Taal bestudeert uit twee kanten:
- Formele kant: taalkunde, structuur van taal, regels.
- Empirische kant: hoe gaat de gebruiker met taal om (psycholinguïstiek); mechanisme van taalgebruik (begrip en productie)
Belangrijke begrippen:
- Zinnen: zin is de eenheid die een bericht bevat
- Semantiek: betekenis van taal
- Syntax: grammatica (woordvolgorde)
- Prosodie: manier waarop we het uitspreken, klemtonen, pauzes, toonvariaties (sarcasme of ironie), als je van een bericht een vraag wilt maken.
- Pragmatiek: context, hoe moet je de zin begrijpen?
Niveaus van analyse:
- Discourse: conversatie; hoe voeren mensen een gesprek
- Zinnen: de berichten zelf (Harry bought two brooms)
- Zinsdelen(phrases): zinnen opdelen (Harry bought/ two brooms)
- Woord: (Harry bought two brooms)
- Morfeen: stukje van een woord dat op zich een betekenis heeft, kleinste betekenisvolle eenheid (broom / -s)
- Foneem: kleinste eenheid van geluid (b / r / ü / m)
Fonemen: kleine eenheid van geluid. Kan de verandering in de betekenis veroorzaken. Verschillende talen hebben verschillende fonemen. Fonemen hebben geen een-op-een relatie met letters. In NL 'slechts' 44 klanken waarmee we onze taal kunnen spreken. Kinderen leren welke klanken relevant zijn voor hun moedertaal.
Allofonen: verschillende realisaties van dezelfde foneem door bijv geslacht sprekers, of context (waar staat de klank in het woord)
Morfemen: kleinste betekenisvolle eenheid in de taal. Boud morfemen: fiets- / -en --> kan niet op zichzelf staan een heeft voor of achtervoegsels. Free morfemen: table, able, the, side --> staat op zichzelf
Woorden: (een of meerdere morfemen). Inhoudswoorden: actoren, objecten, handelingen (werkwoorden) --> open class: er kunnen nieuwe woorden worden toegevoegd (iPod). Functiewoorden: zinnen aan elkaar plakken, woorden te introduceren (lidwoorden) --> closed class: geen nieuwe woorden
Zinsniveau: combineren van woorden met fonemen. Grammaticale combinatie van woorden.
Conversatie: universeel karakter
Meten van taal:
Reactietijdtaken:
- Zinsverificatie
- Lexicale beslissingen
- Lezen van geschreven woorden.
Oogbewegingentijdens het lezen: onze ogen verspringen per woord, niet geleidelijk lezen. Je kan maar ongeveer 3 letters van een woord scherp zien.
EEG-apparatuur: wij zijn gevoelig voor talige informatie die onverwacht is (hij smeert het brood met warme sokken). (gekke zin, je krijgt een extra signaal, je ziet op de EEG dat er iets gebeurt)
Hoe herkennen we gesproken en gespreven woorden?
Gesproken woorden: wat zijn de grenzen van woorden (segmentatie probleem: er zijn bijna geen pauzes tussen woorden in een zin)
Luisteraars gebruiken verschillende cues om woorden te herkennen:
- Subtiele verschillen tussen de grenzen
- Stress patroon
- Kennis van de volgorde van fonemen (ingebouwd mechanisme)
Geschreven woorden: grote verschillen, je leert pas later om te lezen.
Mapping van grafemen en fonemen: ik zie deze symbolen, hoe moet ik ze verklanken; grote verschillen tussen talen.
- Transparante/ regular orthografie (spelling): uitspreken zoals het er staat
- Opaque/ irregular orthografie (spelling): ambigu in de verklanking van de grafemen (uitspraak grafeem afhankelijk van het woord)
- VB frans is asymmetrisch: zowel regular als irregular
Hoe mensen lezen (snel): veel individuele verschillen --> factoren die effect hebben op leessnelheid (woordherkenning):
- Woordfrequentie: hoe vaker een woord voorkomt, hoe sneller je het kan lezen
- Age of acquisition: de leeftijd waarop je een bepaald woord hebt geleerd
- Woordlengte: korte woorden sneller te lezen, dan langer
- Regelmatigheid in uitspraak: regelmatige woorden sneller te lezen
- Als een woord meer lijkt op andere woorden (buren): het aantal woorden dat afgeleid kan worden als je een letter veranderd, hoe meer woorden je van een woord kan maken, hoe moeilijker te lezen
Belangrijke factoren: lengte, frequentie en buurwoorden
Begrijpen van de betekenis van een woord
Woordbetekenissen worden gerepresenteerd als een netwerk vanzowel zintuigelijke als emotionele associaties. Grote associatie tussen taal en kennis van de werkelijkheid.
VB: Kick (schop): activeert de motor cortex.
Lexial access (woordherkenning)
Belangrijk model voor woordherkenning --> Logogen model van Morton
Elke woord heeft een herkenningseenheid en wordt geactiveerd als je het woord hoort of ziet, ook geactiveerd door context (presentation & relevant context)
Werking: woord komt binnen, je moet een drempel bereiken voordat je het woord herkent. Baseline activatie: voor frequente woorden is die hoger, je bereikt sneller de drempel
Discussie in taalpsychologie: hoe leren wij onregelmatigheden in de taal. Hebben wij een brein dat voorbereid is om regels te leren van de taal of is ons brein helemaal blanco?
Hoe leer je de verleden tijd van werkwoorden
Linguïstische kant: we leren regels en ons brein is daarop voorbereid.
Voorspellingen: de verwerving van kennis is instantaneousbij kinderen
Het maakt niet uit wat de betekenis is van het woord
Voor:kinderen maken eerst de juiste keuzes en gaan daarna overgeneraliseren.
Tegenbewijs: connectionistische modellen: het brein is leeg en maakt heel veel associaties obv info die je binnenkrijgt. De benadering negeert dat sommige onregelmatige woorden ook regelmatigheden laten zien (feel-felt, keep-keept, sleep-slept).
Connectionistische model: je leert op den duur verleden tijd (als input), als je een nieuwe woord krijgt --> lijkt het op iets wat ik al weet?
Belangrijk: brein maakt geen verschil tussen bepaalde soorten werkwoorden of andere soorten werkwoorden, brein behandeld alles op dezelfde manier.
Zinsverwerking/begrip
Kennis over de regels van woordcombinatie: grammatica (syntax)
Belangrijke vraag: is grammaticale analyse onafhankelijk van de semantische analyse?
Taalproductie
Levelt's model
Concept --> lemma --> lexeme
Tip of the tongue effect: als ze even niet op het woord kunnen komen dan gaat het tussen de lemma en lexeme mis. Ze weten bij een TOT al wel het geslacht van het woord (vrouwelijk of mannelijk, maar ook is het een de-woord of een het-woord)
Afasie
Acquired (verkregen): door beroerte of tumor
Developmental: genetisch
Broca: begrip is nog intact, productie problemen
Wernicke: woordsalade, begrip verstoord, productie nog intact of een beetje beschadigd.
Modellen van afasie: Wernicke-Lichtheim model: in welk pad is de beschadiging
Lezen: het normale lezen van een tekst: korte fixaties en saccades. Tijdens een fixatie kunnen ongeveer 4-5 letters worden geïdentificeerd. Tijdens de saccades zijn we blind. We slaan korte (functie) woorden over en "landen" op de contentwoorden. Woordherkenning gaat niet van letter naar letter, maar naar de eerste en laatste letter en de algemene vorm, daarnaast wordt er naar de context gekeken. Lezen is een soort van voorspellen.
Modellen van lezen
Beginnen met lezen:
- Luisteren en begrijpen van een woord: auditieve analyse --> auditieve input lexicon (geluid) --> betekenis in het cognitieve systeem
- Horen en herhalen van een woord: spraakproductie
- Produceren van de naam van een concept: de mentale representatie overbrengen
Lezen van grafeem-foneem conversie
- Visuele analyse (grafemen): b-i-k-e
- Grafeem-foneem conversie naar spraakproductie
- Spraakproductie heeft een wisselwerking met de auditieve analyse --> via inner speech naar eigen oren studeren.
Hoe lees je onregelmatige woorden
Werken met woordbeelden
Dyslexie: problemen met verschillende routes in het model
Oppervlakte dyslexie: moeite met woordbeelden en onregelmatige woorden (spelling), kunnen wel nonwoorden en regelmatige woorden lezen.
Fonologische dyslexie: wel regelmatige en onregelmatige woorden lezen, maar moeite met nonwoorden. Leasie in het pad van grafeem-foneem conversie
Diepe dyslexie: semantische fouten, moeite met nonwoorden en abstracte woorden.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution