Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15755 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De wetenschap moet veel therapievormen en medicijnen onderzoeken. Evaluaties zijn erop gericht om dingen beter te begrijpen en om ervoor te zorgen dat we mensen die lijden kunnen helpen. In het medische veld worden vaak placebo-onderzoeken gedaan. Dit houdt in dat sommige proefpersonen een ‘echt’ medicijn of behandeling krijgen en dat andere proefpersonen een medicijn krijgen dat eigenlijk helemaal geen werking heeft. De proefpersonen weten echter niet of ze het echte medicijn of neppe medicijn krijgen. Placebo-onderzoeken kunnen dus goed toegepast worden als er gekeken wordt naar de werking van medicijnen, maar het is echter moeilijker om placebo-onderzoeken toe te passen op psychotherapie. Veel auteurs hadden in de jaren ’80 placebo-onderzoeken in psychotherapie ook afgewezen.
Over de naam ‘placebo’ is veel te doen gewesst. Sommige onderzoekers zien een placebo als theoretisch inert. Dat houdt in dat ze het als niet werkzaam zien. Anderen zien placebo’s als niet-specifieke factoren. Maar wat zijn niet-specifieke factoren? Weer andere onderzoekers noemen het een common (gemeenschappelijk) factor. Zij vinden dat het onderzoek naar placebo-effecten een onderzoek is naar gemeenschappelijke factoren en niet naar de specifieke factoren van een bepaalde techniek. Common factoren zijn dan juist die dimensies van een behandeling die niet specifiek zijn voor welke techniek dan ook. Deze dimensies zijn bijvoorbeeld de verwachting te genezen, een therapeutische relatie met vertrouwen, warmte, ondersteuning, menselijke wijsheid en acceptatie. Deze common factors zijn belangrijk voor alle psychologische interventies, zelfs al lijken ze onbelangrijk vanuit het oogpunt van een bepaalde theorie.
Psychotherapie is volgens vele onderzoeken een effectieve methode en beter dan geen-behandeling controlegroepen. Sommige wetenschappers denken echter dat psychotherapie niet werkt vanwege de specifieke behandeling, maar vanwege een gegeneraliseerde placebo-effect. Onderzoek wijst uit dat patiënten in een placebo controlegroep een grotere verbetering tonen dan patiënten die op een wachtlijst staan of in een geen-behandeling controlegroep zitten. Common factors zoals de verwachting te verbeteren en aandacht zorgen ervoor dat veel patiënten zich beter gaan voelen. Echter, echte therapie geeft nog betere resultaten. Een meta-analyse van Lipsey en Wilson vergeleek de behandel en niet-behandeling groepen met elkaar en ook werd er gekeken naar de placebogroepen. De behandelgroep (die gebaseerd was op een theorie) was een stuk effectiever dan de andere twee groepen. Er waren hier en daar een paar placebo-effecten te vinden die bijdroegen aan het effect van de psychologische behandeling, maar hun bijdrage is klein en kan niet voor het grote effect zorgen. Een andere meta-analyse vergeleek een therapiegroep met een controlegroep, een therapiegroep met een placebogroep, een placebogroep met een controlegroep en verschillende therapiegroepen. Voor de meta-analyse zijn 46 reviews gebruikt!
De resultaten toonden aan dat therapie het beste werkt, gevolgd door placebo’s en tenslotte controlegroepen. Vele andere onderzoeken komen ook op dezelfde resultaten. De vergelijking tussen behandelgroepen en placebogroepen laat zien dat therapeutische methoden werken vanwege de technieken die gebruikt worden en niet vanwege andere (placebo)factoren, zoals de verwachting te herstellen.
Onderzoeken die twee of meerdere groepen met elkaar vergelijken kunnen wel laten zien welke groepen de beste verbetering tonen, maar vertellen ons niet direct waarom dit zo is. Een onderzoek heeft aangetoond dat het vertrouwen van een onderzoeker in een bepaalde methode er ook voor kan zorgen dat er betere resultaten gevonden worden tijdens het onderzoek. Collega’s en onderzoekers moesten zelf een vragenlijst invullen waarmee hun trouw gemeten werd voor het onderzoek en aan de hand hiervan namen de schrijvers van het desbetreffende artikel aan dat trouw aan een bepaalde handelmethode correleerde aan de effectgrootte van het onderzoek. Hoe nauwkeurig een onderzoek ook opgezet kan zijn, het kan altijd factoren bevatten die niet gerelateerd zijn aan de behandeling.
Sommige onderzoekers kijken liever niet naar het verschil tussen oriëntaties of theorieën, maar naar de verschillende componenten van een bepaalde aanpak. Zo werd een onderzoek gericht op depressie verdeeld in drie groepen: een gedragsactivatiegroep, een groep waarbij verkeerde gedachten geactiveerd en gemodificeerd werden en een cognitieve therapiegroep. In de gedragsactivatiegroep activeerden mensen in hun natuurlijke omgeving. Zo werd de proefpersonen geleerd hoe ze bepaalde problemen aan moesten pakken en hoe ze leuke gebeurtenissen moesten beoordelen. Bij de activerings,- en modificatiegroep moesten de proefpersonen hun gedachten noteren en deze bestuderen. De cognitieve therapiegroep leek op de eerste twee groepen, maar de mensen in deze groep kregen nog bepaalde denkschema’s erbij. De resultaten toonden dat er geen verschil was in de uitkomsten. Er was geen groot verschil tussen de drie verschillende groepen. Er is helaas geen reden gevonden voor deze uitkomsten. Sommige onderzoekers zijn ook benieuwd naar het verschil tussen ervaren therapeuten en niet-ervaren therapeuten. Er zijn maar een paar onderzoeken die hebben gekeken naar het gedrag van een patiënt en de ervaring van de deskundige. Er is echter niet echt een effect van ervaring te vinden. Dit betekent dat het niet zeker is of training en ervaring ervoor zorgt dat patiënten anders reageren.
Om er achter te komen of een bepaald medicijn echt werkt, dient men naar de effecten op de lange termijn te kijken. Er zijn onderzoeken waarbij zowel het medicijn als de placebo werkten, maar na een bepaalde tijd bleek alleen het medicijn nog echt effectief te zijn. Ook zijn er onderzoeken geweest die keken naar de respons timing van psychotherapie. Het bleek dat patiënten die vroeg responderen aan psychotherapie betere resultaten toonden op lange termijn. Patiënten die niet vroeg respondeerden aan psychotherapie vertoonden ook slechtere eindresultaten. Deze mensen bleven lang bij een onderwerp hangen, terwijl de mensen die vroeg respondeerden van het ene onderwerp snel naar het andere overgingen.
Er is echter niet gevonden waarom dit zo is. Een vroege respons kan simpelweg betekenen dat een patiënt welwillend is te veranderen en dat de goede beginresultaten common factoren zijn. Andere onderzoekers suggereren dat cliënten die een betere band met de therapeut hebben ook een vroege respons laten zien. Het is echter niet zeker wat de ingrediënten zijn voor zo’n effect, maar het is wel zeker dat ze snel werken. Er is meer onderzoek nodig naar dit onderwerp. Men moet erachter zien te komen hoe het kan dat sommige mensen snel responderen en anderen niet. Vervolgens zou men snelle respondenten moeten herkennen en ze uit het onderzoek naar een bepaald medicijn verwijderen. Zo kan een betere behandeling voor de groep mensen die niet zo snel responderen ontwikkeld worden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1250 | 1 |
Add new contribution