Oefententamens Belastingrecht - UL
- 4037 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.
a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.
b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.
Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.
c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.
Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:
Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.
Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.
Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”
Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de helft van de Hongaren, Tsjechen en Slovaken te zwaar is, blijkt uit onderzoek van de OESO.
Volgens veel experts is de vettaks geen wondermiddel. Voedingsdeskundige Cristian Panaite uit Boekarest: „Mensen moeten duidelijk geïnformeerd worden over wat gezond is.”
Voedingsbedrijven hebben kritiek op de heffing. Volgens hen eten Roemenen ongezond omdat ze arm zijn. De taks maakt de situatie alleen maar erger. Het gemiddelde maandloon in Roemenië bedraagt 350 euro, waarvan de helft wordt besteed aan voedsel.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hoopt dat de effecten van de belasting op armoede goed worden onderzocht. Over de taks is de organisatie voorzichtig positief. „Als een dergelijke belasting wordt gecombineerd met een goede campagne, kan ze effectief zijn”, aldus Timothy Armstrong van de afdeling gezondheidsvoorlichting.
a. Een lid van het Roemeense parlement stelt dat het belastingrecht bij de introductie van een vettaks ten onrechte “instrumenteel” wordt gebruikt. Geef aan wat het Roemeense parlementslid bedoelt met het “instrumenteel gebruik van het belastingrecht” en geef één bezwaar dat is verbonden aan het instrumenteel gebruik van het belastingrecht.
Een medewerker van het Nederlandse Ministerie van Financiën leest dit bericht, constateert dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking ook te dik is als gevolg van fastfood en besluit te gaan werken aan een wetsvoorstel voor een Nederlandse vettaks. Hij denkt dat hij een beter wetsvoorstel kan maken dan het Roemeense wetsvoorstel en komt met het plan om slechte producten niet duurder te maken maar om zwaarlijvige mensen direct te belasten met een jaarlijkse belastingheffing van € 1.000. Om de belasting goed uitvoerbaar te maken worden alle mannen die zwaarder zijn dan 90 kilo en alle vrouwen die zwaarder zijn dan 70 kilo belast. Het is de bedoeling dat de wet per 1 januari 2012 wordt ingevoerd.
b. U bent Tweede Kamerlid en zou het Nederlandse wetsvoorstel, zoals opgesteld door de medewerker van het Ministerie van Financiën “rechtvaardiger” willen maken. In dat kader stelt u een subjectieve vrijstelling voor. Geef een voorbeeld van een subjectieve vrijstelling die het wetsvoorstel “rechtvaardiger” kan maken en beargumenteer waarom het wetsvoorstel met uw suggestie “rechtvaardiger” is.
c. Uw collega Tweede Kamerlid Van Puffelen wijst erop dat de voorgestelde Nederlandse vettaks geen goede belasting is omdat mensen die in de periode vóór 1 januari 2012 als gevolg van het eten van ongezond voedsel te dik zijn geworden maar vanaf 1 januari 2012 alleen maar gezond voedsel eten, toch worden belast. Hij stelt dat deze belasting in wezen met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Beargumenteer of belastingen met terugwerkende kracht mogen worden ingevoerd en geef aan of daarvan naar uw mening in het onderhavige geval sprake is.
d. Roemeense parlementsleden zijn bang dat als de Roemeense vettaks wordt ingevoerd, mensen die aan de grens wonen hun ongezonde producten in aangrenzende landen gaan kopen waar zo’n vettaks niet geldt. De Roemeense Minister van Financiën stelt dat er in dat geval sprake zou zijn van belastingontduiking. Beargumenteer of het juist is dit gedrag als “belastingontduiking” te kwalificeren.
e. het Roemeense parlement is er een partij die in het verkiezingsprogramma heeft staan dat belastingen zoveel mogelijk met inachtneming van het profijtbeginsel moeten worden geheven. Geef aan wat onder het profijtbeginsel moet worden verstaan en beargumenteer of de Roemeense vettaks is gebaseerd op het profijtbeginsel.
De Stichting Rythm & Blues Breda is op 13 november 1985 opgericht. De Stichting organiseert eenmaal per jaar een tweedaags muziekfestival. In de statuten van de Stichting is onder meer het volgende bepaald: "Artikel 2 De stichting heeft ten doel: a. het organiseren van muzikale evenementen zonder commerciële doeleinden, en voorts al hetgeen met een of ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. b. het eventueel ten gevolge van het sub a bedoelde organiseren overblijvende saldo zal worden aangewend voor een liefdadig doel, telkens vast te stellen door het bestuur." Bij het eerste festival in 1986 waren er ongeveer 700 bezoekers.
In de jaren 2006 en 2007 trok het festival respectievelijk ongeveer 4500 en 5000 betalende bezoekers. Jaarlijks worden flinke winsten behaald.
Het festival wordt door de bestuursleden van de Stichting in hun vrije tijd georganiseerd. De bestuursleden ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden. Tijdens de voorbereiding van het festival, het festival zelf en na afloop maakt de Stichting gebruik van de diensten van ongeveer 450 vrijwilligers.
De Stichting heeft een aangiftebiljet vennootschapsbelasting ontvangen over het jaar 2005, maar dit biljet niet ingevuld en niet teruggestuurd. De inspecteur heeft daarom een ambtshalve aanslag opgelegd. Hij heeft zich bij het opleggen van die ambtshalve aanslag op het standpunt gesteld dat de Stichting belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 10.000.
Gevraagd:
a. Geef gemotiveerd aan of de inspecteur gelijk heeft met zijn stelling dat de Stichting belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.
b. Geef gemotiveerd aan of de inspecteur de Stichting een verzuimboete had kunnen opleggen wegens het niet-doen van aangifte.
c. Geef gemotiveerd aan of het niet-doen van aangifte ertoe kan leiden dat de bewijslast wordt “omgekeerd”.
Citaat uit artikel Nieuw Amsterdams Peil, februari 2009:
‘Nederland staat wereldwijd bekend als belastingparadijs. Het is aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven om hun hoofdkantoor in Nederland te vestigen, ook als het bedrijf niet actief is op de Nederlandse markt. Een kijkje in de Amsterdamse Parnassustoren toont waarom. De 57,5 meter hoge en 15 verdiepingen tellende toren herbergt maar liefst 346 hoofdkantoren van multinationals, zo blijkt uit gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK).
Nederland staat onder belastingdeskundigen wereldwijd bekend als belastingparadijs. Onlangs ontstond ophef in Schotland toen bleek dat Schotse whisky in feite Nederlands is. Diaego, de Schotse eigenaar van Johnny Walker had het merk overgedaan aan haar papieren Nederlandse dochter UDV omdat het op deze wijze 113 miljoen euro per jaar aan belastingafdracht in het Verenigd Koninkrijk kon voorkomen. IKEA, Hitachi, Easyjet en Nike hebben hun hoofdkantoor in Nederland en ook het hoofdkantoor van The Rolling Stones en U2 is in Nederland gevestigd.
a. Geef 4 fiscale argumenten waarom vele buitenlandse bedrijven kiezen voor een hoofdkantoor (holding, houdstermaatschappij) in Nederland.
Naast het verplaatsen van een hoofdkantoor naar Nederland worden ook regelmatig Nederlandse bedrijven overgenomen door buitenlandse kopers. Zo wil de in Duitsland gevestigde en naar Duits recht opgerichte GmbH graag een in Nederland gevestigde BV overnemen. De BV maakt een winst van 300. De GmbH zal het geld voor de overname moeten lenen van een bank. De bank rekent 5% rente.
b. Geef in eigen woorden weer hoe de GmbH optimaal gebruik kan maken van artikel 15 Wet op de vennootschapbelasting.
Drie algemene bronvoorwaarden:1) deelname aan het economische verkeer2) voordeel beogen3) voordeel verwachten. Levert 5 punten op. Toetsing aan de casus levert 4 punten op. Hierbij is van belang dat Paul deel uitmaakt van een commercieel programma, recht heeft op een vaste vergoeding en kans op een hoofdprijs. Aan alle voorwaarden is voldaan. Voor de conclusie: 'ja, het is een bron van inkomen' nog 1 punt.
Men moet de redenering wel afmaken. Wanneer hier al iets gezegd wordt over het arbeidselement: 2 punten aftrek. Dat hoort namelijk niet bij de vraag naar een bron van inkomen thuis. (Zie Hoofdlijnen H2.5)
Eerst rangorderegeling noemen (2 punten). Vervolgens toetsen in juiste volgorde: geen winst (geen duurzame organisatie van kapitaal en arbeid). Dan belastbaar loon. Noemen van de drie voorwaarden voor een dienstbetrekking. Punt is hier het contract met instructiebevoegdheid.
Uit rechtspraak volgt ook dat hier sprake is van loon. Dan nog even zeggen dat resultaat niet aan de orde is. In dat geval alle resterende 8 punten. Als men geen loon aanneemt, maar resultaat, dan maximaal 8 punten totaal.
Zonder goede motivering geen punten. Het simpel zetten van krulletjes achter de voorwaarden levert niet alle punten op. (Zie Hoofdlijnen H2.5 en Elementair H4.3.a, 4.3.f, 4.3.g, 4.3.h)
Wederom rangorderegeling en toetsen (2 punten). Alleen resultaat komt in aanmerking. Alle voorwaarden noemen en toetsen.
Hier is het punt dat het voordeel in beginsel geen verband houdt met de meerwaarde en om die reden geen resultaat uit een werkzaamheid is (8 punten).
In enkele gevallen motiveren studenten richting resultaat, door te zeggen dat Paul bewust het voordeel heeft opgezocht. Ook daar worden - afhankelijk van de toelichting - punten voor gegeven. Veel studenten merken alleen op dat de verkoop van een bron niet belast is: 2 punten. (Zie Hoofdlijnen H2.5 en Elementair H4.3.a, 4.3.f)
Hier moet instrumenteel gebruik uitgelegd worden als belastingheffing die erop is gericht om het gedrag van burgers te beïnvloeden.
Grootste nadeel van instrumentalisme is dat nooit echt duidelijk is of de maatregel ook effect zal hebben. Dit antwoord levert 4 punten op.
Uitleg alleen d.m.v. voorbeelden is niet genoeg. Nadelen als ‘de overheid mag zich niet met levens van burgers bemoeien’ leveren – afhankelijk van de motivering - ook punten op.
(Zie Hoofdlijnen H1.5, 2.1)
Vrijwel elke logische vrijstelling levert hier 4 punten op.
Het moet alleen wel duidelijk blijken dat begrepen wordt wat een subjectieve vrijstelling inhoudt. Verwijzingen in dit geval naar art 5 of 6 VPB zijn onjuist.
Suggesties om anders te gaan heffen (op basis van BMI bijv) zijn ook onjuist, daar gaat het hier niet om. De grondslag is bepaald; het gaat alleen om suggesties voor vrijstellingen. Vrijstelling voor lage inkomens kan – afhankelijk van de motivering - punten opleveren maar moet dan niet te zeer worden gepresenteerd als een tariefmaatregel.
Meeste vrijstellingen die genoemd worden: mensen met ziekte, medicijnen, of langer dan gemiddeld. Of mensen die sportabonnement hebben etc. (Zie Hoofdlijnen H1.5 en Elementair H4.2)
Terugwerkende kracht bij de invoering van een belastingwet of belastingmaatregel mag in beginsel niet, want is in strijd met het rechtszekerheidbeginsel. (2 punten)
Hier is wel sprake van een vorm van terugwerkende kracht omdat de heffing vanaf 2012 ook zal gelden voor mensen die in de periode vóór die tijd – toen de belasting nog niet bestond - door ongezond eten boven het basisgewicht zijn uitgekomen. (2 punten)
Opmerkingen dat wanneer er overgangsbeleid is en de nieuwe regel ruim van tevoren aangekondigd wordt er wel met terugwerkende kracht geheven kan worden leveren – afhankelijk van de motivering - 1 of 2 punten op. (Zie Hoofdlijnen H7.8 en Elementair H19.3.b)
Dit is geen belastingontduiking (handelen in strijd met wettelijke voorschriften/verplichtingen), maar belastingontwijking (de fiscaal voordeligste weg kiezen).
Dit antwoord levert, mist voldoende gemotiveerd, 4 punten op. (Zie Hoofdlijnen H1.4 en Elementair H1.12.a)
Profijtbeginsel: degene die gebruik maakt van overheidsdienst dient hiervoor belasting te betalen (2 punten). Iets anders gezegd: de gebruiker/vervuiler betaalt.
Hier is in de casus geen sprake van want fast food is geen overheidsdienst. (2 punten) (Zie Hoofdlijnen H1.5 en Elementair H1.4.b)
Hier moet in elk geval worden geconstateerd dat stichtingen op grond van art. 2 Wet VPB slechts belastingplichtig zijn indien en voorzover zij een onderneming drijven.
Voor het ondernemersbegrip kijken we naar de Wet IB 2001 (duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt behaald) en naar art. 4 Wet VPB.
Of er nu wel of niet tot belastingplicht wordt geconcludeerd op basis van de feiten en omstandigheden is niet van belang. Een goede motivering is voldoende.
Het alleen noemen van art. 6 Wet Vpb en aangeven dat er een vrijstelling geldt is niet goed. Een goede motivering levert nog wel punten op, maar nooit meer dan 6. (Zie Hoofdlijnen H1.2, 4.2 en Elementair H9.4, 13.7.a)
Het gaat om een aanslagbelasting (zie art. 24 Wet Vpb), dus de verzuimboete van art 67a AWR zou aan de orde kunnen zijn.
Art 67b AWR of een andere boetebepaling noemen is dus fout.
Het antwoord dat geen boete mogelijk is omdat stichting niet belastingplichtig en dus niet aangifteplichtig is ook juist, maar je moet wel motiveren en nog steeds art. 67a AWR noemen omdat daarin de eisen staan vermeld. (Zie Hoofdlijnen H7.7 en Elementair H2.8.a)
De omkering van de bewijslast is neergelegd in art 25 lid 3 AWR of 27e AWR.
Volle 10 punten bij noemen van dit artikel plus korte toelichting. Daarbij moet ook worden ingegaan op wat “omkering” inhoudt. Dit houdt in dat de belastingplichtige moet aantonen dat en in hoeverre de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. (Zie Hoofdlijnen H7.7 en Elementair H2.8.a)
deelnemingsvrijstelling
ruling mogelijkheid
geen bronheffing op uitgaande rente en royalties
groot belastingverdragennetwerk
Bij het noemen van deze 4 argumenten krijgt men de volle 10 punten, afhankelijk van begrip van concepten. Alleen melden ‘geen heffing op royalties’ kost een punt.
F.e. hoort er niet bij. Alle niet-fiscale argumenten leveren ook geen punten op. (Zie Hoofdlijnen H9.5 en Elementair H14.1, 1.8, 18.1)
Op grond van art 15 lid 3 sub c moet moeder in NL gevestigd zijn. Kan dus alleen gebruik maken van f.e. door oprichting van Nederlandse tussenholding. Vervolgens fe aanvragen en dan kunnen rentekosten worden verrekend met winsten van Nederlandse te kopen BV
Als alleen gezegd wordt dat GmbH en BV fiscale eenheid aangaan dan 0 punten. Als men constateert dat GmbH in NL gevestigd moet zijn maar men noemt niet de tussenholding dan 5 punten.
Deelnemingsvrijstelling hier niet aan de orde. Dit noemen kan punten kosten, afhankelijk van context. (Zie Hoofdlijnen H4.6, 6.4 en Elementair H14.1, 14.2)
Deze bundel bevat oefententamens te gebruiken bij het vak Belastingrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2153 |
Add new contribution