Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017

Vragen

Vraag 1

Geef ten minste twee argumenten tegen de volgende stelling: ‘Na 1798 raakt het principe van volkssoevereiniteit steeds duidelijker in de constitutie verankerd.’ (6 pt)

Vraag 2

Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

Vraag 3

Artikel 81 en volgende van de Grondwet benaderen wetgeving op een formele manier. Dat betekent dat niet is vastgelegd wat de inhoud van een wet kan of moet zijn. Desondanks mag de wetgever niet elke denkbare inhoud aan een wet geven. Noem drie constitutionele rechtsregimes die de wetgever kunnen beperken in zijn wetgevende bevoegdheid. Geef van elke categorie een voorbeeld van een bepaling. (9 pt)

Vraag 4

Leg in het licht van artikel 34 EVRM uit hoe het mogelijk is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in de zaak Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Sweden (EHRM 16-12-2008) toch uitspreekt over een conflict tussen burgers. (6 pt)

Casus I

Eind 2014 dreigde een kabinetscrisis naar aanleiding van de opstelling van drie leden van de Partij Van Het Volk (een coalitiepartij) in de Eerste Kamer. Deze drie leden stemden tegen een wetsvoorstel waarin de Onderwijswet zo werd gewijzigd, dat het recht op vrije schoolkeuze kwam te vervallen. Gevolg van dit stemgedrag was dat het wetsvoorstel, een belangrijk onderdeel uit het regeerakkoord, in de Eerste Kamer sneuvelde. In een debat in de Tweede Kamer dat op deze stemming volgde, zei Menno de Groot, destijds de fractieleider van de Partij Van Het Volk in de Tweede Kamer, dat de betreffende materie hoe dan ook geregeld zou worden; bij voorkeur in een aangepast wetsvoorstel maar desnoods in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

Lees onderstaande passage uit een artikel in de Passage van Marijne Willemse van 19 december 2014 over bovenstaande kwestie en beantwoord de volgende vragen:

Kabinet zet onderwijswet ‘linksom of rechtsom’ tóch door - kritiek vanuit Kamer

Marijne Willemse
19 december 2014

De onderwijswet [wijziging van de Onderwijswet red.] zal er rechtsom of linksom komen als het aan het kabinet en de coalitiepartijen ligt. In eerste instantie wordt dat geprobeerd door een aangepast wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, schreef van Dijk eerder al aan de Kamer. Mocht dat dan toch niet lukken, dan is “een van de mogelijkheden” om een aantal zaken uit de wet via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) alsnog te regelen, zo heeft Partij Van Het Volk-leider Menno de Groot net na middernacht in de Kamer gezegd.

Voorafgaand aan het debat, dat om 23.45 uur begon, zei DemocratieOp1-fractieleider Martijn Johnson al voor de camera van NOS dat de onderwijswet er “linksom of rechtsom” komt. De optie om de onderwijswet via een AMvB te regelen zong al rond in Den Haag.

De oppositiepartijen reageerden gepikeerd op de mededeling van de Groot dat er eventueel een AMvB uit de kast wordt gehaald “om een aantal elementen uit de wet alsnog tot uitvoer te brengen”. De coalitie hoeft met een AMvB niet meer langs de Kamer. De klacht van de oppositie is dat dit ondemocratisch is. Dijksma van VoorIederWatWils sprak van een “dreigement”. “Bananenrepubliekpraktijk”, vindt Bond van Nederland-leider Edward Stip zelfs. De Groot gaf toe dat de constructie “minder fraai” is.

DemocratieOp1’er Johnson zei tijdens zijn termijn er wel vanuit te gaan dat het kabinet geen gebruik hoeft te maken van de omweg via een AMvB. “Ik ga ervan uit dat het wetsvoorstel - in aangepaste vorm - er op deze manier doorheen komt. Ik heb het vertrouwen dat de Eerste Kamer hier nu mee kan instemmen.” Hij wilde dan ook niet ingaan op de vraag van Jasmijn van der Waal van Linkse Rakkers om de AMvB nu ook alvast in de Kamer te bespreken. Hij benadrukte wel dat een AMvB “binnen de wet valt”.

Vraag 5a

De oppositiepartijen in de Tweede Kamer reageerden gepikeerd op de uitspraak van de Groot. Blijkens het artikel achtten zij de optie van regeling van de artsenkwestie in een AMvB ondemocratisch. Welke argumenten kunt u aandragen om de stelling te onderbouwen dat het regelen van de arstenkwestie in een AMvB ondemocratisch is? (9 pt)

Vraag 5b

Verplaats u in de positie van Menno de Groot en geef argumenten ter ondersteuning van de volgende stelling: ‘Gezien de fase in het wetgevingsproces waarin het wetsvoorstel tot wijziging van de onderwijswet sneuvelde, is het verwijt aan de coalitie van ondemocratisch handelen niet op zijn plaats.’ (9 pt)

Vraag 5c

De fractievoorzitter van de DemocratieOp1 in de Tweede Kamer, Martijn Johnson, benadrukt aan het einde van het artikel dat een eventuele AMvB wel op grond van de bestaande onderwijswet – ‘binnen de wet’ – tot stand zou komen. Zou het Nederlandse constitutionele recht de AMvB ook toestaan, indien hij niet op grond van de onderwijswet tot stand zou komen? (9 pt)

Vraag 6

Leg uit of en zo ja welke nationale regelgeving kan leiden tot een onrechtmatige daad gepleegd door de overheid? (6 pt)

Casus II deel a

Arie is op basis van artikel 289 Wetboek van strafrecht wegens de moord op vier mensen veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De levenslange gevangenisstraf is in Nederland echt levenslang. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is het verkrijgen van gratie, waarbij een deel van de straf wordt kwijtgescholden. In de praktijk wordt gratie echter vrijwel nooit verleend aan mensen die een levenslange gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. Arie is van mening dat zijn levenslange opsluiting, met gratie als enige ‘uitweg’, in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

Vraag 7a

Het EVRM is een internationaal verdrag. Leg uit welke materiële criteria de rechter naloopt om te beoordelen of hij het in de Nederlandse wetgeving neergelegde systeem van levenslange gevangenisstraf kan toetsen aan een verdragsbepaling. (9 pt)

Vraag 7b

Mag het recht neergelegd in artikel 3 EVRM worden beperkt en zo ja hoe? Leg uit. (6 pt)

Casus II deel b

In een uitspraak van 26 april 2016 heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld over de levenslange gevangenisstraf. Het bepaalde dat deze straf in strijd is met artikel 3 EVRM als de gedetineerde geen enkel reëel uitzicht op vrijheid heeft. Op het moment van oplegging van de levenslange gevangenisstraf moet er altijd sprake zijn van een herzieningsmogelijkheid die mogelijk leidt tot een besluit tot eerdere beëindiging van de straf.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse regering onder andere een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Volgens dit voorstel wordt aan artikel 1 Wetboek van strafrecht een artikellid toegevoegd waarin staat dat in het geval van het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, er na 20 jaar een herziening plaatsvindt. Een aantal Kamerleden heeft zich tegen dit wetsvoorstel gekeerd. Levenslang is volgens hen terecht levenslang. De straf wordt uiterst zelden en alleen in de meest extreme gevallen opgelegd. In deze gevallen is het volgens hen gerechtvaardigd om iemand voor de rest van zijn leven en zonder mogelijkheden voor vervroegde vrijlating buiten de samenleving te houden.

Arie volgt op het televisiescherm in zijn cel de debatten over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Daarbij ziet hij dat de verhoudingen in de Tweede Kamer zich in zijn nadeel lijken af te tekenen. Hij besluit daarop de Kamerleden die tegen het wetsvoorstel dreigen te stemmen een brief te sturen waarin hij zijn perspectief uit de doeken doet. Voordat deze brief vanuit de gevangenis wordt verstuurd, wordt deze door de gevangenisdirecteur gelezen om te zien of er geen strafbare dingen in staan. Arie vindt dat hiermee zijn recht op privacy wordt geschonden.

Vraag 7c

In welke bepaling in de Grondwet wordt het recht van Arie om per brief te communiceren zonder inmenging van de overheid beschermd en onder welke voorwaarden mag dit recht worden beperkt? (6 pt)

Casus II deel c

In Amerika is sinds het eind van de jaren ’50 een groot aantal gevangenissen geprivatiseerd. Deze gevangenissen worden gerund door private, commerciële ondernemingen. In 2001 is ook in Nederland geopperd om, in het kader van het verlagen van de kosten van het gevangeniswezen, de gevangenissen te privatiseren. Stel dat deze privatisering op enig moment doorgang vindt. Arie zit nog steeds in de gevangenis – levenslang is voor hem echt levenslang gebleken. Hij krijgt een conflict met de nieuwe directeur van de private gevangenis over het aantal uren dat hij per dag tijd heeft voor ontspanningsactiviteiten. In het kader van een bezuinigingsoperatie heeft de directeur namelijk besloten dat de gevangenen veel meer werkuren moeten maken en dat het aantal uren dat zij televisie mogen kijken of mogen sporten moet worden beperkt tot twee per dag. Volgens Arie is dat in strijd met het verbod van onmenselijke bestraffing van artikel 3 EVRM. Hij wil daarover tegen de gevangenisdirecteur een civiele procedure starten bij de rechtbank. De gevangenisdirecteur stelt echter dat hij, als private ondernemer, helemaal niet aan het EVRM is gebonden.

Vraag 7d

Kan Arie in deze procedure tegen de gevangenisdirecteur een beroep doen op artikel 3 EVRM? Zo ja, hoe zou hij zijn verzoek dan het beste kunnen inkleden? (9 pt)

Vraag 8

Geef twee categorieën van verdragen die geen parlementaire goedkeuring behoeven. (4 pt)

Vraag 9

Hieronder ziet u twee punten uit de verkiezingsprogramma’s voor de afgelopen
verkiezingen. Geef aan en leg kort uit of voor invoering van deze plannen een
grondwetswijziging nodig is. (8 pt)

  • De feitelijke zittingstermijn van de Tweede Kamer dient als regel vier jaar te zijn. Na een kabinetscrisis moet daarom eerst gekeken worden of op basis van de bestaande uitslag een nieuw kabinet te vormen is. (SGP) (5 pt)
  • De gemeenteraad kiest de burgemeester. De Provinciale Staten kiezen de Commissaris van de Koning. (GroenLinks) (3-4 pt)

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk 1798 is uitdrukkelijk gebaseerd op het principe van volkssoevereiniteit. De macht ligt grotendeels bij de gekozen volksvertegenwoordiging. In latere grondwetten verschuift de macht richting de uitvoerende macht, en vanaf 1814 is de Koning oppermachtig. Het uitgangspunt van volkssoevereiniteit vind je dan ook niet meer terug in de Grondwet: de ‘Soevereniteit der Verenigde Nederlanden’ wordt opgedragen aan de koning.
  2. Vanaf 1814 zet zich wel een ontwikkeling in: aanvankelijk met kleine stapjes wordt Nederland een parlementaire democratie. Hoewel de volkssoevereiniteit niet expliciet terugkeert in de Grondwet, groeit de macht van ‘het volk’ wel degelijk. Een mooie illustratie vormt het Meerenberg arrest, waarin de Hoge Raad de regelgevende bevoegdheid van de koning inperkte. Dat ook sindsdien de ontwikkelingen geen rechte lijn vertonen blijkt wel uit de grondwetswijziging van 1887, waarin die bevoegdheid voor een deel weer aan de koning werd teruggegeven.
  3. Ook meer recent lijkt de volkssoevereiniteit onder druk te staan: door internationalisering en Europeanisering lekken bevoegdheden weg, wordt parlementaire controle lastiger, en verliezen burgers grip op de besluitvorming.

Per juist argument kunt u 3 punten behalen.

Vraag 2

Hier zijn twee goede antwoorden: de zakelijke en institutionele onafhankelijkheid

  1. De zakelijke onafhankelijkheid (2 pt), welke ziet op de beslissingsvrijheid van rechters en gerechten t.o.v. ambten van de wetgevende en uitvoerende macht (1 pt). Met art 109 RO belet de wetgever de minister (van V&J) in deze belissingsvrijheid te treden (1 pt).
  2. De institutionele onafhankelijkheid (2 pt), welke ziet op de onafhankelijk van de rechtspraak/rechterlijke macht als organisatie t.o.v. de politieke staatsmachten (trias politica) (1 pt). Met art 109 RO schermt de wetgever de rechterspraak/rechterlijke macht af van (een onderdeel van) de uitvoerende macht.

Vraag 3

  1. Grondwet (e.g. art. 1; 7; 114)
  2. EU-recht (e.g. bepaling Handvest; art. 3 VWEU exclus. bevoegdheid)
  3. Internationaal recht (e.g. art. 10 EVRM; art 17 IVBPR)
  4. Ongeschreven recht (e.g. vertrouwensregel; rechtszekerheidsbeginsel)
  5. Statuut (art 2).

Voor elke juiste categorie kon u 2 pt verdienen; voor elke juiste daarbij genoemde bepaling 1 pt. Veel studenten hebben bij categorie 3 art 94 Gw genoemd en benadrukt dat een ieder verbindende verdragsbepalingen de wetgever beperken. Art. 94 is echter gericht tot de rechter (en evt het bestuur); de wetgever is gebonden aan verdragen om het even of zij rechtstreeks werken of niet. Hier is 1 punt aftrek voor gegeven.

Vraag 4

Op basis van artikel 34 EVRM kunnen individuen alleen een procedure bij het Hof starten wegens een vermeende schending van de verdragsrechten door een staat die partij is bij dit verdrag. In de zaak Redfearn ging het echter in feite om een schending door een andere burger, namelijk Redfearn’s werkgever die hem had ontslagen wegens zijn lidmaatschap van een politieke partij. Door de zaak echter in te kleden als een tekortkoming in de positieve verplichting van de staat om zijn verenigingsvrijheid in deze horizontale relatie te beschermen, kon Redfearn toch het Verenigd Koninkrijk aanspreken op de schending. Het Hof ging hier in mee en oordeelde dat het Verenigd Koninkrijk artikel 11 EVRM had geschonden, omdat de toepasselijke wetgeving Redfearn niet voldoende had beschermd tegen ontslag op grond van zijn politieke voorkeur. Indirect beziet het Hof daarbij ook de onderliggende horizontale relatie, om te beoordelen of de staat in deze zaak passende maatregelen heeft genomen om de verenigingsvrijheid te garanderen.

Vraag 5a

Een AMvB wordt blijkens artikel 89 lid 1 Gw vastgesteld bij koninklijk besluit. Het opstellen van een AMvB is dus een bevoegdheid van de regering. [De regering bestaat uit de Koning en de ministers (artikel 42 Gw). Deze zijn niet democratisch verkozen (zie bijv. artikel 43 Gw).]

Tenzij een voorhangprocedure voorhanden is, wordt de Staten-Generaal, in tegenstelling tot de procedure die gevolgd wordt bij het maken van een wet in formele zin (81-88), bij het maken van een AMvB gepasseerd. De Staten-Generaal is door het volk gekozen (de Eerste Kamer indirect ex artikel 55 Gw en de Tweede Kamer direct ex artikel 54 Gw). Invloed van de Staten-Generaal maakt besluitvorming dus democratisch.

Wanneer de AMvB-route zou worden gekozen ten aanzien van een kwestie waarvan de regering/coalitie eerst nog meende dat een regeling in een wet in formele zin nodig was, ontstaat de indruk dat de Staten-Generaal moedwillig wordt gepasseerd. Dit kan als ondemocratisch worden beschouwd.

NB: Het noemen van het Fluorideringsarrest is niet relevant. Het Fluorideringsarrest geeft namelijk geen argument waarom een AMvB ondemocratisch is, maar een argument voor de stelling dat bepaalde AMvB’s (die ingrijpend van aard zijn) democratische grondslag verdienen in een wet in formele zin.

Vraag 5b

Meest voor de hand liggende argumenten (derhalve niet uitputtend):

  • Het wetsvoorstel sneuvelde in de Eerste Kamer. De student zou kunnen redeneren dat het niet aan haar is om belangrijke onderdelen van het regeerakkoord te torpederen. De EK is – namelijk - als gevolg van haar verkiezingswijze zwakker democratisch gelegitimeerd. Zij kent van oudsher een wat minder politieke rol van de TK en is bovendien niet (direct) betrokken bij het opstellen van het regeerakkoord.
  • Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft zich al voor het wetsvoorstel uitgesproken. Diezelfde meerderheid in de Tweede Kamer zou zich nu dus achter een AMvB scharen – het waren de fractieleiders in de TK die de regering tot de eventuele vaststelling hiervan opriepen!

Ter info: bij de correctie is gebruik gemaakt van cijfers. Deze corresponderen met het onderstaande.

  1. De student hanteert een enkelvoudig argument terwijl in de vraagstelling gevraagd is naar meerdere argumenten.
    1. N.B. uitwerking van één enkel argument kan, mits uitstekend uitgewerkt, wel tot toekenning van het maximale puntenaantal leiden.
  2. De student maakt niet, of onvoldoende, expliciet de koppeling tussen de AMvB, de ‘afgestemde’ en eventueel nieuw in te dienen wet in formele zin.
  3. De student benoemt onvoldoende de rol van de, indirect gekozen, Eerste Kamer, in relatie tot de direct gekozen Tweede Kamer
  4. De gekozen formulering is (te) slordig; de redenering is onvoldoende uitgewerkt danwel onvoldoende gemakkelijk te ontsluiten.

Vraag 5c

Dat hangt ervan af. Volgens een letterlijke lezing van art. 89 Gw is een zelfstandige AMvB constitutioneel toelaatbaar, wanneer de maatregel geen bepalingen bevat die door straffen worden gehandhaafd. (4 pt)

In wetgeving (Awb) en jurisprudentie (Fluoridering) is de ruimte voor zelfstandige AMvB’s echter heel erg klein gemaakt. Wanneer een AMvB neer zou komen op ingrijpend overheidshandelen – en dat lijkt bij de kwestie van artsenkeuze wel het geval (beargumenteren) – is volgens genoemde jurisprudentie een wettelijke grondslag vereist. (5 pt)

N.B.: Een alternatief goed antwoord zou kunnen zijn dat de student een ontkennend antwoord geeft, omdat AMvB’s niet buiten de wet mogen vallen in de zin dat zij daarmee in strijd zijn. Ook waar een zelfstandige AMvB in beginsel toelaatbaar wordt geacht, geldt nog altijd dat deze niet in strijd mag komen met hogere regelgeving.

Vraag 6

Ja, nationale regelgeving kan een onrechtmatige daad voor de overheid opleveren (2 pt). In het arrest Pocketbooks (1 pt) werd dit door de rechter bepaald mbt lagere regelgeving/materiële wetgeving (1 pt) en in het arrest Vakantie-uren (1 pt) mbt formele wetgeving (1 pt).

Vraag 7a

Rechterlijke toetsing aan bepalingen uit verdragen waarbij Nederland partij is, is alleen mogelijk wanneer een verdragsbepaling eenieder verbindend is. Zie artikel 93 en 94 Grondwet. Eventueel kunnen studenten de bekendmaking en inwerkingtreding noemen als procedurele vereisten. Om te bepalen of er sprake is van een eenieder verbindende bepaling, dan wel (materiële) rechtstreekse werking, kijk je naar het Rookverbod arrest (r.o. 3.5.2 en 3.5.3). Eerst wordt gekeken of uit de tekst of totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling volgt dat rechtstreekse werking is beoogd. Als dit niet het geval is, dan is de inhoud van de bepaling beslissend en wordt er gekeken of de bepaling 1) onvoorwaardelijk en 2) voldoende nauwkeurig is om 3) in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Voor dit laatste is bepalend de 4) context waarin de bepaling wordt ingeroepen. Keuze of beleidsvrijheid aan de zijde van de overheid belet niet per se de rechtstreekse werking.

Het goede antwoord, maar:

  • niet noemen van artikel 93 en 94 Gw, alleen Rookverbod criteria - 2 punten
  • niet noemen van het Rookverbodarrest, wel van de criteria -1 punt
  • niet noemen van de tekst/totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling, waaruit kan volgen dat rechtstreekse werking niet is beoogd -1 punt
  • het niet noemen van de context waarin de bepaling wordt toegepast/contextuele benadering -1 punt
  • EVRM behandelen als Unierecht - 1 punt
  • Wel art. 93 en 94 (ieder verbindende bepaling etc) noemen maar niet de Rookverbod criteria - 4 punten

Vraag 7b

Nee, dat mag niet. Het verbod van folteringen of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing is een van de absolute rechten in het Verdrag en kent geen beperkingsclausule.

  • Het verkeerde antwoord, wel beperken: 1 punt
  • Alleen noemen dat het een absoluut recht is en niet noemen van het ontbreken van een beperkingsclausule: 4 punten
  • Alleen noemen dat een beperkingsclausule ontbreekt en niet dat het een absoluut recht is: 4 punten

Vraag 7c

In artikel 13, eerste lid, Grondwet (briefgeheim). [2 punten] Voor de beperking van het briefgeheim gelden volgens artikel 13 lid 1 Grondwet twee voorwaarden:

  • een legaliteitsvoorwaarde/competentievoorschrift: beperkingen mogen alleen in een wet in formele zin worden gegeven (“in de gevallen bij de wet bepaald”) [1 punt],
  • een procedurele voorwaarde: beperking is alleen mogelijk op last van de rechter. [1 punt].

Daarnaast speelt artikel 15 lid 4 Grondwet hier een rol omdat het een gedetineerde betreft en dus een individu met een bijzondere rechtspositie. Mensen wie rechtmatig de vrijheid is ontnomen kunnen middels deze zeer ruime beperkingsclausule in de uitoefening van grondrechten worden beperkt. Het is noodzakelijk dat de uitoefening van die grondrechten zich niet tot de vrijheidsontneming verdraagt.[1 punt] In deze clausule is het bevoegd gezag niet gebonden aan de beperkingssystematiek die geldt voor de overige grondrechten. [1 punt]

NB 1: Studenten die een ander artikel uit de Grondwet aanhalen dan artikel 13 Grondwet, krijgen hier géén punten voor. Dit geldt dus voor bijvoorbeeld artikel 7 Grondwet, 9 Grondwet en 10 Grondwet. Gezien de zeer specifieke vraagstelling worden studenten geacht het grondwetsartikel aan te halen dat het beste past in de gegeven casus.
NB 2: Daarnaast is het noodzakelijk specifiek het recht te benoemen dat in het genoemde artikel wordt beschermd. Dus puur het noemen van artikel 13 Grondwet zonder nadere specificatie van het eerste lid of het briefgeheim is niet voldoende om de volle (eerste) twee punten te halen.

Vraag 7d

Ja, dit is mogelijk (1 punt).In het vroege denken over grondrechten golden deze alleen in de verhoudingtussen overheid en burger (verticale werking) en dus niet in verhoudingen tussen private partijen zoals in casu (horizontale werking). (3 punten) Aangeven, dat tegenwoordig in de jurisprudentie (HR Verplichte Aidstest) wel wordt aangenomen, dat grondrechten doorwerken in dergelijke relaties (2 punten). Ook de uitspraak Khurshid Mustafa and Tarzibachi v. Sweden kan worden genoemd, daarbij moet echter worden bedacht dat dit een zaak tegen een verdragsstaat betrof (Zweden) waarin het Hof horizontale werking erkent, maar in de betreffende zaak niet toepast.

Arie kan een vordering instellen bij de civiele rechter: een onrechtmatige daadsactie (1 punt). Hij dient dan te stellen dat de gevangenisdirecteur onrechtmatig heeft gehandeld door het aantal uren dat Arie per dag heeft voor ontspanning drastisch te beperken (1 punt). De onrechtmatigheidsnorm wordt ‘ingekleurd’ door 3 EVRM/ de civiele rechter is bij haar beoordeling van de onrechtmatigheid gebonden aan 3 EVRM (1 punt).

Vraag 8

Zie art. 7 Rgbv, dat 6 categorieën onderscheid. Per juist genoemde categorie kon u 2 punten verdienen. Ook goed gerekend is (naast art 7 Rgbv) art. 9 en 10 Rgbv.

Veel studenten hebben hier EU-recht genoemd of een specifieke vorm hiervan. Dit is alleen goed gerekend als studenten door de EU gesloten verdragen (obv haar exclusieve bevoegdheid) hebben genoemd.

Niet goed gerekend is:

  • EU-verdragen zoals VEU/VWEU. Deze verdragen hebben wel degelijk parlementaire goedkeuring nodig gehad. Dat deze verdragen vervolgens obv Ven Gend&Loos/Costa/ENEL voorrang hebben gekregen, doet niet terzake.
  • Richtlijnen en verordeningen. Deze instrumenten hebben weliswaar geen parlementaire goedkeuring nodig, maar zijn geen verdragen (maar supranationale wetgeving door instellingen en niet door staten).

Vraag 9

  • Als de Tweede Kamer niet vroegtijdig wordt ontbonden, is haar zittingsduur vier jaar op grond van artikel 52 Grondwet. Artikel 64 lid 1 Grondwet geeft de regering de bevoegdheid de Kamers te ontbinden. Het is gewoonte van de regering om van die bevoegdheid gebruik te maken als het kabinet valt, maar de Grondwet schrijft dit beslist niet voor. M.a.w. een kabinetscrisis moet grondwettelijk gezien niet leiden tot een ontbinding van de Tweede Kamer op grond van artikel 64 lid 1 Gw en daarmee tot (vervroegde) verkiezingen zoals artikel 64 lid 2 Gw voorschrijft. Daarom kan met de reeds bestaande uitslag een nieuw kabinet tot stand komen.
    • Conclusie: het SGP-voorstel om na een kabinetscrisis eerst te kijken of een nieuw kabinet gevormd kan worden op basis van de bestaande uitslag, vereist daarom geen wijziging van de Grondwet.
  • Artikel 131 Grondwet bepaalt dat de commissaris van de Koning en de burgemeester bij koninklijk besluit – dat wil dus zeggen door de regering - worden benoemd. Die bevoegdheid kan niet zomaar bij de gemeenteraad en provinciale staten worden gelegd.
    • Conclusie: om het GL-voorstel te bewerkstellingen moet daarom de Grondwet gewijzigd worden.

Extra informatie ter verduidelijking:
Er is nu een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet dat de Kroonbenoeming (benoeming bij KB door de regering) schrapt. De huidige tekst van artikel 131 wordt veranderd in: “De aanstelling van de commissaris van de Koning en de burgemeester vindt plaats volgens regels bij de wet te stellen.” Het gevolg hiervan is dat de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van de koningin in een gewone wet in formele zin kan worden geregeld.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Constitutioneel Recht - UU - Oefenmaterialen

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2019/2020

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2019/2020

Vragen

Casus

Dirk Klaasen is directeur van een bloemenkweekbedrijf. Zijn bedrijf Bloemop doet zaken met groothandels over de gehele wereld. In 2006 ontwikkelt Bloemop een nieuwe margriet. Hij noemt deze margriet de special margros. Bloemop registreert deze margriet in het rassenregister van de branchevereniging. De margriet wordt erg vaak verkocht. In 2017 krijgt Dirk Klaasen echter een brief van een andere kweker: Coschap. In de brief staat dat Coschap een soortgelijke margriet heeft ontwikkeld en dat Coschap in 2012 het intellectuele eigendom op deze margriet heeft verkregen (dit wordt ook wel een ‘kwekersrecht’ genoemd). Bloemop maakt volgens Coschap al jaren inbreuk op dit eigendomsrecht. Coschap vordert een hoog bedrag aan schadevergoeding en dat Bloemop de productie van de margriet onmiddellijk staakt.

Dirk Klaasen is het hier niet mee eens omdat hij weet dat de margriet van Coschap pas jaren na zijn eigen margriet is ontwikkeld. Nu hij zijn margriet direct bij de branchevereniging had aangemeld, weet iedereen in de kwekerswereld daarvan. Hij is van mening dat Coschap nooit een kwekersrecht had mogen krijgen voor deze margriet. Op grond van art. 49 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (ZPW) is namelijk geregeld dat een kwekersrecht uitsluitend wordt verleend voor plantenrassen die ‘nieuw en onderscheidbaar’ zijn. Lid 4 van die bepaling bepaalt:

‘Een ras wordt als onderscheidbaar aangemerkt indien het duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op het tijdstip van indiening van de aanvraag algemeen bekend is. In ieder geval worden als algemeen bekend beschouwd rassen waarvoor in enig land een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits de aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht of inschrijving in het rassenregister’.

Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is de registratie van een plant bij de branchevereniging te beschouwen als een inschrijving in een officieel rassenregister. Coschap had derhalve nooit een kwekersrecht mogen krijgen op deze margriet. Dirk Klaasen vraagt zijn advocaat om advies in deze zaak. Zijn advocaat wijst op art. 75 lid 1 jo. art. 78 ZPW. Op grond van deze bepalingen zou de Rechtbank het kwekersrecht op vordering van Bloemop kunnen vernietigen, omdat dit recht ten tijde van de verlening niet onderscheidbaar was. Als het kwekersrecht wordt vernietigd, dan heeft Coschap geen recht op schadevergoeding. Daarbij komt dat Dirk Klaasen de productie van de margriet dan ook niet hoeft stop te zetten. Dirk Klaasen geeft zijn advocaat de opdracht om deze vordering in te stellen.
De advocaat loopt tegen een probleem op die hij niet had voorzien. Op grond van art. 77 ZPW werkt de vernietiging van het kwekersrecht vanaf het moment van de rechterlijke uitspraak. Dit zou betekenen dat de vernietiging geen terugwerkende kracht heeft. Dit heeft als gevolg dat het kwekersrecht komt te vervallen, maar dat

.....read more
Access: 
Public
Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (1)

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (1)

Vragen

Vraag 1

Artikel 94 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) bepaalt ten aanzien van de taken van de Raad voor de rechtspraak:

De Raad heeft tot taak ondersteuning te bieden aan activiteiten van de gerechten die gericht zijn op uniforme rechtstoepassing en bevordering van de juridische kwaliteit.

In aanvulling op deze bepaling bepaalt artikel 96 lid 1 Wet RO:

Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 94 en 95, treedt de Raad niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak.

Leg uit waarom deze waarborg in de Wet RO is opgenomen. Besteed daarbij aandacht aan de positie van de Raad voor de rechtspraak binnen de rechterlijke organisatie.

Vraag 2

Het is een staatsrechtelijke conventie dat wanneer een minister zijn ontslag aanbiedt, de staatssecretaris op hetzelfde ministerie dat ook doet.

Geef een verklaring voor deze conventie.

Vraag 3a

Kan een overheidsambt aanspraak maken op bescherming door klassieke grondrechten?

Vraag 3b

Volgens de grondwetgever moeten algemene beperkingen van grondrechten zijn terug te voeren op de grondwettelijke beperkingssystematiek. Tegelijkertijd heeft de grondwetgever geaccepteerd dat de reikwijdte van grondrechten ‘redelijk uitgelegd’ moeten worden. Leg uit hoe die twee leerstukken met elkaar in verband te brengen zijn.

Vraag 4

Leg uit hoe het arrest HR 12-05-1999 (Arbeidskostenforfait) logisch in verband kan worden gebracht met de woorden ‘vinden geen toepassing’ uit artikel 94 Grondwet.

Vraag 5

Stel: de gemeenteraad van Utrecht is de toenemende verruwing op social media zat en wenst daartegen op te treden. Eén van de raadsleden komt met het voorstel om een verbod op het gebruik van social media binnen de gemeente Utrecht op te nemen in de algemene plaatselijke verordening (APV).

Beargumenteer of de gemeenteraad van Utrecht bevoegd is een dergelijk verbod op te nemen in de APV.

Vraag 6a

In de gemeente Hilvarenbeek heeft een groep bewoners het aan de stok gekregen met de leden van een lokale motorclub die overlast veroorzaakt. Op een dag kondigt een groep boze bewoners in de lokale media aan de daaropvolgende zaterdag voor het gemeentehuis te gaan demonstreren tegen de aanwezigheid van de motorclub in de gemeente. Al snel meldt de motorclub via Facebook dan ook naar het gemeentehuis te komen, om de leugens die volgens de leden over de club worden verspreid
tegen te spreken. Zoals de APV vereist stellen beide groepen de burgemeester tijdig in kennis van hun plannen. De burgemeester maakt zich grote zorgen nu zoveel boze burgers zich op zaterdag voor het gemeentehuis zullen verzamelen. De burgemeester wenst beide demonstraties te verbieden, uit vrees voor ongeregeldheden.

Geef aan welke rechtsregels de burgemeester moet betrekken bij de beoordeling of zij beide demonstraties mag verbieden.

Vraag 6b

Op advies van haar ambtenaren besluit de burgemeester de demonstraties toch niet te verbieden. Ze heeft een beter idee: de boze burgers mogen komende

.....read more
Access: 
Public
Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (2)

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (2)

Vragen

Vraag 1

In de voorgeschreven jurisprudentie bij thema 7 is de uitspraak van 7 maart 2017 in de zaak X en X tegen België, (ECLI:EU:C:2017:173) opgenomen. Deze zaak betrof een Syrisch gezin dat een zaak aanspande bij de Raad voor vreemdelingenbetwistingen in België. Die Raad besloot de zaak met spoed middels een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Geef kort in uw eigen woorden weer welke rechtsvraag in deze zaak speelde en hoe het Hof van Justitie deze rechtsvraag vervolgens beantwoordde.

    Vraag 2a

    Eens in de vier jaar laat de Raad voor de rechtspraak door een onafhankelijke visitatiecommissie onderzoeken hoe het gesteld is met de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland. Onlangs presenteerde deze commissie haar conclusies. Een pikante conclusie is dat uitgerekend de rol van de Raad voor de rechtspraak zélf voor spanning bij rechters zorgt. Een aantal rechters ervaart de Raad namelijk als een verlengstuk van het Ministerie van Justitie & Veiligheid, aldus de commissie (Rapport Visitatie Gerechten 2018: Goede Rechtspraak, sterke rechtsstaat, Den Haag: 2019, p. 39). Als rechters het gevoel krijgen dat zij verantwoording moeten afleggen aan een orgaan dat zij beschouwen als een verlengstuk van de minister, dan levert dat staatsrechtelijk ongemak op.

    Beredeneer of, en zo ja op welke wijze, dit gevoel van (sommige) rechters verband houdt met hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid.

    Vraag 2b

    Een andere aanbeveling van de commissie is dat de rechtspraak meer aan diversiteitsbeleid moet doen. De commissie heeft de indruk dat er nauwelijks mensen met een niet-westerse achtergrond bij de rechtspraak werken en dat de samenstelling van de rechterlijke macht daardoor cultureel nogal eenzijdig is. In een reactie merkte deskundige Saniye Çelik daarover het volgende op:

    ‘Als je affiniteit hebt met een vraagstuk, kan dat invloed hebben op de wijze waarop je dat behandelt. Denk aan discriminatie en racisme. Zo stappen rechters zonder migratieachtergrond makkelijker over bepaalde onderwerpen heen. Of kijk naar vrouwelijke rechters met kinderen, zij kijken heel anders naar gezinssituaties dan een man. Het is een meerwaarde, je brengt andere bagage mee’.

    Aan wat voor vorm van (on)partijdigheid raakt het citaat van Çelik?

    Vraag 2c

    Geef aan waar in het constitutionele recht de belangrijkste normen voor rechterlijke onpartijdigheid te vinden zijn.

    Vraag 3

    In 2017 kwam de Wet Intrekken Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid tot stand. Op grond van deze wet kan de Minister van Justitie & Veiligheid de Nederlandse nationaliteit intrekken van personen die zijn aangesloten bij een organisatie die volgens de minister deelneemt aan een gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Deze bevoegdheid bestaat echter uitsluitend ten opzichte van personen die naast de Nederlandse, ook nog een andere nationaliteit hebben.

    Stelt u zich het volgende (fictieve) scenario voor.

    In 2019 plaatst de minister de Organisasi Papua Merdeka (OPM) op de lijst van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (1)

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (1)

    Vragen

    Vraag 1 telt mee voor 75%; vraag 2 voor 25%.

    Vraag 1

    U hebt gezien dat de grondwetgever ervoor kiest delegatie soms wel mogelijk te maken en soms niet. Schrijf een kritische reflectie van maximaal 500 woorden, exclusief voetnoten. De informatie in de voetnoten dient beperkt te blijven tot bronvermeldingen. In uw kritische reflectie betoogt u aan de hand van uw selectie van grondwetsbepalingen bij vraag 2 of u het, bezien vanuit één of meer van de beginselen van de democratische rechtsstaat, eens bent met de keuzes die de grondwetgever heeft gemaakt. Hierbij is het niet de bedoeling dat u alle geselecteerde grondwetsartikelen afzonderlijk langsloopt. Van belang is een geïntegreerde benadering, waarbij u bijvoorbeeld categorieën van bepalingen onderscheidt of anderszins een onderverdeling of structurering aanbrengt. U gaat hierbij uit van de beginselen van de democratische rechtsstaat zoals beschreven in C.A.J.M. Kortmann, Constitutioneel recht, herziene 7 e druk (2016), Deventer: Kluwer, of in M.C. Burkens, e.a., Beginselen van de democratische rechtsstaat, 7e druk (2012) of 8 e druk (2017), Deventer: Kluwer.

    Regels:

    • Uw beschouwing heeft de vorm van een lopend betoog (en bestaat dus uit een inleiding, een kern en een slot en bevat geen opsommingstekens, telegramstijl, etc.).
    • Uw betoog is in correct Nederlands geschreven.

    Beoordeling:
    Uw betoog wordt beoordeeld met:

    • 0 punten (zeer slecht)
    • 2 punten (slecht)
    • 4 punten (onvoldoende)
    • 6 punten (voldoende)
    • 8 punten (goed)
    • 10 punten (uitstekend).

    Bij de beoordeling wordt gekeken naar de volgende criteria:

    • structuur van de argumentatie: de tekst brengt de lezer op een duidelijke manier van A naar B;
    • kwaliteit van de argumentatie: de wijze waarop de lezer van A naar B wordt gevoerd is logisch, consistent en overtuigend;
    • juridische correctheid: de argumentatie is gestoeld op overtuigende en correcte juridische aannames;
    • helderheid van de conclusie: de beschouwing mondt uit in een duidelijke conclusie;
    • taalvaardigheid;
    • integriteit: omgang met bronnen is correct. Verwijs naar uw bronnen volgens de richtlijnen van de meest recente versie van de Kluwer Leidraad voor juridische auteurs, (M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs, 8 e druk, Deventer: Wolters Kluwer, 2016).

    (NB: ten aanzien van dit beoordelingscriterium bestaat er een ondergrens. Voor fraude en plagiaat gelden de voorschriften en procedure zoals beschreven in het OER)

    In Nederland is er sprake van een grondwet sinds 1814. De grondwet 1814 ervoor dat er grondrechten van het volk werden vastgelegd en beschermd, waaronder de vrijheid van godsdienst. In de loop der jaren heeft de grondwet vele ontwikkelingen meegemaakt. Om de rechten en regels uit de grondwet voldoende te kunnen waarborgen is het bij vele grondwetsartikelen noodzakelijk dat deze vanuit de formele wetgever gedelegeerd kan worden aan andere specifieke instanties. Als eerste zal er gekeken worden naar de grondrechten (Hoofdstuk 1 Gw) die weer
    onderverdeeld worden in de klassieke en sociale grondrechten. Bij de klassieke grondrechten wordt de overheid geacht

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (2)

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (2)

    Vragen

    Vraag 1

    De minister van Justitie en Veiligheid van de partij ‘Veiligheid & Geborgenheid’ stuurt een instructie naar alle gerechten binnen de rechtelijke macht. In de instructie beveelt hij dat alle rechters met onmiddellijke ingang altijd gevangenisstraffen opleggen bij veroordelingen op grond van overtreding van de Opiumwet. Daarbij wordt vermeld dat rechters die zich niet aan deze instructie houden door de minister op staande voet zullen worden ontslagen.

    Beargumenteer in hoeverre de voorstellen van de minister strijdig zijn met diverse aspecten van de rechterlijke onafhankelijkheid. Benoem daarbij de relevante artikelen. (10 punten)

    Vraag 2

    In de aanloop naar Kerst lopen de gemoederen hoog op. De vereniging ‘De Drie Biggetjes’ verzet zich al jaren fel tegen de varkens uit de bio-industrie, die ook dit jaar weer met Kerst op tafel verschijnen. Op dinsdag 17 december 2018 stelt de vereniging, ruim binnen de daarvoor in de APV gestelde termijn (48 uur), de burgemeester van Zoeterwoude in kennis van haar plan om op zaterdag 22 december grootschalig te protesteren in het dorp. De burgemeester weet dat zo’n protest zo vlak voor Kerst erg gevoelig ligt bij de varkensboeren in de gemeente. Die bezinnen zich, volgens politie-informatie, ook al op tegenacties. Bovendien zijn er gedurende de Kerstdagen in Zoeterwoude speciale markten en braderieën op diverse plaatsen in het dorp. Om ellende te voorkomen overweegt de burgemeester om de vereniging te laten weten dat zij op zaterdag 29 december, een week na Kerst, mag komen demonstreren.

    U bent jurist bij de gemeente Zoeterwoude en wordt om advies gevraagd over dit voornemen in het licht van het recht op vrijheid van betoging. Wat adviseert u de burgemeester, gelet op het geldende juridische kader? (8 punten)

    Vraag 3

    Uiteindelijk staat de burgemeester de vereniging ‘De Drie Biggetjes’ toch toe op zaterdag 22 december te demonstreren. De lokale varkensboeren zijn zeer ontstemd over de komst van ‘De Drie Biggetjes’. Ze kondigen aan om met hun tractoren de afrit op de A4 naar Zoeterwoude te blokkeren. Zo willen zij de bussen met demonstranten tegenhouden. Op Facebook hebben zich vele boeren aangemeld voor het evenement ‘Stop de planteneters’. De burgemeester krijgt weet van de plannen, maar neemt geen voorzorgsmaatregelen. De boeren zijn wel boos, maar de burgemeester verwacht niet dat ze echt met hun tractoren de snelweg zullen blokkeren. Dat blijkt hij verkeerd te hebben ingeschat. Tientallen tractoren blijken op 22 december de afrit naar Zoeterwoude te blokkeren. De hele situatie heeft een verkeerschaos tot gevolg. Na uren te hebben stilgestaan op de snelweg, besluiten de demonstranten van ‘De Drie Biggetjes’ terug te keren naar huis. De vereniging is boos dat zij nog steeds niet heeft kunnen demonstreren in Barneveld en bezint zich op juridische stappen tegen de burgemeester.

    U bent juridisch adviseur van ‘De Drie Biggetjes’. Hoe beargumenteert u dat de burgemeester het recht op vrijheid van betoging van de vereniging

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017

    Vragen

    Vraag 1

    Geef ten minste twee argumenten tegen de volgende stelling: ‘Na 1798 raakt het principe van volkssoevereiniteit steeds duidelijker in de constitutie verankerd.’ (6 pt)

    Vraag 2

    Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

    Vraag 3

    Artikel 81 en volgende van de Grondwet benaderen wetgeving op een formele manier. Dat betekent dat niet is vastgelegd wat de inhoud van een wet kan of moet zijn. Desondanks mag de wetgever niet elke denkbare inhoud aan een wet geven. Noem drie constitutionele rechtsregimes die de wetgever kunnen beperken in zijn wetgevende bevoegdheid. Geef van elke categorie een voorbeeld van een bepaling. (9 pt)

    Vraag 4

    Leg in het licht van artikel 34 EVRM uit hoe het mogelijk is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in de zaak Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Sweden (EHRM 16-12-2008) toch uitspreekt over een conflict tussen burgers. (6 pt)

    Casus I

    Eind 2014 dreigde een kabinetscrisis naar aanleiding van de opstelling van drie leden van de Partij Van Het Volk (een coalitiepartij) in de Eerste Kamer. Deze drie leden stemden tegen een wetsvoorstel waarin de Onderwijswet zo werd gewijzigd, dat het recht op vrije schoolkeuze kwam te vervallen. Gevolg van dit stemgedrag was dat het wetsvoorstel, een belangrijk onderdeel uit het regeerakkoord, in de Eerste Kamer sneuvelde. In een debat in de Tweede Kamer dat op deze stemming volgde, zei Menno de Groot, destijds de fractieleider van de Partij Van Het Volk in de Tweede Kamer, dat de betreffende materie hoe dan ook geregeld zou worden; bij voorkeur in een aangepast wetsvoorstel maar desnoods in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

    Lees onderstaande passage uit een artikel in de Passage van Marijne Willemse van 19 december 2014 over bovenstaande kwestie en beantwoord de volgende vragen:

    Kabinet zet onderwijswet ‘linksom of rechtsom’ tóch door - kritiek vanuit Kamer

    Marijne Willemse
    19 december 2014

    De onderwijswet [wijziging van de Onderwijswet red.] zal er rechtsom of linksom komen als het aan het kabinet en de coalitiepartijen ligt. In eerste instantie wordt dat geprobeerd door een aangepast wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, schreef van Dijk eerder al aan de Kamer. Mocht dat dan toch niet lukken, dan is “een van de mogelijkheden” om een aantal zaken uit de wet via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) alsnog te regelen, zo heeft Partij Van Het Volk-leider Menno de Groot net na middernacht in de Kamer gezegd.

    Voorafgaand aan het debat, dat om 23.45 uur begon, zei DemocratieOp1-fractieleider Martijn Johnson al voor de camera van NOS dat de onderwijswet er “linksom of rechtsom” komt. De optie om de onderwijswet via een AMvB te regelen zong al rond in Den Haag.

    De oppositiepartijen reageerden gepikeerd op de mededeling van de Groot dat er eventueel een AMvB uit de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (1)

    Vragen

    Vraag 1

    De procedure van grondwetsherziening is zodanig ingericht dat de grondwet niet kan worden gewijzigd door de ‘toevallige’ politieke meerderheid van de dag. Welk element (of welke elementen) in deze procedure dragen hieraan bij?

    1. De behandeling in twee lezingen en de tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer.
    2. De tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van twee derden.
    3. De behandeling in twee lezingen en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van tweederden.
    4. De behandeling in twee lezingen, de tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van twee derden.

    Vraag 2

    Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU valt op te maken dat het recht van de Europese Unie op een andere titel in de lidstaten doorwerkt dan het (andere) internationale recht. In Nederland geldt niettemin dat de wijze waarop dat geschiedt wel vergelijkbaar is. Met welk(e) artikel(en) uit de Nederlandse Grondwet zijn de rechtsregels uit de uitspraken Van Gend & Loos en Costa/ENEL voor wat betreft de uitkomst vergelijkbaar?

    1. Beide uitspraken zijn vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet, maar niet met artikel 94 Grondwet.
    2. Beide uitspraken zijn vergelijkbaar met artikel 94 Grondwet, maar niet met artikel 93 Grondwet.
    3. Costa/ENEL is vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet; Van Gend & Loos met artikel 94 Grondwet.
    4. Van Gend & Loos is vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet; Costa/ENEL met artikel 94 Grondwet.

    Vraag 3

    Plaats de volgende stadia van het tot stand komen van een verdrag in de juiste chronologische volgorde.

    1. Sluiting, goedkeuring, ratificatie.
    2. Goedkeuring, ratificatie, sluiting.
    3. Ratificatie, goedkeuring, sluiting.
    4. Sluiting, ratificatie, goedkeuring.

    Vraag 4

    Op dit moment zijn twee wetsvoorstellen van Tweede Kamerlid Joost Taverne aanhangig. Wat is degrondgedachte die schuilgaat achter deze voorstellen?

    1. De rechter moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    2. Het parlement moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    3. De regering moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    4. De Raad van State moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.

    Vraag 5

    In het kader van de nationale invloed op EU-besluitvorming bestaat sinds enige tijd het zogeheten behandelvoorbehoud (opgenomen in de goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon). Op welk Euorgaan dat betrokken is bij de totstandkoming van EU-besluitvorming wordt via dit behandelvoorbehoud indirect invloed uitgeoefend door de Tweede of Eerste Kamer?

    1. Op het Europees Parlement.
    2. Op de Raad.
    3. Op de Commissie.
    4. Op de Europese Centrale Bank.

    Vraag 6

    Stel dat er een Wet aftappen en afluisteren bestaat, die het mogelijk maakt dat vrijwel alle Nederlandse overheidsinstellingen zonder voorafgaande rechterlijke toetsing telefoongesprekken en (andere) vormen van dataverkeer tussen burgers kunnen aftappen. Katja is van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (2)

    Vragen

    Vraag 1

    Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

    Vraag 2a

    Sanne is op basis van artikel 289 Wetboek van strafrecht wegens de moord op vier mensen veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De levenslange gevangenisstraf is in Nederland echt levenslang. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is het verkrijgen van gratie, waarbij een deel van de straf wordt kwijtgescholden. In de praktijk wordt gratie echter vrijwel nooit verleend aan mensen die een levenslange gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. Sanne is van mening dat zijn levenslange opsluiting, met gratie als enige ‘uitweg’, in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

    Het EVRM is een internationaal verdrag. Leg uit welke materiële criteria de rechter naloopt om te beoordelen of hij het in de Nederlandse wetgeving neergelegde systeem van levenslange gevangenisstraf kan toetsen aan een verdragsbepaling. (9 pt)

    Vraag 2b

    Mag het recht neergelegd in artikel 3 EVRM worden beperkt en zo ja hoe? Leg uit. (6 pt)

    In een uitspraak van 26 april 2016 heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld over de levenslange gevangenisstraf. Het bepaalde dat deze straf in strijd is met artikel 3 EVRM als de gedetineerde geen enkel reëel uitzicht op vrijheid heeft. Op het moment van oplegging van de levenslange gevangenisstraf moet er altijd sprake zijn van een herzieningsmogelijkheid die mogelijk leidt tot een besluit tot eerdere beëindiging van de straf.

    Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse regering onder andere een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Volgens dit voorstel wordt aan artikel 10 Wetboek van strafrecht een artikellid toegevoegd waarin staat dat in het geval van het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, er na 20 jaar een herziening plaatsvindt. Een aantal Kamerleden heeft zich tegen dit wetsvoorstel gekeerd. Levenslang is volgens hen terecht levenslang. De straf wordt uiterst zelden en alleen in de meest extreme gevallen opgelegd. In deze gevallen is het volgens hen gerechtvaardigd om iemand voor de rest van zijn leven en zonder mogelijkheden voor vervroegde vrijlating buiten de samenleving te houden.

    Sanne volgt op het televisiescherm in zijn cel de debatten over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Daarbij ziet hij dat de verhoudingen in de Tweede Kamer zich in zijn nadeel lijken af te tekenen. Hij besluit daarop de Kamerleden die tegen het wetsvoorstel dreigen te stemmen een brief te sturen waarin hij zijn perspectief uit de doeken doet. Voordat deze brief vanuit de gevangenis wordt verstuurd, wordt deze door de gevangenisdirecteurl gelezen om te zien of er geen strafbare dingen in staan. Sanne vindt dat hiermee zijn recht op privacy wordt geschonden.

    Vraag 2c

    In welke bepaling in de Grondwet wordt het recht van Sanne om per brief te communiceren zonder inmenging van de overheid beschermd en onder welke voorwaarden mag dit recht worden

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2014/2015

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2014/2015

    Vragen

    Vraag 1

    De staatssecretaris van infrastructuur en milieu heeft het Nederlands spoorwegbeheer in haar portefeuille. Na een massale uitval van treinen rond Den Haag centraal wil de Tweede Kamer niet alleen de staatssecretaris van infrastructuur en milieu, maar ook de minister van infrastructuur en milieu ondervragen. Zijn zij beiden verantwoording schuldig aan de Tweede Kamer?

    Vraag 2a

    Het gedachtegoed van de verschillende verlichtingsdenkers kan nog worden teruggevonden in de teksten van verschillende grondwetten.

    Artikel 8 van de NL grondwet luidt: "Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde."

    Tot het gedachegoed van welke in dit vak behandelde verlichtingsdenker kan dit artikel worden herleid?  

    Vraag 2b

    De eerste volzin van artikel 20, tweede lid van het Duitse Grundgesetz (Grondwet) luidt: "Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus." Alle staatsmacht gaat van het volk uit. Tot het gedachegoed van welke in dit vak behandelde verlichtingsdenker kan dit artikel worden herleid?  

    Vraag 3a

    Gedurende de 19e eeuw is het NL parlementaire stelsel tot ontwikkeling gekomen. Hierin heeft de kwestie Luxemburg in 1868 een beslissende rol gespeeld. Het ging in deze kwestie om het door de koning garanderen van de neutraliteit van Luxemburg, hetgeen leidde tot een scherp debat tussen de ministers en de Tweede Kamer.

    Welke regel van het NL staatsrecht is een rechtstreeks gevolg van deze kwestie? Geef aan wat de inhoud van de regel is.

    Vraag 3b

    Leg aan de hand van de gebeurtenissen die volgden op deze kwestie uit waarom deze regel hieruit ontstond.

    Vraag 4a

    Wat is de ratio achter het vereiste van een tweederden meerderheid in het vierde lid van artikel 137 Grondwet?

    Vraag 4b

    De Eerste Kamer heeft een andere rol dan de Tweede Kamer. Wat is in dat licht de ratio van artikel 85 Grondwet?

    Vraag 5

    Bestrijd, met gebruikmaking van het Fluorideringsarrest, de volgende stelling: "Al het overheidshandelen dient een grondslag te hebben in een wet in formele zin."

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    Zowel de staatssecretaris met het spoorwegbeheer in de portefeuille als de minister zijn verantwoordelijk, zie ook artikel 46 lid 2 jo. 42 lid 2 Grondwet. Zij zijn de Tweede Kamer dus verantwoording verschuldigd.

    Ook goed is: Op grond van artikel 68 Grondwet dienen zij allebei de Tweede Kamer op verzoek inlichtingen te geven. Zij zijn de Tweede Kamer dus verantwoording verschuldigd.

    Vraag 2a

    John Locke. In zijn gedachtegoed is individuele vrijheid het uitgangspunt. Daarom mag de staat alleen ingrijpen als het strikt noodzakelijk is (beroep op een kwestie van algemeen belang en om vrijheden van anderen te beschermen). De beperking mag slechts geschieden op neutrale gronden.

    In artikel 8 van de grondwet is de individuele vrijheid ook het uitgangspunt (vrijheid van vereniging). Lid 2 geeft aan in welk uitzonderingsgeval

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (1)

    Vragen

    Vraag 1

    In het afkondigingsformulier van wetten of koninklijke besluiten staat altijd de volgende passage:

    Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

    Een aantal weken na de inhuldiging van Koning Willem-Alexander stelde het Tweede Kamerlid van Veldhoven (D66) de volgende vragen aan minister-president Rutte (VVD) ten aanzien van deze vaste passage van het afkondigingsformulier:

    “Klopt het dat sinds de inhuldiging van Koning Willem-Alexander in het afkondigingsformulier van wetten en koninklijke besluiten vermeld wordt dat hij koning is «bij de gratie Gods»? Zo ja, is deze vermelding een persoonlijke geloofsuiting van de Koning of een element van onze staatsinrichting? (...) Indien het een element van onze staatsinrichting is, hoe valt dit te rijmen met de omstandigheid dat het niet wettelijk vastgelegd is?”

    De minister-president gaf op deze vragen het volgende antwoord:

    “Ja dat klopt, sinds 1814 maakt deze vermelding deel uit van het afkondigingsformulier. Zij is geen element van onze staatsinrichting, maar behoort tot een «eeuwenoude traditie» waarin een religieuze opvatting tot uitdrukking wordt gebracht, zoals bijvoorbeeld ook in ons volkslied.”

    Leg uit dat deze “eeuwenoude traditie” refereert aan één van de twee belangrijkste middeleeuwse staatsleertheorieën omtrent het Koningschap. (20 punten)

    Vraag 2

    Het Republikeins Genootschap is, de naam zegt het al, een voorstander voor de invoering van een republiek en daarmee dus tegenstander van de erfelijke monarchie in Nederland. Dit genootschap doet er alles aan om de in zijn ogen onrechtvaardige elementen van de erfelijke monarchie via de juridische weg aan te kaarten. In het verleden heeft het Genootschap zonder succes getracht om de Grondwettelijke regeling (hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Grondwet) omtrent de monarchie onrechtmatig te laten verklaren wegens strijd met internationaal recht.

    Eén van de leden van Republikeins Genootschap is advocaat Thierry Olivier en hij wil het opnieuw proberen. Hij start namens het Genootschap een onrechtmatige daadsactie (artikel 6:162 BW) tegen de Staat der Nederlanden. Nu richt hij zijn juridische pijlen op de onrechtmatigheid van artikel 1 van de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis dat bepaalt welke personen lid zijn van het Koninklijk Huis. Olivier vordert van de rechter de Staat te veroordelen maatregelen te nemen om de strijdigheid van deze wetsbepaling met artikel 26 (gelijke behandeling) van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) op te heffen.

    U bent rechter in deze zaak. Wat zal uw oordeel zijn? (20 punten)

    Vraag 3

    In Noordoost Groningen is het nog steeds onrustig. Sinds een aantal jaren hebben daar ernstige aardschokken plaatsgevonden die hoogstwaarschijnlijk zijn veroorzaakt door de grootschalige aardgaswinning. Huiseigenaren die hun huis willen verkopen raken met deze kennis van zaken hun huis niet kwijt. Veronderstel dat binnenkort in de media bekend wordt dat de huidige minister van Infrastructurele en Milieuzaken, Maria van de Wegen (VVD), in dat gebied een aantal vakantiehuizen in bezit had. Voorts wordt bekend dat zij deze

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (2)

    Vragen

    Vraag 1

    Premier Grutte kan met zijn regering van VVD en PvdA niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Met behulp van de gedoogpartijen D66 en ChristenUnie lukt het Grutte echter toch veel wetgeving door het parlement te loodsen. Op een zeker moment komt het D66 en ChristenUnie ter ore dat de regering van Grutte op het punt staat twee verdragen te ondertekenen met een inhoud die beide gedoogpartijen allerminst bevalt. In beide gevallen gaat het om multilaterale verdragen die geen belangrijke geldelijke verplichtingen aan de verdragspartijen opleggen. Wel bevatten beide verdragen een ieder verbindende bepalingen. Het ene verdrag (Verdrag A) kent een looptijd van 5 jaar. Het andere verdrag (Verdrag B) kent een looptijd van 1 jaar.

    Aanvankelijk was de regering van plan om beide verdragen ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen. Als het Grutte duidelijk wordt dat de verdragen niet door de Eerste Kamer zullen worden goedgekeurd, besluit de regering hier echter van af te zien. Bevreesd voor negatieve internationale reacties, zet de regering evenwel door wat betreft de sluiting van de bewuste verdragen. Beide verdragen bevatten geen bekrachtigingsclausule, zodat zij enkel door ondertekening voor Nederland verbindend kunnen worden, hetgeen vervolgens dan ook spoedig gebeurt.

    D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen – in de Eerste Kamer samen dus goed voor een meerderheid – zijn woedend over deze gang van zaken. Allereerst houden zij Grutte en zijn regering voor dat het Nederlandse constitutionele recht niet toestond dat het parlement in beide gevallen werd gepasseerd. Dit te meer omdat beide verdragen volgens D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet. In de tweede plaats zijn zij van oordeel dat beide verdragen door deze gang van zaken niet volkenrechtelijk verbindend zijn geworden voor Nederland. Met andere woorden: om volkenrechtelijke binding te bewerkstelligen was, volgens deze politieke partijen, de goedkeuring door het parlement een vereiste.

    Beoordeel voor zowel Verdrag A als Verdrag B de juridische houdbaarheid van bovengenoemde twee beweringen van de oppositiepartijen. (20 punten)

    Vraag 2

    Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen is in de gemeente Uiterdam een confessioneel college van burgemeester en wethouders gevormd, waarin de SGP en de ChristenUnie de meerderheid vormen. In het collegeprogramma zijn zij onder meer overeengekomen dat de subsidies voor het theater en andere lokale culturele instellingen worden afgebouwd en uit-eindelijk stopgezet. Tegenstanders van deze plannen richten een facebook-groep op met de naam: ‘Stop de culturele afbraak in Uiterdam’. Via dit medium wordt opgeroepen uit protest elke vrijdagmiddag tijdens de collegevergadering van 15:00 tot 16:00 uur op het plein voor het gemeentehuis te verzamelen. Om overlast voor de omgeving te voorkomen, is het een stil protest. De actievoerders houden uitsluitend borden met leuzen en afbeeldingen vast, die van-uit de vergaderkamer van het college goed zichtbaar zijn. Gemiddeld zijn er per vrijdag zo’n 25 actievoerders. Na een aantal weken heeft het college schoon genoeg

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (1)

    Vragen

    Vraag 1

    Welke van de volgende beweringen is juist?

    1. De Hoge Raad spreekt alleen recht in geschillen tussen burger en overheid;
    2. Het EHRM beoordeelt geschillen tussen burgers uit verschillende Europese staten;
    3. De Hoge Raad maakt geen deel uit van de Raad voor de Rechtspraak;
    4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie beoordeelt geschillen tussen alle staten aangesloten bij de Raad van Europa.

    Vraag 2

    Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:

    1. De goedkeuring van een verdrag dat bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, wordt uitdrukkelijk of stilzwijgend verleend.

    2. Uit artikel 90 Grondwet blijkt dat Nederland een monistisch stelsel bezit.

      1. Stelling I en II zijn juist;
      2. Alleen stelling I is juist;
      3. Alleen stelling II is juist;
      4. Stelling I en II zijn onjuist.

    Vraag 3

    De vertrouwensregel die geldt in de relatie tussen de Tweede Kamer en de ministers:

    1. kan uitsluitend worden ingeroepen tegen een minister die verwijtbaar heeft gehandeld;
    2. is in de periode 1866-1868 in de Nederlandse grondwet neergelegd;
    3. kan niet worden ingeroepen met betrekking tot leden van het Koninklijk Huis voor zover het om hun hoedanigheid van privépersonen betreft;
    4. vereist bij het aantreden van een nieuw kabinet geen expliciet vertrouwensvotum.

    Vraag 4

    Welke stelling is onjuist?

    1. De Kroon is bevoegd tot het vernietigen van besluiten en niet-schriftelijke op rechtsgevolg gerichte beslissingen van provincie- en gemeentebesturen;
    2. De Kroon kan een besluit van de gemeenteraad niet vernietigen op de grond dat diezelfde gemeenteraad een bevoegdheid heeft toegepast buiten de daaraan door de wetgever gestelde grenzen;
    3. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot spontane vernietiging, mag de Kroon rekening houden met constitutionele verhoudingen;
    4. Op de spontane vernietiging is afdeling 10.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

    Vraag 5

    Koning Willem I meende dat alles wat niet aan de formele wetgever was voorbehouden binnen zijn bevoegdheid viel. In welke zaak oordeelde de rechter dat een dergelijke beredenering onjuist is?

    1. Naamrecht;
    2. Meerenberg;
    3. Grenstractaat Aken;
    4. Costa/ENEL.

    Vraag 6

    Ministeries worden ingesteld door:

    1. de grondwetgever;
    2. de wetgever;
    3. de regering;
    4. best uit van de ministerraad.

    Vraag 7

    De Franse denker Montesquieu vormde een grote inspiratiebron voor de 'founding fathers' van de Amerikaanse federale constitutie uit 1787. De Amerikanen werden vooral geïnspireerd door Montesquieu's:

    1. felle bestrijding van de 'divine rights of kings';
    2. stelling dat de overheid er is ter bescherming van 'life, liberty and property';
    3. streven naar een gematigde overheid, die handelt om vrijheid te verzekeren;
    4. opvattingen over volkssoevereiniteit.

    Vraag 8

    Het arrest Van Gend & Loos vormt een mijlpaal in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het arrest is een mijlpaal omdat het Hof hierin bepaalde dat:

    1. de interne
    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (2)

    Vragen

    Vraag 1

    Leg uit waarom de vertrouwensregel wel als ongeschreven staatsrecht kan worden aangemerkt en de regel dat een kabinet aan de vooravond van de verkiezingen zijn ontslag aan de koningin aanbiedt niet als ongeschreven staatsrecht kan worden aangemerkt.

    Vraag 2

    Met het oog op het welslagen van de staatstheorie die hij in zijn belangrijke geschrift ‘Du contrat social’ ontvouwt, geeft de Geneefse denker Jean-Jacques Rousseau hoog op van het belang van opvoeding en onderwijs. Geef hiervoor een verklaring.

    Vraag 3

    Stel dat de EU-lidstaten een wijziging van het EU-Verdrag en het EU-Werkingsverdrag overeenkomen om de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank meer bevoegdheden toe te kennen om de financiële crisis op te lossen. De regering legt de voorgestelde verdragen voor aan de Tweede Kamer, en dan blijkt dat een meerderheid van de Tweede Kamer overwegende bezwaren heeft tegen een aantal van de wijzigingen. Heeft de Tweede Kamer de juridische mogelijkheid om aanpassingen in de verdragen af te dwingen?

    Vraag 4

    Schijnbaar is ooit bij de gemeente V. Maria verschenen. Het perceel waarop de verschijning heeft plaatsgevonden is door de stichting “Vaders huis is moeders toevlucht” aangekocht van een katholieke landbouwer. De stichting heeft op het perceel een kapel gebouwd. Volgens het heersende bestemmingsplan is de bestemming van het perceel agrarisch. B&W van de gemeente V. hebben de stichting onder oplegging van een dwangsom gelast de kapel af te breken. Het bezwaar van de stichting wordt ongegrond verklaard, en de stichting gaat in beroep bij de bestuursrechter. De stichting stelt dat het gemeentebestuur haar vrijheid van godsdienst niet mag beperken aangezien volgens artikel 6, lid 1 Grondwet dit recht alleen beperkt mag worden door de formele wetgever. U kunt er in uw antwoord van uitgaan dat art. 6, lid 2 Grondwet in deze casus geen rol speelt.

    Leg uit waarom het argument van de stichting volgens u weinig kans van slagen heeft.

    Vraag 5a

    De krant van wakker Nederland heeft een scoop: minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu zou bij een alcoholcontrole zijn betrapt op een te hoog alcoholpromillage. Hoeveel te hoog wordt niet vermeld, maar te hoog was het wel. De minister wordt door de SP-fractie verzocht om nadere informatie te geven over haar gedrag: hoeveel borrels had zij gedronken, wat was het precieze promillage etc. Daarbij laat de woordvoerder van de SP ook al weten dat een minister die dergelijk gedrag tentoonspreidt moet aftreden.

    Is de minister verplicht de gevraagde informatie te verschaffen?

    Vraag 5b

    Kan dit gedrag van de minister aanleiding vormen om haar tot aftreden te dwingen?

    Vraag 6

    Geef aan waarom er zowel vanuit democratisch als rechtsstatelijk perspectief bezwaren bestaan tegen verregaande delegatie van wetgevende bevoegdheden van de formele wetgever aan de regering of een minister.

    Vraag 7a

    Bert Jansen woont naast een nachtclub in Lutjebroek. Deze nachtclub veroorzaakt in de nachtelijke uren ernstige

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2011/2012

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2011/2012

    Vragen

    Vraag 1

    Hoewel Thomas Hobbes in zijn beroemde werk 'Leviathan' een zeer sterke staat ten tonele voert, wordt de Engelsman, enigszins paradoxaal, tegelijkertijd gezien als de eerste denker die weliswaar voorzichtig een conceptie van grondrechten verdedigt. Leg uit waar deze lezing op is gebaseerd.

    Vraag 2a

    Stelt u zich voor dat het inmiddels november 2012 is. Op 12 september jongstleden hebben in ons land verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden. Deze verkiezingen hebben de verdeeldheid in het politiek landschap alleen maar vergroot. Een duidelijke wens van de kiezer valt uit de verkiezingsuitslag niet te destilleren. Conform het 'vernieuwde' artikel 139a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (zie Artikel) hebben de leden van de nieuw verkozen Tweede Kamer in de eerste vergadering na de verkiezingen getracht om een informatieopdracht te formuleren en voor de uitvoering hiervan een informateur aan te wijzen. De politieke verdeeldheid maakt het echter onmogelijk dat er zich een meerderheid aftekent voor een bepaalde informateur. Deze verdeeldheid duurt inmiddels al tot november 2012 voort. Nog steeds heeft de Kamer geen informateur benoemd. De financiële markten reageren hevig op deze politieke impasse en ook in Brussel dreigt het geduld met Nederland op te raken. De Koningin ergert zich aan deze politieke impasse en besluit na rijp beraad met de vicepresident van de Raad van State om het heft in eigen hand te nemen. Zij benoemt half november een informateur, welke naar haar mening de impasse kan doorbreken. Zij passeert hierbij de Tweede Kamer.

    Artikel 139a Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Aanwijzing van kabinets(in)formateur(s)

    1. Onverwijld na de installatie van een nieuw verkozen Tweede Kamer, maar uiterlijk een week na de installatie, beraadslaagt de Kamer in plenaire zitting over de verkiezingsuitslag. Het doel van de beraadslaging is een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs te benoemen en de door hen uit te voeren opdracht vast te stellen. Indien dat doel niet in de desbetreffende vergadering kan worden bereikt, besluit de Kamer daarover in een volgende vergadering, zo spoedig als dat mogelijk is.
    2. Indien een informatieopdracht wordt afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van afronding een formatieopdracht, en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer formateurs aan.
    3. Indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht teruggeven, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave een nieuwe opdracht, en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs aan.
    4. Na een tussentijdse val van het kabinet kan de Kamer beraadslagen over de wenselijkheid of richting van een nieuwe kabinetsformatie. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing

    Dient het besluit van de Koningin waarbij de informateur wordt benoemd ook door een minister te worden ondertekend?

    Vraag 2b

    Noem twee mogelijkheden die het Nederlandse staatsrecht biedt

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (1)

    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (1)

    Vragen

    Vraag 1a

    Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw vochten de noordelijke Nederlanden zich los van hun landsheer, de Spaanse koning Philips II. Deze oorlog, de Nederlandse Opstand, wordt vaak een conservatieve revolutie genoemd. Leg uit waarom deze revolutie als conservatief wordt bestempeld.

    Vraag 1b

    Toen in de periode 1813/1815 het Koninkrijk der Nederlanden werd gesticht, greep men voor de institutionele vormgeving hiervan terug op enkele ambten en ambtsdragers uit de tijd van de, ongeveer twintig jaar eerder ten val gekomen, Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Noem er hier twee van. Geef voorts van beide aan in hoeverre de functie ervan in het nieuwe staatsbestel overeenkwam met de functie ervan ten tijde van de Republiek.

    Vraag 2a

    Op een zonnige dag in juni stapt Thierry Halsema op zijn fiets om bij de winkel in het Gelderse dorp Brummen een cadeau te kopen voor zijn jarige broer. In plaats van zijn fiets in één van de daartoe bestemde fietsenrekken te plaatsen, parkeert hij zijn fiets voor de etalage van de winkel. Na een leuk cadeau te hebben gekocht loopt hij weer naar buiten. Daar ziet hij nog net hoe zijn fiets wordt meegenomen in een politiebusje. Wanneer de dienstdoende agent weigert hem zijn fiets terug te geven, slaan bij Thierry Halsema de stoppen door. Hij begint tegen de agent op een zeer grove en godslasterlijke manier te schelden. Daarop wordt hij door de agent geverbaliseerd op grond van overtreding van de volgende bepaling in de APV van de Gelderse gemeente Brummen:

    Artikel 88

    1. Het is verboden in het openbaar de naam van God vloekend te gebruiken.
    2. Het is verboden in het openbaar ruwe of onzedelijke taal te gebruiken.
    3. Overtreding van het bepaalde in het eerste of tweede lid van dit artikel wordt bestraft met een geldboete van ten hoogste 2.000 euro.

    Thierry Halsema wordt door het Openbaar Ministerie vervolgd en hem wordt overtreding van het bepaalde in artikel 88 van de APV ten laste gelegd. Het OM eist dat hem een boete van 1.500 euro wordt opgelegd. Thierry Halsema doet een beroep op artikel 10 EVRM en stelt dat deze vervolging inbreuk maakt op zijn vrijheid van meningsuiting. Hoe zal de rechter dit beroep op artikel 10 EVRM toetsen en hierover oordelen? Volg alle stappen die daarvoor nodig zijn.

    Vraag 2b

    Is bovengenoemde bepaling in de APV van de gemeente Brummen toelaatbaar in het licht van de beperkingsvereisten in artikel 7 Grondwet? Licht uw antwoord toe.

    Vraag 2c

    Als een grondrecht, zoals de vrijheid van meningsuiting, zowel door het EVRM wordt beschermd als door een nationaal grondrecht, wat bepaalt het EVRM dan over de verhouding tussen nationale bescherming en de bescherming die door het Verdrag zelf wordt geboden?

    Vraag 3

    Een belangrijke functie van een moderne volksvertegenwoordiging is dat zij het bestuur politiek ter verantwoording kan roepen en eventueel zelfs tot ontslag

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (2)

    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (2)

    Vragen

    Vraag 1

    Tweede Kamerlid Kwetterbalk maakt in oktober 2011 een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer waarin een verbod op het verkopen van foie gras is neergelegd. Een aantal maanden later wordt dit voorstel door de Tweede Kamer aangenomen en vervolgens naar de Eerste Kamer gezonden voor verdere behandeling. Voordat de Eerste Kamer kans heeft gezien zich over het wetsvoorstel uit te spreken, krijgt Kwetterbalk, na aanhoudend publiek protest hiertegen, echter spijt van zijn voorstel. Hierop besluit hij het voorstel in te trekken. Is dit grondwettelijk mogelijk?

    1. Ja, zolang het niet door de Eerste Kamer is aangenomen, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
    2. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de regering het wetsvoorstel nog intrekken.
    3. Ja, zolang de Eerste Kamer hier geen wijzigingen in aanbrengt, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
    4. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de Tweede Kamer het wetsvoorstel nog intrekken.

    Vraag 2

    Wat vormde de aanleiding voor de grondwetsherziening van 1840?

    1. De afscheiding van België.
    2. De revolutionaire gebeurtenissen in verschillende Europese landen.
    3. De kwestie Mijer.
    4. Het Meerenberg-arrest.

    Vraag 3

    Nieuwe wetgeving over het politie-uniform verplicht de politiekorpsen tot een volstrekt uniforme kledingcode. Alle agenten moeten voortaan dezelfde uniformen en hoofddeksels dragen. Jan is rastafari en wil wél het uniform dragen, maar niet de politiepet. In plaats daarvan wil hij over zijn dreadlocks een rood-geel-groene muts blijven dragen. Hij beroept zich op zijn vrijheid van godsdienst. Bij een beroep op dit in artikel 9 EVRM vastgelegde grondrecht zal de rechter eerst bepalen of:

    1. voldaan is aan de eis dat een eventuele beperking bij wet is voorzien.
    2. de voorgelegde situatie voldoet aan de eis dat een eventuele beperking proportioneel is.
    3. de voorgelegde situatie binnen de reikwijdte van het grondrecht valt.
    4. sprake is van een doelcriterium, zoals is terug te vinden in artikel 9, tweede lid, EVRM.

    Vraag 4

    De Nederlandse regering ondertekent een verdrag met tien andere Europese landen over samenwerking tussen de nationale legers. De Tweede Kamer is het niet met alle verdragsbepalingen eens.

    Heeft de Tweede Kamer de juridische mogelijkheid om Nederland voor de volkenrechtelijke verbindendheid van deze verdragsbepalingen te behoeden?

    1. Nee, ingevolge van artikel 97 lid 2 Grondwet heeft de regering het  oppergezag over de krijgsmacht.
    2. Ja, door een wijziging in het verdrag aan te brengen via een amendement in de goedkeuringswet.
    3. Nee, ondertekening van een verdrag brengt ook altijd de volkenrechtelijke binding tot stand.
    4. Ja, tenzij de volkenrechtelijke verbindendheid van het verdrag reeds door ondertekening tot stand kwam.

    Vraag 5.

    Aan wie heeft de Grondwetgever de bevoegdheid geattribueerd de Tweede Kamer te ontbinden?

    1. De regering.
    2. De Tweede Kamer.
    3. Het staatshoofd.
    4. Het kabinet.

    Vraag 6

    Welke stelling is juist?

    1. Iedere minister dient krachtens de Grondwet een staatssecretaris te hebben.
    2. Staatssecretarissen
    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

    Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

    In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Constitutioneel Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.

    Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Bestuursrecht ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten Utrecht B2/3 op JoHo.org.

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1527