Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

  1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
  2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
  3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
  4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

Vraag 2

Welke stelling is juist?

  1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
  2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
  3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
  4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

Vraag 3

Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

  1. Schenk- en erfbelasting
  2. Vennootschapsbelasting
  3. Inkomstenbelasting
  4. Omzetbelasting

Vraag 4

Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

Die belasting is er voor iedereen

Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

Door Stéphane Alonso 26 november 2013

Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

Twee keer geen belasting betalen

Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp van brievenbusfirma's worden dividenden en winsten omgezet in schulden en verliezen, waarover geen belasting hoeft te worden betaald. Dat kan straks niet meer.

Wereldwijde aanpak

De Europese Commissie wil bovendien dat in alle lidstaten een 'antimisbruikregel' wordt ingevoerd. Met zo'n regel kan een lidstaat die zich benadeeld voelt door soepelere regels in een ander land, alsnog belasting heffen. Bijvoorbeeld als er duidelijke aanwijzingen zijn dat een bepaalde constructie is opgezet voor _______________________. Dit moet volgens Semeta leiden tot ,,eerlijkere begrotingsinkomsten en eerlijkere concurrentie tussen bedrijven". Oftewel: de ene lidstaat moet de ander niet het brood uit de mond stoten met gewiekst belastingbeleid. De eurocommissaris wil dat de aanpassingen in de moeder-dochterrichtlijn uiterlijk eind volgend jaar zijn doorgevoerd. Maar het gaat voorlopig om voorstellen: de lidstaten en het Europees Parlement moeten zich er ook over uitspreken. Niet iedereen is enthousiast: het Nederlandse standpunt is doorgaans dat de aanpak van _______________________ alleen zin heeft op wereldwijde schaal, als álle landen meedoen. Bovendien lossen de plannen maar een deel van het probleem op: _______________________ is er in vele soorten en maten. Een van de meest spraakmakende, waarbij dochters hun winst via brievenbusfirma's overmaken als (onbelaste) royalty's voor het gebruik van merknamen en bedrijfsconcepten, wordt niet aangepakt. Nog niet, want de Europese Commissie is hier wel mee bezig.

Vul hetzelfde ontbrekende woord op de drie lege plekken in:

  1. Wetsontduiking
  2. Belastingfraude
  3. Belastingontwijking
  4. Belastingontduiking

Vraag 5

Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over de winsten van vennootschappen wordt aangeduid als het klassieke stelsel. Dit stelsel wordt gekenmerkt door:

  1. Afzonderlijke heffing bij de subjecten die aan belasting zijn onderworpen waardoor ieder subject in beginsel zelfstandig wordt betrokken in de belastingheffing.
  2. Belastingplicht voor iedere rechtsvorm die opgericht is in Nederland, ongeacht haar vestigingsplaats of werkzaamheden.
  3. Toepassing van de deelnemingsvrijstelling waardoor royalty’s en rente van deelnemingen in beginsel zijn bij de aandeelhouder zijn vrijgesteld.
  4. Toepassing van het regime van de fiscale eenheid waardoor vennootschappen in de heffing van de vennootschapsbelasting worden betrokken alsof zij samen één belastingplichtige zijn.

Vraag 6

Anne werkt als verkoopmedewerkster in een supermarkt. In de avonduren speelt zij in een coverband. Anne’s band wordt steeds populairder. In 2013 heeft Anne’s coverband 5 optredens tijdens festivals. Met deze optredens verdient ze in totaal € 10.250. De coverband repeteert in het lokale buurthuis. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden over de bandleden verdeeld. Voor Anne bedroegen de totale kosten in 2013 € 800. Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Anne geniet in 2013 belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. De verdiensten zijn belast, maar de kosten zijn niet aftrekbaar. Het resultaatregime laat namelijk geen kostenaftrek toe.
  2. Anne geniet in 2013 belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. De verdiensten zijn belast en de kosten zijn aftrekbaar.
  3. Anne geniet in 2013 géén belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. Hobbyactiviteiten vinden plaats buiten het economische verkeer.
  4. Anne geniet in 2013 géén belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. Anne verricht te weinig arbeid om deze activiteiten te kwalificeren als een werkzaamheid.

Vraag 7

Naast de reguliere voordelen zijn ook de vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang belast, maar waarom?

  1. Als tegenwicht voor het feit dat de reguliere voordelen niet aftrekbaar zijn in de vennootschapsbelasting, maar de vervreemdingsvoordelen wel.
  2. Anders zouden aanmerkelijkbelanghouders hun familie kunnen bevoordelen door hen vervreemdingsvoordelen toe te kennen, indien zij geen aanmerkelijk belang hebben.
  3. Om te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders belasting gaan vermijden door zichzelf geen reguliere voordelen toe te kennen.
  4. Omdat de vervreemdingsvoordelen anders belast zouden moeten worden als resultaat uit overige werkzaamheden.

Vraag 8

Welk gevolg heeft het als een vermogensbestanddeel van een ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 als verplicht ondernemingsvermogen wordt geëtiketteerd?

  1. De belastingplichtige heeft dan de keuze het vermogensbestanddeel als privévermogen te etiketteren.
  2. De ruilarresten kunnen op een dergelijk vermogensbestanddeel niet worden toegepast.
  3. De winst bij vervreemding van dit vermogensbestanddeel is belast in box 1.
  4. Het vermogensbestanddeel behoort tot de grondslag van box 3.

Vraag 9

Meneer Appel heeft een groentewinkel, een IB-onderneming. In 2013 komt door middel van de verkoop van groente € 50.000 binnen. Verder is bekend dat:

  • Meneer Appel een toeleverancier uit privémiddelen € 2.000 heeft betaald.

  • Meneer Appel als cadeau voor zijn kinderen de computer uit de winkel heeft meegenomen met een waarde van € 100, zonder dat hij hiervoor betaald heeft.

  • Meneer Appel € 10.000 aan huurkosten heeft gemaakt in verband met de winkelruimte.

  • Meneer Appel op de rommelmarkt zijn privéverzameling groentemessen heeft verkocht voor € 700.

Wat is het juiste bedrag aan winst uit onderneming dat in 2013 in de heffing zal worden betrokken?

Er kan aangenomen worden dat alle genoemde bedragen op grond van goedkoopmansgebruik in 2013 thuishoren en dat er geen vrijstellingen of andere bijzondere regels van toepassing zijn.

  1. € 38.000.
  2. € 38.100.
  3. € 38.800.
  4. € 40.000.

Vraag 10

Tom heeft een eenmanszaak in de verkoop van sokken en ondergoed via internet. Zijn blauw-grijze onderbroeken worden goed verkocht in Nederland. Tom heeft een studente, genaamd Ingrid, in dienst genomen om de postpakketjes in te pakken en vervolgens te verzenden. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming inkomstenbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is een voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.
  2. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming inkomstenbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is geen voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.
  3. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming vennootschapsbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is een voorheffing op Tom’s vennootschapsbelasting.
  4. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming vennootschapsbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is geen voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.

Vraag 11

Op de volgende wijze kan de fiscale winst worden bepaald:

  1. Het beginvermogen plus het eindvermogen, minus stortingen plus onttrekkingen.
  2. Het eindvermogen minus het beginvermogen, plus stortingen minus onttrekkingen.
  3. Het eindvermogen minus het beginvermogen, minus stortingen plus onttrekkingen.
  4. Het beginvermogen minus het eindvermogen, plus stortingen minus onttrekkingen.

Vraag 12

Geef aan welke van de onderstaande stellingen juist is/zijn.

Stelling I: Lotte bezit 4% van de aandelen van X BV. Lotte’s partner Milan bezit 3% van de aandelen van X BV. Lotte en Milan zijn beiden aanmerkelijkbelanghouders van X BV.

Stelling II: Het vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang is de overdrachtsprijs minus de ten laste van de vervreemder komende kosten.

  1. Stelling I en II zijn juist
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 13

Mevrouw Den Hartog heeft onder andere de volgende bezittingen:

  1. Een huis in Den Haag, waarin ze met haar familie woont.
  2. Een winkelpand in Amsterdam waarin ze haar onderneming drijft.
  3. Een vakantiewoning in Spanje.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Alle bezittingen behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  2. Het huis in Den Haag en de vakantiewoning in Spanje behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  3. Het huis in Den Haag en het winkelpand in Amsterdam behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  4. Het winkelpand in Amsterdam en de vakantiewoning in Spanje behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.

Vraag 14

Een natuurlijke persoon, woonachtig in Nederland, houdt 8% van de aandelen in een Duitse GmbH en ontvangt een dividend van deze vennootschap. Op welke wijze wordt dit dividend betrokken in de belastingheffing als het aandelenbelang niet tot een ondernemingsvermogen of werkzaamheid behoort?

  1. Het dividend wordt niet belast, omdat de vennootschap niet in is Nederland gevestigd.
  2. Het dividend wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden omdat het normaal vermogensbeheer te boven wordt gegaan.
  3. Het dividend wordt dan in box 2 belast als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang.
  4. Het dividend wordt in beginsel belast, maar is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling, indien aan alle voorwaarden is voldaan.

Vraag 15

Thomas, woonachtig te Amsterdam, houdt 100% van de aandelen in X BV. X BV houdt 10% van de aandelen in Y BV. Thomas houdt zelf geen aandelen in Y BV, maar zijn vader Bas, woonachtig te Amsterdam, houdt 4% van de aandelen in Y BV. Y BV houdt op haar beurt 2% van de aandelen in A BV. Thomas houdt direct geen aandelen in A BV, maar zijn vader Bas houdt 4% van de aandelen in A BV.

Welk antwoord is juist?

  1. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV. Hij heeft geen aanmerkelijk belang in A BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en geen aanmerkelijk belang in X BV of A BV.
  2. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en Y BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV. Thomas en Bas hebben beiden geen aanmerkelijk belang in A BV.
  3. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV en A BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en A BV.
  4. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en A BV.

Vraag 16

Jan bezit 3% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Y BV en winstbewijzen die recht geven op 3% van de winst van Y BV. Zijn broer Joost bezit 10% van de geplaatste aandelen in Y BV. Heeft Jan een aanmerkelijk belang in Y BV?

  1. Ja, ook al bezit Jan minder dan 5% van de aandelen, zijn aandelenbezit wordt meegetrokken door het bezit van 10% van de aandelen van zijn broer Joost.
  2. Ja, ook al bezit Jan minder dan 5% van de aandelen, zijn aandelenbezit wordt meegesleept door het bezit van 10% van de aandelen van zijn broer Joost.
  3. Ja, tot een aanmerkelijk belang in een vennootschap behoren de aandelen in of winstbewijzen van die vennootschap. Jan voldoet derhalve aan het 5%-criterium aangezien hij in totaal een belang van 6% in Y BV heeft.
  4. Nee, Jan bezit 3% van de aandelen en winstbewijzen die recht geven op 3% van de winst en voldoet derhalve niet aan het 5%-criterium.

Vraag 17

Mona werkt als uitsmijter bij een café. Mona heeft thuis een verzameling gok- en fruitautomaten. Deze automaten staan normaal gesproken in haar studeerkamer zodat zij de hele dag kan spelen. Mona besluit de spelautomaten voortaan te verhuren voor een zakelijke prijs aan het café. Zo verdient zij nog een zakcentje aan de spelautomaten. Hoe worden de verhuurde automaten in de belastingheffing betrokken?

  1. De automaten worden in box 3 belast, omdat Mona deze hoofdzakelijk als belegging houdt.
  2. De automaten worden in box 3 belast, omdat Mona deze gebruikt voor persoonlijke doeleinden. Zij verdient er een zakcentje mee.
  3. De automaten worden niet in box 3 belast, omdat Mona deze hoofdzakelijk als belegging houdt.
  4. De automaten worden niet in box 3 belast, omdat Mona deze gebruikt voor persoonlijke doeleinden.

Vraag 18

Burke bezit 100% van de aandelen in Burke BV. Burke BV exploiteert een juwelierswinkel in het centrum van Leiden. De aandelen zijn € 1.000.000 waard. Burke heeft de aandelen drie jaar geleden verworven voor € 200.000. Burke verkoopt alle aandelen aan zijn dochter Elies voor € 600.000. Elies verkoopt de gekochte aandelen een week later voor € 1.000.000 door aan haar vriendin Sofie.

Welke bewering is juist over de fiscale gevolgen?

  1. Elies is geen inkomstenbelasting verschuldigd ter zake van de verkoop van de aandelen aan Sofie.
  2. Burke BV moet over een winst van € 400.000 inkomstenbelasting betalen.
  3. Burke BV moet over een winst van € 400.000 vennootschapsbelasting betalen.
  4. Burke moet inkomstenbelasting betalen over een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.000.000.

Vraag 19

Stefan is rijk geworden door de handel in vastgoed. Stefan bezit op 1 januari 2015 de volgende vermogensbestanddelen:

  1. Een grachtenpand in Amsterdam; hij bewoont dit pand gedurende tien maanden per jaar.
  2. Een appartement in Spanje; hierin houdt hij jaarlijks vakantie.
  3. Een bankrekening bij een Nederlandse bank.
  4. Een bankrekening in Spanje.
  5. Aandelen genoteerd aan de Nederlandse effectenbeurs.
  6. Aandelen genoteerd aan de Amerikaanse New York Stock Exchange.
  7. Een dure sportauto die hij zelf gebruikt.
  8. Een motorjacht gelegen in de haven van Monaco dat hij verhuurt aan toeristen.
  9. Een originele Picasso die hij houdt omdat hij kunstliefhebber is.
  10. Enkele goudstaven, opgeslagen in een kluis in het appartement in Amsterdam.

Welke van de vermogensbestanddelen behoren niet tot de rendementsgrondslag in box 3?

  1. 1, 7, en 9.
  2. 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10.
  3. 2, 4, 6, en 8.
  4. 7 en 9.

Vraag 20

Welke van onderstaande stellingen is juist?

  1. Voor aanslagbelastingen hoeft er geen aangifte ingediend te worden; de inspecteur stelt de belastingschuld zelf (bij wege van aanslag) vast.
  2. Er is een nieuw feit nodig voor het naheffen van te weinig betaalde omzetbelasting.
  3. Voor navorderen mogen niet meer dan 5 jaar zijn verstreken na het ontstaan van de omzetbelastingschuld.
  4. De belastingplichtige berekent voor voldoeningsbelastingen zelf hoeveel belasting hij moet betalen.

Vraag 21

Meneer Pas heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

  1. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een navorderingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.
  2. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een naheffingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.
  3. Nadat de inspecteur op de hoogte raakt van de onjuiste aanslag, meldt hij dit aan meneer Pas. Door na de mededeling alsnog een juiste aangifte te doen kan meneer A een boete voorkomen.
  4. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een navorderingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.

Vraag 22

Mevrouw Den Akker vindt tijdens het doen van haar aangifte inkomstenbelasting tien briefjes van vijftig euro in haar la die zij enkele jaren geleden van haar spaarrekening afgehaald heeft. Verder heeft ze geen contant geld in haar bezit. Zij besluit deze € 500 niet in haar aangifte op te nemen. Met enig gevoel van schaamte vertelt zij dit aan u. Voor welke gevolgen moet zij nu vrezen?

  1. Mevrouw Den Akker hoeft nergens voor te vrezen, omdat hiervoor een specifieke vrijstelling geldt.
  2. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag en een vergrijpboete op grond van artikel 67e AWR.
  3. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag en een verzuimboete op grond van artikel 67a AWR.
  4. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag, maar kan de vergrijpboete voorkomen door tijdig alsnog een juiste aangifte te doen op grond van artikel 67n AWR. Ook wel de inkeerregeling.

Vraag 23

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. De bevoegdheid tot het opleggen van een primitieve aanslag vervalt in beginsel vijf jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld.

II. De termijn voor het opleggen van de aanslag wordt verlengd met de periode van het voor het doen van aangifte verleende uitstel en wanneer een informatiebeschikking wordt genomen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 24

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Als een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld en er zijn nog geen vijf jaren verstreken sinds de materiële belastingschuld is ontstaan, dan kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen indien hij een ‘nieuw feit’ heeft.

II. Als de belastingplichtige te kwader trouw is, heeft de inspecteur geen ‘nieuw feit’ nodig om te kunnen navorderen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 25

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Beroep in cassatie kan ingesteld worden tegen een uitspraak van het gerechtshof of van de voorzieningenrechter van het Hof met toepassing van art. 8:86 Awb, van uitspraken op verzet van de rechtbank, en op de gronden genoemd in art. 79 Wet RO.

II. Het is mogelijk om het hoger beroep over te slaan en tegen een uitspraak van de rechtbank rechtstreeks beroep in cassatie in te stellen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 26

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Elke belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken ten aanzien van zijn/haar eigen belastingheffing en die van derden.

II. Administratieplichtigen zijn ook verplicht stukken te verstrekken die bedoeld zijn om hun fiscale positie te belichten of hen daaromtrent te adviseren.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 27

Pim en Femke zijn al jaren fervente boksers. Hoewel er in Nederland verschillende boksgala’s worden georganiseerd, willen Pim en Femke het boksen onder de aandacht brengen bij studenten en besluiten in Amsterdam een boksgala te organiseren voor studenten. Zij richten een Stichting op zonder winstoogmerk, die als doel heeft het promoten van de bokssport onder studenten en weten een prachtig 2-daags boksgala te organiseren waar veel studenten op af komen. Aan het einde van het jaar blijkt de Stichting toch winst te hebben gemaakt. Pim en Femke vragen zich af of de Stichting belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Welk van de volgende antwoorden is juist?

  1. De Stichting is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat zij met het organiseren van het boksgala in concurrentie is getreden met andere commerciële organisatoren van zulke gala’s.
  2. De Stichting is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat er nu sprake is van een bron van inkomen.
  3. De Stichting is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat zij geen winst heeft beoogt.
  4. De Stichting is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat over de winst inkomstenbelasting wordt geheven bij Pim en Femke.

Vraag 28

Wat is een voorwaarde voor het kunnen vormen van een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting?

  1. De dochtervennootschap is een naar Nederlands recht opgerichte BV.
  2. Het aandelenbelang in de dochtervennootschap wordt niet ter belegging gehouden.
  3. Alle aangiften van de dochtervennootschap zijn ingediend tot en met het moment van gewenste vorming van de fiscale eenheid.
  4. De belastingplichtigen moeten onder hetzelfde fiscale winstbepalingsregime vallen.

Vraag 29

Basketbal BV produceert machines die ballen maken. Basketbal BV houdt 100% van de aandelen in Korfbal BV, een BV die zich specialiseert in het maken van korfbalballen. Basketbal BV en Korfbal BV vormen geen fiscale eenheid. Basketbal BV besluit zonder enige vergoeding een ballenmachine met daarin een meerwaarde aan Korfbal BV over te dragen. Niet lang daarna verkoopt Basketbal BV met winst al haar aandelen in Korfbal BV aan een vennootschap die niets met beide BV’s te maken heeft. Wat zijn de fiscale gevolgen voor beide BV’s in het licht van de latere overdracht van de aandelen Korfbal BV?

  1. De overdracht van de machine leidt niet tot belastbare winst bij Basketbal BV. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt niet toe. De overdracht van de aandelen leidt tot belastbare winst ter grootte van het verschil tussen de boekwaarde van de aandelen en de verkoopprijs van de aandelen.
  2. De overdracht van de machine leidt tot een verlies bij Basketbal BV ter grootte van de misgelopen winst. De waarde van de aandelen in Korfbal BV verandert niet. De overdracht van de aandelen leidt tot een niet aftrekbaar verlies.
  3. De overdracht van de machine leidt tot een verlies bij Basketbal BV ter grootte van de meerwaarde van de machine. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt met dit verlies af. De overdracht van de aandelen leidt tot een aftrekbaar verlies.
  4. De overdracht van de machine leidt tot een winst ten bedrage van de meerwaarde bij Basketbal BV. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt met het bedrag van de waarde van de machine toe. De overdracht van de aandelen leidt niet tot belastbare winst bij Basketbal BV.

Vraag 30

Zijn onderstaande stellingen juist?

Stelling I: A BV houdt 100% van de aandelen in B BV. A BV draagt een bedrijfsmiddel tegen een zakelijke vergoeding over aan B BV en maakt hiermee een winst van € 10.000. Aangezien de winst wordt behaald door middel van een transactie met een vennootschap waarin A BV alle aandelen bezit, is dit voordeel vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.

Stelling II: De vergoeding voor het verstrekken van vreemd vermogen is in beginsel belast bij de ontvanger van de vergoeding.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 31

Maas BV is een Nederlandse vennootschap die handwerkspullen verkoopt. Maas BV heeft € 2.000 uitgeleend aan de eenmanszaak ‘Het Patroontje’, gedreven door een zekere mevrouw Gustos. De rente over dit bedrag bedraagt per jaar € 100. Hoe wordt deze lening en de bijbehorende rente in de belastingheffing betrokken bij Maas BV en bij mevrouw Gustos?

  1. De rente over de lening is bij Maas BV aftrekbaar van de winst op basis van art. 8 Wet Vpb jo 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos wordt de rente belast als winst uit onderneming op basis van 3.8 Wet IB.
  2. De rente over de lening is bij Maas BV belast als winst op basis van art. 8 Wet Vpb jo 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos is de rente aftrekbaar van de winst op basis van art. 3.8 Wet IB.
  3. De rente over de lening is niet bij Maas BV aftrekbaar, omdat er renteaftrekbeperkingen gelden binnen de Wet Vpb. Bij mevrouw Gustos is de rente belast als winst uit onderneming op basis van 3.8 Wet IB.
  4. De rente over de lening wordt bij Maas BV niet belast want deze kan niet worden aangemerkt als een ‘voordeel uit een onderneming’ zoals bedoeld in art. 8 Wet Vpb jo. art. 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos is de rente aftrekbaar van de winst op basis van art. 3.8 Wet IB.

Vraag 32

Wat is het doel voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB)?

  1. De regeling zorgt ervoor dat aanmerkelijkbelanghouders zichzelf niet excessief belonen in vergelijking met hun werknemers.
  2. De regeling zorgt ervoor dat aanmerkelijkbelanghouders, net als ondernemers, toegang krijgen tot de ondernemersfaciliteiten in box 1.
  3. De regeling zorgt ervoor dat hun arbeidsinkomen zo veel mogelijk wordt belast in box 1, in plaats van in box 2.
  4. De regeling zorgt ervoor dat ze hun beloningen niet, als “normaal vermogensbeheer” wegsluizen naar box 3.

Vraag 33

De volgende beweringen gaan over de aftrek van betaalde rente in het Nederlandse fiscale stelsel. Welke bewering is juist?

  1. BV’s en NV’s mogen in Nederland in beginsel geen rente ten laste van hun fiscale winst brengen, tenzij dit expliciet is toegestaan op grond van een bijzondere regeling.
  2. In beginsel kunnen natuurlijke personen die een onderneming drijven rente ter zake van bedrijfsschulden ten laste van hun fiscale winst brengen. Er moet wel rekening worden gehouden met een ingewikkeld stelsel van wettelijke renteaftrekbeperkingen.
  3. Natuurlijke personen die geen onderneming drijven kunnen onder omstandigheden betaalde rente ten laste van hun inkomen brengen.
  4. Voor BV’s en NV’s is rente betaald op een lening van een andere concernvennootschap in beginsel niet aftrekbaar van de fiscale winst. Rente ter zake van een eigenwoningschuld is in beginsel aftrekbaar op grond van art. 3.120 Wet IB.

Vraag 34

Moeder BV houdt 100% van de aandelen in Dochter BV. Zij vormen geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Het concern drijft verschillende internetwinkels die zijn ondergebracht in Dochter BV. Moeder BV heeft aan Dochter BV een geldlening van € 1.000.000 verstrekt. Afgesproken is dat Dochter BV een rente van 5% per jaar, € 50.000, betaalt op deze lening. Gegeven is dat een zakelijke rente 4% per jaar zou bedragen. Welke bewering ten aanzien van deze lening en de rente is juist?

  1. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. De lening is een concernlening, dus Dochter BV kan in beginsel geen bedrag aan rente aftrekken van haar winst.
  2. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken en daarnaast is € 10.000 per jaar als verkapte dividenduitkering bij Dochter BV aftrekbaar. Bij Moeder BV is de € 40.000 per jaar aan rente belast. De dividenduitkering is voor Moeder BV op grond van de deelnemingsvrijstelling vrijgesteld.
  3. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken. Bij Moeder BV is € 40.000 per jaar aan rente belast.
  4. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken. Bij Moeder BV is de € 40.000 aan rente belast. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op de verkapte dividenduitkering. De verkapte dividenduitkering is niet aftrekbaar bij de dochter (art. 10 Wet Vpb) en valt onder de deelnemingsvrijstelling bij de moeder (art. 13 Wet Vpb).

Vraag 35

Tax planning via Nederland door de oprichting van een Nederlandse tussenhoudster is:

  1. Verboden sinds de invoering van de Foreign Accounts Tax Compliance Act.
  2. Niet in strijd met de wet.
  3. Verboden door de antimisbruikbepalingen in belastingverdragen.
  4. Verboden sinds het Base Erosion and Profit Shifting rapport van de OESO.

Vraag 36

De heer Gilse kwalificeert voor fiscale doeleinden als inwoner van Frankrijk. De heer Gilse heeft een vakantiehuisje in Leiden. Zowel Nederland als Frankrijk willen de heer Gilse voor het inkomen uit het vakantiehuisje belasten. Ook heeft de heer Gilse alle aandelen in een in Frankrijk gevestigde vennootschap, die op haar beurt alle aandelen houdt in een in Nederland gevestigde vennootschap. De winst die de in Nederland gevestigde vennootschap maakt, wordt in Nederland in de belastingheffing betrokken. Nadat deze winst als dividend wordt uitgekeerd aan de in Franktijk gevestigde vennootschap, betrekt Frankrijk de Franse vennootschap voor het uitgekeerde dividend in de heffing. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

Er kan aangenomen worden dat er geen belastingverdrag van toepassing is tussen Nederland en Frankrijk.

  1. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje en over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van een economisch dubbele heffing.
  2. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje en over de (uitgekeerde) winst is een voorbeelden van een juridisch dubbele heffing.
  3. De dubbele heffing over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van economisch dubbele heffing. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje is een voorbeeld van juridisch dubbele heffing.
  4. De dubbele heffing over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van juridisch dubbele heffing. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje is een voorbeeld van economisch dubbele heffing.

Vraag 37

Na het grote succes van “Laurens & Milan The American Dream” besluit Laurens met zijn gezin te verhuizen naar Amerika. Omdat Laurens bang is dat hij zijn vriend Milan te veel gaat missen, houdt hij zijn huis in Leiden voorlopig nog even aan. Op grond van welke artikelen kan de Nederlandse fiscus na Laurens’s verhuizing belasting heffen ter zake van het huis in Leiden?

  1. Art. 2.1, lid 1, onder b jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 5.3, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  2. Art. 2.1, lid 1, onder a jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 7.7, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  3. Art. 2.1, lid 1, onder b jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 7.7, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  4. Art. 2.1, lid 1, onder a jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 5.3, lid 2 onder a, Wet IB 2001.

Vraag 38

Wessel is militair en heeft een huis (in eigendom) in Leiden. Hij woont al jaren in dit huis in Leiden. In Leiden heeft hij zijn sportclub. Ook zijn vrienden wonen allemaal in de buurt. In de lokale kroeg ‘De Kaag’, speelt Wessel regelmatig met zijn vrienden het spel Kolonisten van Catan. Wessel wordt eens per drie jaar voor zes maanden uitgezonden naar een ver land. Hij verlaat dan het huis en woont in een tijdelijke militaire barak op locatie. In het huis blijven zijn spullen achter evenals zijn katten en planten, die worden verzorgd door de buurman. Wat is het goede antwoord ten aanzien van de belastingheffing ten aanzien van het huis in Leiden.

  1. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 1. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis belast in box 3.
  2. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 1. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis niet belast in Nederland.
  3. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 3. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis ook belast in box 3.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 39

Mevrouw Xang, Zuid-Koreaanse, is een in Nederland woonachtige onderneemster die chips verkoopt. Deze chips verkoopt ze via een Koreaanse website voor bodemprijzen aan huishoudens in Zuid-Korea. Bij een bestelling doet mevrouw Xang de nootjes in zakjes en stuurt ze met de vliegpost naar Zuid-Korea. Hoe wordt mevrouw Xang in Nederland belast voor de Wet IB?

  1. De verkoop van de nootjes wordt in box 1 in Nederland belast.
  2. Omdat de nootjes niet in Nederland worden verkocht, wordt de verkoop van de nootjes niet in Nederland belast.
  3. Omdat mevrouw Xang de Zuid-Koreaanse nationaliteit bezit, wordt de verkoop van de nootjes niet in Nederland belast.
  4. De waarde van de nootjes wordt in Nederland forfaitair belast in box III.

Vraag 40

Wat is het achterliggende doel van de deelnemingsvrijstelling?

  1. Voorkomen van dubbele heffing over de winst in concernverband.
  2. Voorkomen van dubbele renteaftrek in concernverband.
  3. Verminderen van onzakelijke transacties in concernverband.
  4. Voorkomen van dubbele heffing over rentestromen in concernverband.

Open vraag

Het inkomensbegrip voor toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 is gebaseerd op de ‘bronnentheorie’. Er wordt soms voorgesteld in discussies over een nieuw belastingstelsel om deze theorie te verlaten en bijvoorbeeld een vermogenswinstbelasting in te voeren. U heeft beloofd om nog eens op papier te zetten welke zaken bij deze discussie van belang zijn en hoe u daar tegenaan kijkt.

Schrijf een betoog en behandel daarbij de volgende elementen:

  • (i) wat houdt de bronnentheorie in? (5 punten)

  • (ii) welke algemene voorwaarden aan een bron van inkomen worden gesteld? (5 punten)

  • (iii) geef uw mening ten aanzien van de vraag of de bronnentheorie als uitgangspunt moet worden gehandhaafd of niet en geef hiervoor twee belangrijkste argumenten. (10 punten)

  • Bij het beoordelen van uw betoog gelden de volgende richtlijnen:

  • Indien de genoemde volgorde (i) t/m (iii) niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot puntenaftrek.

  • De voorgeschreven antwoordlengte moet worden aangehouden. Overdreven klein schrift leidt tot ook tot puntenaftrek.

  • Aan argumenten die overtuigingskracht missen, worden geen punten toegekend.

  • Een rommelig en/of warrig betoog beïnvloedt de beoordeling negatief.

  • Spel- en taalfouten leiden tot puntenaftrek.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. A, zie Hoofdlijnen H2.5

11. C, zie Hoofdlijnen H4.3 en Elementair H4.3.d

21. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2, 7.3 en Elementair H2.8.c, 2.11

31. B, zie Hoofdlijnen H2.6, 4.3, 4.4

2. C, zie Hoofdlijnen H2.1 en Elementair H4.3, 4.4

12. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

22. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2 en Elementair H2.8.a

32. C, zie Hoofdlijnen H2.2, 3.6 en Elementair H10.1, 11.9

3. D, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H1.7

13. C, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3

23. D, zie Hoofdlijnen H2.12 en Elementair H2.8.a

33. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4

4. C, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5 en Elementair H1.12

14. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H14.1

24. A, zie Hoofdlijnen H7.2

34. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4, 4.5 en Elementair H9.3.b, 14.1

5. A, zie Hoofdlijnen H4.1 en Elementair H13.2

15. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

25. A, zie Hoofdlijnen H7.6 en Elementair H3.1.b, 3.1.c

35. B, zie Hoofdlijnen H7.1

6. B, zie Hoofdlijnen H2.7 en Elementair H4.3.f, 10.1.d

16. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

26. B, zie Hoofdlijnen H7.7 en Elementair H3.2

36. C, zie Hoofdlijnen H4.1, 4.2 en Elementair H13.2, 18.3

7. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.4.a, 11.4.b

17. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.3

27. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H9.1, 13.7.a

37. C, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H13.7.a, 13.7.b

8. C, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.3, 6.4

18. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

28. D, zie Hoofdlijnen H4.6 en Elementair H14.2.a

38. D, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.7, 2.9 en Elementair H4.3

9. B, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.4

19. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3, 12.4

29. D, zie Hoofdlijnen H6.5 en Elementair H6.4

39. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H4.3

10. B, zie Hoofdlijnen H2.6,2.7 en Elementair H4.1, 6.4

20. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.3 en Elementair H2.8.a, 2.8.c

30. D, zie Hoofdlijnen H4.4, 4.5 en Elementair H12.3

40. A, zie Hoofdlijnen H4.5 en Elementair H14.1

Toelichting bij 19:

  1. Niet, want reeds belast in box 1 – eigen woning
  2. Wel, art. 5.3, lid 2, letter a, Wet IB 2001 – tweede woning
  3. Wel, art, 5.3, lid 2, letter e, Wet IB 2001
  4. Idem 3.
  5. Idem 3.
  6. Idem 3.
  7. Niet, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - eigen gebruik
  8. Wel, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - geen eigen gebruik
  9. Niet, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - eigen gebruik en bovendien vrijgesteld o.g.v. art. 5.8 Wet IB 2001
  10. Wel, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - geen eigen gebruik.

Open vraag

Ad (i): De bronnentheorie houdt in dat een opbrengst voor inkomstenbelastingdoeleinden alleen relevant is, als deze voortkomt uit een ‘bron van inkomen’. De opbrengst moet afkomstig zijn uit een min of meer duurzame bron en zich ook hebben losgemaakt (inkomen uit). Voordelen die buiten een bron om zijn verkregen, zijn dus ook niet belast in de Wet IB, maar worden mogelijk wel in een andere heffing betrokken. Ook het voordeel bij de vervreemding van een bron is niet belast (zie Hoofdlijnen H2.5).

Ad (ii): Uit de rechtspraak volgt dat er drie voorwaarden worden gesteld om te kunnen spreken van een bron van inkomen, namelijk deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachte (zie Hoofdlijnen H2.5 en Elementair H6.2).

N.B.: Als naast de algemene bronvoorwaarden ook bijzondere bronvoorwaarden worden genoemd, leidt dit tot puntenaftrek (denk aan ‘een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid’). Deze voorwaarden volgen namelijk uit de wet en niet uit de bronnentheorie.

Ad (iii): Tegen handhaven:

  • De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast.

  • De bronnentheorie sluit niet aan bij de maatschappelijke realiteit. Het inkomen beperken tot de opbrengsten uit een bron is kunstmatig.

  • De bronnentheorie leidt tot afbakeningsvraagstukken.

  • De bronnentheorie moet op te veel punten worden bijgeschaafd om werkbaar te zijn. Belangrijke onderdelen van de huidige Wet IB zijn namelijk niet meer te verklaren.

  • Correct taalgebruik (maximaal 4 punten aftrek)

  • Voor handhaven:

  • De bronnentheorie is ontwikkeld tot een praktisch concept waarmee in de loop van de tijd veel ervaring is opgedaan.

  • De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast die toch maar moeilijk kunnen worden vastgesteld.

  • De bronnentheorie in de inkomstenbelasting hoeft niet alles op te lossen. Andere belastingwetten kunnen namelijk moeiteloos aanvullen ten aanzien van opbrengsten die niet in de inkomstenbelasting worden betrokken.

  • De bronnentheorie beperkt de inkomstenbelasting door uitsluitend inkomen te belasten dat daadwerkelijk is genoten en ook kan worden gebruikt om belasting mee te betalen.

Met de inhoud van het betoog kan 20 punten gehaald worden, als het geheel in correct Nederlands is geschreven. Voor taalfouten en taalonzorgvuldigheden kan maximaal 4 punten van die 20 afgetrokken worden. Aftrek vindt plaats bij onlogische en niet lopende zinnen, grove taalfouten en een evident slechte schrijfstijl.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2405