College Wetgeving en rechtspraak


Sheetnotes 18/19

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Vanaf dit jaar is de volgorde van de behandelde onderwerpen gewijzigd. De onderwerpen zelf zijn hetzelfde. De colleges lopen in 2017/2018 een week voor ten opzichte van de aantekeningen.

  • De hiërarchie van wetgeving die in de aantekeningen staan is niet meer juist; Verdragen van de Unie en het statuut voor het Koninkrijk der Nederland is hieraan toegevoegd

  • De functies van de wet en wetgeving zijn onderwerpen die in 2017/2018 behandeld worden.

  • Alle artikelen uit de Grondwet zijn toegevoegd aan de wetgevingsprocedure.

  • De hoofdvragen en de inrichting van de rechtsbescherming ​​​​worden behandeld.

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Ken de procesgang van de Awb en de toetsingscriteria van de Awb.

    • Ook de civiele rechter, haar bevoegdheid en de toetsingscriteria zijn belangrijke onderwerpen. 

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: Staten-Generaal

    Verhouding SG en Ministers

    Tot 1848 waren er grote ontwikkelingen in het koninkrijk. De macht van de koning nam af en ministers namen deze langzaam maar zeker over. In 1848 werd de ministeriële verantwoordelijkheid geïntroduceerd. Zij moesten zich toen verantwoorden tegenover de Staten-Generaal.

    De verhoudingen waren na 1848 nog steeds niet geheel duidelijk. De verduidelijking kwam in 1866/1868. De opkomst van het parlementaire stelsel met als belangrijkste regel; de vertrouwensregel.

    De vertrouwensregel bepaald de gehele verhouding tussen de Staten-Generaal en de ministers. Immers, wanneer de Staten-Generaal het vertrouwen in een minister kwijt is, moet deze minister vertrekken. Dat maakt dat de Staten-Generaal een conflict in beginsel dus altijd zal winnen. De vertrouwensregel is zo belangrijk dat je zou kunnen zeggen dat eigenlijk al het staatsrecht op deze regel berust.

    De vertrouwensregel zorgt niet alleen voor vijandschap maar ook voor controle. De vertrouwensregel veronderstelt parlementaire controle, veronderstelt dus ook dat er overleg plaats vindt. De vraag rijst nu, hoe kun je de verhouding tussen beiden nu schetsen?

    Er zijn twee verhoudingsmodellen te benoemen, model 1 is het monisme. Model 2 is het dualisme. Monisme en dualisme zijn twee heel abstracte begrippen. Ze worden allebei op verschillende manieren gebruikt. in dit geval betekent het dualisme dat er sprake is van twee organen die onafhankelijk van elkaar opereren. Deze organen zijn gelijkwaardig en niet tot elkaar te herleiden.

    Bij het monisme is er sprake van een hoofdorgaan dat een onder-orgaan kiest. Het ene orgaan is dus ondergeschikt aan het andere en kan van het hoofdorgaan worden afgeleid.

    De verhouding tussen de regering en het parlement, hoe kun je die nu schetsen? Wanneer je voor één van beide stelsels zou kiezen zou het dualisme naar voren komen. Beiden hebben in principe een eigen positie en eigen bevoegdheden. Toch is er sprake van de vertrouwensregel. Van echte onafhankelijkheid is dus niet (volledig) sprake. Er is enigszins parlementair overwicht. De conclusie zal dus zijn, een dualistisch stelsel met monistische trekjes oftewel een gematigd dualistisch stelsel.

    Kabinetsformatie

    Waarom hebben we en kabinetsformatie? Omdat we een bestuur nodig hebben. Dit bestuur moet goed zijn. Bij de formatie komen eigenlijk alleen die ministers in het kabinet die vaste steun hebben vanuit de Staten-Generaal. Zolang zij aan het ‘verlanglijstje’ van de Staten-Generaal voldoen kunnen zij op die manier vrijuit opereren.

    Bij een kabinetsformatie wil je samenwerking tussen partijen die samen ten minste 76 zetels hebben. Dat doe je dus vanaf de verkiezingsuitslag. Dan begin je met behulp van de formateurs, om de grootste partijen bijeen te schrapen. De formateurs leiden de onderhandelingen. Zij worden aangesteld door de 2e kamer, art. 139a RvOIII

    Uiteindelijk resulteert dit in een Regeerakkoord (tussen de grootste partijen); beleidsvoornemens over wat er moet gebeuren. Wanneer de ministers dit volgen hebben ze dus sowieso de steun van de Staten-Generaal.

    Bij zo’n kabinetsformatie vertrekken de demissionaire bewindslieden, nieuwen worden benoemd bij Koninklijk Besluit. (art. 43 Gw.) Oftewel door de Koning en de ministers.

    Maar door welke ministers dan?

    Ministers benoemen gebeurd door contra-seign van de minister-president. (art. 48 Gw.) Hij tekent dus eigenlijk dat hij minister-president wordt en geeft zich met die handtekening dus zelf toestemming. Wanneer hij dat gedaan heeft is hij daadwerkelijk minister-president en kan hij verder zonder problemen andere ministers benoemen.

    Dan volgt er vaak een regeringsverklaring in de Tweede Kamer, verantwoording over onder andere het kabinet, een uiteenzetting van het kabinetsprogramma en eventuele verdere informatie.

    Controlemiddelen

    Het parlement, blijft ondanks eventuele gunstige ministers, alsnog controleren. Er zijn diverse instrumenten voor deze controle.

    De eerste is het inlichtingenrecht. (art. 68 Gw.) Controleren kan je alleen wanneer je informatie hebt. De tweede kamer is afhankelijk van de informatie die de minister geeft. (De Kamers mogen vragen om inlichtingen, ook individueel, en dan wordt er aan de hele kamer antwoord gegeven.) Antwoord geven moet, tenzij je een goede reden hebt als staatsbelang. De minister moet dat naar waarheid doen. Dat is best gek.

    Beide kamers hebben het inlichtingenrecht wat beperkt in uitwerkingen van het inlichtingenrecht.

    Ze hebben dit gedaan doormiddel van;

    Het recht van interpellatie: Vragen stellen aan een minister die op dat moment niet op de agenda staan. Dit gebeurd alleen bij spoedgevallen. Dit recht komt toe aan een individueel Kamerlid. Daarvoor is verlof nodig van de kamer. Bij 30 stemmen en meer, mag het recht van interpellatie gebruikt worden. (art. 133 TK, 139 EK RvO)

    Het vragenrecht, zowel schriftelijk als mondeling. Schriftelijke antwoorden moeten in beginsel binnen drie weken gegeven worden (art. 134-135 RvO Tk, art. 140 RvO EK). Mondelinge vragen worden alleen in de tweede kamer gesteld. (Art. 136-139 TK). Het gaat hierbij vaak meer om de vragen dan de antwoorden. Het mondelinge vragenrecht is eerder een politiek spel. Er moet even getoond worden dat ze allemaal nog wel kritisch zijn.

    Dit waren de uitwerkingen van art. 68 Gw.

    Soms zijn er dingen die zo belangrijk zijn dat er zelf onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld door middel van het Recht van Enquête (onderzoek) art. 70 Gw. (Wet op de parlementaire Enquête)

    Bij dit recht kan iedereen, dus ook andere mensen dan de ministers en staatssecretarissen, worden gevraagd om informatie te verstrekken. Je bent hierbij echt verplicht om te verschijnen en te spreken. Er zijn dwangmiddelen. (art. 13,14,25 ev.)

    Het doel van dit middel is waarheidsvinding en lessen voor de toekomst. Naar aanleiding van zo’n onderzoek wordt er een dik rapport geschreven door de commissie die dat dan voor een oordeel naar de tweede kamer stuurt.

    Wat als je al informatie hebt? Dan kun je er een uitspraak over doen. (een motie) Moties zijn pas in beeld als ze worden aangenomen. (Art. 66 Tk, 93 EK) Moties zijn niet bindend. Het zijn enkel uitspraken.

    In principe, een minister, met betrekking tot de vertrouwensregel, zal er als het wordt aangenomen toch naar moeten kijken. Tenzij het een motie van wantrouwen is. Deze moet wel worden opgevolgd, maar dan is het eigenlijk ook al te laat voor de desbetreffende minister.

    Het begrotingsrecht

    Iets anders is het begrotingsrecht. Een andere manier waarop de kamer invloed heeft op het bestuur, de regering. Het parlement moet namelijk instemmen met de begroting.

    Op grond van art. 105 Gw, lid 1, wordt de begroting bij WET vastgesteld (Regering + SG). In lid 2 staat dat deze wordt uitgebracht op de 3e dinsdag van September. (art. 65 Gw.)

    De begroting is samengesteld uit allerlei afzonderlijke gedeeltes zodat er per gedeelte gestemd kan worden. zo voorkom je dat tegen de gehele begroting wordt ingestemd.

    De begroting is dan ook een enorm stuk. Een algemene regeling hierover staat in de comptabiliteitswet. De verantwoordelijke voor dit stuk is de minister van Financiën. Nu zou dat minister DIjsselbloem zijn.

    Het budget (begrotingsrecht) was een van de 1e controlemiddelen van de Staten-Generaal. sinds 1848 is er een verplichte jaarlijkse vaststelling en heeft de TK het recht van amendement.

    Het budget bevat geen bindende regels maar geeft toestemming tot het doen van uitgaven. Dat is dus het rechtskarakter. Burgers kunnen aan het begrotingsrecht geen rechten ontlenen en de overheid kan door de begrotingspost niet afzien van lopende contractuele overeenkomsten.

    De begrotingswet moet in werking zijn getreden vóór het nieuwe jaar (begrotingsjaar) op 1 januari. Wanneer dit niet gebeurd, mogen voor het aangaan van nieuwe contracten maximaal 4/12 van het bedrag van vorig jaar worden gebruikt.

    Vaak is er een tekort aan geld. Een tussentijdse wijziging in de begroting (suppletaire begrotingswet) art. 14 Gw. Dat komt dus vaak voor.

    De controle van de begroting geschiedt over het algemeen door de minister van financiën (Art. 39-41 Gw.) Hij heeft een groot aantal controlebevoegdheden op een interne manier. De externe controle geschiedt door de Algemene Rekenkamer. Art. 76 Gw. Zij doen een rechtmatigheidscontrole. Art. 83 lid 3, verklaring van goedkeuring.

    Wanneer het niet rechtmatig is, dan geen verklaring van goedkeuring, dus een bezwaar van de rekenkamer.

    De wetgever lost dit heel makkelijk op. Zij stellen een indemniteitswet op. Art. 89 Gw waarmee ze het bezwaar in een wet opheffen.

    Daarnaast doen zij ook een doelmatigheidscontrole.

    Aantekeningen hoorcollege 2 16/17: wetten

    In een wet in formele zin worden drie belangen beschermd. Ten eerste de democratie. Het volk heeft hier immers stemrecht in door middel van de Staten-Generaal. Ten tweede de Algemeenheid, Het gaat willekeur tegen en er is sprake van gelijkheid. Ten derde is er sprake van rechtszekerheid door het staatsrechtelijke ongeschreven legaliteitsbeginsel, een voorafgaande regel.

    De legaliteitseis houdt in dat wanneer overheidsoptreden een inbreuk maakt op een recht, dat altijd moet zijn gelegaliseerd in een wet of zelfs in de Grondwet. De overheid moet zich aan deze wet houden.

    De verschillende betekenissen van het woord ‘Wet’

    • De hiërarchie van wetgeving is als volgt;

    • Grondwet (Grondwetgever)

    • Wet in formele zin (art. 81 Gw.) (Regering + SG)

    • AMvB (Art. 98 Gw.) (Regering)

    • Ministeriële regeling (Ministers)

    • Provinciale verordening (Provinciale staten)

    • Gemeentelijke verordening. (Gemeenteraad)

    Vanaf de AMvB moet steeds kunnen worden aangetoond dat de bevoegdheid uit de wet in formele zin of uit de Grondwet komt. Het woord ‘wet’ kan dus vele betekenissen hebben.

    Bij een wet in formele zin bijvoorbeeld bepaald de vorm (procedure) of iets een wet is. Bij een wet in materiële zin bepaald de inhoud wat voor soort wet het is. De kenmerken van een wet in materiële zin zijn algemeen naar buitenwerkende bindende regels, algemeen verbindende voorschriften met een wettelijke grondslag.

    Een algemeen verbindend voorschrift is dus eigenlijk altijd een wet in materiële zin.

    AMvB’s en ministeriële regelingen worden dus vaak wel wet genoemd, niet om de vorm maar om de inhoud welke vaak een avv is.

    Een wet in formele zin kan op verschillende manieren tot stand komen. (Art. 81 Gw, procedure 82 ev.) De eerste manier is een regeringsvoorstel: Door de regering ingediend. (ong. 90%) bij de tweede kamer. De tweede manier is een initiatiefvoorstel; door een Kamerlid aanhangig gemaakt bij de tweede kamer. De tweede stap hierbij is dat de tweede kamer het dan in dient bij de 1e kamer. Met het woord indiener wordt dus nooit een Kamerlid op zich bedoeld.

    Procedure: (hoofdlijnen)

    • De procedure wordt voorbereid op het ministerie

    • Het wordt besproken in de ministerraad (RvO MR) art. 4

    • Dan volgt het advies van de Raad van state.

    • Dan wordt het behandeld in de tweede kamer (nadat het is doorgestuurd door een minister naar de voorzitter in de 2e kamer)

      • Eerst wordt het in een commissie behandeld en dan plenair.

      • Er is een wijziging mogelijk (plenair), het recht van amendement

      • Stemming

    • Behandeling in de 1e kamer

      • Eerst naar de commissie, dan plenaire behandeling. (Het wordt in de 1e kamer minder politiek bekeken maar meer naar de handhaafbaarheid van het voorstel)

      • Er is geen wijziging mogelijk

      • Stemming

    • Bekrachtiging (minister moet zelf tekenen van instemming, contra-seign)

    • Bekendmaking en inwerkingtreding)

    De rol van de Raad van State

    De Raad van State geeft dus advies over het wetsvoorstel. (Art. 73 Gw, jo. Art. 17 lid 1 wet RvS)
    De Raad van State kan zowel advies geven als zelf wetten maken. Daarom is de Raad van State gesplitst in twee delen. De Raad van State let bij het beoordelen van de wetten op drie onderdelen, ten eerste de juridische toets, ten tweede de beleid analytische toets en ten derde de wetstechnische toets.

    De beleid analytische toets houdt in dat de regering wordt geconfronteerd met het eigen beleid. Past het voorstel wel in het eigen beleid? Met de wetstechnische toets wordt gemeten of het wel precies genoeg wordt aangegeven en of het wel duidelijk is. Nadat er gekeken is hoe het voorstel bevalt, eindigt de Raad van State met een dictum, een samenvatting. Er zijn zes verschillende oordelen die zij kunnen vellen. De eerste drie zijn positief, nummer 4, 5en 6 zijn negatief. Wanneer het oordeel negatief uitpakt volgt opnieuw een bespreking in de Ministerraad. (art. 4 RvO Mr.)

    Ook als de RvS het niet eens is word het soms om politieke redenen toch doorgestuurd nar de Staten-Generaal. Dan zit de tweede kamer er mee. Die is daar niet altijd even blij mee.

    De wet in formele zin kan tevens gewijzigd worden. (art. 84 Gw.)

    Voor een wijziging gelden ook verschillen met regeringsvoorstellen en initiatiefvoorstellen. Bij regeringsvoorstellen kan er als volgt gewijzigd worden; Door de regering door middel van een Nota van Wijziging, hierbij is stemmen niet nodig, of door de Tweede kamer: recht van amendement waarbij stemmen wel nodig zijn.

    Bij een initiatiefvoorstel kan er gewijzigd worden door de aanhangig-maker door middel van een Nota van Wijziging, waarbij stemmen niet nodig is en door de Tweede kamer (recht van amendement) Hierbij is stemmen wederom wel nodig.

    Intrekken van wetgeving

    Op grond van art. 86 Gw. Kan een wet ook worden ingetrokken. Dit kan door middel van een regeringsvoorstel: Regering (=indiener) ‘Zolang het niet door de SG is aangenomen’, en door middel van een Initiatiefvoorstel: Door de tweede kamer (indiener), ‘Zolang niet door de SG is aangenomen’. Dat laatste betekent dus dat het voorstel nog bij de tweede kamer of bij de aanhangig-maker ligt.

    Bekrachtigen van wetgeving

    Bekrachtiging gebeurt op grond van art. 87 Gw. Dit kan door een handtekening van de koning en de verantwoordelijke ministers. Daarmee wordt het een wet, maar treedt hij nog niet in werking. Een koning kan een bekrachtiging best weigeren maar dat is in de praktijk erg onverstandig.

    De bekendmaking en de inwerkingtreding van wetgeving

    De bekendmaking en de inwerkingtreding gebeurt bij art. 88 Gw jo. 3 Bekendmakingswet, in het Staatsblad. De wet regelt in principe zijn eigen bekendmaking. Vaak door een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Er is een vangnet voor wanneer de datum is vergeten. (Art. 7 Bekendmakingswet)

    De bevoegdheid tot wetgeving kan aan drie punten worden ontleend, ten eerste de legaliteitseis, ten tweede de wetgever van de formele zin die zijn bevoegdheid ontleend aan de grondwet. (Art. 81 Gw) en ten derde de regering (AMvB’s) en ministers (ministeriële regelingen) die hun regelgevende bevoegdheid ontlenen aan de wet.

    Koninklijke Besluiten

    Een AMvB is op grond van art. 89 bij KB vastgelegd. Hij is in 99% van de gevallen terug te voeren op een wet in formele zin en dan wordt hij onzelfstandig genoemd. De overige 1% is wanneer de AMvB’s rechtstreeks van de Grondwet komen. Dan wordt hij zelfstandig genoemd. Zelfstandige AMvB’s zijn zeldzaam en zeer problematisch. Ze mogen namelijk niet gehandhaafd worden, er mag niet gestraft worden. Daarvoor moet het op de Wet berusten.

    Ook over AMvB’s moet er geadviseerd worden door de Raad van State. (Art. 17 Wet op RvS). De bekendmaking geschiedt ook in het Staatsblad. (Art. 3 BW)
    Andere KB’s die algemeen verbindende voorschriften bevatten zijn kleine KB’s. Hierbij hoeft de RvS niet worden gehoord. Een AMvB wordt dus altijd een groot KB genoemd.

    Ministeriële regelingen

    Bij ministeriële regelingen moet alles op de wet berusten. Er zijn twee soorten trajecten. De eerste is wanneer dat rechtstreeks van de wet in formele zin afkomstig is. Het tweede is wanneer het berust op een AMvB welke weer afkomstig is van een wet.

    Voor ministeriële regelingen is geen advies van de RvS nodig en geschiedt de bekendmaking via de Staatscourant (Art. 4 Bekendmakingswet)

    Doorgeven van bevoegdheden

    Attributie is het scheppen van een nieuwe, nog niet bestaande bevoegdheid en de toekenning daar van aan een bepaald orgaan. De Grondwet attribueert altijd (elke bevoegdheid die ze toekennen is attributie)

    Er zijn twee soorten bevoegdheden: de wetgevende bevoegdheid, het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en bestuursbevoegdheden, de rest. Vaak beschikkingen.

    Bij delegatie is er sprake van een bevoegdheid die je hebt gekregen en dan weer doorgeeft. De wetgever delegeert wetgevende bevoegdheid altijd. De wetgever die een bestuursbevoegdheid schept (via wet in formele zijn) attribueert altijd.

    Delegatie mag wanneer er in de grondwettekst het woord regelt is opgenomen of een woord dat daar sterk op lijkt. (regels, regelen, regeling) of (bij of) krachtens de wet. LET OP! Wanneer er bij de wet staat, dan mag het juist NIET. Een voorbeeld: De Wet regelt de toelating…

    Bij een wet in formele zin

    Bij AMvB, dan moet de regering de bevoegdheid zelf dragen en mag zij niet sub-delegeren.

    (bij of) krachtens AMvB, dan mag de regering wel sub-delegeren.

    Vb. Bij AMvB wordt geregeld.

    LET OP!, de regels die golden bij de grondwettekst gelden hier NIET.

    Check page access:
    Public
    This content is related to:
    Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes
    Check more or recent content:

    Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes

    College Staat, overheid en constitutie

    College Staat, overheid en constitutie


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • Montesquieu en de verdeling van de macht worden behandeld.

    • De democratische rechtsstaat wordt behandeld: wanneer is er sprake van een democratie en wanneer van een democratische rechtsstaat?

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • Om na te kunnen gaan of er sprake is van een democratische rechtstaat, is het belangrijk de grondregels van een democratische rechtstaat te kennen.

    • Herken de kenmerken van het bijzondere karakter van het staatsrecht.

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: introductie

    Staatsrecht

    Het staatsrecht is de basis van onze staat en het recht dat door de staatsorganen gemaakt wordt. Het is het recht van én over een bepaalde staat en bindt de overheid aan het recht.

    Voor een staat geldt dat er rechtsregels zijn die voor hem verbindend zijn ook al worden deze rechtsregels door haarzelf gecreëerd.

    De rechtsregels zijn niet vastomlijnd en er speelt vooral veel politiek in mee. Er is geen orgaan om er voor te zorgen dat de overheid zich aan het staatsrecht houdt en het bestaat ook uit veel ongeschreven regels. Bijvoorbeeld de vertrouwensregel.

    Wonderland

    Bij Coevorden is er een stukje niemandsland van ongeveer 6 meter. Het wordt wonderland genoemd en bevolkt door ongeveer 14 man. In de tent die er staat zetelt de regering.

    Waarom zou dit stukje land geen staat zijn? De staat heeft een gemeenschap van mensen, een volk met een gemeenschappelijke cultuur, godsdienst et cetera. Er zijn immers veertien man. Er is ook sprake van een grondgebied; het is namelijk afgebakend en er wordt gezag uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen beschikt. Er valt te twisten over het gezag in Wonderland, kan Wonderland handhaven in tijden van nood? Is er een geweldsmonopolie?

    De meeste staten voldoen aan de drie eisen die een staat tot een staat maken. Deze ‘staat’ lijkt dat ook te doen. Het enige wat Wonderland niet heeft, en andere staten wel, is dat de staat door andere landen als staat erkend wordt. Dit laatste is niet één van de drie eisen die een staat tot een staat maken maar het lijkt wel belangrijk te zijn.

    Groningen bijvoorbeeld, is ook geen staat. In Groningen is dat omdat het hoogste gezag daar niet wordt uitgeoefend.

    Staten ontstaan vaak op revolutionaire momenten. Wanneer een staat ontstaat, begint de overheid regels op te stellen om haar eigen macht te beperken. Dat is wat het staatsrecht wordt genoemd. Voor het staatsrecht is het bestaan van de staat een gegeven. Het staatsrecht gaat immers óver de staat, de manier van ontstaan

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Regering & Staten-Generaal

    College Regering & Staten-Generaal


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • De volgorde van de behandelde onderwerpen is veranderd. De positie van het tweekamerstelsel wordt als eerste besproken.

    • Het onderwerp 'het kiesstelsel' en de artikelen uit de grondwet worden behandeld.

    • In 2017/2018 worden in het eerste hoorcollege de onderwerpen 'het Koningschap (de kenmerken e.d.) en de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42 Gw) behandeld in plaats van in het tweede hoorcollege.

    • Het budgetrecht van artikel 105 lid 1 Gw wordt behandeld.

    Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

    • De parlementaire controlemiddelen zijn uitgebreid: inlichtingenrecht (interpellatierecht/schriftelijk vragenrecht/mondeling vragenrecht) en het recht van parlementaire enquête (art. 70 Gw).

    Wat is belangrijk voor het tentamen?

    • De vertrouwensregel behoort tot het ongeschreven staatsrecht.

    • Ken het verschil tussen het actief en het passief kiesrecht.

    Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: democratie en vertegenwoordiging

    De regering

    De regering bestaat uit de Koning en de ministers. (art. 42 Gw.) Er zijn ministers (43), staatssecretarissen (46) en ministeries (44). In het kabinet zitten de ministers en de staatssecretarissen.

    Een ministerie is een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een minister. Bij het ministerie werken ook staatssecretarissen. Zij kunnen als een soort onder- ministers worden beschouwd.

    De Staten-Generaal

    De Staten-Generaal, ook wel het parlement, bestaat uit de eerste en de tweede kamer. (Art. 50 jo. 51 Gw.) Er is in de Staten-Generaal sprake van Fracties. Fracties zijn groepen mensen in de kamer met dezelfde politieke kleur. Oftewel. Fracties zijn politieke partijen.

    In de Staten-Generaal bestaan ook commissies. Deze zijn juist niet gelijkgezind. Commissies zijn verdeeld om het werk te verdelen en overzicht te geven. Commissies doen voorbereidend werk maar hebben geen macht. In Nederland hebben zij geen bevoegdheid om belangrijke beslissingen te maken. Commissies zijn altijd gericht op een bepaald onderwerp. Vanuit elke fractie gaan een bepaald aantal mensen met een zetel in commissies. De hoofdregel is dat in elke commissie elke fractie vertegenwoordigd wordt.

    Directe Democratie

    In Nederland is er over het algemeen geen sprake van directe democratie. Er zijn echter wel mogelijkheden toe. De eerste is het burgerinitiatief; Het proces wordt beschreven in 132a RvOII, de mogelijkheid voor burgers om iets op de agenda te krijgen. Dat maakt dat erover gesproken moet worden. Een voorbeeld hiervan is Arjen Lubach die Farao der Nederlanden wilde worden. Voor een burgerinitiatief moeten er een bepaald aantal handtekeningen worden verzameld.

    Er zijn een aantal eisen waar een burgerinitiatief aan moet voldoen, deze staan opgenoemd in 132a RvOII, een van de belangrijkste eisen is, ‘Het burgerinitiatief

    .....read more
    Access: 
    Public
    College Wetgeving en rechtspraak

    College Wetgeving en rechtspraak


    Sheetnotes 18/19

    Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

    • Vanaf dit jaar is de volgorde van de behandelde onderwerpen gewijzigd. De onderwerpen zelf zijn hetzelfde. De colleges lopen in 2017/2018 een week voor ten opzichte van de aantekeningen.

    • De hiërarchie van wetgeving die in de aantekeningen staan is niet meer juist; Verdragen van de Unie en het statuut voor het Koninkrijk der Nederland is hieraan toegevoegd

    • De functies van de wet en wetgeving zijn onderwerpen die in 2017/2018 behandeld worden.

    • Alle artikelen uit de Grondwet zijn toegevoegd aan de wetgevingsprocedure.

    • De hoofdvragen en de inrichting van de rechtsbescherming ​​​​worden behandeld.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Ken de procesgang van de Awb en de toetsingscriteria van de Awb.

      • Ook de civiele rechter, haar bevoegdheid en de toetsingscriteria zijn belangrijke onderwerpen. 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: Staten-Generaal

      Verhouding SG en Ministers

      Tot 1848 waren er grote ontwikkelingen in het koninkrijk. De macht van de koning nam af en ministers namen deze langzaam maar zeker over. In 1848 werd de ministeriële verantwoordelijkheid geïntroduceerd. Zij moesten zich toen verantwoorden tegenover de Staten-Generaal.

      De verhoudingen waren na 1848 nog steeds niet geheel duidelijk. De verduidelijking kwam in 1866/1868. De opkomst van het parlementaire stelsel met als belangrijkste regel; de vertrouwensregel.

      De vertrouwensregel bepaald de gehele verhouding tussen de Staten-Generaal en de ministers. Immers, wanneer de Staten-Generaal het vertrouwen in een minister kwijt is, moet deze minister vertrekken. Dat maakt dat de Staten-Generaal een conflict in beginsel dus altijd zal winnen. De vertrouwensregel is zo belangrijk dat je zou kunnen zeggen dat eigenlijk al het staatsrecht op deze regel berust.

      De vertrouwensregel zorgt niet alleen voor vijandschap maar ook voor controle. De vertrouwensregel veronderstelt parlementaire controle, veronderstelt dus ook dat er overleg plaats vindt. De vraag rijst nu, hoe kun je de verhouding tussen beiden nu schetsen?

      Er zijn twee verhoudingsmodellen te benoemen, model 1 is het monisme. Model 2 is het dualisme. Monisme en dualisme zijn twee heel abstracte begrippen. Ze worden allebei op verschillende manieren gebruikt. in dit geval betekent het dualisme dat er sprake is van twee organen die onafhankelijk van elkaar opereren. Deze organen zijn gelijkwaardig en niet tot elkaar te herleiden.

      Bij het monisme is er sprake van een hoofdorgaan dat een onder-orgaan kiest. Het ene orgaan is dus ondergeschikt aan het andere en kan van het hoofdorgaan worden afgeleid.

      De verhouding tussen de regering en het parlement, hoe kun je die nu schetsen? Wanneer je voor één van beide stelsels zou kiezen zou het dualisme naar voren

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Decentralisatie

      College Decentralisatie


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De volgorde van de behandelde onderwerpen in het eerste hoorcollege van deze week is gewijzigd.

      • De Raad en uitleg over dit orgaan is een nieuw onderwerp, evenals art. 160 Gemeentewet en de taken van het College.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Belangrijk voor het tentamen is om op een rijtje te hebben wat de taken zijn van de diverse organen.

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: decentraal bestuur

      De organen die de gemeente en het provinciale bestuur hebben, wat mogen ze?

      N.B. Wanneer er over de gemeente of over de provincie wordt gesproken, kan er vaak ook het andere orgaan worden bedoeld, tenzij anders aangegeven.

      Belangrijke begrippen

      Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Primair is het een eenheidsstaat, secundair gedecentraliseerd. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat heeft een aantal belangrijke elementen. Ten eerste mag er nooit gehandeld worden in strijd met hogere wetgeving. De hogere organen houden toezicht. Ten tweede komt meer dan 90% van het geld van het rijk. Ten derde heeft elk domein een eigen huishouding. Door de openheid, het rijk dat kan zeggen wie wat doet, hebben de gemeenten en provincies minder te zeggen. De openheid is niet nieuw. Voor 1848 hadden gemeentes en provincies al een eigen huishouding.

      In Nederland is er ook sprake van deconcentratie. Deconcentratie heeft niets met decentralisatie te maken. De centrale overheid kan besluiten delen van ministeries te verspreiden over het land. Simpelweg omdat het makkelijker is om meer locaties te hebben.

      Een ander begrip is functionele decentralisatie. Organen die een bepaalde overheidstaak of functie hebben gekregen. Dit zijn bijvoorbeeld waterschappen en scholen.

      Heel belangrijke begrippen zijn autonomie en medebewind. Autonomie geeft de bevoegdheid tot het maken van eigen regels. Medebewind ook, maar dan in opdracht van de rijksoverheid. Bij autonomie is er sprake van een alleenrecht. Het belang van autonomie is dat de gemeentes en provincies een handvat bezitten om nog enigszins mee te kunnen praten. Voor medebewind geldt dat de rijksoverheid op die manier meer grip houdt.

      De bestuurlijke hoofdstructuur werkt in Nederland als volgt; er zijn drie bestuursorganen. Gemeente, provincie en het rijk. Deze drie organen voeren de overheidstaken uit. Het orgaan met de maximale democratische legitimatie heeft het meest te zeggen. Dat orgaan is het meest democratisch gekozen. Bij de gemeente geldt bijvoorbeeld dat de Raad het belangrijkste is. Dit komt omdat dit orgaan ten opzichte van het College het meest democratisch gelegitimeerd is.

      Grondwettelijk kader sinds 1848

      De pijlers van Thorbecke werken door in de Grondwet.

      Ten eerste is het van belang dat de wetgever

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU

      College Het Koninkrijk, de internationale rechtsorde en de EU


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De onderwerpen van het eerste en het tweede hoorcollege in deze week zijn omgedraaid.

      • Daarnaast wordt het sluiten van verdragen uitgebreid behandeld, evenals art. 93 en 94 Gw.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Lees de artikelen 93 en 94 Gw goed door en arceer deze in de wettenbundel! 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: de rechterlijke organisatie

      De theorie van de rechtsstaat bestaat uit verschillende kernpunten. Ten eerste de grondwet en de constitutie, dan de machtenscheiding welke uiteenvalt in de democratische wetgeving (de hiërarchische regels), de heerschappij van de wet (bestuurslichamen moeten zich aan de wet houden, legaliteitsbeginsel) en in onafhankelijke rechtspraak, en als laatste de grondrechten.

      Deze week gaat het over rechters. De rechter krijgt steeds meer een rechtsvormende taak. Om fraude binnen deze rechterlijke macht te voorkomen zijn verschillende maatregelen genomen. Zo wijst op grond van art. 116 GW de wetgever de organen die tot de rechterlijke macht behoren, aan en worden deze op grond van art. 117 GW bij een koninklijk besluit benoemd. Rechters kunnen verder niet door iemand van buiten de rechterlijke macht worden ontslagen. Ze stoppen over het algemeen pas met hun functie wanneer ze 70 jaar zijn.

      De onafhankelijkheid is zowel grondrechtelijk als constitutioneel geregeld. In de grondwet (ook art. 6 EVRM) staan de beginselen van onpartijdigheid, zelfstandigheid en eerlijkheid waar de rechter zich aan moet houden. Staatsrechtelijk gezien kennen we de driehoek van de machtenscheiding (zie het plaatje hierboven) Door deze machtenscheiding zou in Nederland de macht gescheiden moeten zijn en de rechter dus onafhankelijk moeten kunnen opereren van deze twee andere organen.

      De bevoegdheid van de rechter wordt in de wet weergegeven. In art. 112 GW staat dat de rechter in beginsel besluit over haar eigen bevoegdheid. In lid 1 wordt ingegaan op de burgerlijke geschillen en in lid 2 de publiekrechtelijke geschillen.

      Over de bevoegdheid met betrekking tot het toepassen van wetten en voorschriften geldt het toetsingsverbod uit art. 120 GW en art. 94 GW wat gaat over het buiten toepassing laten van regels wanneer deze niet overeenkomen met verdragen. Halsema wil dat er een toetsingsmogelijkheid komt voor de klassieke grondrechten. Haar argumenten zijn onder andere de meer democratie, rechtspraak en het verdragsrecht.

      De vraag of je met publiekrechtelijke geschillen naar een civiele of administratieve rechter moet wordt beantwoord in art. 112 lid 2 GW. In art. 1:4 AWB staat dat de administratieve rechter niet tot de rechterlijke macht behoord.

      Voor administratieve (bestuursrechtelijke) rechtspraak kun je voor verschillende gebieden bij verschillende rechters terecht. Bij de

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Gastcollege en Inleiding grondrechten

      College Gastcollege en Inleiding grondrechten


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De onderwerpen die in week 6 behandeld worden in 2017/2018, staan in de aantekeningen in week 7. De onderwerpen worden voorts chronologisch behandeld.

      • De volgende onderwerpen zijn nieuw: wat zijn grondrechten en voor wie gelden deze?

      • Op art. 120 Gw ligt in 2017/2018 de nadruk.

      Wat is belangrijk voor het tentamen?

      • Het is belangrijk om 120 Gw goed door te lezen en te begrijpen waar het over gaat (arceer in je wettenbundel)!

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: internationale rechtsorde

      Onderwerp van dit college:

      1. Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

      2. Europees Nederland als onderdeel van het koninkrijk der Nederland

      Doelen:

      1. Begrijpen hoe een verdrag tot stand komt, hoe verdragen voor burgers rechten en plichten kunnen meebrengen en hoe verdragsbepalingen zich verhouden tot het nationale recht.

      2. De staatsrechtelijke verhoudingen binnen het koninkrijk, de belangrijkste koninkrijksorganen. Verdragen: Internationale overeenkomst tussen volkenrechtelijke rechtssubjecten (staten) kunnen uitleggen welke bevoegdheden op koninkrijksniveau en welke op landsniveau liggen.

      Nederland als onderdeel van de internationale rechtsorde

      Er zijn verschillende organisaties waar Nederland deel van uit maakt. Nederland wordt door verdragen en lidmaatschappen beperkt in haar handelen.

      Organisaties zijn bijvoorbeeld de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de NAVO en de EU. Al deze organisaties hebben eigen belangrijke verdragen die beperkend kunnen werken ten opzichte van haar leden.

      • VN:

        • Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR/BuPO) 1966)

        • Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) (1966)

      • Raad van Europa

        • Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (1950)

        • Europees sociaal Handvest (ESH) (1961/1996)

      • NAVO

        • NAVO-verdrag (1949)

      • EU (Wat in deze samenvatting staat, geldt NIET voor de Europese Unie)

      Artikel 90 Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Uit artikel 91 lid 1 GW blijkt dat het koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden zonder goedkeuring van de Staten-Generaal. Zowel de regering als de Staten-Generaal zijn dus van belang.

      Voor het oprichten van een verdrag moet er een stappenplan worden gevolgd;

      Ten eerste moet er overeenstemming over de inhoud zijn. Er wordt over het algemeen door diplomatieke afgevaardigden onderhandeld. De politieke leiders komen vaak pas voor de ondertekening van de inhoud. Zij zijn meer voor het plaatje.

      Daarna volgt het sluiten van het verdrag. Er wordt ondertekend door de regering of

      .....read more
      Access: 
      Public
      College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken

      College Enkele specifieke grondrechten en bijzondere leerstukken


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de colleges ten opzichte van bestaande collegeaantekeningen/ sheets?

      • Dit college is erg de nadruk gelegd op artikel 7 van de Grondwet, met name lid 1 (Drukpers) 

      • Vorig jaar ging het vooral over artikel 10 Grondwet. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Geen recente ontwikkelingen (artikelen van de grondwet al zeer oud en zal niet gauw sprake zijn van een wijziging) 

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Zorg ervoor dat je artikel 7 Grondwet goed begrijpt, gebruik hierbij tevens de achtergrond bij dit artikel. 

      Aantekeningen hoorcollege 1 16/17: grondrechten

      Grondrechten

      Voorbeeld 1. Meneer van Ooijen, radicaal evangelist met 16 kinderen zet op zijn dakpannen ‘Jezus redt’. De gemeente wil dat niet hebben. Er speelt godsdienstvrijheid tegenover het welstandsbeleid van de gemeente.

      Voorbeeld 2. Rosti Rostelli, een hypnotiseur, wil optreden in Rijssen, een streng Christelijke gemeente. Zij willen echter geen provocerend gedrag in de zaal die hij wil huren van de gemeente. Er speelt vrijheid van meningsuiting tegenover het standpunt van de gemeente die zegt ‘Grondrechten gelden tussen de overheid en de burger, ik ben nu geen overheid, wij verhuren gewoon een zaal’

      Voorbeeld 3. Facebook, Microsoft, Google et cetera. Gelden de grondrechten ook tegenover deze bedrijven? (Gelden ze hetzelfde als tegenover de overheid?)

      Het ontstaan van de grondrechten

      De theoretische ontwikkeling van de grondrechten is begonnen met Locke, Life, liberty en property.

      Een grondrecht lijkt universeel en logisch, voor iedereen te gelden maar ze zijn pas vrij laat ‘ontdekt’. Hoe moeten deze grondrechten worden gefundeerd?

      Locke, een contractsfilosoof zegt; “Mensen zijn redelijke wezens. Ze willen bescherming. De staat is opgericht om life, liberty en property te beschermen en dus ook ter afbakening van het overheidsgezag

      Er is een verschil tussen wanneer de grondrechten ontstonden en wanneer deze werden opgenomen in de wet.

      In 1215 kwam er in Engeland de Magna Carta; De adel dwong de machthebbers tot meer politieke vrijheid en godsdienstvrijheid.

      In 1679, ook in Engeland, de Habeas Corpus Act; Dit was tégen willekeurige vrijheidsberoving. De koning sloot tegenstanders willekeurig zonder proces op. Dit is nog steeds geldend recht.

      In 1776 kwam in de VS de Declaration of Independence: Er kwamen individuele grondrechten, onvervreemdbare rechten. Life, liberty and persuit of happiness

      In 1789 de Déclaration des Droit de l’Homme et du Citoyen: Dit was ook een onafhankelijkheidsverklaring met ongeveer de zelfde grondrechten.

      In 1798 de Staatsregeling Bataafsche volk: Dit was de eerste keer dat in dit gebied allerlei grondrechten werden geformuleerd.

      In 1815 de Grondwet van.....read more

      Access: 
      Public
      Staatsrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Check all content related to:
      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1514
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.