Financial Management: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
- 2337 reads
Welke van de volgende partijen zijn wel een financieel intermediair?
(I) bank
(II) verzekeraar
(III) beleggingsmaatschappij
(IV) obligatiehouder
A. (I)
B. (II) en (III)
C. (II), (III) en (IV)
D. (I), (II) en (III)
Een financieel manager kan kiezen uit twee investeringsprojecten. Welke van de volgende projecten moet hij of zij kiezen? Investeer in het project dat:
A. het persoonlijke inkomen van de manager maximaliseert
B. streeft naar de maximale waarde voor de aandeelhouder
C. het risico voor de onderneming minimaliseert
D. de hoogste boekhoudkundige winst genereert
De post Debiteuren stijgt bij de BV Norms met €3 miljoen. Daardoor:
A. neemt de investering in werkkapitaal met €3 miljoen toe
B. neemt de investering in werkkapitaal met €3 miljoen af
C. neemt de goodwill van de onderneming met €3 miljoen toe
D. neemt de goodwill van de onderneming met €3 miljoen af
De vrije kasstroom is even hoog als de
A. bedrijfsresultaat (EBIT) na belastingen plus afschrijvingen
B. netto winst plus afschrijvingen
C. operationele kasstroom - netto investeringen
D. operationele kasstroom – afschrijvingen
Als een belegger met geheime informatie een abnormaal rendement kan behalen, wat is de markt dan in ieder geval niet?
A. zwak efficiënt.
B. semi-sterk efficiënt.
C. sterk efficiënt
D. minimaal efficiënt
Een nationale bank in Duitsland biedt 4% rente, elk kwartaal opgerent, op spaarrekeningen. Als je vandaag €2.300 stort, hoeveel heb je dan over 4 jaar?
A. €2.696,93
B. €2.942,54
C. €2.805,10
D. €2.635,00
De eindwaarde van een bedrag bedraagt over 4 jaar €7.000. De nominale rentevoet is 11% en wordt per kwartaal verrekend. Hoe hoog is de contante waarde?
A. €5.104,23
B. €4.535,12.
C. €4.138,45.
D. €4.269,58.
Het geëiste rendement op een obligatie met een uitgifteprijs van €1.000, een looptijd van 20 jaar, een couponrente van 7% en een huidige marktprijs van €1.055 is ongeveer
A. 5,5%.
B. 6,0%.
C. 6,5%
D. 7,0%.
Als een obligatie is uitgegeven tegen een prijs van €2.500 en nu beneden pari noteert, is het verwacht effectief rendement (“yield-to-maturity”) hierop:
A. hoger dan de couponrente.
B. lager dan de couponrente.
C. gelijk aan de couponrente.
D. onbekend.
Een Italiaanse obligatielening met coupures van nominaal €3.000 heeft een resterende looptijd van 15 jaar. De markt eist hierop momenteel een effectief rendement van 10% per jaar. De coupon is op jaarbasis 7%, maar hij wordt per halfjaar uitgekeerd. De obligatieprijs is:
A. €1.328,51
B. €1.775,58
C. €1.232,17
D. €3.000
TB&R heeft vorige maand een jaarlijks dividend van €3.45 per aandeel uitgekeerd. Vandaag heeft de directeur aangekondigd dat hij het dividend wil verhogen met 3% per jaar. Hoeveel wil je voor een aandeel betalen, als je een rendement van 15% per jaar eist?
A. €29,33
B. €28,55
C. €29,61
D. €30,48
Pepe NV haar aandelen zijn onlangs gedaald naar een prijs van €18. Het laatst betaalde jaarlijkse dividend bedroeg €0,93 en het dividend groeit met 7% per jaar. Wat is het vereiste rendement gebaseerd op de nieuwe prijs van €18?
A. Hooguit 10%.
B. Meer dan 10%, maar hooguit 12%.
C. Meer dan 12%, maar hooguit 14%.
D. Meer dan 14%.
Waarom is het beursrendement op obligaties gemiddeld genomen lager dan op aandelen?
A. Aandelen kennen meer risico dan obligaties.
B. Aandelen zijn minder verhandelbaar dan obligaties.
C. Aandelenbeleggers zijn minder ervaren dan obligatiebeleggers.
D. Aandelenbeleggers zijn minder machtig dan obligatiebeleggers.
De beta’s van vier aandelen zijn: A = 0,98, B = 1,67, C = 0,91 en D =1,25.
| Gewicht A | Gewicht B | Gewicht C | Gewicht D |
Portfolio 1 | 20% | 25% | 35% | 20% |
Portfolio 2 | 14% | 17% | 44% | 25% |
De beta (β) van de portfolio’s met de bovenstaande verdeling van de aandelen is:
beta portfolio 1 is ongeveer 0,9; beta portfolio 2 is ongeveer 1,0.
beta portfolio 1 is ongeveer 1,0; beta portfolio 2 is ongeveer 1,0.
beta portfolio 1 is ongeveer 1,1; beta portfolio 2 is ongeveer 1,1.
beta portfolio 1 is ongeveer 1,2; beta portfolio 2 is ongeveer 1,1.
Beschouw de volgende twee stellingen. Welke van de beide is of zijn waar?
Stelling 1: beta is een maatstaf voor het systematische risico
Stelling 2: hoe lager het risico, hoe lager het geëiste rendement
alleen stelling 1 is waar
alleen stelling 2 is waar
stelling 1 en stelling 2 zijn waar
stelling 1 en stelling 2 zijn onwaar
Zie de onderstaande gegevens. Hoe lang is de terugverdientijd?
Cash flow | Project TB&R |
Uitgaven | €120.000 |
Kasstroom jaar 1 | €20.000 |
Kasstroom jaar 2 | €25.000 |
Kasstroom jaar 3 | €30.000 |
Kasstroom jaar 4 | €17.000 |
Kasstroom jaar 5 | €27.000 |
Kasstroom jaar 6 | €30.000 |
Disconteringsvoet | 5% |
De terugverdientijd van het project is hooguit 3 jaar
De terugverdientijd van het project is langer dan 3 jaar, maar hooguit 4 jaar
De terugverdientijd van het project is langer dan 4 jaar, maar hooguit 5 jaar
De terugverdientijd van het project is langer dan 5 jaar
Gebruik de gegevens van opgave 16. Hoe hoog is hier de netto contante waarde?
A. De netto contante waarde is negatief of hooguit 0.
B. De netto contante waarde is hoger dan 0, maar hooguit €10.000.
C. De netto contante waarde is hoger dan €10.000, maar hooguit €40.000.
D. De netto contante waarde is hoger dan €40.000.
De McDonalds verkoopt het hele jaar door Cola. De bekers voor deze Cola worden ingekocht voor €0,25 per stuk. Er wordt een voorraad van deze bekers bijgehouden van 35% van de jaarlijkse verwachte omzet. De verwachte omzet is: 2013: 108.000, 2014: 132.000, 2015: 121.000 en 2016: 150.000. De verwachte toename van het werkkapitaal wegens voorraadmutaties is in 2015:
A. -1.352,00
B. €3.244,75
C. €2.537,50
D. €2.324,25
Leon heeft 5 jaar geleden 1.500 euro gestoken in aandelen die nu 2.000 euro waard zijn. Marco heeft 7 jaar geleden 14.000 euro belegd in obligaties, die nu 21.200 euro waard zijn.
Wie heeft het hoogste financieel-economische rendement op jaarbasis behaald?
A. Leon
B. Marco
C. Beiden hetzelfde rendement
D. Dat kun je niet uitrekenen
Beschouw de volgende twee stellingen. Welke van de beide is of zijn waar?
Stelling 1: alternatieve kosten zijn gemiste voordelen bij de keuze voor een bepaald project
Stelling 2: erosiekosten verlagen de netto contante waarde van een project
alleen stelling 1 is waar
alleen stelling 2 is waar
stelling 1 en stelling 2 zijn waar
stelling 1 en stelling 2 zijn onwaar
Onderneming Teebr is momenteel €4.986.000 waard. Ze heeft 17.000 aandelen uitgegeven. Ze wil een aandelensplitsing doorvoeren, waarbij 7 oude aandelen in 4 nieuwe omgeruild worden. De marktprijs van een aandeel na de splitsing is (ongeveer):
A. €365
B. €410
C. €490
D. €455.
De staat plaatst vandaag een discontolening met een nominale (aflossings-) waarde van €5 miljard. De lening duurt een maand. De rente is 0,33% op jaarbasis. Hoeveel geld krijgt de Staat?
A. minder dan €5 miljard
B. exact €5 miljard.
C. meer dan €5 miljard.
D. niet bekend.
Emiel wil graag zijn bedrijf verder uitbreiden. Hiervoor gaat hij zijn gewone aandelen verkopen om zo de benodigde middelen te verkrijgen. Het huidige risicovrije rentepercentage is 6,2% en het verwachte marktrendement is 9,85%. Wat zijn de kosten voor het eigen vermogen voor Henk als de beta van het aandeel 0.90 is?
A. 7%
B. 8%
C. 8,5%
D. 9,5%
Rik heeft een project toegevoegd aan zijn bedrijfsportfolio. De volgende informatie is bekend: het verwachte marktrendement is 18%, de risicovrije rente is 3% en het verwachte rendement op het nieuwe project is 18%. Wat is de beta van het project?
A. 0,5
B. 1
C. 2
D. Dat kun je niet uitrekenen
Teebr NV heeft een productiecyclus van 17 dagen, een debiteurencyclus van 12 dagen en een crediteurencyclus van 9 dagen. De operationele cyclus en kascyclus duren respectievelijk:
A. 17 dagen, 12 dagen
B. 12 dagen, 17 dagen
C. 26 dagen, 29 dagen
D. 29 dagen, 20 dagen
De onderstaande gegevens zijn bekend over Moos BV in het jaar 2015:
| 31/12/14 | 31/12/13 | Verschil |
Debiteuren | €196.000 | €108.000 | -€88.000 |
Voorraad | €165.000 | €176.000 | €11.000 |
Crediteuren | €68.000 | €102.000 | €34.000 |
De contante verkopen zijn €1.224.000, de verkopen op rekening zijn 1.346.000, de totale verkopen zijn €2.398.000 en de kostprijs van de verkopen is €1.261.000. De productiecyclus duurt gemiddeld:
A. 32 dagen
B. 39 dagen
C. 49 dagen
D. 55 dagen
Zie gegevens opgave 26. Hoe hoog is de debiteurentermijn?
A. 32 dagen
B. 35 dagen
C. 41 dagen
D. 44 dagen
Zie gegevens opgave 26. Hoe hoog is de crediteurentermijn?
A. 10 dagen
B. 17 dagen
C. 25 dagen
D. 34 dagen
Blyat NV heeft de volgende uitspraken gedaan tijdens een persconferentie op 9 oktober 2014: “Blyat NV zal op 13 oktober 2014 een dividend van €2,55 per aandeel uitkeren aan aandeelhouders aan haar bekend op 8 oktober 2014”. Dus 13 oktober 2014 is de:
A. declaratiedatum
B. ex dividend datum
C. betaaldatum
D. registratiedatum
Een aandeel TB&R kost nu €22. Wie 500 aandelen heeft moet er hoeveel van verkopen om een bedrag vergelijkbaar met een contant dividend van €2,70 per aandeel te krijgen?
A. meer dan 0 aandelen, maar hooguit 25 aandelen
B. meer dan 25 aandelen, maar hooguit 50 aandelen
C. meer dan 50 aandelen, maar hooguit 75 aandelen
D. meer dan 75 aandelen, maar hooguit 100 aandelen
Studieboeken kosten in Noorwegen 113 Noorse kronen, waarbij 1 NOK = 1.73 EUR. Wat is de prijs van de studieboeken in de Eurozone, als de koopkrachtpariteitstheorie opgeld doet?
A. €135,48
B. €173.00
C. €195,49
D. €282,37
Het vraagstuk van de corporate governance betreft niet:
Stelling I: De wijze waarop er wordt bestuurd en gecontroleerd
Stelling II: Alleen maar Angelsaksisch georiënteerde organisaties
A. Stelling I is waar
B. Stelling II is waar
C. Beide stellingen zijn waar
D. Beide stellingen zijn onwaar
Vraag | Antwoord | Vraag | Antwoord |
1 | D, zie hoofdstuk 1 | 20 | C, zie hoofdstuk 9 |
2 | B, zie hoofdstuk 1 | 21 | B, zie hoofdstuk 17 |
3 | A, zie hoofdstuk 2 | 22 | A |
4 | C, zie hoofdstuk 2 | 23 | D, zie hoofdstuk 11 |
5 | C | 24 | B, zie hoofdstuk 11 |
6 | A, zie hoofdstuk 3 | 25 | D, zie hoofdstuk 13 |
7 | B, zie hoofdstuk 3 | 26 | C, zie hoofdstuk 13 |
8 | C, zie hoofdstuk 5 | 27 | C, zie hoofdstuk 13 |
9 | A, zie hoofdstuk 6 | 28 | C, zie hoofdstuk 13 |
10 | C, zie hoofdstuk 6 | 29 | C, zie hoofdstuk 17 |
11 | C, zie hoofdstuk 7 | 30 | C, zie hoofdstuk 7 |
12 | C, zie hoofdstuk 7 | 31 | C, zie hoofdstuk 18 |
13 | A, zie hoofdstuk 8 | 32 | B, zie hoofdstuk 1 |
14 | D, zie hoofdstuk 8 |
|
|
15 | C, zie hoofdstuk 8 |
|
|
16 | C, zie hoofdstuk 9 |
|
|
17 | B, zie hoofdstuk 8 |
|
|
18 | C, zie hoofdstuk 13 |
|
|
19 | B, zie hoofdstuk 5 |
|
|
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefententamens bij het vak Financial Management BDK
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2315 |
Add new contribution