Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

Onderdeel A

Vraag 1

Als een richtlijn rechtstreekse werking heeft…

  1. … is de rechter verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de richtlijn buiten toepassing te laten.
  2. … is het Hof van Justitie verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de Richtlijn te vernietigen.

Vraag 2

Als gevolg van het arrest Marleasing (C- 106/89 Marleasing SA tegen La Comercial Internacional de Alimentacion SA)

  1. … moet de rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.
  2. … mag de nationale rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.

Vraag 3

Als gevolg van het arrest Plaumann (Case 25/62 Plaumann & Co. tegen Commissie van de Europese Economische Gemeenschap) …

  1. … moet een belanghebbende subsidiair en rechtstreeks geraakt zijn als hij derdenberoep wil instellen.
  2. … moet een niet-geadresseerde deel van een historisch gesloten groep uitmaken omeen succesvol beroep tot nietigverklaring in te kunnen stellen.

Vraag 4

Op grond van artikel 267 VWEU…

  1. … is het HvJ EU bevoegd om een uitspraak te doen over de uitleg van Verdragen en ook over de geldigheid en uitleg van handelingen van de instellingen van de Unie.
  2. … moet de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen zodra het nationale recht botst met het Unie-recht.

Vraag 5

Wanneer het EHRM oordeelt over de ontvankelijkheid van een klacht, gebeurt doormiddel van…

  1. een beslissing.
  2. een uitspraak.

Vraag 6

Op wie is het EVRM van toepassing?

  1. … op de burgers van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.
  2. …op iedereen binnen de rechtsmacht van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.

Vraag 7

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest de status van primair Unierecht gekregen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Wat is het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken?

  1. Het verlenen van kredieten aan banken in nood in de EU.
  2. Het verzekeren van prijsstabiliteit.

Vraag 9

Het Bierarrest (C-178/84 Commissie v Duitsland) geeft een goed voorbeeld van hoe het HvJ EU gebruikt maakt van positieve integratie ten behoeve van de interne markt.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 10

In het arrest C-345/95 Frankrijk t, Europees Parlement erkende het HvJ EU dat lidstaten de bevoegdheid hebben om de zetel van de instellingen, ook die van het Europees Parlement, vast te stellen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

Stelling I: Een individuele Eurocommissaris (lid van de Europese Commissie) kan door het Europees Parlement gedwongen worden om op te stappen.

Stelling II: Per 1 januari 2016 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van de EU voor 6 maanden. Nederland zal tijdens het voorzitterschap de strategische agenda van de Europese Raad uitvoeren.

  1. Stelling I is de juiste.
  2. Stelling II is de juiste.

Vraag 12

Casus voor vraag 12 en 13: in juni 2014 is het burgerinitiatief “Act 4 Growth” bij de Europese

Commissie ingediend. Daarbij werd de Commissie gevraagd om een wetgevingsvoorstel uit te werken met als onderwerp het stimuleren van vrouwelijk leiderschap. De Commissie besluit hierop in te gaan en stelt Richtlijn 2015/03 voor. Daarbij wordt lidstaten minimumquota voor vrouwelijke bestuursleden opgelegd. De lidstaten moeten maatregelen treffen om zowel in private als in publieke ondernemingen een minimumquota van 40% vrouwen te hanteren.

Welke stelling is de juiste?

  1. Het attributiebeginsel houdt in dat de Commissie moet motiveren waarom zij een richtlijn het meest geschikte rechtsinstrument vindt.
  2. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de Commissie moet motiveren waarom zij de lidstaten minimumquota van 40% wil opleggen.

Vraag 13 (Vervolg casus)

Wat kan het Europese Parlement doen als zij niet akkoord gaat met het voorstel van de Commissie, omdat zij vindt dat de Commissie niet bevoegd is in deze materie?

  1. Zij kan rechtstreeks naar het Hof van Justitie stappen ter nietigverklaring van het voorstel volgens artikel 263 VWEU.
  2. Zij kan het voorstel verwerpen na stemming in de eerste lezing volgens artikel 294 VWEU.

Vraag 14

Welke stelling is de juiste?

  1. Een verordening is van algemene strekking, is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat en is rechtstreeks toepasbaar in iedere lidstaat.
  2. Een richtlijn kan rechtstreekse werking hebben nadat de implementatietermijn is verstreken.

Vraag 15

Als een richtlijn onder de speciale wetgevingsprocedure wordt aangenomen hoeft deze niet te worden geïmplementeerd in de nationale wet.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 16

Artikel 288 VWEU vormt de rechtsbasis van alle richtlijnen, verordeningen en besluiten.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 17

In Van Gend & Loos (C-26/62 Van Gend & Loos tegen Nederlandse Administratie der Belastingen) oordeelde het Hof dat…

  1. … elke regel van Europees Unierecht direct toepasbaar is.
  2. … rechtstreekse werking kan worden toegekend aan richtlijnen die niet tijdig zijn omgezet.
  3. … rechtstreekse werking kan worden verleend aan Verdragsbepalingen die met geen enkel voorbehoud zijn voorzien door de lidstaten.
  4. … het Unierecht tevens plichten aan individuen mag opleggen omdat het rechten aan hen toekent.

Vraag 18

Wat volgt uit het arrest Faccini Dori (C-91/92 Faccini Dori tegen Recreb Srl)?

  1. Dat richtlijnen geen horizontale rechtstreekse werking hebben, maar dat nationaal recht wel voor zover mogelijk richtlijnconform moet worden uitgelegd.
  2. Dat verordeningen geen horizontale rechtstreekse werking hebben, maar dat nationaal recht wel voor zover mogelijk in lijn met de verordening moet worden uitgelegd.
  3. Dat richtlijnen zowel verticale als horizontale rechtstreekse werking hebben.
  4. Dat verordeningen altijd zowel verticale als horizontale rechtstreekse werking hebben.

Vraag 19

In Francovich (gevoegde zaken C-6/90 en C-9/90 Francovich en Bonifaci tegen Italië) bepaalde het Hof dat…

  1. … nietigheidsberoepen binnen twee maanden ingediend moeten zijn.
  2. … lidstaten niet aansprakelijk gesteld kunnen worden onder het Unierecht. Dit is een materie van nationaal recht.
  3. … het beginsel van staatsaansprakelijkheid uit artikel 4 lid 3 VEU voortvloeit.
  4. … staatsaansprakelijkheid enkel vast kan worden gesteld als de staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens een Unieburger.

Vraag 20

Sander Been is een Harlingse turfsteker. Doordeweeks verdient hij zijn brood met het steken van turf. In het weekend verdient Sander een centje bij als palingvisser. De Commissie besluit een paling-richtlijn uit te vaardigen om het palingbestand op peil de houden. De richtlijn voorziet in een weekendverbod op het vangen van paling om zo de vangst enigszins te kunnen beperken. Sander is razend en komt in actie. Welke stelling is juist?

  1. Op grond van artikel 263 VWEU zou Sander, in zijn hoedanigheid als adressaat, een actie tot nietigverklaring kunnen instellen tegen de Commissie.
  2. Op grond van het Francovich arrest zou Sander direct de Nederlandse staat aansprakelijk kunnen stellen voor de geleden schade.
  3. Sander kan een actie tot nietigverklaring instellen, daar hij aangemerkt kan worden als een semigeprivilegieerde eiser.
  4. Al het bovenstaande is onjuist.

Vraag 21

Wie zijn de semi-geprivilegieerde actoren bij een beroep tot nietigverklaring?

  1. De lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
  2. De Rekenkamer, de Europese Centrale Bank en het Comité van de Regio’s.
  3. De Rekenkamer, de Europese Centrale Bank en het HvJ EU.
  4. Non-gouvernementele organisaties, particulieren en groepen die geraakt zijn.

Vraag 22

Op 1 januari 2015 heeft elektronicabedrijf PineApple een boetebeschikking ontvangen van de Commissie omdat zij de mededingingsregels heeft overtreden. Wat is juist?

  1. PineApple kan geen beroep aantekenen tegen de beschikking, omdat zij niet rechtstreeks en individueel is geraakt.
  2. PineApple kan een actie tegen de Commissie instellen, omdat zij als geprivilegieerde eiser aangemerkt kan worden.
  3. PineApple kan een beroep tot nietigverklaring instellen, daar zij als adressaat van de beschikking aangemerkt kan worden.
  4. PineApple kan de nationale rechter verplichten een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 23

Casus voor vraag 23 en 24: begin 2012 was er in Xinistan, dat partij is bij het EVRM, hevige discussie naar aanleiding van een wetsvoorstel rond de legalisatie van cannabis om medische redenen. Niels over de Rooie, destijds minister van volksgezondheid, had zich openlijk zeer sterk tegen het voorstel verzet. In juni 2012 publiceert de organisatie ‘Free the Herb’ een pamflet. Daarop staat een foto van over de Rooie waarop hij een joint rookt. De foto is genomen op een privéfeest. Over de Rooie vraagt de nationale rechter om een onmiddellijk publicatieverbod. Dit wordt hem toegekend en wordt ook bevestigd tot het hoogste beroep in november 2014. ‘Free the Herb’ vindt echter dat de publicatie van deze foto in deze context onder vrijheid van meningsuiting valt. Zij dient een klacht in bij het EHRM op basis van schending van artikel 10 EVRM.

Het EHRM moet eerst beoordelen of de klacht wel ontvankelijk is. Welke over de ontvankelijkheidsvoorwaarden is onjuist?

  1. ‘Free the Herb’ kan een verzoekschrift bij het EHRM indienen ten laatste in mei 2015.
  2. ‘Free the Herb’ kan als organisatie geen klacht indienen omdat ze niet individueel geraakt is.
  3. Het Hof voert een inhoudelijke toetsing uit om na te gaan of de klacht kennelijk ongegrond is.
  4. De zaak wordt niet ten gronde behandeld als ‘Free the Herb’ geen wezenlijk nadeel heeft geleden.

Vraag 24 (Vervolg van de casus)

Als de klacht volgens het EHRM ontvankelijk is, volgt een inhoudelijke beoordeling. Welke uitspraak is de juiste?

  1. Artikel 10 EVRM is een absoluut recht en is noodzakelijk in een democratische samenleving. Een inbreuk leidt automatisch tot een schending van dit recht.
  2. Artikel 10 EVRM is een absoluut recht. Het Hof moet daarbij wel toetsen of de klacht noodzakelijk is in een democratische samenleving.
  3. Artikel 10 EVRM is een belangrijk recht. Het kan echter aan beperkingen onderworpen worden die bij de wet voorzien zijn.
  4. Artikel 10 EVRM is een belangrijk recht. Het kan echter nooit zwaarder wegen dan het recht op privéleven onder artikel 8 EVRM.

Vraag 25

De Groningse evangelische kerkgemeenschap wil meer doen om te zorgen dat studenten naar de kerk gaan. Omdat studenten volgens haar te lang uitslapen, wordt besloten om de studenten te wekken door elke zondagochtend om 6 uur ’s ochtends de kerkklokken te laten luiden. De gemeente is hier niet blij mee. Zij legt de kerkgemeenschap een boete op wegens het schenden van een APV, waarin staat dat kerken pas de klokken mogen luiden vanaf 8 uur ’s ochtends. De kerkgemeenschap meent te worden geschaad in haar vrijheid van religie, art. 9 EVRM. Zij procedeert eerst voor de nationale rechter en vervolgens voor het EHRM.

Welk van onderstaande mogelijke verweren van de Nederlandse regering heeft de meeste kans van slagen voor het EHRM?

  1. Het EHRM dient de maatregelen die door Nederland zijn getroffen te respecteren op grond van het beginsel van loyale samenwerking.
  2. Het EVRM is niet van toepassing in dergelijke situaties. Aan de lidstaten komt een brede margin of appreciation toe.
  3. Het ingrijpen door Nederland is toegestaan op grond van het subsidiariteitsbeginsel.
  4. De maatregel is noodzakelijk in een democratische samenleving. Daarom is deze gerechtvaardigd volgens art. 9 lid 2 EVRM.

Vraag 26

Nicolaas is een Russisch schrijver van romans en toneelstukken. Sinds 2002 heeft hij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Nederland. Hij wil zijn echtgenote Marie, met wie hij in 2011 getrouwd is, naar Nederland halen op grond van de gezinsherenigingsrichtlijn 2003/86/EG.

Zij denken aan alle voorwaarden van de richtlijn te hebben voldaan. Echter, de IND weigert de aanvraag op grond van openbare orde. Dit vanwege de bekoelde diplomatieke relaties met Rusland. Nicolaas wendt zich met een gebroken hart tot de Nederlandse rechter. Hij wil zich beroepen op zijn recht op eerbiediging van het gezinsleven.

Welke stelling over de toepassing van het Handvest is juist?

  1. Nicolaas kan zich beroepen op het Handvest, want de IND brengt in deze casus Europees recht (de gezinsherenigingsrichtlijn) ten uitvoer.
  2. Nicolaas kan zich als Russisch staatsburger niet beroepen op het Handvest, maar wel op het EVRM. Daarbij is Rusland wel partij.
  3. Het Handvest is in casu niet van toepassing. Het betreft een zuiver interne situatie.
  4. Nicolaas kan zich wel beroepen op het Handvest. Dit kan pas nadat hij alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput.

Vraag 27

Het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie…

  1. ... zorgt dat het EVRM direct toepasbaar is binnen de rechtsorde van de Unie.
  2. … kan voor de nationale rechter worden ingeroepen.
  3. … kan alleen door EU-burgers ingeroepen worden.
  4. … bevat het beginsel van ‘margin of appreciation’.

Vraag 28

Hoeveel EU lidstaten vormen deel van de Eurozone?

  1. 18.
  2. 19.
  3. 20.
  4. 21.

Vraag 29

Welke van de onderstaande stellingen staat niet in de Schuman-verklaring van 1950?

  1. Als lidstaten een ‘belangrijk nationaal belang’ hebben bij een bepaald onderwerp, onderhandelt de Raad van Ministers tot een unaniem standpunt overeen is gekomen.
  2. “Een feitelijke solidariteit” moet als uitgangspunt worden genomen bij de vereniging van Europa.
  3. De Frans-Duitse productie van kolen en staal moet geplaatst worden onder een gemeenschappelijke HogeAutoriteit.
  4. De gemeenschappelijke productie van kolen en staal zal bijdragen aan het streven naar vrede en de verhoging van de levensstandaard.

Vraag 30

Welke van de onderstaande functies en bevoegdheden is geen taak van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en veiligheidsbeleid?

  1. De Hoge Vertegenwoordiger stelt in overeenstemming met de Raad een nieuw college van Commissieleden vast.
  2. De Hoge Vertegenwoordiger werkt mee aan de werkzaamheden van de Europese Raad.
  3. De Hoge Vertegenwoordiger is voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken.
  4. De Hoge Vertegenwoordiger is één van de vicevoorzitters van de Commissie. Hij houdt toezicht op de samenhang van het externe optreden van de Unie.

Vraag 31

Welk van de volgende taken is geen bevoegdheid van de Europese Commissie?

  1. Toezicht houden op de toepassing van het Unierecht.
  2. Voorstellen van wetgevingshandelingen.
  3. Vertegenwoordigen van de EU op het internationale niveau.
  4. Goedkeuren van de begroting van de EU.

Vraag 32

Wat is mogelijk tijdens de gewone wetgevingsprocedure?

  1. Het Europees Parlement kan een voorstel indienen bij de Raad.
  2. Er kunnen maximaal drie lezingen van een voorstel georganiseerd worden. Daarbij staat de Europese Raad op gelijke voet met het Parlement.
  3. Er wordt na eerste lezing een bemiddelingscomité ingesteld.
  4. De Raad stemt steeds met gekwalificeerde meerderheid.

Vraag 33

Wie is de nieuwe voorzitter van de Europese Raad sinds 1 december 2014?

  1. Jean-Claude Juncker.
  2. Federica Mogherini.
  3. José Manuel Barroso.
  4. Donald Tusk.

Vraag 34

Welke van de onderstaande instellingen heeft geen bevoegdheid tot wetgeving?

  1. Raad van Ministers.
  2. Raad van Europa.
  3. Europese Raad.
  4. Europese Commissie.

Vraag 35

Wat heeft het HvJ EU beslist in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98 Bondsrepubliek Duitsland tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie)?

  1. De tabaksreclame-richtlijn was gedeeltelijk nietig omdat artikel 114 VWEU slechts de geldige rechtsbasis was voor een deel van de richtlijn.
  2. Artikel 114 VWEU was de geldige rechtsgrondslag omdat de richtlijn toekomstige belemmeringen van het vrije verkeer streefde te vermijden.
  3. Artikel 114 VWEU kan als grondslag dienen als aan de voorwaarden van het artikel voldaan is. Dit kan ook als de wetgeving tot bescherming van de volksgezondheid dient.
  4. Artikel 114 VWEU kan nooit als grondslag dienen als het doorslaggevende zwaartepunt van wetgeving bij een andere doelstelling ligt.

Vraag 36

Welke stelling over wetgevingsprocedures is juist?

  1. Het staat de Europese wetgever vrij om een wetgevingsprocedure te kiezen.
  2. De Commissie heeft exclusief initiatiefrecht onder de gewone wetgevingsprocedure.
  3. Onder de gewone wetgevingsprocedure stemt het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid.
  4. De Raad kan in het bemiddelingscomité onder de gewone wetgevingsprocedure het Europees Parlement overstemmen.

Vraag 37

Gedurende de gewone wetgevingsprocedure geldt dat…

  1. … zowel de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad een vetorecht hebben.
  2. … de Europese Raad de bemiddelingsprocedure kan starten.
  3. … alleen het Europees Parlement het recht van amendement heeft.
  4. … zolang de Raad nog geen besluit heeft genomen kan de Commissie haar voorstel wijzigen.

Vraag 38

Het Europees Parlement en de Raad willen een verordening aannemen inhoudende dat het EHRM kan oordelen of de EU zich houdt aan de mensenrechten uit het EVRM. Echter, volgens het HvJ EU verzetten het Handvest, het VEU en het VWEU zich hiertegen. Welke stelling is de juiste?

  1. Enkel de Raad van Europa kan het Handvest, het VEU en het VWEU herzien om deze verordening mogelijk te maken.
  2. De Raad van Ministers en het Europees Parlement kunnen wel de nodige wijzigingen aanbrengen aan het Handvest om deze verordening mogelijk te maken. Zij kunnen het VEU en het VWEU echter niet wijzigen.
  3. De jurisprudentie van het HvJ EU is irrelevant aangezien het Europees Parlement en de Raad van Ministers gebruik kunnen maken van het voorrangsprincipe.
  4. De unanieme ratificatie van de lidstaten is noodzakelijk om het Handvest aan te passen, maar ook voor aanpassing van het VEU en het VWEU.

Vraag 39

De voorrang van het recht van de EU…

  1. … werd ingevoerd door Verklaring 17 die werd aangehecht aan het VEU en het VWEU.
  2. … vloeit voort uit het de inhoud, het doel en het systeem van de Verdragen.
  3. … houdt in dat nationaal recht automatisch nietig is wanneer het in strijd komt met een regel van EU recht.
  4. … gaat niet zo ver dat secundair unierecht voorrang heeft op de nationale grondwet.

Vraag 40

Het constitutioneel hof van Syldavië, een EU-lidstaat, stelt in een rechtszaak dat een bepaling uit de Syldavische grondwet rechtstreeks indruist tegen het EU-recht. In de grondwet is namelijk vastgelegd dat vrouwen altijd twee keer zoveel salaris behoren te ontvangen als mannen voor hetzelfde werk.

Welke stelling is de juiste?

  1. De nationale rechter moet de grondwettelijke regel buiten toepassing laten voor zover deze in strijd is met Europees recht.
  2. De rechter hoeft geen voorrang te verlenen aan het EU-recht. Het leerstuk van voorrang geldt niet bij regels met een grondwettelijke status.
  3. De rechter hoeft geen voorrang te verlenen aan het EU-recht. Echter hij moet de grondwettelijke regel wel zoveel mogelijk conform de bepalingen en doelstellingen van EU-recht interpreteren.
  4. De nationale rechter moet de grondwettelijke regel buiten toepassing laten. Alleen als deze van een latere datum is dan de relevante EU-regelgeving is hij hiertoe verplicht.

Onderdeel B

Kasper Kopje is in 1981 in dienst getreden bij de Zuidhollandse Locomotieflijn (ZHL) als treinbestuurder op de Groenehartlijn. Als gevolg van de liberalisering van het spoorvervoer werd in 2009 het personenvervoer op de Groenehartlijn niet langer door de ZHL uitgevoerd, maar door de private onderneming Interconnection. Kasper stapte over naar Interconnection en trad daar in dienst op 1 september 2010, omdat Interconnection treinbestuurders betere werk- en rusttijden en een aantrekkelijker basissalaris bood dan de ZHL. Na enkele maanden stelt Kasper vast dat werkervaring die hij bij ZHL opgebouwd heeft, niet in rekening gebracht worden bij de bepaling van zijn salaris door Interconnection. Een vriend vertelt hem echter dat er een Europees instrument is – ‘Richtlijn 2007/XXL/EU ter bevordering van de arbeidsmobiliteit voor werknemers en ter voltooiing van de interne markt voor personen’ – op basis waarvan elke werknemer die overstapt naar een andere onderneming om aldaar een gelijke of soortgelijke functie uit te oefenen, recht heeft op de verrekening van zijn beroepsanciënniteit in die functie door de nieuwe werkgever. Het probleem is echter dat de Richtlijn door Nederland vrolijk genegeerd werd. Deze moest op 1 december 2009 omgezet worden in nationaal recht, wat niet is gebeurd. De richtlijn werd niet omgezet en in de Nederlandse wetgeving wordt met geen woord over de verrekening van beroepsanciënniteit in geval van verandering van onderneming gerept.

Kasper daagt Interconnection voor de rechter om toch een verhoging van zijn salaris te krijgen omdat hij dit alles niet vindt kunnen. In eerste aanleg en in beroep is wordt zijn vordering echter steeds afgewezen. Voor de Hoge Raad voert hij aan dat het HvJ EU zich uit dient te spreken over de toepasselijkheid de van Richtlijn. De Hoge Raad vindt deze zaak duidelijk en lijkt weinig zin te hebben om het HvJ EU in deze kleine zaak te betrekken. Alvorens een beslissing te nemen, wordt u, nieuw benoemd Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad, door de Hoge Raad verzocht om een advies over deze zaak. Behandel in je advies alle stappen en mogelijkheden en verwijs, indien mogelijk, naar de rechtspraak van het HvJ EU. Behandel en onderscheid daarbij de drie volgende juridische problemen:

a. Kan of moet het HvJ EU in deze zaak worden betrokken en wat zijn de gevolgen van dergelijke betrokkenheid?

b. Kan het weigeren van het betrekken van het HvJ EU in deze zaak gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden en/of de Hoge Raad? Zo ja, waar kan Kasper een claim indienen en onder welke voorwaarden?

c. Kan Kasper Richtlijn 2007/XXL/EU inroepen tegen Interconnection? Wat zijn de voorwaarden? Welke rol moet de nationale rechter hierin spelen? Verwijs naar relevante jurisprudentie van het HvJ EU in je antwoord.

Antwoordindicatie onderdeel A

  1. A

  2. A

  3. B

  4. A

  5. A

  6. B

  7. A

  8. B

  9. B

  10. A

  11. B

  12. B

  13. B

  14. B

  15. B

  16. B

  17. C

  18. A

  19. C

  20. D

  21. B

  22. C

  23. B

  24. C

  25. D

  26. A

  27. B

  28. B

  29. A

  30. A

  31. D

  32. geen antwoordindicatie beschikbaar

  33. D

  34. C

  35. C

  36. B

  37. D

  38. D

  39. B

  40. A

Antwoordindicatie onderdeel B

a. Kan of moet het HvJ EU in deze zaak worden betrokken en wat zijn de gevolgen van dergelijke betrokkenheid? (2 punten)

Op grond van artikel 267 VWEU mag elke nationale rechter een prejudiciële vraag stellen ter uitlegging van secundair Unierecht. Hier mag de Hoge Raad dus in principe om uitleg vragen (of zelfs de geldigheid laten vaststellen. Je moet één van de twee soorten vragen aanhalen in je antwoord) (0,5).

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Indirecte acties van de particulier.

Het tweede lid van die bepaling omvat de verplichting hiertoe wanneer in dat verband geen hoger beroep mogelijk is. Bij een zaak voor de Hoge Raad mag je uit de gegevens uit de casus afleiden dat er geen hoger beroep meer mogelijk is (0Vindplaats: indirecte acties van de particulier.

Uitzonderingen op deze verplichting bestaan evenwel. Een acte clair is een voldoende heldere bepaling, maar wordt vrij strikt geïnterpreteerd. Dit kan evenwel een rechtvaardiging voor de Hoge Raad zijn; een acte éclairé: Het HvJ EU sprak zich al eerder uit over de zaak; dit kan een reden tot het niet stellen van een prejudiciële vraag zijn. (je moet de termen vermelden, want ze zijn op die manier in het college aan bod gekomen!!)

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Indirecte acties van de particulier

b. Kan het weigeren van het betrekken van het HvJ EU in deze zaak gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden en/of de Hoge Raad? Zo ja, waar kan Kasper een claim indienen en onder welke voorwaarden?

Het niet stellen van een prejudiciële vraag door de rechter in laatste aanleg kan aansprakelijkheid van de lidstaat met zich meebrengen ; de nationale rechter dient zich er dus van te overtuigen dat het stellen van die vraag echt niet nodig is; dit is bevestigd door HvJ EU in het Köbler arrest.

Vindplaats: Hoofdstuk 9 - Indirecte acties van de particulier.

De verzoeker moet een eventuele aansprakelijkheidsvordering dan opnieuw voor de nationale rechter in eerste aanleg instellen (0,5), dus niet voor Hoge Raad zelf of voor het HvJ EU. De staat kan aansprakelijk gesteld worden als aan deze drie voorwaarden werd voldaan (je moet het arrest Brasserie en/of Francovich noemen) (0,5):

  • Een voldoende gekwalificeerde schending van een norm van EU recht (0,5): het niet stellen van een prejudiciële vraag zou hieronder kunnen vallen indien dit wel nodig zou zijn geweest. Het niet omzetten van een Richtlijn valt automatisch onder de categorie van voldoende gekwalificeerdheid (0,5; leg de link met de richtlijn om dit halve punt te krijgen, tenzij je aantoont dat je ‘voldoende gekwalificeerd’ begrijpt – dit hangt ook samen met vraag c) dus indien een verwijzing naar de niet-omzetting richtlijn als voldoende gekwalificeerde schending in vraag c genoemd wordt, wordt het punt ook toegekend).

  • Schade

  • Causaal verband

Vindplaatsen: Hoofdstuk 9 - Indirecte acties van de particulier, Hoofdstuk 8 - Staatsaansprakelijkheid.

c. Kan Kasper Richtlijn 2007/XXL/EU inroepen tegen Interconnection? Wat zijn de voorwaarden? Welke rol moet de nationale rechter hierin spelen? Verwijs naar relevante jurisprudentie van het HvJ EU in je antwoord.

De inroepbaarheid richtlijnen:

  • Kan na het verstrijken van de omzettingstermijn en bij niet-omzetting of foutieve omzetting. In dit geval is sprake van niet-omzetting, dus aan die voorwaarde is voldaan

  • Verticale rechtstreekse werking betekent dat sprake is van inroepbaarheid tegen overheid; dit wordt ruim geïnterpreteerd in het licht van het arrest Marshall. ZHL zou een staatsonderneming zijn; Interconnection is dat echter niet, dus kan geen gebruik worden gemaakt van het leerstuk van verticale rechtstreekse werking

  • Richtlijnen hebben geen horizontale rechtstreekse werking, zoals bepaald door HvJ EU in Faccini Dori; zoniet dan zouden richtlijnen dezelfde werking als verordeningen hebben alhoewel art. 288 VWEU een duidelijk onderscheid maakt

  • In dit geval kan de Richtlijn niet worden ingeroepen tegen Interconnection, maar niettemin heeft de nationale rechter de plicht om het nationale recht zo ver als mogelijk richtlijnconform te interpreteren (zie het arrest Marleasing) De nationale rechter mag leemtes opvullen aan de hand van voordelen toegekend in de richtlijn, zonder daarbij uitdrukkelijk tegen de nationale wet in te gaan. Hij mag niet contra legem interpreteren.

  • Indien er geen rechtstreekse werking is en geen richtlijnconforme interpretatie rest de mogelijkheid van staatsaansprakelijkheid

Vindplaatsen: Hoofdstuk 8 - Rechtsverhoudingen bij rechtstreekse werking - Conforme interpretatie - Staatsaansprakelijkheid.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2210