Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2014/2015

Vragen

Vraag 1a

De uitstoot van broeikasgassen door elektriciteitscentrales draagt bij aan de opwarming van de aarde. Dit broeikaseffect brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 30 punten)

In figuur 1 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een lijn die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die lijn zo getekend hebt. Geef daarna in de figuur aan wat de omvang van het negatieve externe effect is. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van het negatieve externe effect hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1b

Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan, heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. Tot 2013 werden de emissierechten gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brachten die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg dit uit. (6 pnt)

Vraag 1c

Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken die nieuwe elektriciteitsprijs in figuur 1 (ga uit van een correct gesteld emissieplafond) en geef uw redenering in onderstaande tekstbox. (6 pnt)

Vraag 1d

In werkelijkheid is de elektriciteitsmarkt géén markt van volkomen concurrentie. Neem aan dat deze markt als monopolie kan worden geanalyseerd. Teken in figuur 1 een extra lijn om van de elektriciteitsmarkt een monopolistische markt te maken. Teken daarna in figuur 1 welke elektriciteitsprijs tot stand komt in zo’n monopolistische markt ná de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten. Leg in onderstaande tekstbox uit hoe u deze elektriciteitsprijs hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1e

Sinds 2013 worden alle emissierechten aan elektriciteitsproducenten geveild. De economische theorie maakt een onderscheid tussen twee soorten veilingen. Welke twee zijn dat, wat zijn hun kenmerken en welke van de twee is het meest efficiënt? (6 pnt)

Vraag 2a

Het mededingingsbeleid verbiedt ondernemingen misbruik te maken van hun economische machtspositie. (totaal 15 punten)

In de beleidspraktijk is het moeilijk de prijs te bepalen die zonder marktmacht tot stand zou zijn gekomen. Daarom zoekt de mededingingsautoriteit naar specifieke kenmerken van het concurrentieproces die aanwijzingen geven over het bestaan en de mate van marktmacht. Welke kenmerken zijn dat? (8 pnt)

Vraag 2b

Prijsonderbieding (predatory pricing) is een voorbeeld van misbruik van een economische machtspositie. Geef eerst een definitie van prijsonderbieding. Onder welk kostenniveau moet de prijs liggen wil er sprake zijn van misbruik, volgens de Akzo-zaak? (7 pnt)

Vraag 3a

Transactiekosten spelen een belangrijke rol in de rechtseconomische theorie, bijvoorbeeld in het denken over externe effecten en in het denken over ondernemingen. (totaal 20 punten)

Geef een definitie én twee voorbeelden van transactiekosten. Welke rol spelen transactiekosten in het Coaseaanse denken over externe effecten? (7 pnt)

Vraag 3b

Welke rol spelen transactiekosten in het Coaseaanse denken over ondernemingen? (7 pnt)

Vraag 3c

Vanuit transactiekostenperspectief onderscheiden Kanning en Kerkmeester twee hoofdtaken voor het contractenrecht. Welke twee zijn dat? (6 pnt)

Vraag 4a

In de Europese Unie is de unanimiteitsregel middels diverse verdragswijzigingen steeds meer vervangen door de meerderheidsregel. (totaal 20 punten)

Leg uit welk voordeel en welk nadeel de meerderheidsregel heeft (ten opzichte van de unanimiteitsregel) aan de hand van de kostenconcepten van Buchanan en Tullock. (8 pnt)

Vraag 4b

Belangengroepen zijn zich steeds meer gaan bemoeien met de besluitvorming in Brussel. Noem een voordeel en een nadeel van lobbyen. (7 pnt)

Vraag 4c

Ambtenaren helpen besluitvorming voor te bereiden en uit te voeren. Waarom hebben ambtenaren, in principe, onvoldoende prikkel tot kostenbeheersing? Noem twee redenen. (5 pnt)

Vraag 5a

Volgens Oliver Williamson, Nobelprijswinnaar economie van 2009, is hiërarchie het belangrijkste kenmerk van de onderneming. (totaal 15 punten)

Wanneer integreren twee ondernemingen volgens Williamson? Wat gaat er mogelijk mis als zij dan niet zouden integreren? (9 pnt)

Vraag 5b

Bespreek twee nadelen van de beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen. (6 pnt)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

De maatschappelijke-kostencurve Am ligt boven de aanbodcurve Ap, omdat de maatschappelijke kosten van klimaatverandering bovenop de kosten van elektriciteitsproductie komen (2pnt).

Het feitelijke evenwicht van vraag (V) een aanbod (Ap) ligt bij D: de bijbehorende elektriciteitsproductie van Qp brengt dan echter ook maatschappelijke kosten ter grootte van DE met zich mee (2pnt). De omvang van het negatieve externe effect is daarom BDE (2pnt).

Vraag 1b

Ja, het gebruik van die gratis emissierechten brengt opportunity costs (alternatieve kosten) met zich mee (2pnt), gelijk aan de marktprijs voor broeikasgasemissies (1pnt).

De elektriciteitsproducenten hadden de emissierechten, in plaats van ze te gebruiken, immers ook kunnen verkopen (2pnt). De producenten zullen alleen dan niet verkopen als zij de gemiste opbrengsten via de marktprijs voor elektriciteit kunnen terugverdienen (1pnt).

Vraag 1c

De elektriciteitsprijs gaat omhoog (1pnt) omdat de uitstoot van broeikasgassen nu kosten met zich meebrengt, namelijk de opportunity costs van het gebruik van de gratis emissierechten (2pnt).

Zonder emissiehandel heeft de vervuiling geen prijs en komt evenwicht D tot stand met elektriciteitsprijs Pp, maar door emissiehandel hebben broeikasgassen wel een prijs waardoor in theorie evenwicht F tot stand komt met de hogere elektriciteitsprijs Pm (3pnt).

Vraag 1d

Om er een monopolistische markt van te maken dient in figuur 1 een dalende MO (Marginale Opbrengsten)-curve getekend te worden die de x-as snijdt op de helft tussen oorsprong en vraag (2pnt).

De monopolistische elektriciteitsprijs die dan tot stand komt kan worden afgeleid uit het evenwicht waar MO=MK (waarbij Am=MK), dus bij het snijpunt van MO en Am (2pnt). Door vanuit dit snijpunt naar de vraagcurve te ‘lopen’ kan de (nóg hogere) electriciteitsprijs Po worden bepaald (2pnt).

Vraag 1e

De twee soorten veilingen zijn: Engelse veiling (1pnt) en Hollandse veiling (1pnt). De Engelse veiling opereert door ‘omhoog’ te bieden, dus bij opbod (1pnt). De Hollandse veiling werkt door te mijnen (‘omlaag’), dus bij afslag (1pnt). Het ontwerp van een Engelse veiling is efficiënter, omdat degene met de hoogste reserveringsprijs (RP) altijd het object krijgt, terwijl dat niet per se het geval is bij een Hollandse veiling (2pnt).

Vraag 2a

  • Het aantal concurrenten, hun marktaandeel en de mate van horizontale concentratie (2pnt)
  • De beschikbaarheid van substituten en de mate van productdifferentiatie (2pnt)
  • De aan- of afwezigheid van toetredingsbelemmeringen (potentiële concurrentie) (2pnt)
  • De aard van de oligopolistische interacties tussen ondernemingen (2pnt).

Vraag 2b

Van prijsonderbieding is sprake als dominante ondernemingen hun product tegen te lage prijzen verkopen (2pnt) om zo concurrenten uit de markt te drukken of om potentiële concurrenten te ontmoedigen toe te treden (2pnt).

De prijs is ‘te laag’, leidend tot misbruik volgens de Akzo-zaak, wanneer die door een dominante onderneming onder het niveau van zijn Gemiddelde Variabele Kosten (GVK) wordt gezet (3pnt). (NOOT: Bij een prijs tussen GVK en GTK is er mógelijk sprake van misbruik).

Vraag 3a

Transactiekosten zijn kosten verbonden aan transacties (1pnt), zoals contractkosten en handhavingskosten (of: informatiekosten, besluitvormingskosten, controlekosten) (2pnt). Transactiekosten spelen een cruciale rol in het Coaseaanse denken over externe effecten, omdat bij afwezigheid van transactiekosten het externe effect door de betrokken partijen wordt geïnternaliseerd (2pnt) doordat zij dan probleemloos kunnen onderhandelen (over de veroorzaakte schade) (2pnt).

Vraag 3b

Transactiekosten spelen eveneens een cruciale rol in het Coaseaanse denken over ondernemingen. Ondernemingen bestaan als de transactiekosten van het coördineren van de transacties in de onderneming zelf (3pnt) lager zijn dan de transactiekosten van het contracteren en controleren van dezelfde transacties in de markt (4pnt).

Vraag 3c

Kanning en Kerkmeester noemen als hoofdtaken voor het contractenrecht: (a) het reduceren van transactiekosten om zo transacties te bevorderen (3pnt) en het bijdragen aan het bereiken van efficiënte uitkomsten in situaties van hoge transactiekosten door de hypothetische markt na te bootsen (3pnt).

Vraag 4a

De besluitvormingskosten van de meerderheidsregel zijn (relatief) laag (2pnt) omdat geen of minder compensatiebetalingen moeten worden verricht om tegenstanders achter de maatregel te krijgen (2pnt).

De externe kosten zijn echter (relatief) hoog (2pnt) omdat een lidstaat niet meer zijn veto kan uitspreken als een voorgestelde maatregel nadelen voor hem impliceert (2pnt).

Vraag 4b

  • Een voordeel is informatieverschaffing voor de overheid (3pnt) (OF: vergroting van de legitimiteit van wet- en regelgeving)
  • Een nadeel is dat bedrijven kunnen pogen mededingingsbeperkingen te realiseren (4pnt) (Of: informatie te verdraaien door opportunistisch gebruik te maken van informatie-asymmetrie tussen hen en de overheid) (Ook goed: rent-seeking).

Vraag 4c

Ambtenaren worden onvoldoende geprikkeld tot kostenbeheersing, ten eerste omdat zij streven naar budgetmaximalisatie (3pnt) en ten tweede omdat zij monopolistische leveranciers van goederen en diensten zijn (2pnt).

Vraag 5a

Ondernemingen integreren als de mate van specificiteit (asset specificity) hoog is (2pnt), wat het geval is als de ene onderneming investeringen heeft gedaan die heel specifiek inzetbaar zijn voor transacties met de andere onderneming (3pnt).

Als deze twee ondernemingen bij specifieke investeringen niet zouden integreren (of geen complexere contracten zouden sluiten) dan lopen zij het risico van ‘rent-seeking’ (of: opportunistisch gedrag) door de andere onderneming (4pnt). Ze zijn immers afhankelijk van elkaar geworden en daardoor kan de een de ander proberen te dwingen hogere prijzen te betalen in een opportunistische poging zo meer winst te maken. (Daaruit volgt overigens ook een sterkere noodzaak tot controle, hetgeen eveneens makkelijker is in geval van integratie van de ondernemingen).

Vraag 5b

  • Het eerste nadeel is externe effecten (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid worden risico’s deels op anderen afgewenteld, waardoor er schade onvergoed blijft (en dus externe effecten niet geheel worden geïnternaliseerd) (2pnt).
  • Het tweede nadeel is excessieve risico’s (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid vindt een (moeilijk te verifiëren) over-investering plaats in mogelijk schadetoebrengende activiteiten (2pnt). (Ook goed: onderinvestering in monitoring van bestuur).

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2161