Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16003 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Socrates en Plato waren van mening dat wanneer men het goede kent, ook het goede doet. Kohlberg sluit zich hierbij aan met zijn cognitieve ontwikkelingstheorie, waarbij hij ervan uitgaat dat moreel redeneren mensen aanspoort tot morele acties. Meerdere factoren hebben echter geleid tot meer interesse om verder te kijken dan moreel redeneren. Allereerst omdat moreel redeneren slechts een kleine voorspeller is voor moreel handelen. Ten tweede is het niet per definitie zo dat mensen die veel morele daden tonen, ook daadwerkelijk goed moreel kunnen redeneren. Er zijn dus meerdere factoren die van invloed zijn op de relatie tussen moreel redeneren en moreel handelen. Morele identiteit is de waarde die iemand hecht aan moreel handelen. Er bestaan verschillende perspectieven wat betreft de structuur, mechanismes en dynamiek van morele identiteit.
Een moreel oordeel leidt niet direct tot morele daden, maar hangt meer samen met de mate waarin iemand zich verantwoordelijk voelt om de daad te verrichten. Dit oordeel hangt weer af van de identiteit van de persoon en zijn zelfbeeld.
Colby en Damon zagen morele identiteit als de eenheid van moraliteit en zelf-systemen. Mensen die erg moreel zijn, ervaren meer eenheid tussen hun gevoel van moraliteit en hun persoonlijke doelen. Wat mensen het liefst willen, zien zij dus als moreel goed.
Schema’s zijn mentale structuren die meerdere aspecten van onszelf, onze relaties en onze ervaringen conceptualiseren. Morele identiteit bevat volgens dit perspectief moreel relevante schema’s die toegankelijk zijn voor het verwerken van sociale informatie. De morele ideëen en karakteristieken die een persoon belangrijk vindt, zijn het meest toegankelijk in deze schema’s. Dit soort schema’s verschillen niet alleen per persoon, maar ook per situatie.
Ondanks dat het belang van moraliteit erg stabiel is voor de individu van een persoon, kan het gevoel van morele identiteit ook in een bepaalde mate van moment op moment geconstructueerd worden, en zo in bepaalde situaties in meer of mindere mate geactiveerd worden.
Morele identiteit wordt in het algemeen beschreven als bewust, hoewel het nog onzeker is of deze bewuste processen de primaire mechanismen zijn die zorgen voor morele identiteit.
Moraliteit en identiteit zijn twee facetten van hetzelfde ontwikkelingssysteem. De ontwikkelingspaden van beiden zijn zo congruent, dat morele identiteit ook wel gezien wordt als het doel van zowel de morele- als de identiteitsontwikkeling. Ondanks dat de groei van moreel begrip op zichzelf erg belangrijk is, kan integratie met identiteit zorgen voor een grotere motivatie. Hoewel identiteit geaard kan zijn in meerdere dingen, zou het ideaal zijn als het gebaseerd zou zijn op moraliteit.
Er is bewijs voor de aanwezigheid van vroege voorlopers van morele identiteit in de kindertijd. Zo nemen kinderen regels van ouders over en gaan zichzelf zo als goede kinderen zien. Kinderen met deze morele beoordeling over zichzelf voelen zich slecht als zij dingen doen die niet mogen, verontschuldigen zich, proberen het goed te maken en zijn bezorgd om de foute dingen die anderen doen. Verder wordt ook de affectieve basis van morele identiteit al vroeg in het leven waargenomen (waaronder schaamte, empathie, schuld). De integratie van deze affectieve basis met morele ideeën, en met het gevoel dat iemand over zichzelf heeft, zijn fundamenteel voor de formatie van de morele identiteit.
Naarmate kinderen ouder worden, vindt er steeds meer integratie plaats tussen moraliteit en identiteit. Moreel begrip wordt meer interpersoonlijk. Hierdoor zijn adolescenten meer sensitief dan kinderen voor de verwachtingen, gedragingen en behoeftes van anderen. Ontwikkeling van de identiteit betekent het begrijpen van het zelf in een context van sociale interacties en ideologieën. Veel facetten van sociale interactie die hieraan bijdragen zijn moreel relevant. Hierbij bevatten ideologieën ook vaak morele idealen.
De integratie tussen moraliteit en het zelf tijdens de adolescentie en volwassenheid wordt versterkt doordat mensen steeds attenter worden op verantwoordelijkheden. In de kindertijd is deze verantwoordelijkheid er veel minder, waardoor moraliteit en het zelf meer uit elkaar liggen. Kinderen hebben minder het gevoel dat hun gedachten, emoties en gedragingen echt van zichzelf zijn. Ze zijn zich daardoor ook minder bewust van de mogelijkheid positieve gedragingen een centraal onderdeel van hun karakter te maken, en zich af te zetten tegen negatieve gedragingen. Hierdoor voelen ze zich minder in controle over hun eigen acties en identiteit. Kinderen worden meer gedreven door externe factoren, zoals de perceptie van anderen of door de dreiging van straffen, in plaats van interne morele standaards zoals bij adolescenten.
Morele identiteitsformatie wordt geassocieerd met bepaalde individuele karakteristieken, ontwikkelingscontexten en mogelijkheden tot morele daden. Wat betreft individuele karakteristieken blijken academische prestaties, prosociaal redeneren en empathie positieve voorspellers voor morele identiteit. Internaliserende problemen blijken een negatieve voorspeller te zijn.
Wat betreft ontwikkelingscontexten zijn religieuze betrokkenheid en effectief ouderschap voorspellend voor morele identiteit. Bij effectief ouderschap gaat het om ouderlijke betrokkenheid, gezinssupport en eisen van de ouders. Het gebruik van inductieve discipline door ouders, waardoor kinderen beter inzicht krijgen in de consequenties van hun gedrag voor zowel zichzelf als voor anderen, zorgt voor internalisering van morele waarden. Dit geldt ook voor ouderlijke warmte.
De integratie van moraliteit en identiteit wordt daarnaast ook beïnvloed door de kansen die iemand krijgt om morele daden te verrichten. Kinderen leren zo dat zij een verschil kunnen maken in de wereld en dit zorgt voor een betere ontwikkeling van de morele identiteit.
Als morele schema’s een belangrijke rol spelen bij morele identiteit, zou de formatie van de morele identiteit het bouwen van rijke netwerken van morele schema’s moeten bevatten. Morele schema’s bevatten prototypes, zoals iemands mentale beeld van wat het betekent om een moreel persoon te zijn, en informatie over hoe een persoon dient te handelen. In vergelijking tot volwassenen hebben kinderen minder morele schema’s, en de schema’s die ze hebben zijn minder toegankelijk. Daardoor zijn kinderen minder in staat om snel en gepast te reageren op morele situaties. De ontwikkeling van moraliteit hangt dus af van ervaring. In elke fase van ontwikkeling hangt het mentale beeld van wat het betekent om een moreel persoon te zijn af van cognitieve ontwikkeling en sociaal leren.
Er wordt gesuggereerd dat morele identiteit de beste voorspeller is van morele daden. De integratie van het zelf en morele doelen die volwassenen ervaren, zorgt ervoor dat volwassenen hun zelfconcept meer in morele termen beschrijven dan dat kinderen doen. Morele identiteit wordt geassocieerd met morele daden, morele emoties en bezorgdheid om personen van de out-groep. Hoe de link tussen morele identiteit en morele daden precies verklaard kan worden is nog onduidelijk. Het zou kunnen dat morele identiteit motiveert voor morele daden, of dat beiden betrokken zijn in een dynamisch proces.
De meeste kritiek over morele identiteit komt van theoretici uit het sociale domein, die de discrepantie tussen moreel oordeel en moreel handelen niet belangrijk achten. Zij stellen dat zich in een situatie meerdere oordelen afspelen, namelijk morele oordelen, conventionele oordelen, voorzorg oordelen en persoonlijke oordelen. Omdat de meeste mensen het juiste willen doen, heeft de coördinatie van de verschillende oordelen het grootste effect. Vooral de morele oordelen zijn belangrijk. Veel minder belangrijk zijn de persoonlijke variabelen.
De theoretici van het sociale domein bieden echter geen verklaring voor de individuele verschillen bij het moreel beoordelen van bepaalde acties. Verder is het ook onduidelijk waarom individuen een moreel oordeel belangrijker vinden dan andere soorten oordelen.
Er is nog veel werk nodig om de theoretische modellen van morele identiteit goed te kunnen uitleggen en kritisch te kunnen evalueren. Ook is er verbetering nodig wat betreft de methodologie van onderzoek naar morele identiteit. De metingen van morele identiteit zijn beperkt en degene die bestaan zijn correlationeel of cross-sectioneel. Hierdoor wordt de mogelijkheid om ontwikkelingsprocessen te onderzoeken beperkt en kunnen er geen causale uitspraken gedaan worden. Als laatste zouden de verschillende perspectieven die er zijn over morele identiteit geïntegreerd moeten worden, of in ieder geval met elkaar worden vergeleken.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1704 | 2 |
Add new contribution