Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

Welke stelling is onjuist?

  1. In de zaak Tabaksreclame (zaak C-376/98) begon Duitsland een actie tot nietigverklaring tegen een richtlijn over tabaksreclame op grond van het huidige artikel 263 VWEU (toen 173 EG-Verdrag).
  2. In het arrest Deutsches Reinheitsgebot (Bierarrest, zaak 178/84) begon Nederland een inbreukprocedure tegen Duitsland op grond van het huidige artikel 258 VWEU (toen 169 EEG-Verdrag).

Vraag 12

Op 15 september 2010 is in het Publicatieblad van de EU het Commissiebesluit 2010/20 gepubliceerd. In dit besluit wordt lidstaat Nederland door de Commissie gekort op de jaarlijkse financiële bijdrage vanuit de EU. De provincie Flevoland heeft veel werkgelegenheidsprojecten die EU-gelden ontvangen en wil dit besluit van de Commissie ongedaan maken. Daarom stelt de provincie Flevoland een beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU in bij het HvJ EU.

Welke stelling is juist?

  1. De provincie is de geprivilegieerde partij en moet ontvankelijk verklaard worden door het HvJ EU.
  2. De provincie kan alleen ontvankelijk worden verklaard als zij aannemelijk maakt dat zij rechtstreeks en individueel geraakt is.

Vraag 13

In de zaak Annibaldi (zaak C-309/96) besliste het Hof van Justitie van de EU dat het EVRM was geschonden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 14

Op 30 oktober 2009 wordt Mr. Paul opgepakt in Nederland op verdenking van het plegen van internationale misdrijven. Zijn land van herkomst, ‘Verweggia’, verzoekt aan Nederland om zijn uitlevering. Rapporten van mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International wijzen er echter op dat in ‘Verweggia’ verdachten van internationale misdrijven het risico lopen ter dood te worden veroordeeld. Nadat Nederland desalniettemin besluit Mr. Paul uit te leveren aan ‘Verweggia’, dient laatstgenoemde een klacht in bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Met zes stemmen tegen één concludeert het Hof dat Nederland een aantal bepalingen van het EVRM zal schenden indien het besluit tot uitlevering over te gaan. De Nederlandse EHRM-rechter is het niet eens met de uitkomst van de zaak en wil zijn mening – die afwijkt van die van de meerderheid – kenbaar maken. Wat kan de Nederlandse rechter in een dergelijk geval doen?

  1. Hij kan een dissenting opinion schrijven.
  2. Hij kan een concurring opinion schrijven.

Vraag 15

Welk juridisch instrument werd ingezet om het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) op te zetten?

  1. Een multilateraal internationaal verdrag tussen de lidstaten, die de Euro gebruiken.
  2. Een besluit van de ER.

Vraag 16

Het Verdrag van Maastricht heeft bepaald dat de derde stap van de EMU op 1 januari 1999 zou ingaan.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 17

Welk van de onderstaande landen hoort niet in het rijtje van “Member States with a derogation” met betrekking tot de EMU?

  1. Het Verenigd Koninkrijk
  2. Polen
  3. Zweden
  4. Denemarken

Vraag 18

Hoe wordt de voorzitter van de Europese Raad verkozen?

  1. Door middel van unanimiteit door de Europese Raad.
  2. Door middel van een gekwalificeerde meerderheid door de Raad.
  3. Door middel van unanimiteit door de Commissie.
  4. Door middel van een gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad.

Vraag 19

Wat houdt het attributiebeginsel in?

  1. Dat de EU alleen mag handelen als de verdragen dit toestaan.
  2. Dat de EU alleen mag handelen als er geen alternatieven beschikbaar zijn.
  3. Dat de EU bevoegdheden overdraagt aan de lidstaten.
  4. Dat de Europese Commissie het initiatiefrecht voor wetgeving overdraagt aan het Europees Parlement.

Vraag 20

Wat is geen taak van de Raad?

  1. De Raad stelt samen met het Parlement Europese wetgeving vast.
  2. De Raad ziet toe op de eerbiediging en de toepassing van de regelgeving en de oprichtingsverdragen van de Europese Unie.
  3. De Raad bepaalt en coördineert het beleid van de EU.
  4. De Raad stelt samen met het Europees Parlement de Europese begroting vast.

Vraag 21

Wat was voor Frankrijk de belangrijkste reden om een half jaar lang niet deel te nemen aan de vergaderingen van de Raad in 1965?

  1. De Fransen wilden daarmee voorkomen dat er in de Raad zou worden overgegaan tot meerderheidsbesluitvorming.
  2. De Fransen wilden voorkomen dat het VK zou kunnen toetreden tot de Gemeenschap.
  3. De Fransen wilden voorkomen dat Straatsburg zou worden opgegeven als de plaats waar het Parlement vergaderde.
  4. De Fransen wilden protesteren tegen de mogelijke discriminatie van de Franse student Grzelczyk in België.

Vraag 22

De afgelopen twee jaar is geconstateerd dat in het luchtruim van de lidstaten van de EU ernstige vervuiling wordt veroorzaakt door vrachtwagens van internationale transportbedrijven. De Europese Commissie wil dit probleem graag aanpakken en een wetsvoorstel maken zonder de werking van de interne markt aan te tasten. In het wetsvoorstel wordt neergelegd dat tegen het jaar 2050 elke vrachtwagen over een nieuw type dieselmotor moet beschikken die veel minder vervuilend is. Op welke rechtsbasis zou een dergelijke wet kunnen berusten?

  1. Artikel 87 van het VWEU.
  2. Artikel 193 van het VWEU
  3. Artikel 114 van het VWEU.
  4. Artikel 196 van het VWEU.

Vraag 23

Welke stelling is onjuist?

  1. Het VEU en het VWEU hebben een gelijke positie in de hiërarchie van het Unierecht.
  2. Verordeningen en Richtlijnen zijn altijd secundair Unierecht.
  3. De algemene beginselen van het Unierecht vormen secundair Unierecht.
  4. Het Handvest voor de Grondrechten van de EU vormt primair Unierecht.

Vraag 24

Welke instelling heeft in beginsel een monopolie op het initiatiefrecht voor het indienen van nieuwe wetsvoorstellen?

  1. Europees Parlement.
  2. Europese Commissie.
  3. Raad.
  4. Europese Raad.

Vraag 25

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Een verordening is verbindend in al haar onderdelen, heeft steeds rechtstreekse werking in de rechtsordes van de lidstaten en heeft een algemene strekking.
  2. Richtlijnen en verordeningen zijn altijd wetgevend van aard.
  3. Een richtlijn verplicht de lidstaten om de bepalingen ervan om te zetten in normen van nationaal recht en is steeds verbindend ten aanzien van die lidstaten.
  4. Adviezen en aanbevelingen hebben rechtstreekse werking.

Vraag 26

Strawberry is sinds jaren de grootste techgigant in Nederland en de Strawberrygadgets zijn erg gewild bij jongeren. De mobieltjes met het bekende Strawberrylogo kleuren het straatbeeld. Echter, na verscheidene klachten van artsen heeft de Decibelvereniging de mobieltjes onderzocht en blijktdat deze volumes tot 100dB toelaten. Volgens Richtlijn 33/2012 moet het volume van geluidsdragers echter begrensd worden op 80dB. Nederland blijkt de richtlijn nog niet te hebben omgezet in Nederlands recht, ook al is de implementatietermijn reeds verlopen. Wat zou de Decibelvereniging kunnen doen?

  1. De Vereniging kan Nederland voor het Hof van Justitie dagen op basis van niet-omzetting van de richtlijn.
  2. De Vereniging kan de Europese Commissie op basis van niet-omzetting van de richtlijn vragen een onderzoek te starten tegen Nederland.
  3. Op basis van het overtreden van Europese wetgeving een klacht indienen tegen Strawberry bij de Europese Commissie.
  4. De Vereniging kan op basis van het overtreden van Europese wetgeving Strawberry voor het Hof van Justitie dagen.

Vraag 27

Wat moet iedere nationale rechter doen als een nationale maatregel strijdig is met Europees recht?

  1. Hij moet nationale maatregelen voorrang geven boven Europees recht.
  2. Hij moet nationale maatregelen wegens strijd met het Europees recht buiten toepassing laten.
  3. Hij moet een afweging maken tussen het belang van Europees recht en nationaal recht.
  4. Hij moet een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie.

Vraag 28

In het arrest Costa tegen ENEL (Zaak 6/64) besliste het HvJ EU dat:

  1. Europees recht voorrang heeft boven elk nationaal recht dat strijdig is met dat recht.
  2. Europees recht nooit voorrang heeft boven de Grondwet van lidstaten.
  3. Richtlijnen niet omgezet hoeven te worden in nationale wetgeving.
  4. Uit het niet eerbiedigen van de implementatietermijn staatsaansprakelijkheid volgt.

Vraag 29

Wat werd beslist in Van Gend & Loos (Zaak 26/62)?

  1. Dat kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen gelijke werking hebben.
  2. Dat de hoedanigheid van Unieburger de primaire hoedanigheid van EU-onderdanen is.
  3. Dat de bepalingen uit EU-verdagen rechtstreekse werking kunnen hebben.
  4. Wat wederzijdse erkenning inhoudt.

Vraag 30

Welke partij is bij een actie tot nietigverklaring geen geprivilegieerde partij?

  1. Europese Raad.
  2. Europese Commissie.
  3. Europees Parlement.
  4. Raad van de Europese Unie.

Vraag 31

In welke van deze zaken wordt niet ingegaan op staatsaansprakelijkheid?

  1. In de gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93 Brasserie du Pecheur SA.
  2. In de zaak 178/84 Commissie tegen Duitsland, Deutsches Reinheitsgebot (Bierarrest).
  3. In de zaak C-91/92 Paola Faccini Dori tegen Recreb Srl.
  4. In de zaak C-6/90 en C-9/90 Andrea Francovich en Daniela Bonifaci tegen Italiaanse Republiek.

Vraag 32

Welke van de volgende verdragsbepalingen stelt een individu in staat om onder bepaalde voorwaarden zelf een zaak aanhangig te maken bij het HvJ EU?

  1. Art. 258 VWEU.
  2. Art. 259 VWEU.
  3. Art. 263 VWEU.
  4. Art. 267 VWEU.

Vraag 33

De Nederlandse wetgever heeft nagelaten een richtlijn die voorzag in subsidies voor landbouwers tijdig te implementeren. Omdat agrariërs hierdoor subsidies mislopen, wensen zij de Nederlandse Staat aansprakelijk te stellen. Welke van de volgende hypotheses is hierbij correct?

  1. Op grond van artikel 340 VWEU kan de Nederlandse Staat aansprakelijk worden gesteld tot vergoeding van alle schade die zij bij de niet-tijdige omzetting van de richtlijn veroorzaakt heeft.
  2. Indien de richtlijn bepalingen omvat die rechten toekennen aan particulieren en er een direct causaal verband bestaat tussen niet-tijdige omzetting van de richtlijn en de geleden schade kan de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld worden.
  3. Een vordering tot schadevergoeding tegen Nederland moet steeds voor het Gerecht ingesteld worden.
  4. Alleen als een voldoende gekwalificeerde schending van Europees Unierecht aangetoond kan worden zal Nederland aansprakelijk zijn. Het niet omzetten van een richtlijn is op zich geen voldoende gekwalificeerde schending.

Vraag 34

Wat is geen voorwaarde voor het vaststellen van staatsaansprakelijkheid van lidstaten ten opzichte van particulieren in verband met een schending van het Europees recht?

  1. De particulier moet zijn klacht binnen zes maanden indienen.
  2. Er moet een causaal verband zijn tussen de schade van een Europeesrechtelijke norm en de geleden schending.
  3. Er moet sprake zijn van een schending die voldoende gekwalificeerd is.
  4. Particulieren dienen hun schade zoveel mogelijk te beperken.

Vraag 35

Welke stelling over het EU-Handvest van de Grondrechten is de juiste?

  1. Bij de interpretatie van de rechten uit het Handvest mag het Hof van Justitie EU méér bescherming toekennen vereist op grond van het EVRM.
  2. Het Handvest is een secundaire rechtsbron binnen de rechtsorde van de EU.
  3. De instellingen van de EU en de lidstaten zijn altijd gebonden aan het Handvest.
  4. Het Handvest is bij het Verdrag van Lissabon afgekondigd en opgesteld.

Vraag 36

Wat is geen voorwaarde voor ontvankelijkheid genoemd in het EVRM?

  1. De nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput.
  2. De klacht moet tegen een EU-lidstaat gericht zijn.
  3. De klager moet wezenlijk nadeel geleden hebben.
  4. Een klacht mag niet kennelijk ongegrond zijn.

Vraag 37

Welke stelling over de zaak Vejdeland t. Zweden (2010) is onjuist?

  1. Het EHRM oordeelde in de zaak Vejdeland dat de inbreuk op art. 10 EVRM gerechtvaardigd kon worden.
  2. Het EHRM stelde in de zaak Vejdeland unaniem vast dat art. 10 EVRM niet geschonden was.
  3. Diverse andere EVRM Verdragspartijen intervenieerden in de zaak Vejdeland.
  4. Het EHRM oordeelde in de zaak Vejdeland dat de inbreuk op art. 10 EVRM noodzakelijk was in een democratische samenleving.

Vraag 38

Welk van de onderstaande stellingen omtrent het toezicht op de naleving van het EVRM is juist?

  1. Het aanvaarden van een individueel klachtrecht voor het EHRM is niet verplicht.
  2. Protocol 15 geeft het EHRM de mogelijkheid om een klacht niet-ontvankelijk te verklaren als de klager geen aanzienlijk nadeel heeft geleden.
  3. Protocol 14 zorgt dat ook de Europese Unie toetreedt tot het EVRM.
  4. De stijgende werkdruk bij het EHRM zorgt dat klachten meestal door een Kamer van Zeven Rechters worden gewezen.

Vraag 39

Welk van de onderstaande stellingen beschrijft het beste de term margin of appreciation?

  1. Op grond van de margin of appreciation stelt het Hof zichterughoudend op in situaties waarin de nationale autoriteiten beter de belangen tegen elkaar af kunnen wegen.
  2. De margin of appreciation geeft de eensgezindheid over een bepaald onderwerp in de EU weer: hoe meer eensgezindheid, hoe ruimer de margin.
  3. De margin of appreciation is ontwikkeld als onderdeel van sociaaleconomische maatregelen.
  4. De margin of appreciation houdt in dat de lidstaten deels hun soevereiniteit hebben moeten opgeven door het EVRM te ratificeren,.

Vraag 40

Welk van de onderstaande organen maakt geen onderdeel uit van de Europese Centrale Bank?

  1. Directie.
  2. Raad van Bestuur.
  3. Raad voor Monetair Advies.
  4. Algemene Raad.

Onderdeel B

Op een mooie namiddag in maart 2014 staat Julia Tiszokaut aan de bushalte aan de hoofdstraat in Rostock op de bus te wachten. Een gedrongen mannetje met een grote snor spreekt haar aan en stelt zich voor als verkoper van de De Duitsograaf. Hij biedt haar een eenjarig abonnement aan voor slechts een derde van de prijs. Julia vindt dit een prima aanbod en tekent meteen. Later thuis, wanneer zij het contract goed doorleest, komt zij evenwel tot de vaststelling dat het abonnement niet is wat zij verwacht had. Weliswaar ontvangt zij De Duitsograaf, maar steeds een dag te laat, oud nieuws dus. Op dinsdag zou ze de krant van maandag krijgen. Om begrijpelijke redenen wenst zij het abonnement dan ook met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hiertoe biedt het contract echter geen mogelijkheid. Haar vriendin, Erasmus-studente Jo Brotchen, beweert dat er alsnog een manier zou zijn om van het contract af te komen. Blijkbaar bestaat er een Europese richtlijn waarin is opgenomen dat de lidstaten in hun wetgeving zeker moeten stellen dat verkopers te allen tijde de koper op bijzondere, onverwachte onderdelen van koopcontracten moeten wijzen. “Dat zou hier toch het geval moeten zijn. Wie wil er immers de krant van gisteren lezen?”, denkt Julia. De richtlijn in kwestie moest ten laatste op 1 januari 2014 omgezet worden in nationaal recht. De Duitse wetgever heeft dit tot op heden echter nagelaten, waardoor de bijzondere informatieverplichting thans nog geen deel uitmaakt van het Duitse recht. Jo en Julia vragen zich af wat dit nu betekent. Kunnen ze naar de rechter stappen en zich op de richtlijn beroepen? Wat moet die rechter doen? En, als dit allemaal nergens naar toe leidt, kunnen ze Duitsland dan aansprakelijk stellen voor hun verlies – het abonnement kost namelijk 300€ per jaar? Veel geld voor een student, vindt Julia alvast. Verwijs in uw juridisch advies naar de relevante wetsartikelen en rechtspraak.

Antwoordindicatie onderdeel A

  1. B

  2. B

  3. A

  4. A

  5. B

  6. B

  7. B

  8. A

  9. A

  10. B

  11. B

  12. B

  13. B

  14. B

  15. A

  16. A

  17. B

  18. D

  19. A

  20. B

  21. A

  22. C

  23. C

  24. B

  25. B&C

  26. B

  27. B

  28. A

  29. C

  30. A

  31. B

  32. C

  33. B

  34. A

  35. A

  36. B

  37. C

  38. C

  39. A

  40. C

Antwoordindicatie onderdeel B

Oriëntatie Casus

Allereerst is een Richtlijn niet (tijdig) geïmplementeerd in de nationale rechtsorde. De lidstaat, in dit geval Hongarije, heeft dit nagelaten. De betreffende richtlijn maakt het mogelijk om als particulier onder een geldig contract uit te komen, op voorwaarde dat dat contract bijzondere of onverwachte onderdelen bevat en de verkoper niet uit zichzelf op deze voorwaarden wijst. In casu kan men van een dergelijk contract spreken. Ten tweede bestaat het contract tussen twee particulieren, te weten tussen het bedrijf dat het abonnement heeft verkocht, en Anna. Dit heeft effect op de toepasbaarheid van de Richtlijn tussen Anna en de verkoper, het gaat hier om een horizontale situatie. Ten derde heeft een particulier schade geleden door de niet-implementatie van een richtlijn. Deze schade kan Anna theoretisch proberen te verhalen door middel van een schadevergoedingsactie tegen de lidstaat, in dit geval Hongarije. De hele casus lijkt op het Faccini Dori arrest. Van studenten wordt verwacht dat ze deze drie aspecten herkennen en benoemen en dat ze een juridische oplossing voor Anna’s problemen op grond van deze drie aspecten ontwikkelen onder verwijzing naar de besproken verdragsartikelen en rechtspraak.

Puntenschema:

  • De zaak lijkt op het arrest Faccini Dori: 0,5

  • Richtlijnen kunnen geen directe verplichtingen aan particulieren opleggen / er is geen horizontale werking van richtlijnen: (1)

    • Noem art 288 VWEU: 0,5

    • Noem Marshall of Marleasing: 0,5

    • Toepassing: GEEN horizontale rechtstreekse werking t.o.v. Onderneming: 0,5

    • Uitleg van de voorwaarden van rechtstreekse werking (onvoorwaardelijk en nauwkeurig): 0.5

  • De rechter moet de richtlijn uitleggen in het licht van het EU recht: 1

    • Noem richtlijnconforme interpretatie / indirecte werking: 0,5

    • Noem Marleasing: 0,5

    • Dit volgt uit het beginsel van loyale samenwerking: 0,5

    • BONUS: het beginsel van loyale samenwerking volgt uit art. 4(3) VEU: 0,5

    • BONUS: er is geen contra legem interpretatie toegestaan: 0,5

  • Het beginsel van Staatsaansprakelijkheid: 0,5

    • Noem Francovich: 0,5

    • Vermeld dat voorwaarden in Brasserie zijn aangepast: 0,5

    • Noem en pas voorwaarden toe:

  • Rechten aan particulieren toekennen: 0,5

  • Voldoende gekwalificeerde schending (richtlijn niet omgezet) : 0,5

  • Causaal verband schade - schending: 0,5

  • Een particulier moet de schade beperken: 0,5

    • Conclusie: schadevergoeding op grond van staatsaansprakelijkheid is mogelijk of niet: 0,5

  • BONUS:

    • Noem Simmenthal: 0,5; en het buiten toepassing verklaren van de nationale regel: 0,5

    • Julia kan de Europese Commissie vragen om op grond van artikel 258 VWEU actie te ondernemen: 0,5.

Je krijgt aftrek voor taalfouten. Je kan maximaal 2 punten aftrek krijgen voor taalfouten in je antwoord. Per soort fout (spelling, grammatica, stijl en structuur) wordt 1 punt afgetrokken.

Vindplaatsen:

  • Hoofdstuk 8 - Rechtsverhoudingen bij rechtstreekse werking

  • Hoofdstuk 8 - Rechtsgevolgen van rechtstreekse werking en voorrang van EU-recht

  • Hoofdstuk 8 - Conforme interpretatie

  • Hoofdstuk 8 - Staatsaansprakelijkheid

  • Hoofdstuk 9 - Acties tegen lidstaten.

  • Hoofdstuk 10 - Wetgeving, uitvoering en controle

Berekening punten Onderdeel B

Je kan nooit meer dan tien punten voor onderdeel b van dit tentamen verkrijgen. Het volgende rekenschema wordt toegepast:

  • punten uit schema + bonuspunten = tussenresultaat (maximaal 10 punten).

  • tussenresultaat – aftrek taalfouten = eindresultaat onderdeel B tentamen.

Opmerkingen over antwoorden open vraag

In veel antwoorden stonden vaak lange inleidingen of lange samenvattingen van de arresten. Let op, vaak voegen dergelijke samenvattingen en inleidingen weinig toe aan het antwoord. Je verdient hiermee geen punten behalve als dit inhoudelijk antwoord geeft op de vraag.

Artikel 340 VWEU was niet de grondslag van het arrest Francovich. Artikel 340 VWEU gaat over de aansprakelijkheid van de EU zelf en niet over die van de lidstaten. Het HvJ EU zag het artikel als een voorbeeld van schadevergoeding en liet zich hierdoor inspireren tijdens zijn redenering dat Staatsaansprakelijkheid behoort tot de algemene beginselen van Unierecht.

Artikel 263 en 264 VWEU zijn procedures om rechtshandelingen van de EU zelf te toetsen (de nietigverklaring van Europese rechtshandelingen). Deze procedures kunnen niet worden gebruikt om nationale handelingen te toetsen op hun rechtmatigheid. Het HvJ EU kan daarom geen nationale besluiten / rechtshandelingen ‘vernietigen’. Maak een duidelijk onderscheid tussen de toetsing van EU- recht (is hier secundair recht in strijd met primair recht?) en de toetsing van het nationale recht (is nationaal recht strijdig met Europees recht?).

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Inleiding Europees Recht - Recht - UL - B1 - Oefenbundel

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2017/2018


Vragen deel A

Vraag 1

Wat voegde Simmenthal toe inzake de voorrang van EU recht ten opzichte van Costa v. E.N.E.L.?

  1. Dat in lijn met artikel 4(2) VEU de voorrang van Europees recht rekening dient te houden met de constitutionele tradities van een lidstaat.
  2. Dat de voorrang van Europees recht absoluut is en derhalve ook niet rechtstreeks werkende verdragsbepalingen voorrang hebben boven nationaal recht.
  3. Dat EU recht ook altijd voorrang heeft boven nationaal constitutioneel recht en latere nationale wetten in formele zin.
  4. Dat lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de EU hebben overgedragen, waardoor EU-recht zelf bepaalt wanneer en waarom het voorrang heeft op nationaal recht.

Vraag 2

Wanneer kan het HvJEU overgaan tot het opleggen van boetes of dwangsommen aan lidstaten die het EU-recht schenden?
  1. Zodra het Hof van Justitie concludeert dat er sprake is van een schending van EU-recht.
  2. Wanneer Lidstaten geen gehoor geven aan een eerdere uitspraak van het HvJEU waarin een schending van EU-recht was geconstateerd.

Vraag 3

De gemeente Weesp heeft de aanvraag van Antonio en Anneke voor vergoeding van kinderopvang afgewezen. Antonio stelt beroep in tegen dit besluit bij de rechtbank Leeuwarden. Hij voert aan dat hij op basis van artikel 14 VWEU recht heeft op toegang tot een “dienst van algemeen economisch belang.” De rechtbank weet niet zeker of kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is en wijst de vordering van Antonio af. In hoger beroep bij de Raad van State voert Antonio aan dat het Spaanse Hooggerechtshof heeft bepaald dat kinderopvang een dienst van algemeen economisch belang is. De gemeente Weesp voert echter aan dat zowel de Franse Court de Cassation als de Belgische Raad van State bepaald hebben dat kinderopvang geen dienst van algemeen economisch belang is en dat Artikel 14 überhaupt geen rechtstreekste werking heeft. Is de Nederlandse Raad van State verplicht een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van Artikel 14 VWEU?

  1. Ja, op basis van het arrest Ferreira da Silva is de Raad van State verplicht om een uitleggingsvraag te stellen nu er een conflict is tussen hogere rechtscolleges.
  2. Ja, omdat het hier gaat om de rechtsgeldigheid van de weigering tot vergoeding is de Raad van State onder Artikel 267 VWEU verplicht een geldigheidsvraag te stellen.
  3. Nee, aangezien er hier sprake is van een acte clair in de zin van het arrest CILFIT is de Raad van State niet verplicht een prejudiciële vraag te stellen.
  4. Nee, aangezien het hier gaat om een hypothetisch geschil is de Raad van State niet verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

Vraag 4

Welke van

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2016


Deel A

Vraag 1

Welk van de volgende taken behoort niet tot de bevoegdheden van de Commissie?

  1. Het houden van toezicht op de toepassing van het EU-recht.
  2. Het voorstellen van wetgevingshandelingen.
  3. Het extern vertegenwoordigen van de EU.
  4. Het goedkeuren van de begroting van de EU.

Vraag 2

Wat voor soort bevoegdheid heeft de Unie op het gebied van de interne markt?

  1. Exclusief
  2. Ondersteunend
  3. Gedeeld
  4. Subsidiair

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot het beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU klopt niet?

  1. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld met betrekking tot handelingen die beogen rechtsgevolgen te hebben.
  2. Een beroep tot nietigverklaring kan alleen worden ingesteld tegen wetgevingshandelingen wanneer een adressaat individueel en rechtstreeks geraakt wordt.
  3. Een semi-geprivilegieerde verzoeker kan enkel een beroep instellen wanneer de bestreden handeling onder diens bevoegdheden valt.
  4. Een particulier kan beroep instellen tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en geen uitvoering door de lidstaten behoeven.

Vraag 4

Het EHRM verklaarde het verzoekschrift in de zaak Franklin-Beentjes (nr 28167/07) niet-onvankelijk op de volgende grond:

  1. Het verzoekschrift was kennelijk niet ongegrond, omdat het verbod op het gebruik van ayahuasca niet kon worden gezien als een inmenging in de vrijheid van godsdienst.
  2. De verzoeker had geen wezenlijk nadeel geleden en niet alle nationale rechtsmiddelen uitgeput.
  3. Het verzoekschrift werd ingediend nadat de termijn van 6 maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing voorbij was.
  4. Het verzoekschrift was kennelijk ongegrond, omdat het verbod op ayahuasca noodzakelijk kon worden geacht in een democratische samenleving.

Vraag 5

De EU heeft een richtlijn aangenomen die, ten doelen de consument te beschermen, voorschrijft dat lidstaten verplicht zijn om een speciale verpakking te introduceren voor voedingsmiddelen die op biologische wijze geproduceerd zijn. De vereisten voor biologische productie zoals opgelegd in de richtlijn zijn streng.

België gelooft dat nationale voedselautoriteiten dergelijke aspecten van consumentenbescherming beter kunnen regelen. Ook vindt het land een speciale verpakking onnodig duur en milieuvervuilend – een sticker zou hetzelfde werk kunnen doen.

Welk argument kan België aanvoeren bij een verzoek tot nietigverklaring van de richtlijn?

  1. De richtlijn is in strijd met het attributiebeginsel omdat de EU niet exclusief bevoegd is op het gebied van consumentenbescherming.
  2. De richtlijn schendt het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
  3. Consumentenbescherming is een gedeelde bevoegdheid. Lidstaten moeten dus eerst de kans hebben de kwestie zelf te regelen.
  4. Titel XV van het VWEU dat handelt over consumentenbescherming kent geen bevoegdheid toe aan de EU-wetgever.

Vraag 6

In februari 2015 voerde Portugal ter uitvoering van een EU-richtlijn nieuwe asielwetgeving in. De richtlijn bepaalt dat asielaanvragen binnen een redelijke termijn dienen te worden afgehandeld. Portugal denkt het efficiënt aan te pakken

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

Waartoe leidt een succesvol beroep tot nietigverklaring onder artikel 263 VWEU?

  1. Vernietiging van de Europese rechtshandeling ex nunc.
  2. Nietigheid van de Europese rechtshandeling ex tunc.

Vraag 2

Geef aan welke stelling juist is.

  1. Alleen rechtshandelingen die aangenomen zijn volgens de gewone wetgevingsprocedure, zijn bindende wetgevingshandelingen.
  2. De Commissie, kan zelf bindende rechtshandelingen vaststellen indien zij een gedelegeerde bevoegdheid heeft.

Vraag 3

Wat is waar met betrekking tot verordeningen?

  1. Verordeningen zijn van algemene strekking en rechtstreeks toepasselijk.
  2. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen tegenover de adressaten.

Vraag 4

Het EVRM biedt een Europees minimumniveau van mensenrechtenbescherming. Partijen hebben de vrijheid om een hoger beschermingsniveau te bieden.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 5

Ook als er vandaag nog geen belemmeringen merkbaar zijn kan artikel 114 VWEU een rechtsbasis vormen voor maatregelen die toekomstige belemmeringen van het vrij verkeer binnen de interne markt voorkomen,.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Als een EU-lidstaat een van de rechten in het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie overtreedt dan kan een beroep gedaan worden op:

  1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
  2. De nationale rechter binnen de werkingssfeer van het EU-recht.

Vraag 7

Op grond van het EVRM bestaat een mogelijkheid voor derden om tussenbeide te komen bij een zaak. Welke stelling met betrekking tot deze derden is juist?

  1. Een derde kan tussenkomen bij een zaak indien hij een wezenlijk nadeel heeft geleden en zich als slachtoffer bij de zaak aansluit.
  2. Een derde kan aan zittingen deelnemen indien hij uitgenodigd wordt door de President van het Hof.

Vraag 8

Wanneer mag een nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie?

  1. Indien de rechter het antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het wijzen van het vonnis.
  2. Indien de rechter in dit geval een rechtelijke instantie is waarbij hoger beroep niet mogelijk is.

Vraag 9

Wat oordeelde het HvJ EU in het Tabaksreclame-arrest (C-376/98)?

  1. Dat de wetgevers het verkeerde rechtsinstrument hadden gekozen.
  2. Dat de wetgevers de verkeerde rechtsbasis hadden gekozen.

Vraag 10

Wat moet er gebeuren met beroepen op staatsaansprakelijkheid voor schending van het EU-recht door een lidstaat?

  1. Deze moeten altijd gehonoreerd worden door de nationale rechter zodra een causaal verband is aangetoond tussen schending en schade.
  2. Deze moeten door de nationale rechter ten minste even gunstig worden behandeld als soortgelijke nationale vorderingen.

Vraag 11

Het Hof erkende in het arrest Defrenne (C-43/75) dat richtlijnen horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 12

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

Als een richtlijn rechtstreekse werking heeft…

  1. … is de rechter verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de richtlijn buiten toepassing te laten.
  2. … is het Hof van Justitie verplicht om de nationale voorschriften die onverenigbaar zijn met de Richtlijn te vernietigen.

Vraag 2

Als gevolg van het arrest Marleasing (C- 106/89 Marleasing SA tegen La Comercial Internacional de Alimentacion SA)

  1. … moet de rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.
  2. … mag de nationale rechter indien mogelijk nationaal recht richtlijnconform interpreteren nadat de omzettingstermijn is verstreken.

Vraag 3

Als gevolg van het arrest Plaumann (Case 25/62 Plaumann & Co. tegen Commissie van de Europese Economische Gemeenschap) …

  1. … moet een belanghebbende subsidiair en rechtstreeks geraakt zijn als hij derdenberoep wil instellen.
  2. … moet een niet-geadresseerde deel van een historisch gesloten groep uitmaken omeen succesvol beroep tot nietigverklaring in te kunnen stellen.

Vraag 4

Op grond van artikel 267 VWEU…

  1. … is het HvJ EU bevoegd om een uitspraak te doen over de uitleg van Verdragen en ook over de geldigheid en uitleg van handelingen van de instellingen van de Unie.
  2. … moet de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen zodra het nationale recht botst met het Unie-recht.

Vraag 5

Wanneer het EHRM oordeelt over de ontvankelijkheid van een klacht, gebeurt doormiddel van…

  1. een beslissing.
  2. een uitspraak.

Vraag 6

Op wie is het EVRM van toepassing?

  1. … op de burgers van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.
  2. …op iedereen binnen de rechtsmacht van de lidstaten die het EVRM hebben geratificeerd.

Vraag 7

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest de status van primair Unierecht gekregen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Wat is het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken?

  1. Het verlenen van kredieten aan banken in nood in de EU.
  2. Het verzekeren van prijsstabiliteit.

Vraag 9

Het Bierarrest (C-178/84 Commissie v Duitsland) geeft een goed voorbeeld van hoe het HvJ EU gebruikt maakt van positieve integratie ten behoeve van de interne markt.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 10

In het arrest C-345/95 Frankrijk t, Europees Parlement erkende het HvJ EU dat lidstaten de bevoegdheid hebben om de zetel van de instellingen, ook die van het Europees Parlement, vast te stellen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 11

Stelling I: Een individuele Eurocommissaris (lid van de Europese Commissie) kan door het Europees Parlement gedwongen worden om op te stappen.

Stelling II: Per 1 januari 2016 zal Nederland voorzitter zijn van de Raad van de

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (1)


Onderdeel A

Vraag 1

De doelstellingen van de Verdragen kunnen op grond van artikel 352 lid 1 VWEU worden aangevuld.

  1. Juist
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het HvJ EU heeft in de zaak Grzelczyk (C-184/99) bepaald dat lidstaten EU-burgers in beginsel gelijk moeten behandelen aan hun eigen onderdanen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

De voorzitter van de Raad wordt voor een termijn van zes maanden verkozen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 4

Welke stelling over het attributiebeginsel is juist?

  1. Volgens het attributiebeginsel moet elk besluit van de Unie een geldige rechtsgrondslag of rechtsbasis in een specifieke bepaling van de Verdagen hebben.
  2. Het attributiebeginsel impliceert dat de instellingen een algemene wetgevingsbevoegdheid hebben.

Vraag 5

Welke stelling is de juiste?

  1. Een besluit verbindt slechts de uitdrukkelijk vermelde geadresseerden, een verordening is steeds algemeen verbindend.
  2. Een richtlijn kan alleen in een monistisch stelsel rechtstreekse werking hebben in de nationale rechtsorde.

Vraag 6

Studenten in heel Europa hebben het moeilijk. Ze hebben te lijden onder maatregelen zoals het leenstelsel, het bindend studieadvies en de langstudeerboete. Een aantal studenten afkomstig uit verschillende EU landen organiseert een burgerinitiatief. Het initiatief is succesvol: meer dan twee miljoen studenten uit zes verschillende EU lidstaten ondertekenen het initiatief waarin de Commissie verzocht wordt een wetsvoorstel in te dienen waarbij de lidstaten gedwongen worden om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor alle studenten, met name voor de minder bedeelden. Uiteindelijk nemen de Raad en het Europees Parlement een verordening aan, waarvan artikel 10a stelt: ‘De lidstaten vergemakkelijken de toegang tot het hoger onderwijs.’

Piet Jansen, een student Rechtsgeleerdheid, kan maar net leven van zijn basisbeurs en daagt de Nederlandse Staat voor de rechter. Hij wil een hogere vergoeding. Heeft zijn actie kans van slagen?

  1. Nee, het Hof bepaalde dat actieve verplichtingen nooit rechtstreekse werking kunnen hebben.
  2. Nee, de bepaling in de verordening is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.

Vraag 7

Engeland eist van aanvragers tot gezinshereniging dat een inburgeringsexamen met succes wordt afgelegd. De Europese Commissie is van mening dat deze inburgeringseis strijdig is met artikel 3 lid 6 van Richtlijn 2006/78/EG inzake het recht op gezinshereniging. Welke stelling is onjuist?

  1. De Europese Commissie kan een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.
  2. De Europese Commissie moet een inbreukprocedure beginnen tegen Engeland op basis van artikel 258 VWEU.

Vraag 8

Welke stelling over staatsaansprakelijkheid is de juiste?

  1. Het HvJ EU stelt de hoogte van de schadevergoeding vast en beslist wanneer er sprake is van staatsaansprakelijkheid in verband met het niet correct implementeren van EU-wetgeving.
  2. Het is de taak van de betreffende lidstaat
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2014 (2)


Onderdeel A

Vraag 1

In de zaak Grzelczyk (zaak C-184/99) bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat lidstaten onderdanen uit andere lidstaten die in hun land verblijven het EU-burgerschap moeten verstrekken.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 2

Het Economisch en Sociaal Comité is onderdeel van het Europees Parlement en heeft een wetgevende taak.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 3

Waarvan is het Bierarrest (zaak 178/84) een goed voorbeeld?

  1. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van negatieve integratie.
  2. Het HvJ EU als motor van integratie door middel van positieve integratie.

Vraag 4

Lees de volgende woorden van Robert Schuman: “De vereniging van Europa kan niet zomaar worden verwezenlijkt en ook niet door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht: het verenigd Europa moet worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij feitelijke solidariteit als uitgangspunt moet worden genomen.”

Wat bedoelt Schuman met de feitelijke solidariteit?

  1. De juridische afhankelijkheid tussen de lidstaten van elkaar en de afhankelijkheid tussen de lidstaten, burgers en bedrijven.
  2. Een gedeelde identiteit in een Europese Superstaat die stapsgewijs gaat worden opgericht.

Vraag 5

Indien een richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, kan een individu of rechtspersoon zich hier op beroepen voor de nationale rechter vanaf de inwerkingtreding.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 6

Het Europese recht heeft voorrang boven het nationale recht. Daarom mag het HvJ EU strijdig nationaal recht vernietigen.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 7

Conforme interpretatie van het Unierecht kan dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.

  1. Juist.
  2. Onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak is de juiste?

  1. Het primaire Unierecht heeft voorrang op het secundaire Unierecht.
  2. Het Unierecht heeft voorrang op het Nederlandse recht, zolang het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.

Vraag 9

Welke stelling over prejudiciële vragen is de juiste?

  1. De hoogste nationale rechter moet altijd prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU als er getwijfeld wordt over de correcte interpretatie van het Unierecht, tenzij er sprake is van een acte clair of een acte éclairé.
  2. Een lagere nationale rechter moet eerst toestemming vragen aan de hoogste nationale rechter voordat hij prejudiciële vragen mag stellen aan het HvJ EU.

Vraag 10

Wanneer kan een onderneming zich tot het HvJ EU wenden?

  1. Als de onderneming rechtstreeks en individueel geraakt wordt door een besluit van de Nederlandse regering waarin nationaal recht toegepast wordt gebaseerd op een richtlijn.
  2. Als de Europese Commissie een besluit aanneemt op grond waarvan de betrokken onderneming en haar handelspartners wegens inbreuk op de Europese mededingingsregels een geldboete moeten betalen.

Vraag 11

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Vraag 1

Welk recht kwalificeert niet als een burgerlijk en politiek recht:

  1. Recht op leven.
  2. Recht op werk.
  3. Recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. Recht op een eerlijk proces.

Vraag 2

De klacht van Verlinden tegen het Koninkrijk der Nederlanden (Verlinden v. Netherlands; Communication No. 1187/2002) werd door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk verklaard omdat:

  1. Verlinden de nationale rechtsmiddelen niet had uitgeput.
  2. Verlinden onvoldoende duidelijk had gemaakt dat hij zelf slachtoffer was van de schending van art. 14 IVBPR.
  3. De klacht tegelijkertijd behandeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
  4. De klacht niet op naam was gesteld.

Vraag 3

Welke rol spelen Nederlandse rechtbanken in de handhaving van internationale mensenrechten?

  1. Nederlandse rechtbanken hebben exclusieve rechtsmacht. De mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij is worden alléén door Nederlandse rechters gehandhaafd.
  2. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Als er sprake is van een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder kan verbinden, kan een Nederlandse rechter toetsen of er sprake is van een schending van mensenrechten.
  3. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Hoewel zij formeel alleen kunnen toetsen aan de grondrechten die zijn opgenomen in de Nederlandse Grondwet zullen zij deze interpreteren in het licht van bestaande mensenrechtenverdragen.
  4. Nederlandse rechtbanken spelen géén rol. De vraag of er sprake is van een schending van internationale mensenrechten kan alleen door internationale hoven en mensenrechtencomités worden beoordeeld.

Vraag 4

Kijk naar de onderstaande stellingen:

Stelling I: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet slechts uitspraak in zaken tussen particulieren onderling en particulieren tegen lidstaten.
Stelling II: De interpretatie van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hangt altijd af van de bedoeling van de verdragsluitende staten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Kunnen alle rechten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingeperkt worden?

  1. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden op basis van de algemene beperkingsclausule in artikel 53 EVRM.
  2. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden zolang de inperking maar proportioneel is.
  3. Nee, enkel de rechten in de artikelen 8-11 EVRM kunnen ingeperkt worden.
  4. Nee, er zijn bepaalde rechten die nooit ingeperkt kunnen worden.

Vraag 6

In zijn verklaring gaf de toenmalige Minister van buitenlandse zaken van Frankrijk Schuman in 1950 een visie van een verenigd Europa. Hij zei dat ...

  1. ... Europa een federale staat moest worden, een Verenigde Staten van Europa.
  2. ... Europa stapsgewijs zou verenigen met als uitgangspunt een feitelijke solidariteit tussen de lidstaten.
  3. ... een verenigd Europa met een groot oprichtingsverdrag in één grote stap moest worden bewerkstelligd.
  4. ...
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

China is momenteel geen partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten (IVPBR). Stel dat China besluit toe te treden tot het IVBPR en het bijhorende Facultatief Protocol. Welk alternatief is juist?

  1. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité kan door middel van onaangekondigde inspecties controleren of China het IVBPR naleeft.
  2. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité controleert door middel van de Universal Periodic Review of China het IVBPR naleeft.
  3. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kan het Mensenrechtencomité economische sancties instellen.
  4. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kunnen individuen een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité.

Vraag 2

Artikel 34 en 35 EVRM bevatten de ontvankelijkheidseisen voor een klacht bij het EHRM. In welk van de onderstaande situaties is de klacht sowieso niet-ontvankelijk?

  1. De nationale rechtsmiddelen zijn niet uitgeput, maar er kan sterk getwijfeld worden aan de onafhankelijkheid van het nationale rechtssysteem.
  2. De klacht is reeds eerder behandeld door het IVBPR. Op grond van nieuwe feiten is de klacht nu ook ingediend bij het EHRM.
  3. Jan Gevaar zit al enkele jaren in hechtenis. In de gevangenis wordt hij gediscrimineerd. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen dient hij daarom een klacht in onder de naam ‘prison boy’.
  4. Een groep Scientology-gelovigen uit een klein Brabants dorpje dient een aanklacht in na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, omdat de groep geen publieke bijeenkomsten mag organiseren.

Vraag 3

Een pilootarrest is een arrest waarin …

  1. … het mensenrechtencomité een schending van een positieve verplichting om personeel te beschermen tegen discriminatie vaststelt op basis van art. 26 IVBPR.
  2. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een afwijking van de vrije keuze over de middelen van rechtsherstel door een veroordeelde lidstaat toelaat.
  3. … het Internationaal Gerechtshof vaststelt dat er sprake is van een schending van een onder hoofdstuk VI VN-Handvest afgekondigde no-fly zone.
  4. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat een systematisch falen van de rechtbanken om te voorzien in een uitspraak binnen redelijke termijn een schending van artikel 6 EVRM is.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Zowel het EVRM als het IVBPR hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  2. Alleen het IVBPR heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  3. Alleen het EVRM heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  4. Geen van beide hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.

Vraag 5

Tijdens de ‘Empty-chair Crisis’ …

  1. ... weigerde Duitsland aan de zittingen van de Raad
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Vraag 1

Wat wordt verstaan onder de zogenaamde ‘eerste’ generatie mensenrechten?

  1. Economische, sociale en culturele rechten.
  2. Collectieve rechten.
  3. Burger- en politieke rechten.
  4. Rechten van diplomaten.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten neemt klachten van individuele personen alleen in behandeling indien:

  1. De klacht van de betrokken persoon reeds wordt onderzocht volgens een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  2. Tegen de klacht van de betrokken persoon nog binnenlands hoger beroep open staat.
  3. De betrokken persoon een klacht in het algemeen belang of voor iemand anders indient.
  4. De betrokken persoon een slachtoffer is van een schending van het IVBPR door een staat die het Facultatief Protocol heeft geratificeerd.

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot de benoeming van de Europese Commissie is juist?

  1. Een lid van de Europese Commissie wordt benoemd als vertegenwoordiger van een lidstaat.
  2. De voorzitter van de Europese Commissie wordt samen met het gehele college benoemd door het Europees Parlement.
  3. De voorzitter van de Europese Commissie benoemt het college van Commissarissen.
  4. De Europese Raad benoemt, na goedkeuring, van het Europees Parlement, de Europese Commissie.

Vraag 4

Welke instelling met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) in de zaak Sanoma t. Nederland (2010) is juist?

  1. In deze zaak stelde de Grote Kamer geen schending van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) vast.
  2. In deze zaak had dezelfde Nederlandse rechter zitting in zowel de Kamer als de Grote Kamer.
  3. In deze zaak had de Kamer op grond van art. 30 EVRM afstand gedaan van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer.
  4. In deze zaak werd aan Sanoma Uitgevers een billijke genoegdoening op grond van art. 41 EVRM toegekend.

Vraag 5

Welke van onderstaande stelling(en) over de rol van bepaalde instellingen in de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie is (of zijn) juist?

Stelling I: De Raad van Europa kan alleen wetgeving aannemen na een voorstel van de Europese Commissie.

Stelling II: Het Europees Parlement kan wetgeving tegenhouden, tenzij de Raad van Ministers met unanimiteit het voorstel van de Europese Commissie aanneemt.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 6

Welke stelling over de Raad van Ministers is juist?

  1. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Raad van Ministers een vaste voorzitter voor een periode van tweeënhalfjaar.
  2. De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
  3. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders is bepaald in
.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


Vragen 

Vraag 1

Utopia is partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (IVBPR). Op grond van artikel 19 IVBPR – een bepaling waar burgers rechtstreeks rechten aan kunnen ontlenen – kan de vrijheid van meningsuiting slechts op bepaalde gronden worden ingeperkt. Utopia verbiedt in zijn nationale wetgeving echter iedere vorm van vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Utopiaanse rechtsorde bevat de grondwet van Utopia twee bepalingen die identiek zijn aan artikel 93 en artikel 94 van de Nederlandse Grondwet. Thomas More, een inwoner van Utopia, beroept zich voor de Utopiaanse rechter op artikel 19 IVBPR. Hoe zal de Utopiaanse rechter moeten oordelen?

  1. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat het niet verenigbaar is met artikel 19 IVBPR dat een ieder verbindend is.
  2. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht altijd voorrang hebben boven regels van Utopiaans recht.
  3. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van internationaal publiekrecht geen verbindende kracht hebben in de Utopiaanse rechtsorde.
  4. De rechter zal het Utopiaanse verbod op vrije meningsuiting niet buiten toepassing laten, omdat regels van Utopiaans recht altijd voorrang hebben boven regels van internationaal publiekrecht.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten heeft NIET tot taak:

  1. Het beoordelen van interstatelijke klachten.
  2. Het beoordelen van periodieke rapportages van verdragspartijen.
  3. Het beoordelen van individuele klachten.
  4. Het doen van zelfstandig onderzoek naar het mensenrechtenbeleid van verdragspartijen.

Let op: gevraagd wordt wat het Comité voor de Rechten van de Mens van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten NIET tot taak heeft.

Vraag 3

Sinds 1 juni 2010 is Protocol 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) van kracht. Dit protocol brengt enkele belangrijke wijzigingen aan in de procedurele regels die gelden voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Welke van de onderstaande uitspraken over dit protocol is juist?

  1. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat, indien een zaak aanleiding geeft tot een ‘ernstige vraag’ betreffende de interpretatie van het EVRM, de Kamer afstand van rechtsmacht doet ten gunste van de Grote Kamer.
  2. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 is het mogelijk dat evident gegronde zaken kunnen worden afgedaan door een alleenzittende rechter.
  3. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 kan het EHRM een klacht niet-ontvankelijk verklaren indien de klager ‘geen wezenlijk nadeel’ heeft geleden.
  4. Sinds de inwerkingtreding van Protocol 14 geldt er een ‘pick and choose’ systeem, in die zin dat het EHRM zelf kan bepalen welke zaken het zal gaan behandelen.

Vraag 4

Welke stelling

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2010


Vragen

Vraag 1

Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is correct?

  1. Het Europees Parlement zal door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedures een grotere rol gaan spelen in het besluitvormingsproces.
  2. In de Raad van Ministers zal voornamelijk met unanimiteit gestemd gaan worden.
  3. Het Europees Hof van Justitie zal volledige rechtsmacht krijgen over de tweede pijler (GBVB).
  4. Door de verdere communautisering zullen de nationale parlementen geen partij meer zijn bij het politieke debat over Europese wetgevingsdossiers.

Vraag 2

Dhr. van Rooij is van mening dat hij tijdens zijn verblijf in een zwaar beveiligde gevangenis dusdanig slecht behandeld is dat dit resulteert in een schending van het Verdrag inzake Uitbanning van Foltering. Na geprocedeerd te hebben tot en met de Hoge Raad van Nederland, is hij niet tevreden. Tot welk internationaal orgaan kan Dhr. van Rooij zich nog richten om genoegdoening te krijgen?

  1. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens
  2. De VN-Mensenrechtenraad.
  3. Het Mensenrechtencomité.
  4. Geen van bovenstaande opties is juist.

Vraag 3

Jarenlang leefde Marie-Louise Bokilongo onder erbarmelijke omstandigheden in Kongo, een land dat wordt geteisterd door grote conflicten. In 2008 wist ze te vluchten naar Nederland, maar daar werd zij niet als vluchteling erkend. Gisteren kreeg zij te horen dat ze binnenkort zal worden uitgezet. Marie-Louise is bang dat zij bij terugkeer in Kongo weer in grote armoede zal leven en misschien het slachtoffer wordt van geweld. Een vriendin vindt dat Nederland de mensenrechten schendt door haar terug te sturen naar Kongo, en moedigt haar aan een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft helaas geen enkele kans van slagen, want Kongo maakt geen deel uit van de Raad van Europa
  2. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft alleen kans van slagen, indien Nederland bereid is deze zaak het individueel klachtrecht te accepteren.
  3. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft misschien niet zoveel kans van slagen, maar áls het EHRM haar klacht afwijst kan ze in elk geval nog een beroep doen op het VN-Comité voor de Rechten van de Mens.
  4. Een klacht van Marie-Louise bij het EHRM heeft veel kans van slagen, want zij kan zich in Straatsburg beroepen op artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM én het VN-Verdrag tegen Foltering.

Vraag 4

Tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 211 EG Verdrag (na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: artikel 17 VEU) dat de Europese Commissie het goed functioneren van de gemeenschappelijke markt dient te waarborgen. Welke van de volgende taken valt NIET onder de bevoegdheid

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2009

Let op: dit tentamen is gebaseerd op de situatie voor het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.


Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voor zover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler
  2. in de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. de klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008

Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2008


Let op: De volgende oefentoets is gebaseerd op de situatie vóór het verdrag van Lissabon. Dit heeft tot consequentie dat niet alle vragen meer accuraat zijn, en dat de gegeven antwoorden kunnen afwijken van de huidige situatie.

Vragen

Vraag 1

De Poolse regering is van mening dat het tegen het katholieke geloof indruist om pornografische artikelen toe te staan en dat dergelijke artikelen zedenmisdrijven uitlokken. Er wordt een verbod uitgevaardigd op het bezitten, verkopen en produceren van pornografische artikelen. Wat is juist? Kies het meest toepasselijke antwoord.

  1. Dit verbod is in strijd met het vrij verkeer van diensten.
  2. Een dergelijk verbod kan worden toegestaan volgens de regels van het vrij verkeer van goederen.
  3. Dit verbod kan alleen voorzover het betrekking heeft op uit bet buitenland geïmporteerde artikelen in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.
  4. Een dergelijk verbod is toegestaan omdat het maken van nationale regelgeving uit religieuze overwegingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.

Vraag 2

Welke van de volgende stellingen is onjuist?

  1. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief in de eerste pijler.
  2. In de medebeslissingsprocedure neemt het Europees Parlement samen met de Raad van Ministers wetgeving aan.
  3. In de adviesprocedure kan de Raad van Ministers alleen bij unanimiteit van het advies van bet Europees Parlement afwijken.
  4. In de samenwerkingsprocedure kan het Europees Parlement besluitvorming door de Raad van Ministers niet blokkeren.

Vraag 3

Welke argumenten gebruikte het Hof van Justitie in het Chen arrest?

1. Het betrof geen interne situatie en het vrij verkeer van personen was van toepassing.

2. Mevrouw Chen had misbruik gemaakt van het gemeenschapsrecht.

3. De dochter maakte gebruik van het vrij verkeer van diensten maar hier vloeit geen permanent recht op verblijf uit voort.

4. Art. 18 EG is geen onbeperkt recht.

5. Mevrouw Chen kwam ten Jaste van haar dochter zoals in de zin van richtlijn 90/364 en kon daarom ook blijven.

  1. Argumenten 1,2 en 3.
  2. Argumenten 2,4 en 5.
  3. Argumenten 1,3 en 4.
  4. Argumenten 1, 3 en 5.

Vraag 4

Welke van de volgende voorwaarden vormt geen eis voor ontvankelijkheid van een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

  1. De klacht moet worden ingediend door degene die zelf slachtoffer van een schending is.
  2. De klager moet een aanzienlijk nadeel (“significant disadvantage”) van de schending hebben ondervonden.
  3. De nationale rechtsmiddelen moeten eerst worden uitgeput.
  4. De zaak moet binnen zes maanden nadat de nationale beslissing definitief is geworden bij bet EHRM worden aangebracht.

Vraag 5

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.

Stelling I: De samenstelling van de Europese Raad is afhankelijk van het te behandelen beleidsonderwerp. Zo zal de Nederlandse minister van landbouw deelnemen indien het Europese landbouwbeleid op de agenda

.....read more
Access: 
Public
Inleiding Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2034