf als diplomaat moeten spelen. Risico’s bedrijven: nationalisering etc. 

 

Business-diplomacy

  • Geopolitiek en non-commercieel risico

  • Diplomatie gaat niet alleen terugdringen risico’s. Gaat ook over versterken doelen.

  • Mindset van diplomaten lijkt misschien wel op de business-mindset

  • Niet alle diplomaten zijn hetzelfde 

  • Sterkere conceptualisatie business-diplomacy door openen donkere kant bedrijven. 

  • Zit er verschil in business-diplomacy

Technologische revolutie

  • Sterkere communicatie en betere reismogelijkheden versterkt internationale politieke economie. 

  • Opkomende machten (BRICS) zijn wel compleet andere landen. 

  • Opkomst China, nr 1 export, WTO, tweede wereldeconomie, YUAN reservemunt. 

  • Vraag of China de economische orde gaat veranderen. China richt ook nieuwe instituties op: New Development Bank en Aziatische infrastructuurinvesteringsbank

  • Belt and Road initiatief. Nieuwe zijderoute. 

 

Intensity measures: Meer handel en geldstromen

extensity measures: Waar komt de groeit terecht, geografische verspreiding

 

Ontstaan hotspots van handelsintensiteit. Sommige landen delen niet mee aan deze hotspots en blijven achter op mondiale handelssysteem. 

 

Globalisering aangezet vanaf 1945, vanaf 1970 stroomversnelling

  • Instituties zoals wereldbank, IMF en WTO 

  • Wereldbank als doelstelling: Armoedebestrijding en economische ontwikkeling, gestart vanaf Wederopbouw Europa. 

  • IMF: Internationale monetaire samenwerking en stabiliteit economische systeem. Al wereldwijd operatief sinds het begin. 

  • Wereldhandelsorganisatie: Verlopen handel, opheffen zoveel mogelijk handelsbelemmeringen. 

 

Economische logica vrijhandel:

  • Ook andere vormen economieën zoals mercantilisme (relatief sterker worden) en autarkie. (Alles zelf)

  • Protectionisme: tarieven heffen, import quotas of eigen bedrijven subsidiëren. Wordt gedaan om eigen opkomende industrie te beschermen of bij een handelsoorlog waar de andere speler begint.

  • Vrijhandel, systeem reguleert zichzelf. Staat houdt zich deels afzijdig maar kent wel een aantal regels via WTO. 

  • Comparative advantage: produceer hetgeen waar je het best in bent. 

  • Most favoured nation clause: Geen speciale voordelen voor een bepaald land. 

Armoede, honger en ontwikkeling

 

Armoede in de internationale politiek:

Orthodoxe visie: weinig geld om basisbehoeften te vervullen

Alternatief: Ook non materiële aspecten zoals scholing en toegang gezondheidszorg. 

 

Armoede absoluut: <1,90 USD per dag

relatief overal

 

VN: Armoede in veel vormen, materiële problemen en non materiële tekorten, ook door discriminatie. VN kent een grote moraliteit. Grote definitie om snel in te grijpen. 

 

Honger:

Orthodox: honger is het gevolg van overbevolking en wordt rechtgetrokken door correctiemechanismen zoals oorlog en pandemie. 

Alternatief: Probleem ligt bij de verdeling van het voedsel

 

Ontwikkeling:

Orthodox: transformatie van zelfvoorzienend naar industriële economieën op de wereldmarkt. Top Down door westerse experts, groei BNP. Neoliberaal: one size fits all. 

Alternatief: Ook welzijn, sociaal culturele en politieke ontwikkeling spelen rol. Bottomup: vanaf lokale gemeenschappen.

Ontwikkeling voor realisten of liberalen ook interessant: eigen bedrijven helpen en sterkere economieën zorgen voor een grotere markt.

 

Millennium Ontwikkelingsdoelen:

Sterke tijdgebonden, specifieke en meetbare doelstellingen op mondiaal niveau. 

Opgevolgd door SDG: Nog meer aandacht voor de alternatieve visie en ambitieuzer. 

 

Kritiek:

  • Mondiale doelen voor lokale problemen

  • Elk land is uniek

  • geen verdragsstatus dus geen verplichting of een keuzemenu. 

  • Te hoge ambities

 

Check more related content in this bundle:

Blok 1 Bachelor 1: Aantekeningen & samenvattingen bij Politicologie aan de UL Leiden

Samenvatting Nationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Samenvatting Nationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Nationale politiek politicologie Leiden Blok 1, jaar 1

Dit is een bruikbare samenvatting voor iedereen die Nationale politiek in jaar 1 van politicologie bachelor in Leiden volgt. Het is een combinatie van aantekeningen, voorbeelden en definities die zeer belangrijk zijn in het vak. Bij de inleiding Nationale politiek gaat het vooral om je mening weer te kunnen geven in een essay en duidelijke definities kunnen reproduceren.Het boek dat hiervoor gebruikt wordt is Governance and Politics in the Netherlands - Andeweg & Irwin - 4e druk. Op WorldSupporter.org bevindt zich nog een goede samenvatting bruikbaar voor dit vak

Staat, Natie en de constitutie

Staat kent interne en externe soevereiniteit

Intern: Geweldsmonopolie

Extern: Erkenning over bezit eigen grenzen

 

Natie: culturele invulling van een gemeenschap door identiteit. 

Nederland kent verbindende elementen als: Wilhelmus, Canon, Strijd tegen water. 

 

Buitenlandse invloed Nederlandse historie

  • eenheidsstaat door Frankrijk

  • Monarchie door de Britten 

  • Tweekamerstelsel door invloed zuidelijke adel en dus België 

  • Grondwet door de revolutionairen in Europa

 

Ontwikkeling civil society 

  • ontzuiling 

  • geseculariseerd

  • postmaterialistische waarden 

  • minder in partijpolitiek verband

  • virtueel-digitaal

 

Nederland is een constitutionele monarchie met parlementaire vertegenwoordigende democratie. 

 

Zwaardmacht (Geweldsmonopolie)

  • Tegen anarchie en tirannie

  • Instrument van de staat en waarborg tegen de staat

  • geweldsmonopolie, maar wie bewaakt de bewaker?

 

Constitutie:

  •  Werkt als synthese als instrument van de staat en waarborg tegen de staat

Evenwicht van burger en handelen van de staat, wat mag en kan de staat en wat mag de burger. 

  • De basisinrichting van de politiek bestuurlijke macht vastgelegd in de grondwet.

 

Grondrechten 

  • Klassieke grondrechten: Recht om de burger te beschermen, mensenrechten

  • Politieke grondrechten: Waarborging deel te nemen aan staatsbestuur.

  • Sociale rechten: Taakstellende voor de overheid om te zorgen voor de bevolking

 

Grondwet spreekt over: 

  • Grondrechten

  • Instituties en instellingen

  • wetgeving

  • rechtspraak

  • herziening van grondwet zelf. 

Grondwet als verbinding door vastleggen centrale waarden.

Rechtsstaat gekenmerkt door:

  • Grondrechten

  • rule of law

  • scheiding der machten: territoriaal (Gemeentelijk, nationaal) en functioneel (Trias politica, wetgeving uitvoering en rechtspraak)

 

Nederlandse rechtstaat van liberaal naar democratisch. 

 

Democratie:

  • Het volk regeert

  • Schumpeter: democratisch elitisme, volk kiest politieke elite

  • Neo Democraten: participatiedemocratie. 

 

Pacificatiedemocratie, verzuiling en ontzuiling

 

Nederland als country of minorities (Land van minderheden)

  • Politieke instabiliteit

  • geen partij met meerderheid

  • samenleving met scheidslijnen

  • segmentering leidt tot verdeeldheid. 

 

Minderheden zijn cijfermatig en sociaal psychologisch vormgegeven door groepsidentiteit religie en sociale klasse verdeeld. 

 

Zuilen:

  • Katholiek (KVP)

  • Gereformeerd (ARP)

  • Nederlands Hervormd (CHU)

  • Arbeiders (PvdA)

  • Liberalen

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting Internationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Samenvatting Internationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Internationale politiek, studie politicologie Leiden, Jaar 1, Blok 1

Historische context

  • Europees perspectief Rise of the West, door oa minder intern conflict, geografisch gunstig, kapitalisme en liberalisme.

  • Mondiaal perspectief: Imperialisme, Europese dominantie en belang niet westerse ideeën en technologie 

 

Vrede van Westfalen: 1648, einde dertigjarige oorlog, ook einde 80 jarige oorlog in de vrede van Münster. Wordt vaak gezien als het begin van het Europese moderne statensysteem en de diplomatie. Hier werden nieuwe opvattingen over soevereiniteit kenbaar gemaakt. Landen zouden zich niet meer bezig gaan houden met interne problemen van anderen. Ook erkende dit verdrag de gelijkheid onder staten. 

 

Soevereiniteit (Hoogste macht)

  • Intern: Soeverein heeft de macht over de onderdanen. (Geweldsmonopolie, belasting)

  • Extern: Soeverein (Staat) heeft de hoogste macht binnen zijn landsgrenzen.

  • Anarchie: Het ontbreken van een wereldregering

 

Montevideo conventie: 1933, conventie waar men boog over de vraag wat is een staat?

  • territorium

  • bevolking

  • effectief gezag

  • capaciteit betrekkingen aan te gaan

  • erkenning (subjectief per staat)

 

Staat als begrip in ideaaltype

  • stateness : het streven naar het ideaal

  • failed states: landen die het grondgebied niet onder controle hebben

  • Natie: een groep mensen met dezelfde identiteit van het land

  • Natiestaat: een politiek groepsverband die legitiem thuishoort op het grondgebied

 

Nationalisme: identiteit samenvallen met de landsgrenzen

  • ethisch Nationalisme: Allee als je altijd al in het land gewoond hebt

  • Civiel: Als je de waarden en instituties van het land accepteert

 

Macht: verschillende definities en dimensies

  • Morgenthau: De controle hebben over de gedachten en acties van anderen.

  • Heywood: De mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op gebeurtenissen

 

Potential power: Het bezitten van hulpbronnen, wapens, netwerk, geld en voedsel

 

Relational power: De macht hebben anderen te weerstaan en jou wil op te dragen aan anderen. Invloed. 

 

Institutional power: Bepalen van de agenda bij organisaties (EU, VN etc)

 

(!) Structural power: sociale verhoudingen, de macht van de rijken 

Verschil Hard en Soft power

  • Hard Power: dwingend, sancties, interventie, ontwikkelingshulp

  • Soft Power: overtuigend, waarden en normen overbrengen

 

.....read more
Access: 
Public

Internationale Politiek 1: Samenvatting en collegeaantekeningen - Politicologie - Universiteit Leiden

Samenvatting Internationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Samenvatting Internationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Internationale politiek, studie politicologie Leiden, Jaar 1, Blok 1

Historische context

  • Europees perspectief Rise of the West, door oa minder intern conflict, geografisch gunstig, kapitalisme en liberalisme.

  • Mondiaal perspectief: Imperialisme, Europese dominantie en belang niet westerse ideeën en technologie 

 

Vrede van Westfalen: 1648, einde dertigjarige oorlog, ook einde 80 jarige oorlog in de vrede van Münster. Wordt vaak gezien als het begin van het Europese moderne statensysteem en de diplomatie. Hier werden nieuwe opvattingen over soevereiniteit kenbaar gemaakt. Landen zouden zich niet meer bezig gaan houden met interne problemen van anderen. Ook erkende dit verdrag de gelijkheid onder staten. 

 

Soevereiniteit (Hoogste macht)

  • Intern: Soeverein heeft de macht over de onderdanen. (Geweldsmonopolie, belasting)

  • Extern: Soeverein (Staat) heeft de hoogste macht binnen zijn landsgrenzen.

  • Anarchie: Het ontbreken van een wereldregering

 

Montevideo conventie: 1933, conventie waar men boog over de vraag wat is een staat?

  • territorium

  • bevolking

  • effectief gezag

  • capaciteit betrekkingen aan te gaan

  • erkenning (subjectief per staat)

 

Staat als begrip in ideaaltype

  • stateness : het streven naar het ideaal

  • failed states: landen die het grondgebied niet onder controle hebben

  • Natie: een groep mensen met dezelfde identiteit van het land

  • Natiestaat: een politiek groepsverband die legitiem thuishoort op het grondgebied

 

Nationalisme: identiteit samenvallen met de landsgrenzen

  • ethisch Nationalisme: Allee als je altijd al in het land gewoond hebt

  • Civiel: Als je de waarden en instituties van het land accepteert

 

Macht: verschillende definities en dimensies

  • Morgenthau: De controle hebben over de gedachten en acties van anderen.

  • Heywood: De mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op gebeurtenissen

 

Potential power: Het bezitten van hulpbronnen, wapens, netwerk, geld en voedsel

 

Relational power: De macht hebben anderen te weerstaan en jou wil op te dragen aan anderen. Invloed. 

 

Institutional power: Bepalen van de agenda bij organisaties (EU, VN etc)

 

(!) Structural power: sociale verhoudingen, de macht van de rijken 

Verschil Hard en Soft power

  • Hard Power: dwingend, sancties, interventie, ontwikkelingshulp

  • Soft Power: overtuigend, waarden en normen overbrengen

 

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting en collegeaantekeningen - Politicologie Bachelor 1 - Universiteit Leiden

Samenvatting en collegeaantekeningen - Politicologie Bachelor 1 - Universiteit Leiden

Samenvatting en collegeaantekeningen - Internationale Politiek Bachelor 1 - Universiteit Leiden

Samenvatting en collegeaantekeningen - Internationale Politiek Bachelor 1 - Universiteit Leiden

Samenvatting en collegeaantekeningen - Internationale Politiek Bachelor 1 - Universiteit Leiden

Access: 
Public
This content is related to:
Blok 1 Bachelor 1: Aantekeningen & samenvattingen bij Politicologie aan de UL Leiden
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer