Hoorcollege 10 aantekeningen

Puberteit is alleen fysieke verandering.

• 10-15 jaar. Hormonale verandering.
• Ook stijging meiden testosteron spiegel.

Adolescentie

• De adolescentie begint op hetzelfde moment als de start van de puberteit. Maar deze loopt langer door.
• Het moment dat jongeren meer maatschappelijke en sociale rollen gaan vervullen. Meer volwassen.
• Vroeger namen mensen eerder volwassen rollen op zich. Ook culturele verschillen.
• In de adolescentie begrijpen jongeren steeds meer de perspectieven van anderen, de wereld om hen heen, hun politieke voorkeuren. Een drang voelen om iets te betekenen.

Risicogedrag:

• Levert iets op in het moment, maar de uitkomst is onzeker.
• Nut: exploreren.
• Veel individuele verschillen bij adolescenten die risico nemen.
• Vooral in het bijzijn van vrienden veel risico nemen.

Belang dat veel jongeren hechten aan sociale normen:

• Wat leeftijdsgenoten van ze vinden.
• Conformeren naar de normen die zij hebben.
• De meesten hechten waarde aan wat volwassenen vinden.
• Behalve jonge adolescenten, die hechten veel waarde aan wat hun leeftijdsgenoten vinden. Daar passen ze hun risicogedrag op aan.
• Risico op sociale afkeuring bij adolescenten, dat risico willen ze vermijden. Dus kiezen ze voor het risico van alcohol bijvoorbeeld.

Effectiviteit van anti-pestprogramma's verliezen hun effectiviteit in de adolescentie.

• Adolescenten willen graag zelf dingen bijdragen en willen serieus genomen worden.
• Pestinterventies op middelbare school effectiever als ze door leeftijdsgenoten worden geleid.

Kinderen leren om terug te denken in de tijd en daar emoties bij te voelen, of in de toekomst.

• ‘’Storm and stress’’ Dat is de klassieke aanname.
• Adolescenten gaan vaker negatieve emoties ervaren: sociale angst of schaamte.
• Ze ervaren positieve emoties minder vaak. Minder vaak ongeremd blij, heel erg genieten van iets.
• Conclusie: adolescenten meer negatieve emoties dan positieve emoties. Dat klopt niet. Het verschil wordt gewoon iets kleiner vergeleken met de kindertijd.
• Adolescenten kunnen minder goed hun emoties reguleren. Dat is niet zo. Ze hebben juist een betere emotieregulatie.

Oplossingen tegen negatieve emoties die adolescenten uitvoeren:

• Het zoeken van afleiding. Het richten van je aandacht op positieve aspecten van de situatie.
• Herinterpretatie: shit heb ruzie met m’n vriend. Maar kwam eerder goed, dus nu vast ook weer.
• Meer reflectie op zichzelf en hun gevoelens: ze leren zichzelf beter kennen dat is goed. Maar het nadeel is dat als ze te veel focussen op hun gevoelens, dan kunnen jongeren het gevoel krijgen dat ze niet onbevangen kunnen zijn, kinderlijk, vrij, etc.
• Meer rumineren / piekeren. Het denken in cirkels over negatieve gebeurtenis, zonder dat het doel is tot een oplossing te komen, of zonder dat het lukt.
• (Co)rumineren = niet in je hoofd, maar in groepjes constant omhoog halen. Negatieve emoties blijven zo in stand gehouden worden.

Veel mentale gezondheidsproblemen kennen hun oorsprong in de adolescentie. Angstproblemen, middelenmisbruik, stemmingsstoornissen. We weten niet waarom zo veel stoornissen hier hun oorsprong vinden. Hormonale veranderingen en sociale veranderingen misschien.

Generatie Z

• Meer gericht op anderen
• Minder drugs/alcohol
• Later seks
• Meer stress

Altijd verbonden met elkaar deze generatie. We denken dat het zorgt voor zelfgericht zijn. Maar gen Z zijn gevoelig voor de perspectieven van andere mensen. Er wordt meer stress ervaren bij deze generatie. Jongeren van nu, ervaren veel meer druk om te presteren op school dan vorige generaties. 3x zo veel stress en druk door schoolwerk.

De adolescentie begint gemiddeld genomen op 10 jaar bij meisjes. Bij jongens 1 of 2 jaar later.

• Proximaal is wat is de trigger voor zelfbeschadiging? Recente gebeurtenissen: een conflict.
• Distale risicofactoren: op afstand, kenmerken van de omgeving en persoon waarvan we weten dat die geassocieerd zijn met dit gedrag.

Eenzaamheid = discrepatie tussen verbondenheid die je wilt ervaren en werkelijk ervaart.
Eenzaamheid is niet hetzelfde als weinig vrienden hebben. Het is de discrepantie tussen de verbondenheid die je ervaart en die je wil ervaren.

Eenzaamheid heeft een signaalfunctie, net als honger. Het is een signaal: je ervaart te weinig verbondenheid → zorg ervoor dat je meer verbondenheid ervaart.
3% van de adolescenten ervaart chronische eenzaamheid, dan is het een probleem. 

Eetproblemen beginnen vaak maar niet in altijd in de adolescentie.

• Geschat op 10% van adolescenten populatie.
• Verstoorde menstruatie, verhoogde mortaliteit en suïcide.
• Restrictief eten, overgeven, excessief sporten, binging (veel eten in korte tijd).
• Adolescenten zijn in staat zichzelf te vergelijken met anderen en met de uitkomst sterke emoties te voelen.
• In de vroege adolescentie vaak ontevredenheid met het eigen lichaam.

Telefoongebruik

• Gemiddeld adolescenten 6-7 uur op een beeldscherm.
• Fysieke ontwikkeling met telefoon? → jongeren hebben meer overgewicht en zijn minder gaan bewegen.
• Sociale ontwikkeling problemen door telefoon? → Weinig bewijs voor.
• Mentale gezondheidsproblemen door de telefoon? → link tussen social media gebruik en mentale gezondheid van jongeren is inderdaad negatief.
• Er wordt alleen gekeken: hoeveel tijd je doorbrengt op social media, hoe minder mentaal gezond. De link is wel klein.
• Hoe langer kind is, of hoe vaker ze naar school gaan op de fiets, hoe meer welbevinden.
• Jongeren die een bril dragen, ook negatief verband met welbevinden. Dat effect is nog sterker dan social media gebruik.
• Link is ook individueel, sommigen voelen zich beter door telefoongebruik.

Actief vs passief gebruik

• Passief gebruik van social media: kijken naar fotos of videos van andere mensen: dat is slecht voor je gezondheid
• Actief gebruik van social media: appen met mensen die je kent en bouwen aan je netwerk is goed.

LHBTQI+’ers hebben positieve effecten van social media.

Groei in de adolescentie

• Fysieke groei in de adolescentie, ook psychologische groei
• Jongeren leren over zichzelf. Periode van exploratie, soms onzekerheid, verwarring.
• Het is een nuttig proces: coherent zelfbeeld ontwikkelen. Leidt tot een constant zelfbeeld.
• Als jongeren identiteit ontwikkelen, kan dat dienen als levenskompas om keuzes te maken in het leven.
• Vormen van identiteit is er vaak ook nog sprake van verandering van identiteit.

Er zijn twee identiteitsdimensies.

• Exploratie, is het inbeelden en uitproberen van aspecten van je identiteit.
• Er is ook zoiets als commitment: het accepteren en in stand houden van wie je bent. Je comfortabel voelen met de aspecten van wie je bent.

Identity diffusion:

• Geen exploratie en geen commitment: weinig doel ervaren in het leven. ook weinig neiging om je leven naar je eigen hand te zetten.

Foreclosure:

• Geen exploratie, maar wel gecommitteerd naar een identiteit. Bijvoorbeeld bij jongeren die zich sterk associëren met een geloof. Weinig exploratie en veel commitment.

Moratorium

• Als jongeren wel exploreren, maar niet hebben gecommitteerd. Meer vragen dan antwoorden hebben. Waar jongeren vaak onzeker zijn over wie ze willen en kunnen zijn.

Achievement

• Exploratie en ook gecommitteerd aan identiteit.

Jongeren streven naar authenticiteit: wie ben ik echt? Op basis van hun temperament of persoonlijke mening Maar jongeren streven ook naar sociale acceptatie: wie ben ik volgens anderen in mijn omgeving of wie mag ik zijn? Als die twee samenvallen: geen probleem. Zelfacceptatie: probleem als deze twee in strijd zijn met elkaar.

Oudervormen:

• Ouders autoritatief: accepterend en grenzen aangeven.
• Ook autoritair: sterk regel gedreven en hoe je je zou moeten gedragen. Moeilijker voor kinderen om hun eigen identiteit te vinden.
• Helicopter = overbeschermend. Moeilijker om autonome identiteit te ontwikkelen voor kinderen.

Adolescentie leren ook over andere mensen: andere perspectieven. Overgang naar verantwoordelijke volwassen rollen. Adolescenten ontwikkelen een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Willen maatschappelijk betrokken zijn. Ze moeten doelen voor zichzelf en doelen voor anderen in balans brengen. Doelen voor zichzelf (autonome identiteit) maar willen ook verantwoordelijkheid nemen voor andere mensen.