Oefententamens Belastingrecht - UL
- 4037 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.
Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:
Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:
Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?
In het kader van de belastingvereenvoudiging besluit de wetgever om box 2 van de Wet IB 2001 af te schaffen. Wat is (aannemend dat verder niets wordt gewijzigd in de belastingwetgeving) het gevolg van deze stap voor de wijze waarop aandeelhouders met een belang van 5% (of meer) in de inkomstenbelasting worden betrokken?
Waarom zijn naast de reguliere voordelen ook de vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang in box 2 belast?
Wat is het doel van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB 1964) voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders?
Bij het starten van een onderneming kan een keuze worden gemaakt uit verschillende rechtsvormen. Veelal staan ondernemers voor de keuze “eenmanszaak of BV?” Wat zijn de belangrijkste fiscale afwegingen?
Welke van de onderstaande beweringen over informeel kapitaal is juist?
Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?
Pieterse BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, houdt 5% van de aandelen in het eveneens in Nederland gevestigde Stokertje BV. Daarnaast houdt Pieterse BV 4% opties op aandelen in Stokertje BV. Pieterse BV verkoopt zowel de aandelen als de opties. Welk van de volgende antwoorden is juist?
Bal BV produceert machines die ballen maken. Bal BV houdt 100% van de aandelen in Biljart BV, een BV die zich specialiseert in het maken van biljartballen. Bal BV en Biljart BV vormen geen fiscale eenheid. Bal BV besluit zonder enige vergoeding een ballenmachine met een marktwaarde van € 200.000 aan Biljart BV over te dragen. Niet lang daarna verkoopt Bal BV al haar aandelen in Biljart BV aan een derde. Bal BV realiseert op deze aandelenoverdracht een winst van €300.000. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Bal BV van de overdracht van de machine in het licht van de latere overdracht van de aandelen Biljart BV?
Een geldverstrekking die civielrechtelijk de vorm van een geldlening heeft, wordt voor de vennootschapsbelasting niet altijd ook als geldlening behandeld. Onder welke omstandigheden wordt een dergelijke geldverstrekking als eigen vermogen behandeld?
Gerard heeft alle aandelen in X BV. X BV houdt op haar beurt alle aandelen in Y BV. Y BV keert een dividend uit van € 100.000. Welk antwoord is juist?
Welke bewering over de behandeling van vreemd vermogen en eigen vermogen in de vennootschapsbelasting is juist?
Welke uitspraak is onjuist?
In maart 2017 dient Henk via het internet zijn vooraf door de Belastingdienst ingevulde aangifte inkomstenbelasting 2016 in. Omdat Henk denkt dat het in de digitale
aangifte niet mogelijk is om het door hem genoten voordeel uit een onroerendezaaktransactie aan te geven, stuurt Henk begin april 2017 per gewone post een brief naar de belastinginspecteur waarin hij aangeeft van mening te zijn dat over het door hem genoten voordeel (groot € 150.000) in box 1 inkomstenbelasting is verschuldigd. Omdat Henk op zijn brief geen reactie ontvangt, stuurt Henk in juli 2017 nogmaals een kopie van zijn brief aan de inspecteur, nu aangetekend. In oktober 2017 ontvangt Henk de definitieve aanslag 2016; uit het daarin door de inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen blijkt dat het voordeel uit de onroerendezaaktransactie niet is meegenomen bij de bepaling van het belastbaar inkomen. Op 1 maart 2018 ontvangt Henk een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2016 waarbij over het door Henk genoten voordeel uit de onroerendezaaktransactie inkomstenbelasting wordt geheven. Welke van de onderstaande antwoorden is juist?
Ruud is een student fiscaal recht. Hij adviseert ondernemers over fiscaliteit en verzorgt hun belastingaangiften. Omdat de zaken goed lopen heeft hij vier medestudenten aangenomen om hem te assisteren. Gemiddeld werken zij twintig uur per week voor hem, tegen een uurloon van € 40. Hij heeft één en ander netjes vastgelegd in arbeidsovereenkomsten. Maar vanwege alle drukte komt hij er niet toe om aangifte loonbelasting te doen. De inspecteur legt Ruud een naheffingsaanslag op. Mag de inspecteur dat zomaar doen?
Francesco heeft de Colombiaanse nationaliteit. Hij woont enkele maanden per jaar in Colombia, maar verblijft elk jaar grotendeels in Amsterdam, waar hij een drugsbende leidt. Van de opbrengsten van de drugshandel heeft hij een mooi pand aan de Herengracht kunnen kopen voor een bedrag van € 1.500.000. Daar woont hij als hij in Nederland verblijft; zijn zaken handelt hij altijd buitenshuis af. Vanwege toenemende onrust in het Amsterdamse drugsmilieu besluit Francesco om zijn pand aan de Herengracht te verkopen, en wel voor € 2.500.000. Hij maakt dus een verkoopwinst van € 1.000.000, en besteedt dat bedrag aan de aankoop van een leuk pandje in Naarden. Neem aan dat het Nederlands-Colombiaanse verdrag ter voorkoming van dubbele belasting het heffingsrecht over deze verkoopwinst toewijst aan Colombia. Francesco vraagt uw advies: moet hij inderdaad Nederlandse inkomstenbelasting betalen over de verkoopwinst van € 1.000.000?
X BV houdt 95% van de aandelen in Y Ltd, een in de VS gevestigde (en daar belastingplichtige) vennootschap. Y Ltd keert dividend uit aan X BV. U mag er vanuit gaan dat artikel 10 van het verdrag tussen Nederland en de VS als volgt luidt:
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner van de andere Staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden: (a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam is dat onmiddellijk ten minste 10 percent van de aandelen in het lichaam dat de dividenden betaalt bezit;(...)
U mag er vanuit gaan dat de Nederlandse BV en de Amerikaanse Ltd kwalificeren als inwoner van resp. Nederland en de VS voor toepassing van het verdrag.
Welke staat/staten belast/belasten het dividend indien bovenstaand artikel wordt oegepast?
Welke stelling is onjuist met betrekking tot het boxenstelsel dat wordt gehanteerd in de
Welke stelling is juist?
Stelling I: Zelfstandige beoefenaren van een vrij beroep drijven geen onderneming.
Stelling II: Uitgaven die zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, zijn altijd aftrekbaar.
Mees drijft een onderneming in de zin van de Wet IB 2001. Hij exploiteert zijn eigen handel in tweedehands fietsen. Aan het begin van het jaar is zijn fiscale ondernemingsvermogen € 10.000. Aan het einde van het jaar bedraagt zijn fiscale ondernemingsvermogen € 8.000. Gedurende het jaar heeft Mees € 7.500 uit de kas van de onderneming gebruikt voor zijn levensonderhoud. Ook heeft Mees lopende het jaar zijn drie eigen fietsen, met een waarde van in totaal € 1000, om niet in de onderneming ingebracht.
Wat is de betekenis van de begrippen ‘totaalwinst’ en ‘jaarwinst’ voor de wijze waarop voor ondernemers in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001 de belastbare winst wordt bepaald?
Mees en Philippine zijn gaan samenwonen in een appartement dat zij zojuist samen hebben gekocht, en hebben zich ook beiden op dit adres ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie. Philippine wil echter beslist niet met Mees trouwen. En eigenlijk heeft ze ook geen zin om met Mees een notarieel samenlevingscontract af te sluiten. Gezien hun financiële omstandigheden zou het voor Mees en Philippine aantrekkelijk zijn om wél fiscale partners te zijn voor de Wet IB 2001. Mees probeert Philippine dan ook over te halen door te wijzen op art. 5a AWR. Philippine kan, zo stelt Mees, zonder huwelijk of notarieel samenlevingscontract niet zijn fiscale partner zijn voor de Wet IB 2001. Philippine voert daar tegen aan dat zij nog niet meerderjarig is, zodat fiscaal partnerschap helemaal niet aan de orde is. Welk advies zou u hen geven, om te zorgen dat Mees en Philippine kunnen kwalificeren als fiscale partners voor de Wet IB 2001?
Een voorbeeld van een specifieke renteaftrekbeperking is art. 15ad Wet Vpb 1969. Deze aftrekbeperking betreft rentebetalingen in verband met een overnameschuld. Achtergrond van de regeling is dat buitenlandse investeerders hun overname van een Nederlandse vennootschap zó financierden, dat de winst van deze vennootschap werd geërodeerd door renteaftrek. Welk kenmerk van het Nederlandse fiscale stelsel maakte dit (voordat de bedoelde aftrekbeperking werd ingevoerd) mogelijk?
De EU Anti-Ontgaans Richtlijn schrijft voor dat de lidstaten een renteaftrekbeperking invoeren in hun vennootschapsbelastingen. Welke?
Wanneer het Hof van Justitie moet beslissen of een regel van nationaal belastingrecht van één van de lidstaten in strijd is met de verdragsvrijheden, hanteert het een toetsschema. Welke van onderstaande vragen is in elk geval onderdeel van dit toetsschema?
Y BV is een vennootschap die naar Nederlands recht is opgericht en die tevens inNederland is gevestigd. Y BV verkoopt al jarenlang landbouwmachines. Alle aandelen van Y BV zijn in handen van de familie Van Deel uit Zuilen. Op een dag verkoopt dhr. Glasner – een ervaren verkoper en werknemer in dienst van Y BV – een dorsmachine aan dhr. Kolpen voor een bedrag van € 50.000. Normaal gesproken zou een dergelijke dorsmachine door Y BV voor een bedrag van € 75.000 worden verkocht. Echter, dhr. Kolpen is een goede afnemer van Y BV. Hij heeft in de afgelopen periode voor in totaal €1.450.000 aan machines bij Y BV gekocht. Dhr. Glasner wil dhr. Kolpen de korting op de prijs van de dorsmachine graag geven, ook omdat hij een grote bonus heeft gekregen vanwege de omvangrijke verkopen aan dhr. Kolpen. Hoe groot is het bedrag dat ter zake van de verkoop van de dorsmachine in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vennootschapsbelasting van Y BV?
X BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, heeft een aandelenbelang van 100% in Y Ltd, een in Ierland gevestigde vennootschap. X BV overweegt de activiteiten van haar Ierse dochtervennootschap Y Ltd uit te breiden, omdat Y Ltd goede mogelijkheden heeft voor winstgevende projecten in Ierland. X BV kan Y Ltd de noodzakelijke middelen verstrekken
(1) in de vorm van een kapitaalstorting in Y Ltd of
(2) in de vorm van een lening aan Y Ltd.
Gegeven is dat Ierland een vennootschapsbelasting heeft identiek aan de Nederlandse, zij het dat het Ierse belastingtarief 10% bedraagt. Wat is fiscaal de aantrekkelijkste keuze?
Heiko is ondernemer voor de inkomstenbelasting en handelt in klassieke tweedehands auto’s. Om zijn klantenkring uit te breiden bezoekt hij geregeld evenementen als golftoernooien, antiekveilingen, maar ook verjaardagen en borrels van zijn vaste klanten. Hij moet daartoe allerlei uitgaven doen, zoals lidmaatschappen van golfclubs, en het nogal prijzige onderhoud van de twee zestig jaar oude Jaguar XK’s die hij beurtelings gebruikt om de diverse evenementen te bezoeken. Deze uitgaven brengt hij als ondernemingskosten in aftrek op zijn belastingaangifte. Wat kan de inspecteur doen?
Frits ondersteunt graag survivaltochten, en helpt vaak in het bedrijf van Erik die zulke tochten aanbiedt aan bedrijven en personeelsverenigingen. De survivalactiviteiten vinden altijd plaats in Frankrijk, hoewel het vele voorbereidende werk natuurlijk in Nederland gebeurt waar Frits en Erik ook wonen. Erik geeft Frits instructies over de uit te voeren werkzaamheden. Frits ontvangt voor zijn werkzaamheden elke maand een vast bedrag van Erik, plus een vergoeding voor alle kosten die hij maakt. Hij vindt het werk overigens zó leuk dat hij ook wel bereid zou zijn om het zonder enige betaling te verrichten. Het voordeel dat Frits geniet uit deze werkzaamheden is:
Iris gaat elke avond naar het casino (in totaal wel 2000 uur per jaar). Zij speelt daar roulette en zoals te verwachten is: soms wint ze wat, maar doorgaans verliest ze flink. Zo gaat haar salaris grotendeels op aan haar gokverslaving. Op een dag overlijdt haar tante, met wie zij geen goede verstandhouding had. Tot Iris’ grote verbazing laat tante haar niettemin €20.000 na. Maar ook een brief waarin zij haar instrueert om dat bedrag bij het roulettespel in te zetten op het getal 13. Iris gaat meteen naar het casino en zet het hele bedrag in op het getal 13. Zij wint € 700.000. Is het voordeel van € 680.000 belast in box 1?
Welke stelling is juist?
Stelling I: Piet houdt 4% van de aandelen in X BV. Zijn moeder Truus houdt koopopties op een aandelenpakket van 10% in X BV. Zowel Piet als Truus hebben een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.6 Wet IB 2001.
Stelling II: Anja houdt 10% van de aandelen in Y BV. Tevens heeft zij een koopoptie om nog eens 4% van de aandelen van Y BV te kopen. De aandelen van Anja behoren tot een aanmerkelijk belang. De koopoptie behoort niet tot het aanmerkelijk belang.
Welke van de vier volgende stellingen over resultaat uit overige werkzaamheden is juist?
Wodan heeft de Noorse nationaliteit en woont sinds een aantal jaren in Italië. Wodan heeft sinds twee jaar een Nederlandse vriendin en komt dan ook regelmatig (twee keer per maand een lang weekend) naar Nederland. Hij verblijft dan bij zijn vriendin. Ze zijn nog niet getrouwd, maar Wodan overweegt zijn vriendin komend jaar ten huwelijk te vragen. Voor het gemak heeft Wodan een bankrekening geopend in Nederland. Op deze wijze kan hij in Nederland makkelijk aan zijn geld komen om zijn vriendin tijdens zijn verblijf in Nederland mee uit eten te nemen en cadeautjes voor haar te kopen. Op welke wijze kan Nederland belasting heffen ter zake van de Nederlandse bankrekening?
Wanneer is een niet-inwoner of niet-ingezetene belastingplichtig voor resp. de Wet IB 2001 of de Wet Vpb 1969?
De heer Jansen is fiscalist bij een grote multinational. Na een weekje brainstormen heeft hij de optimale fiscale structuur voor zijn multinational bedacht. Hij legt de structuur voor aan de leden van de Raad van Bestuur van de multinational. Zij vinden dat de structuur soms wel erg nadrukkelijk de grenzen van het fiscaal toelaatbare opzoekt. Meneer Jansen vertelt de leden van de Raad van Bestuur dat zij zich geen zorgen hoeven te maken; een eventueel beroep van de fiscus op fraus legis zal bij de rechter niet slagen. Meneer Jansen draagt voor zijn stelling vier argumenten aan. Welk argument is niet van belang voor de vraag of van fraus legis sprake is?
Welke stelling is juist?
Stelling I: Nederland past het woonplaatsbeginsel toe om te komen tot een vennootschapsbelastingplicht voor in het buitenland gevestigde en naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen.
Stelling II: Een toepassing van het bronbeginsel is dat Nederland loonbelasting heft over het loon van een niet-ingezetene dat voortkomt uit een dienstbetrekking in Nederland.
Art. 10a Wet Vpb 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente. Wat is het probleem dat deze regeling beoogt op te lossen?
‘Fiscus moet achter de wegsluizers aan’ NRC Handelsblad, 12 mei 2018, Camil Driessen/ Philip de Witt Wijnen
Het kabinet wil niet alleen brievenbusmaatschappijen aanpakken zoals in het regeerakkoord staat, maar ook buitenlandse bedrijven met echte activiteiten in Nederland die geld wegsluizen naar belastingparadijzen. Dat zegt staatssecretaris Menno Snel (Financiën, D66) in een interview met NRC. Het is voor het eerst dat hij zo expliciet spreekt over de aanpak van ‘echte’ bedrijven.
Nu nog is het mogelijk om rente-, royalty's en dividenden onbelast via Nederland naar andere landen te laten stromen, maar vanaf 2020 voert het kabinet bronheffing in op deze geldstromen richting belastingparadijzen. Die heffing gaat dus ook voor ‘echte’ bedrijven gelden, zegt Snel.
Hij wil geen bedrijfsnamen noemen, maar geeft het voorbeeld van een bedrijf dat in Nederland „heel veel geld verdient met de verkoop van gymschoenen” en die winsten doorsluist naar een belastingparadijs. „Dan willen wij als fiscus gaan ingrijpen.”
Sportschoenenfabrikant Nike – dat zijn Europese hoofdkantoor in Hilversum heeft – raakte in november vanwege een dergelijke fiscale constructie via Nederland in opspraak. Uit de Paradise Papers, een groot onderzoeksjournalistiekproject in 2017 over belastingontwijking, bleek dat Nike van 2005 tot 2014 buiten de VS vrijwel alle wereldwijde verkopen via dat Nederlandse kantoor liet lopen. Die miljardenwinsten werden in Nederland nauwelijks belast omdat Nike ze doorsluisde naar een filiaal op Bermuda door zichzelf forse facturen voor royalty’s op intellectueel eigendom te sturen.
Veel multinationals laten geldstromen via Nederland lopen om zo hun belastingrekening te drukken. De helft van de 500 grootste Amerikaanse bedrijven heeft een vennootschap in Nederland. Maar ook veel niet-Amerikaanse bedrijven weten Nederland te vinden zoals Ikea en de bv van Fiat-familie Agnelli. Nederland is de afgelopen jaren internationaal steeds meer onder vuur te komen liggen vanwege de rol die het speelt in internationale belastingontwijkingsstructuren.
Inspecteur De Vries krijgt van zijn chef te horen dat een beroep op fraus legis kansloos wordt geacht. Nike NL BV betaalt gewoon weinig vennootschapsbelasting in Nederland, en daar kan De Vries als belastinginspecteur niets aan doen. Dan leest inspecteur De Vries in de krant dat het kabinet heeft afgesproken om in 2020 een bronbelasting in te voeren op royaltybetalingen naar belastingparadijzen zoals Bermuda. Neem aan dat zo’n heffing inhoudt: telkens wanneer Nike NL BV een bedrag aan royalty’s betaalt aan Nike Bermuda Ltd, moet Nike NL BV daarover 15% bronbelasting afdragen. Inspecteur De Vries betwijfelt of het Nike-concern hierdoor méér belasting zal gaan betalen.
Wat is de reden voor zijn twijfel?
Het artikel poneert dat de miljardenwinsten van Nike in Nederland nauwelijks werden belast “omdat Nike ze doorsluisde naar een filiaal op Bermuda door zichzelf forse facturen voor royalty’s op intellectueel eigendom te sturen.” Neem aan dat Nike de volgende concernstructuur heeft:
De in de VS gevestigde (en daar belastingplichtige) Nike US Ltd is de 100% aandeelhouder van Nike Bermuda Ltd, gevestigd en belastingplichtig in het belastingparadijs Bermuda, terwijl Nike US Ltd tevens 100% aandeelhouder is van Nike NL BV, gevestigd en belastingplichtig in Nederland. Nike Bermuda Ltd bezit het recht op de merknaam Nike. Nike NL BV betaalt Nike Bermuda Ltd voor het recht om de naam Nike te gebruiken, en verricht de wereldwijde verkoop van Nikeprodukten.
Inspecteur De Vries, die in de krant heeft gelezen dat Nike NL BV wordt genoemd als “belastingontwijker”, zint op een manier om Nike NL BV méér belasting in Nederland te laten betalen.
Neem aan dat de bij onderdeel 3 bedoelde toetsing inderdaad heeft plaatsgevonden; de uitkomst is dat Nike NL BV het juiste bedrag aan winst heeft aangegeven op haar aangifte Vpb. Inspecteur De Vries is daardoor hevig teleurgesteld, hij vindt dat Nike NL BV zich fiscaal misdraagt. Hij wil op grond van fraus legis de aftrek van royalty’s door Nike NL BV weigeren.
Welke twee argumenten zal hij daarvoor moeten kunnen onderbouwen? (NB. het volstaat om de twee argumenten te noemen, u hoeft niet zelf een onderbouwing te bedenken).
1. D | 11. D | 21. D | 31. A |
2. D | 12. D | 22. B | 32. B |
3. A | 13. D | 23. A | 33. D |
4. C | 14.A | 24. D | 34. B |
5. D | 15. C | 25. D | 35. A |
6. C | 16. B | 26. B | 36. D |
7. C | 17. A | 27. D | 37. D |
8. B | 18. D | 28. A | 38. C |
9. B | 19. A | 29. D | 39. D |
10. D | 20. D | 30. B | 40. D |
Het moederconcern Nike US Ltd zal waarschijnlijk in staat zijn om door een aanpassing in de concernstructuur te zorgen dat de wereldwijde royaltystroom niet langer via NL loopt, maar via een ander land dat de royaltystroom niet of laag belast.
Art 8b Wet Vpb 1969 stelt de inspecteur in staat om verrekenprijzen overeengekomen tussen verbonden lichamen te toetsen op zakelijkheid. Hij onderzoekt dan welke vergoeding een (niet-verbonden) derde zou betalen voor het recht om de merknaam te kunnen gebruiken.
Deze bundel bevat oefententamens te gebruiken bij het vak Belastingrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2417 |
Add new contribution