Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011

Vragen

Vraag 1

Waarom vinden rechtseconomen dat schade voortkomend uit onrechtmatige daad moet worden vergoed? Leg uw redenering uit. Gebruik in uw antwoord een rechtseconomisch kernbegrip en geef daar ook een definitie van. (2 pnt)

Vraag 2

Door middel van innovatieconcurrentie proberen bedrijven een voorsprong op elkaar te krijgen door een nieuw product of een nieuwe productiemethode te ontwikkelen en deze in een octrooi vast te leggen. Wat is het welvaartseconomische ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie? (2 pnt)

Vraag 3

Een octrooi is niet eeuwigdurend maar tijdelijk: het octrooi van Samsung liep 10 september 2007 af. De rechthebbende, in dit geval Samsung, betaalt volgens de Rijksoctrooiwet bovendien een ‘jaartaks’ voor de instandhouding van het octrooi.

  1. Ten eerste: hoe lang zou volgens economen een octrooi moeten duren?
  2. Ten tweede: hoe moet de hoogte van de ‘jaartaks’ worden bepaald?
  3. Ten derde: waarom zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks in de praktijk moeilijk vast te stellen?

(3 pnt)

Vraag 4

Sinds het aflopen van het octrooi van Samsung kan de markt voor mobiele cameratelefoons als heterogeen oligopolie worden gekenschetst waarop ook een aanbieder als Huawai zich begeeft. Zijn oligopolisten hoeveelheidsaanpassers of prijszetters? (2 pnt)

Vraag 5

Waarom kiezen de oligopolistische aanbieders van cameratelefoons liever voor andere strategieën dan prijsconcurrentie? Noem vervolgens twee van dergelijke alternatieve strategieën en leg kort uit wat ze inhouden. (2 pnt)

Vraag 6

Oligopolistische aanbieders van cameratelefoons kunnen een potentiële toetreder op die markt weren door net onder de limietprijs te gaan zitten. Wat betekent limietprijs en op welk niveau moet die prijs gezet worden? (2 pnt)

Vraag 7

In een WODC-rapport uit 2004 hanteren Barendrecht, Van Zeeland, Kamminga en Tzankova een transactiekostenperspectief op risicoaansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatige daad. (totaal 10 punten)

Noem eerst drie soorten transactiekosten en beredeneer vervolgens welk van deze twee aansprakelijkheidsregels de voorkeur heeft vanuit een transactiekostenperspectief. (4 pnt)

Vraag 8a

In 2006 heeft de Commissie-Hammerstein de Wna geëvalueerd. De Commissie schrijft: ‘In de onroerendgoedpraktijk zijn de tarieven gedaald, zij het (…) minder dan werd verwacht’. In 2005 concludeert het Centraal Planbureau in een ander onderzoeksrapport over de Wna: ‘De resultaten laten zien dat er nog lang geen sprake is van volledige mededinging’. Noem drie kenmerken van volledige mededinging (volkomen concurrentie) en kies vervolgens twee kenmerken die mogelijk verklaren waarom de tarieven van hypothecaire akten minder zijn gedaald dan verwacht.

Leg uw redenering daarbij uit. (5 pnt)

Vraag 8b

In een interview uit 2005 zegt notaris Ed Engelen: ‘Vrije tarieven zijn een gruwel’. Is het terugdraaien van deze marktwerking Pareto-efficiënt? (2 pnt)

Vraag 9a

De econoom (en Nobelprijswinnaar) Coase en de rechters Calabresi en Melamed hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtseconomische studie van respectievelijk het eigendomsrecht en het aansprakelijkheidsrecht. (totaal 15 punten)

Hoe luidt het Coase Theorema? (3 pnt)

Vraag 9b

Waarom hebben Calabresi en Melamed een voorkeur voor een property rule bescherming van property rights boven een liability rule bescherming ervan? En in welk soort situaties is een liability rule bescherming van dergelijke rechten volgens hen toch noodzakelijk? (3 pnt)

Vraag 9c

Waarom maken rechtseconomen een onderscheid tussen de ex post en de ex ante implicaties van aansprakelijkheidsregimes? (2pnt)

Vraag 10

Kan er ook onderscheid gemaakt worden tussen een ex post en een ex ante perspectief op property rights, zoals eigendom van een huis? (2 pnt)

Vraag 11a

Een sociale welvaartsfunctie creëert een collectieve voorkeursordening op basis van individuele voorkeuren. Het ‘onmogelijkheidstheorema’ van Arrow, ook wel de Arrow Paradox genoemd, laat zien dat het maken van zo’n collectieve voorkeursordening op problemen kan stuiten. (totaal 10 punten)

Aan welke twee minimale (logische) voorwaarden ten aanzien van voorkeuren en aan welke (normatieve) kernvoorwaarde moet een sociale welvaartsfunctie volgens Arrow voldoen? Leg deze voorwaarden kort uit. (4 pnt)

Vraag 11b

Hoe luidt de Arrow Paradox? (3 pnt)

Vraag 11c

Politieke partijen concurreren met elkaar in het articuleren van wensen en eisen van burgers voor wet- en regelgeving. Tot ongenoegen van diverse economen staan individuele politici daarbij steeds vaker in de schijnwerpers.

Waarom zijn politieke partijen meer op de lange termijn gericht dan individuele politici? (3 pnt)

Vraag 12a

In 1937 schreef Coase een artikel met de titel The Nature of the Firm. Hierin stelt Coase dat de onderneming niet kan worden verklaard op basis van de microeconomie. (totaal 10 punten)

Volgens Coase zijn ondernemingen het bewijs dat markten niet overal en altijd mogelijk zijn. Leg zijn redenering uit. (3 pnt)

Vraag 12b

Wanneer integreren twee ondernemingen volgens Williamson? Wat gaat er mogelijk mis als zij dan niet zouden integreren? (3 pnt)

Vraag 12c

Bespreek twee nadelen van de beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen. (4 pnt)

Vraag 13a

Het Europese systeem van verhandelbare emissierechten is een recent voorbeeld van Coaseaans denken dat met succes, doch niet probleemloos, in de praktijk is gebracht. (10 punten)

Hoe werkt het systeem van verhandelbare emissierechten en waarom is dit een voorbeeld van Coaseaans denken? (6 pnt)

Vraag 13b

Een van de politieke problemen met het systeem van verhandelbare emissierechten betreft de windfall profits van elektriciteitsbedrijven. Wat zijn windfall profits en zijn die ook economisch gezien een probleem? (4 pnt)

Vraag 14a

Met Oud en Nieuw worden soms auto’s door relschoppers in de brand gestoken. Zo ook in 2008. Veel automobilisten waren echter WA-verzekerd en kregen de schade toen niet vergoed. Het Verbond van Verzekeraars wilde in samenwerking met de politie de schade tóch op de relschoppers proberen te verhalen. (totaal 10 punten) a. In de DAG-krant van 16 juni 2008 zegt een woordvoerder van de verzekeraars: ‘De kosten om de schade te verhalen liggen hoger dan het te incasseren bedrag. Het gaat ons om het maatschappelijk sentiment. Dat die rotjochies die uit baldadigheid een auto in de fik steken er niet mee wegkomen’.

Denkt deze woordvoerder rechtseconomisch of is zijn uitspraak juist het bewijs dat verzekeraars hier niet rechtseconomisch denken? (3pnt)

Vraag 14b

Welke afweging maken relschoppers volgens rechtseconomen als zij overwegen een auto in brand te steken? Zet in een formule wanneer deze (beperkt) rationale criminelen tot brandstichting overgaan. (4 pnt)

Vraag 14c

Rechtseconoom (en Nobelprijswinnaar) Gary Becker benadrukt dat wetsovertreders doorgaans risicozoekers zijn. Als dat inderdaad zo is, wat is volgens Becker dan de meest effectieve manier om relschoppers er in de toekomst van te weerhouden auto’s in de brand te steken? (3 pnt)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Schade moet worden vergoed om negatieve externe effecten te internaliseren (1pnt). Van dergelijke externaliteiten is sprake bij schade aan derden zonder compensatie (hetgeen de welvaart negatief beïnvloedt: de maatschappelijke kosten liggen immers hoger dan de particuliere kosten maar komen niet tot uitdrukking in de marktprijs) (1pnt). (OF: Schade moet worden vergoed vanuit het oogpunt van Pareto-efficiëntie (1pnt). Van Pareto-efficiëntie is sprake als niemand erop vooruit kan gaan zonder een ander slechter af te maken. Een schadesituatie is Pareto-inefficiënt omdat de gelaedeerde er in welvaart op achteruit gaat (1pnt).)

Vraag 2

Het ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie is dat er enerzijds welvaartsverlagende monopolieposities ontstaan waardoor producenten prijzen kunnen vragen aan consumenten die hoger liggen dan de marginale kosten (P > MK) (1pnt) en dat er anderzijds welvaartsverhogende innovaties plaatsvinden (mogelijk gemaakt door de overwinst van dergelijke monopolies) waardoor consumenten de beschikking krijgen over nuttiger of goedkopere producten (1pnt).

Vraag 3

  • Ten eerste: een octrooi zou zolang moeten duren dat de producent zijn onderzoeks- en ontwikkelingskosten (R&D) kan terugverdienen; daarna is concurrentie wenselijk (1pnt).
  • Ten tweede: de hoogte van de jaartaks moet worden vastgesteld op het niveau waar de marginale maatschappelijke kosten van octrooimonopolies gelijk zijn aan de marginale maatschappelijke opbrengsten van de innovaties (dus waar MO = MK) (1pnt).
  • Ten derde: in de praktijk zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks moeilijk te bepalen als gevolg van incomplete informatie, bijvoorbeeld over de terugverdienperiode die immers afhankelijk is van de toekomstige markt (1pnt).

Vraag 4

Geen van beiden (of: allebei): ze zijn noch zuivere hoeveelheidsaanpassers zoals bij volkomen concurrentie noch zuivere prijszetters zoals bij een monopolie (1pnt). Een oligopolie zit daar tussen in: ze hebben enige (niet volledige) invloed op de prijs (1pnt).

Vraag 5

Prijsconcurrentie tussen oligopolisten draagt het risico van prijsvergelding in zich: beiden verlagen dan hun prijzen van cameratelefoons steeds verder waardoor hun (prijspremie en dus) winst onder druk komt te staan (1pnt). Liever concurreren zij via productdifferentiatie (mobieltjes heterogeniseren door ze verschillend te maken in design of functies), via marketing (mobieltjes heterogeniseren door ze verschillend te maken qua emotie of doelgroep) en/of via de beheersing van afzetkanalen (bijvoorbeeld een fabrikant die lokale of regionale monopolies crëeert door dealers voor mobiele telefonie te selecteren) (1pnt).

Vraag 6

De limietprijs is de maximale prijs die gevraagd kan worden zonder dat toetreding geschiedt (1pnt). Bij de limietprijs maakt de toetreder geen (over)winst: die prijs moet dus gezet worden net onder (of: op) de GTK van de potentiële toetreder (1pnt).

Vraag 7

Transactiekosten zijn bijvoorbeeld informatiekosten, zoekkosten, onderhandelingskosten, besluitvormingskosten, contractkosten, controlekosten en handhavingskosten (2pnt). Bij schuldaansprakelijkheid moet een rechter de open zorgvuldigheidsnorm ex post invullen en het feitelijke zorgniveau vaststellen, hetgeen informatiekosten (of: systeemkosten) met zich meebrengt (1pnt). Deze transactiekosten worden vermeden bij risicoaansprakelijkheid omdat de laedens dan immers altijd aansprakelijk is. Daarom heeft risicoaansprakelijkheid de voorkeur vanuit transactiekostenperspectief (1pnt).

Vraag 8a

Kenmerken van volkomen concurrentie:

  • Veel aanbieders (en veel vragers) (1pnt);
  • Homogene goederen (1pnt);
  • Geen transactiekosten (transparantie, rechten gedefinieerd, vrije toetreding) (1pnt)

Klaarblijkelijk zijn de tarieven van hypothecaire akten minder gedaald dan verwacht:

  • omdat deze deelmarkt kennelijk een beperkt aantal aanbieders kent (verschuiving van lokaal monopolie naar lokaal oligopolie),
  • en/of omdat deze deelmarkt kennelijk geen homogene maar heterogene diensten aanbiedt (bijvoorbeeld verschillen in reisafstand of service, bezien vanuit het perspectief van de consument),
  • en/of omdat transacties in deze deelmarkt kennelijk wel degelijk transactiekosten met zich mee brengen (bijvoorbeeld toetredingsbelemmeringen of slechts een beperkte mate van transparantie van de diensten van de aanbieders).

(2pnt)

Vraag 8b

Het terugdraaien van deze marktwerking betekent hogere monopolieprijzen voor in elk geval sommige groepen consumenten (zoals ondernemingen die zich met relatief gemak op de nationale markt voor notariële diensten begeven) (1pnt). Dit is Paretoinefficiënt, omdat sommige consumenten er dan in welvaart op achteruit gaan (1pnt).

Vraag 9a

Volgens het Coase Theorema maakt het (bij afwezigheid van transactiekosten) voor de welvaart (of: efficiëntie) (1pnt) niet uit aan wie de eigendomsrechten worden toegekend (1pnt) om externe effecten te internaliseren (of: om de schade te kunnen opheffen) (1pnt).

Vraag 9b

Een property rule bescherming van property rights heeft volgens Calabresi en Melamed de voorkeur omdat de rechthebbende pas tot overdracht overgaat als de subjectieve schade volledig is vergoed (2pnt). Een liability rule bescherming van property rights is echter noodzakelijk in situaties waarin de transactiekosten dusdanig hoog zijn dat het partijen verhindert met elkaar te onderhandelen (1pnt).

Vraag 9c

Omdat in een dogmatisch-juridische benadering alleen naar de ex post implicaties wordt gekeken: er heeft zich schade voorgedaan en die moet achteraf op een juridisch correcte wijze worden vergoed (hetgeen overigens Pareto-efficiënt is) (1pnt). Rechtseconomen benadrukken dat aansprakelijkheidsregimes ex ante een preventieprikkel opleveren: nog voordat de schade ontstaat zijn partijen geneigd met mogelijke schadeveroorzaking rekening te houden en worden dus voorzichtiger (1pnt).

Vraag 10

Ja dat kan. Ex post (achteraf) kan sprake zijn van inbreuk op een recht (in dit geval het eigendomsrecht) (1pnt) en ex ante (vooraf) leveren property rights een prikkel op tot investeren (door de koppeling tussen usus en usus fructus) (1pnt).

Vraag 11a

Er zijn twee minimale logische voorwaarden ten aanzien van voorkeuren: De eerste is een ordening van voorkeuren, ofwel preferentie ofwel indifferentie (1pnt). De tweede is transitiviteit ervan, bijvoorbeeld als A > B en B > C dan ook A > C (1pnt). De normatieve kernvoorwaarde is democratie (1pnt), bijvoorbeeld geen dictator, de Pareto-eis en een onbeperkt domein (1pnt).

Vraag 11b

Het is onmogelijk een sociale welvaartsfunctie (of: een besluitvormingsprocedure) te vinden (1pnt) die altijd voldoet (1pnt) aan deze minimale (logische en democratische) eisen (1pnt).

Vraag 11c

Politieke partijen willen voor langere termijn als gesprekspartner fungeren (1pnt) en een sterke merknaam opbouwen (1pnt), terwijl individuele politici de neiging hebben zich opportunistischer te gedragen om vooral de eigen herverkiezing veilig te stellen (1pnt)

Vraag 12a

Een onderneming ontstaat (of: ondernemingen integreren) als de transactiekosten in de markt van bijvoorbeeld contracteren en controleren (1pnt) hoger zijn dan (de transactiekosten van) het coördineren van dezelfde transactie in de onderneming (1pnt). Bij hoge transactiekosten op de markt zijn transacties daar dus niet mogelijk (1pnt).

Vraag 12b

Ondernemingen integreren als de mate van specificiteit (asset specificity) hoog is (1pnt), wat het geval is als de ene onderneming investeringen heeft gedaan die heel specifiek inzetbaar zijn voor transacties met de andere onderneming (1pnt).

Als deze twee ondernemingen bij specifieke investeringen niet zouden integreren (of geen complexere contracten zouden sluiten) dan lopen zij het risico van ‘rent-seeking’ (of: opportunistisch gedrag) door de andere ondernemingen (1pnt). Ze zijn immers afhankelijk van elkaar geworden en daardoor kan de een de ander proberen te dwingen hogere prijzen te betalen in een opportunistische poging zo meer winst te maken. (Daaruit volgt overigens ook een sterkere noodzaak tot controle, hetgeen eveneens makkelijker is in geval van integratie van de ondernemingen).

Vraag 12c

Het eerste nadeel is externe effecten (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid worden risico’s deels op anderen afgewenteld, waardoor er schade onvergoed blijft (en dus externe effecten niet geheel worden geïnternaliseerd) (1pnt). Het tweede nadeel is excessieve risico’s (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid vindt een (moeilijk te verifiëren) over-investering plaats in schadetoebrengende activiteiten (1pnt).

Vraag 13a

Verhandelbare emissierechten worden in de vorm van emissieplafonds toegekend aan vervuilende bedrijven. Die bedrijven moeten met hun vervuiling onder die plafonds blijven (1pnt). Als dat erg duur is kan dit bedrijf ook proberen emissierechten te kopen van een ander vervuilend bedrijf voor wie emissiereductie goedkoper is (1pnt). Dat laatste bedrijf zal dan wel eerst zijn eigen uitstoot moeten verminderen om die rechten vrij te spelen (1pnt).

De verhandelbaarheid van (emissie)rechten is een typisch voorbeeld van Coaseaans denken dat ondernemingen in de gelegenheid stelt hun emissies tegen zo laag mogelijke kosten te reduceren (1pnt). De rechten komen dus terecht bij diegenen die ze het meeste waarderen (1pnt), terwijl het negatieve externe effect van milieuvervuiling wordt geïnternaliseerd (uitstoot is niet meer gratis, maar heeft nu een prijs gekregen) (1pnt).

Vraag 13b

Windfall profits verwijst naar de (gedeeltelijke) doorberekening van de marktwaarde van de (grotendeels) gratis verstrekte emissierechten in de elektriciteitsprijs. Omdat lektriciteitsbedrijven die rechten gratis hebben gekregen beschouwen diverse politici en consumentenorganisaties die doorberekening daarom als winst voor het bedrijf (2pnt). Die windfall profits zijn economisch gezien echter geen probleem omdat elektriciteitsproducenten de marktwaarde van de gratis verstrekte emissierechten in de elektriciteitsprijs moet doorberekenen. Gratis emissierechten hebben namelijk opportunity costs (1pnt) op het moment dat ze verbruikt worden en niet verkocht zijn: de producent zal alleen dan niet verkopen als hij de gemiste verkoopopbrengsten kan terugverdienen in de elektriciteitsprijs (1pnt). (Windfall profits zijn dus helemaal geen winst, maar kosten voor het elektriciteitsbedrijf).

Vraag 14a

Men kan beargumenteren dat de woordvoerder van de verzekeraars wel degelijk rechtseconomisch denkt. Weliswaar zijn de directe kosten (schadeprocedure) hoger dan de directe baten (incassobedrag) (1pnt), maar de (indirecte of secundaire) baten van het bestraffen van de relschoppers die schade moeten gaan vergoeden maakt eveneens deel uit van de batenfunctie van de verzekeraars (zij zijn immers bereid daarvoor te betalen) (2pnt).

Vraag 14b

Relschoppers wegen de opbrengsten (de ‘lol’) van fikkie stoken af tegen de pakkans keer de kosten van de boete, dus O versus p•K (2pnt). Zij gaan over tot brandstichting als p•K < (1-p)•O (2pnt)

Vraag 14c

Als die relschoppers risicozoekers zijn, is het verhogen van de pakkans (p) effectiever (2pnt) dan een vergelijkbare verhoging van de strafzwaarte (K) (1pnt).

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
1871