Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

  1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
  2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
  3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
  4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

Vraag 2

Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

  1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
  2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
  3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
  4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

Vraag 3

Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

  1. Het nationaliteitsbeginsel.
  2. Het profijtbeginsel.
  3. Het bronbeginsel.
  4. Het woonplaatsbeginsel

Vraag 4

De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

  1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
  2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
  3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
  4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

Vraag 5

In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

  1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
  2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
  3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
  4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen in de Wet IB die voor de invulling van het belastbare feit afhankelijk zijn van het subjectieve oordeel van de Belastingdienst.

Vraag 6

Tegen welke van de volgende beslissingen van de inspecteur is er geen bezwaar mogelijk?

  1. Een aanslag inkomstenbelasting.
  2. Een naheffingsaanslag loonbelasting.
  3. Een verrekening op grond van art. 15 AWR.
  4. Een aankondiging van de inspecteur om van de aangifte af te wijken.

Vraag 7

Enkele voordelen uit aanmerkelijk belang worden bij fictie betrokken in de inkomstenbelastingheffing. Welk voordeel is hier geen voorbeeld van?

  1. Voordeel behaald bij de inkoop en afkoop van winstbewijzen.
  2. Voordeel behaald bij de inkoop door een vennootschap van eigen aandelen.
  3. Voordeel behaald bij het betaalbaar stellen van liquidatie-uitkeringen.
  4. Voordeel behaald bij de schenking van aandelen.

Vraag 8

Gerard, een in Nederland gevestigde advocaat, is enige tijd geleden benaderd voor een rechtskundig advies van persoonlijke aard door de in Duitsland wonende particulier Gebhard. Omdat Gerard het adres van de in Duitsland woonachtige Gebhard niet weet, stuurt hij de factuur naar de in Nederland woonachtige moeder van Gebhard. Wat is de plaats van de prestatie voor de Wet OB met betrekking tot dit advies?

  1. De plaats van deze dienst is Duitsland, omdat de woonplaats van Gebhard in Duitsland is gelegen.
  2. De plaats van deze dienst is Duitsland, omdat het advies betrekking heeft op de aangelegenheden van een Duitse inwoner.
  3. De plaats van deze dienst is Nederland, omdat Gerard de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in Nederland heeft gevestigd.
  4. De plaats van deze levering is Nederland, omdat het advies door een Nederlandse advocaat wordt verstrekt.

Vraag 9

In het kader van de belastingvereenvoudiging besluit de wetgever om box II van de Wet IB af te schaffen. Wat is het gevolg voor het aandelenbezit van voormalig aanmerkelijkbelangaandeelhouders van deze stap?

  1. Aanmerkelijkbelanghouders worden belast in box 1 ter zake van het loon; zij zijn immers in dienst van hun eigen vennootschap als directeur.
  2. Aanmerkelijkbelanghouders worden belast in box 1 ter zake van resultaat uit overige werkzaamheden; zij zijn immers fiscaal gezien geen ondernemers of werknemers.
  3. Aanmerkelijkbelanghouders worden belast in box 3 ter zake van voordeel uit sparen en beleggen ; zij hebben namelijk geen box 1-inkomen.
  4. Aanmerkelijkbelanghouders worden belast in box 1 ter zake van winst uit onderneming; zij drijven namelijk een onderneming.

Vraag 10

Hans heeft een winkel waarin hij voetbalshirtjes verkoopt. Hij kwalificeert als ondernemer voor de Wet IB. Op een dag staat Hans op het punt zijn winkel te verlaten om met zijn vrienden naar de Kuip te gaan. Hans heeft geen tijd meer om langs zijn huis te gaan om zijn voetbalshirt op te halen en besluit een shirt ter waarde van € 80 uit de winkel mee te nemen. Vervolgens besluit Hans dat hij voortaan altijd in dit specifieke shirt naar de wedstrijden gaat en besluit dus het shirt te houden. Fiscaal moet deze € 80 voor de inkomstenbelasting worden aangemerkt als:

  1. een onttrekking.
  2. ondernemingskosten.
  3. een resultaat uit overige werkzaamheid.
  4. een kapitaalstorting.

Vraag 11

Meneer Bloem is fiscalist bij een grote multinational. Hij heeft de meest optimale fiscale structuur voor zijn multinational bedacht. De leden van de Raad van Bestuur van de multinational constateren dat de structuur soms wel erg nadrukkelijk de grenzen van het fiscaal toelaatbare opzoekt. Meneer Bloem vertelt de leden dat zij zich geen zorgen hoeven te maken; een eventueel beroep van de fiscus op fraus legis in de toekomst zal bij de rechter namelijk niet slagen. Meneer Bloem draagt hiervoor 4 argumenten aan. Welk argument is echter niet van belang?

  1. Andere multinationals hebben een dergelijke structuur ook.
  2. De structuur miskent niet het doel en de strekking van de wet.
  3. Naast het fiscale voordeel van de structuur, hebben de handelingen die binnen de structuur plaatsvinden en de herstructurering ook reële betekenis.
  4. Naast het motief om belasting te besparen, is de structuur met name opgezet omdat behoorlijke kostenvoordelen behaald kunnen worden.

Vraag 12

Mevrouw Kraan bezit 3% van de aandelen in Z BV. Daarnaast bezit zij 3% van de aandelen in Y BV. Y BV houdt de overige 97% van de aandelen in Z BV. Welke van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. Mevrouw Kraan heeft een aanmerkelijk belang in Y BV en in Z BV.
  2. Mevrouw Kraan heeft een aanmerkelijk belang in Y BV, maar niet in Z BV.
  3. Mevrouw Kraan heeft een aanmerkelijk belang in Z BV, maar niet in Y BV.
  4. Mevrouw Kraan heeft noch een aanmerkelijk belang in Z BV noch in Y BV.

Vraag 13

Wat is het voordeel van het aangaan van een fiscale eenheid in de omzetbelasting?

  1. Het kan een financieringsvoordeel opleveren, met name als sommige rechtspersonen in de fiscale eenheid vrijgestelde terwijl andere rechtspersonen belaste prestaties leveren.
  2. Het aangaan van een fiscale eenheid maakt het mogelijk dat ook stichtingen aangemerkt kunnen worden als ondernemer voor de omzetbelasting.
  3. Omzetbelastingwinsten en -verliezen kunnen binnen de fiscale eenheid tussen de verschillende rechtspersonen worden verrekend.
  4. Er kan alleen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden aangegaan als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting is aangegaan.

Vraag 14

M BV en haar dochtermaatschappij D BV vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Welke van de navolgende stellingen is onjuist?

  1. M BV houdt minimaal 95% van de aandelen in D BV.
  2. M BV en D BV hebben gezamenlijk een verzoek ingediend voor toepassing van de fiscale eenheid.
  3. M BV en D BV kunnen zowel in Nederland als in het buitenland gevestigd zijn.
  4. M BV en D BV hanteren hetzelfde fiscale boekjaar.

Vraag 15

Door een feit dat hem ten tijde van het opleggen van de aanslag niet bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, is de inspecteur erachter gekomen dat Elwin een te lage definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 heeft ontvangen. Hoe kan de inspecteur dit corrigeren?

  1. De inspecteur kan ambtshalve een aanslag opleggen met omkering van de bewijslast.
  2. De inspecteur kan de bestaande aanslag ongeldig verklaren en een nieuwe definitieve aanslag opleggen indien Elwin te kwader trouw is.
  3. De inspecteur kan een navorderingsaanslag opleggen.
  4. De inspecteur kan een naheffingsaanslag opleggen.

Vraag 16

Welke van de volgende belastingen levert het meeste voor de Nederlandse schatkist op?

  1. De vennootschapsbelasting.
  2. De bankenbelasting.
  3. De omzetbelasting.
  4. De overdrachtsbelasting.

Vraag 17

Tot het loonbegrip in de zin van de Wet LB behoort niet:

  1. een auto van de zaak.
  2. een kerstpakket dat een werknemer ontvangt van zijn werkgever.
  3. een prestatie-afhankelijke bonus die een werknemer van zijn werkgever ontvangt aan het eind van het jaar.
  4. de vergoeding voor immateriële schade die een werknemer ontvangt van zijn werkgever op grond van zijn aansprakelijkheid voor een aan zijn werknemer overkomen ongeval.

Vraag 18

Kees heeft een aandelenbelang van 5% in X BV; Anton heeft een aandelenbelang van 95% in X BV. Deze vennootschap maakt een winst van € 1.000 in 2012 en deze winst wordt niet uitgedeeld. Wat is juist?

  1. Kees en Anton hebben beiden een aanmerkelijk belang in X BV. Zij genieten echter geen regulier voordeel uit hun aanmerkelijk belang in 2012.
  2. Anton kan over 2012 op verzoek een fiscale eenheid aangaan met X BV. Tezamen betalen zij dan één maal vennootschapsbelasting over 95% van de winst van € 1.000.
  3. Kees en Anton hebben allebei een aanmerkelijk belang in X BV en zij genieten in 2012 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang, maar dit valt voor X BV onder de deelnemingsvrijstelling.
  4. Kees en Anton hebben allebei een aanmerkelijk belang in X BV. Zij genieten in 2013 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang en dit is belast met vennootschapsbelasting.

Vraag 19

De volgende stellingen gaan over informeel kapitaal. Welke is juist?

  1. Het verstrekken van informeel kapitaal is in beginsel aftrekbaar bij de verstrekker van dit kapitaal.
  2. Wanneer een dochtermaatschappij door haar moedermaatschappij wordt bevoordeelt op basis van de aandeelhoudersrelatie is er sprake van informeel kapitaal.
  3. Wanneer een dochtermaatschappij een pand voor een te lage prijs aan haar moedermaatschappij verkoopt, is er sprake van informeel kapitaal.
  4. Als er sprake is van informeel kapitaal, dan moet het voordeel dat voortvloeit uit de aandeelhoudersrelatie bij degene die het voordeel ontvangt worden belast.

Vraag 20

Tim is eigenaar van een vakantiehuis op een recreatiepark in Zuid-Brabant. Dit vakantiehuis is voor hem geen eigen woning. De waarde van het vakantiehuis is € 200.000. In 2013 heeft Tim met de verhuur van de woning € 40.000 verdiend. De woning werd verhuurd aan criminelen die zich in de Brabantse grensstreek ophouden. Hij heeft wel kosten gemaakt in verband met dit verhuur: € 10.000 aan schoonmaak en reparatie en aan aanschaf en onderhoud van een aantal waakhonden (het gaat om levensgevaarlijke vechthonden). De vakantiewoning wordt belast in box 3, maar hoe?

  1. Tim wordt in box 3 belast naar een inkomen van € 27.000: de huurinkomsten minus de door Tim zelf gedragen kosten.
  2. Tim wordt in box 3 belast naar een inkomen van € 32.000: de huurinkomsten minus de door Tim zelf gedragen kosten, waarbij de kosten van de vechthonden van aftrek zijn uitgesloten.
  3. Tim wordt in box 3 belast naar een inkomen van € 24.000: de huurinkomsten minus het forfaitaire rendement van 4% van de waarde van de woning van € 200.000 (= € 8.000) en minus de door Koos zelf gedragen kosten, waarbij de kosten van de vechthonden van aftrek zijn uitgesloten.
  4. Tim wordt in box 3 belast naar een inkomen van € 8.000: dit is het forfaitaire rendement van 4% over de waarde van de woning van € 200.000 (= € 8.000).

Vraag 21

X BV heeft 100% van de aandelen in Y BV. Y BV maakt € 100 winst en keert na betaling van de daarover verschuldigde vennootschapsbelasting de winst uit aan X BV. Hoeveel vennootschapsbelasting moeten X BV en Y BV betalen als het vennootschapsbelastingtarief 25% is?

  1. De regeling van de fiscale eenheid wordt in deze casus automatisch toegepast. Daarom is de moedermaatschappij van de fiscale eenheid, X BV, over de gemaakte winst van € 100 een bedrag van € 25 aan vennootschapsbelasting verschuldigd.
  2. Y BV betaalt over de gemaakte winst € 25 vennootschapsbelasting. De uitgedeelde winst van netto € 75 is bij X BV niet belast op grond van de deelnemingsvrijstelling.
  3. Y BV betaalt geen vennootschapsbelasting, aangezien de winst wordt uitgekeerd. X BV betaalt € 25 vennootschapsbelasting aangezien de ontvangen winstuitkering voor X BV winst vormt.
  4. Y BV kan de belasting terugvragen, aangezien de winst wordt uitgekeerd. X BV betaalt ook geen vennootschapsbelasting in verband met toepassing van de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 22

Arjen heeft een woning gekocht en opgeknapt. De totale kosten hiervoor zijn € 300.000. Daarna heeft hij de woning voor € 350.000 verkocht. Hij heeft dus € 50.000 verdiend. Arjen heeft advies ingewonnen bij een professionele belastingadviseur over de vraag of dit voordeel met inkomstenbelasting is belast.

Naar de mening van de belastingadviseur is het goed verdedigbaar dat dit voordeel niet belast is met inkomstenbelasting. Arjen vermeldt daarom het voordeel niet in zijn aangifte. De inspecteur corrigeert vervolgens de aangifte en legt een aanslag op waarin € 50.000 is begrepen als resultaat uit overige werkzaamheden is begrepen. De inspecteur legt daarnaast ook een vergrijpboete op.
 Arjen wil zich verweren tegen de aanslag en de boete, maar wat zijn de mogelijkheden?

  1. Hij kan in bezwaar komen tegen de aanslag bij de inspecteur. Tegen de boete kan hij niet veel doen. Deze is altijd verschuldigd omdat hij bewust het risico heeft genomen dat er te weinig belasting is verschuldigd.
  2. Hij kan in bezwaar komen tegen de aanslag en de boete bij de inspecteur. Ten aanzien van de boete kan hij het verweer voeren dat er geen sprake was van opzet of grove schuld, aangezien uit het advies van de belastingadviseur blijkt dat er sprake was van een pleitbaar standpunt. Dit verweer zou kans van slagen kunnen hebben.
  3. Bezwaar is niet mogelijk omdat er een vergrijpboete bij betrokken is. Arjen moet daarom in beroep gaan tegen de aanslag bij de Rechtbank (belastingkamer).
  4. De geldigheid van de boete moet hij aanvechten voor de strafrechtelijke kamer van de Rechtbank, maar tegen de aanslag kan hij in beroep komen bij de inspecteur.

Vraag 23

De termen belastingontduiking en belastingontwijking:

  1. worden gebruikt om het legaal en illegaal verminderen van verplichtingen jegens de fiscus aan te geven.
  2. worden gebruikt ter aanduiding van het zwarte circuit, waarin naar schatting 25% omgaat van het bruto binnenlands product.
  3. worden gebruikt ter aanduiding van het zwarte circuit, waarin naar schatting 5% omgaat van het bruto binnenlands product.
  4. zien op constructies die ook wel worden aangeduid met de term ‘illegale tax planning’.

Vraag 24

De vergoeding voor vreemd vermogen is een rentebetaling. Deze rentebetaling is voor de vennootschapsbelasting:

  1. in beginsel aftrekbaar, maar er moet dan geen sprake zijn van een vermomde winstuitdeling.
  2. in beginsel alleen aftrekbaar als zij binnen een groep van verbonden lichamen wordt betaald.
  3. in beginsel niet belast bij de ontvanger.
  4. in beginsel niet aftrekbaar bij de betaler.

Vraag 25

Belastingverdragen bevatten doorgaans regels:

  1. ter uniformering van heffingen, ter voorkoming van juridisch dubbele belasting, ter voorkoming van het ontgaan van belasting en over uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
  2. ter voorkoming van economisch dubbele belasting, ter voorkoming van het ontduiken van belasting, ter voorkoming van discriminatie en over uitwisseling van heffingen.
  3. ter voorkoming van juridisch dubbele belasting, ter voorkoming van het ontgaan van belasting, ter voorkoming van discriminatie en over uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
  4. ter voorkoming van economisch dubbele belasting, ter voorkoming van het ontgaan van belasting, ter voorkoming van discriminatie en over uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.

Vraag 26

Bas heeft voor zijn studie in 2015 een laptop gekocht voor € 500. Op de website van de Belastingdienst heeft hij gelezen dat studiekosten een aftrekpost vormen. Op basis van deze informatie brengt hij de € 500 op zijn inkomsten over 2015 in aftrek. Als hij in de loop van 2016 zijn aanslag ontvangt, ziet hij dat de aftrekpost is geschrapt. Bij navraag bij de inspecteur hoort hij dat de informatie op de website niet klopt. Bas is van mening dat de aftrekpost toch in aanmerking genomen moet worden. Op welk beginsel zal hij dan een beroep moeten doen?

  1. Het gelijkheidsbeginsel.
  2. Het rechtszekerheidsbeginsel.
  3. Het beginsel van de kenbare fout.
  4. Het vertrouwensbeginsel.

Vraag 27

Goed koopmansgebruik bij het berekenen van het volgende van belang:

  1. de totaalwinst van een onderneming.
  2. de jaarwinst van een onderneming.
  3. het verschil tussen de jaarwinst en de totaalwinst van een onderneming.
  4. de som van de totaalwinst en de jaarwinst van een onderneming.

Vraag 28

Bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting 2006 vult de heer Arend opzettelijk niet in dat hij een bankrekening heeft in Zweden waar hij € 1 miljoen op heeft staan. Hij is zich bewust van het feit dat hij de bankrekening in zijn aangifte in box III had moeten vermelden. De inspecteur ziet echter geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte en volgt daarom de aangifte en legt de aanslag conform de aangifte op. Zes jaar na het opleggen van de aanslag komt de inspecteur er per toeval achter dat de heer Arnold in 2006 een bankrekening met € 1 miljoen had in Zweden. Wat kan de inspecteur nu nog doen?

  1. De inspecteur kan niet meer navorderen omdat de navorderingstermijn is verstreken.
  2. De inspecteur kan een navorderingsaanslag opleggen ex art. 16 AWR en een vergrijpboete ex art. 67e AWR.
  3. De inspecteur kan een naheffingsaanslag opleggen ex art. 20 AWR.
  4. De inspecteur kan niet meer corrigeren omdat hij destijds de aangifte heeft gevolgd.

Vraag 29

X BV is voor 5% aandeelhouder in Y BV. Z BV, welke 100% aandeelhouder is van X BV, is voor 20% aandeelhouder in Y BV. X BV verkoopt de aandelen in Y BV voor € 300.000 aan een derde. De aandelen hebben een boekwaarde van € 125.000. Welke stelling is juist?

  1. X BV wordt op grond van de bepalingen van hoofdstuk 3 Wet IB belast over € 175.000.
  2. X BV is geen belasting verschuldigd over het voordeel dat is behaald.
  3. X BV is over € 175.000 vennootschapsbelasting verschuldigd.
  4. X BV wordt op grond van de bepalingen van hoofdstuk 4 Wet IB belast over € 175.000.

Vraag 30

Eric en Annette zijn ongehuwd en wonen sinds 2009 samen in een appartement in Rotterdam, dat destijds door Eric is gekocht. Ook is het appartement door hem met een lening van de bank gefinancierd. Eric en Annette willen als fiscale parters voor de heffing van de inkomstenbelasting worden aangemerkt, om zo de aftrek van hypotheekrente fiscaal te optimaliseren. Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden tot partnerschap voor de Wet IB 2001

  1. Annette maakt de door Eric aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
  2. Eric en Annette hoeven niets te doen omdat ze van rechtswege fiscale partners zijn. Dit omdat ze samenwonen in een eigen woning.
  3. Eric en Annette registreren zich allebei op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.
  4. Eric en Annette registreren zich allebei op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie en gaan een samenlevingscontract aan bij de notaris.

Vraag 31

Elko is voor de inkomstenbelasting ondernemer en houdt zich bezig met het importeren en verkopen van speedboten. Ter zake van het bezichtigen van een aantal interessante exemplaren heeft Elko een vliegticket naar Canberra (Australië) gekocht voor een bedrag van € 1.500. Welke van de volgende antwoorden is juist?

  1. De kosten komen in zijn geheel niet in aanmerking voor aftrek, omdat Canberra buiten de Europese Unie is gelegen.
  2. Elko kan het bedrag van € 1.500 alleen in mindering op zijn fiscale winst brengen als de zakenreis heeft geleid tot de aankoop van speedboten.
  3. Elko kan het bedrag van € 1.500 als ondernemingskosten in mindering op zijn fiscale winst brengen. Hij moet dan wel kunnen aantonen dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.
  4. Elko kan slechts een bedrag van € 500 in mindering brengen op zijn fiscale winst, omdat dit de prijs is voor het goedkoopste ticket naar Canberra.

Vraag 32

Mevrouw Bloem heeft nieuwe kleding gekocht ten behoeve van haar dienstbetrekking als secretaresse. Wat is juist?

  1. De omzetbelasting die over de kleding verschuldigde is, kan mevrouw Bloem alleen terugvragen als zij over haar salaris omzetbelasting in rekening brengt aan haar werkgever.
  2. De over de kleding verschuldigde omzetbelasting kan mevrouw Bloem niet terugvragen van de Belastingdienst.
  3. De over de kleding verschuldigde omzetbelasting kan mevrouw Bloem terugvragen, omdat zij de kosten voor deze nieuwe kleding niet in mindering op haar salaris kan brengen voor de heffing van de inkomstenbelasting.
  4. Mevrouw Bloem heeft bij de aankoop geen omzetbelasting over de kleding hoeven te betalen, omdat de levering van kleding is vrijgesteld voor de omzetbelasting.

Vraag 33

Johan drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak voor de Wet IB. In 2015 heeft hij winst behaald. Deze ondernemingswinst is belast in box I van de inkomstenbelasting. Johan is ook 100% aandeelhouder van een BV. In 2015 heeft hij een verlies uit aanmerkelijk belang gerealiseerd. Joop wil zijn verliezen van box II verrekenen met de winsten uit box I in zijn aangifte inkomstenbelasting 2015. Welk antwoord is juist?

  1. Er is alleen verliesverrekening mogelijk tussen box I en box II.
  2. Er is verliesverrekening mogelijk tussen box I, box II en box III.
  3. Er is alleen verliesverrekening mogelijk tussen box II en box III. Johan heeft echter winsten in box I, waardoor dit hem geen uitkomst biedt.
  4. Er is geen verliesverrekening mogelijk tussen box I, II en III.

Vraag 34

Milan werkt fulltime als taaltrainer in dienstverband bij Gesprek BV. Hij heeft voor onbepaalde tijd een arbeidscontract. Hij ontvangt loon van deze BV. Daarnaast valt Milan in als docent Spaans bij een cursus. Hiermee verdient hij € 20 euro per les. Over deze invalbeurten is niets op schrift vastgelegd. Milan kan tijdens de invalbeurten doen wat hij zelf wil. Hij is namelijk niet gebonden aan enige instructie. Welk alternatief geeft de fiscale positie van Milan het beste weergeeft?

  1. Milan is in de inkomstenbelasting zowel belast voor zijn werk bij Gesprek BV als voor zijn werk als docent Spaans. Ook is Milan in de loonbelasting belast voor zijn werk bij Gesprek BV. Deze belasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting.
  2. Milan is in de vennootschapsbelasting belast voor zijn werk bij Gesprek BV. In de inkomstenbelasting is Milan alleen belast voor zijn werk als docent Spaans.
  3. Milan is in de loonbelasting belast voor zijn werk bij Gesprek BV. In de inkomstenbelasting is Milan belast voor zowel zijn werk bij Gesprek BV als voor zijn werk als docent Spaans, maar deze belasting is een voorheffing op de loonbelasting.
  4. Milan is in de loonbelasting zowel belast voor zijn werk bij Gesprek BV als voor zijn werk als docent Spaans. Ook is Milan in de inkomstenbelasting belast voor zijn werk bij Gesprek BV.

Vraag 35

Welke van onderstaande stellingen is onjuist? In de omzetbelasting:

  1. kunnen ook samenwerkingsverbanden belastingplichtig zijn.
  2. wordt het bestemmingslandbeginsel gehanteerd. Dit houdt in dat de omzetbelasting in het algemeen moet worden geheven door het land waar het verbruik plaatsvindt.
  3. is aftrek van voorbelasting alleen toegestaan voor ondernemers die tegen het 21%-tarief worden belast.
  4. wordt in beginsel per saldo in elke schakel van de productie- of handelsketen belasting geheven over de in die schakel aan de goederen toegevoegde waarde.

Vraag 36

Of er gesproken kan worden van een bron van inkomen wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria:

  1. Voordeel beogen, voordeel verwachten, organisatie van kapitaal en arbeid, deelname aan het economische verkeer.
  2. Voordeel ontvangen, zelfstandigheid, deelname aan het economische verkeer.
  3. Voordeel beogen, voordeel verwachten, deelname aan het economische verkeer.
  4. Organisatie van kapitaal en arbeid, beloning ontvangen, verrichting buiten de familiaire kring.

Vraag 37

Harry en Monique hebben in 2015 samen een villa gekocht in Vlissingen. Deze villa is gedeeltelijk gefinancierd met een lening verkregen van Monique’s opa. Hun voormalige appartement in Amsterdam, dat hypotheekvrij is, staat sindsdien te koop. Welke van de onderstaande stellingen is juist met betrekking tot 2016?

  1. De rente die aan Monique’s opa is betaald is niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting, omdat de betaalde rente bekostigd moet worden uit het verhuren van het appartement.
  2. De rente die aan Monique’s opa is betaald is nimmer aftrekbaar, omdat daarvoor vereist is dat de lening is afgesloten bij een bank.
  3. De rente die aan Monique’s opa is betaald is pas aftrekbaar voor de inkomstenbelasting als het appartement in Amsterdam wordt verkocht.
  4. Zowel de villa in Vlissingen als het appartement in Amsterdam worden aangemerkt als eigen woning in de zin van de Wet IB.

Vraag 38

De Telegraaf, vrijdag 2 mei 2014, 08:10

Verhagen: branche, gemeente en consument beter af

'Btw bouwgrond van 21 naar 6 procent' door Joris Polman

ZOETERMEER - Om nieuwbouwhuizen goedkoper te maken, moet de btw op bouwgrond omlaag van 21 naar 6 procent. Dat is niet alleen gunstig voor consumenten, maar ook voor de noodlijdende bouwbranche, omdat hiermee nieuwbouw wordt aangejaagd.

Bovendien helpt het gemeenten om eindelijk verlost te raken van miljarden euro’s aan bouwgrond die ze sinds de crisis aan de straatstenen niet kwijtraken. Dat zegt voorman Maxime Verhagen van brancheorganisatie Bouwend Nederland. Volgens de oudpoliticus is er sprake van een win-winsituatie als de btw daadwerkelijk omlaaggaat. „Het Rijk krijgt dan wel minder btw op de grond, maar bedenk wel dat er nu feitelijk geen geld naar de schatkist gaat omdat er gewoon geen bouwgrond wordt verkocht. En denk ook eens aan alle andere effecten die optreden. De gemeenten krijgen extra bouwleges en een hogere opbrengst uit de ozb. En er is minder geld nodig voor bijstandsuitkeringen voor al die bouwvakkers die thuiszitten omdat ze sinds de crisis hun baan zijn verloren. Ik roep het nog maar eens in herinnering: sinds 2008 zijn 70.000 banen verloren gegaan.”

Welk van onderstaande beweringen is juist?

  1. Om de voorgestelde maatregel in de Wet OB op te nemen, moet alleen art. 11 aangepast worden.
  2. Om de voorgestelde maatregel in de Wet OB op te nemen, moet “de levering van een bouwterrein” worden opgenomen in Tabel I en moet art. 9 aangepast worden.
  3. Om de voorgestelde maatregel in de Wet OB op te nemen, moet “de levering van een bouwterrein” worden opgenomen in Tabel I en moet art. 11 aangepast worden.
  4. Om de voorgestelde maatregel in de Wet OB op te nemen, volstaat het om “de levering van een bouwterrein” op te nemen in Tabel I.

Vraag 39

Het voorstel van de heer Verhagen is een voorbeeld van toepassing van:

  1. wetsmisbruik (fraus legis).
  2. het gelijkheidsbeginsel.
  3. fiscaal instrumentalisme.
  4. het profijtbeginsel.

Vraag 40

Kan de voorgestelde verlaging van de btw op de levering van bouwterreinen tot een prijsverlaging van bouwgrond leiden?

  1. Ja, bouwterreinen worden namelijk goedkoper voor particulieren en voor ondernemers.
  2. Ja, voorzover het gaat om levering aan particulieren of vrijgestelde afnemers.
  3. Ja, voorzover het gaat om levering aan vrijgestelde afnemers.
  4. Nee, afnemers kunnen dan namelijk minder btw terugvragen.

Open vraag

De heer Kraan houdt 3% van de aandelen in X BV. De overige 97% van de aandelen in X BV worden gehouden door Y BV. Beide vennootschappen vormen samen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

Alle aandelen in Y BV worden gehouden door mevrouw Leiding. De heer Kraan en mevrouw Leiding zijn niet gehuwd, maar wonen wel samen op hetzelfde adres en hebben twee uitwonende, minderjarige dochters.

Op 1 maart 2015 keert X BV in totaal € 100.000 dividend uit aan haar beide aandeelhouders: € 3.000 aan de heer Kraan en € 97.000 aan Y BV.

  1. Geef gemotiveerd aan of de heer Kraan en mevrouw Leiding partner zijn voor toepassing van de Wet IB (2 punten).
  2. Geef gemotiveerd aan wat de gevolgen zijn van de dividenduitkering in 2015 voor de heer Kraan. U mag hierbij uitgaan dat de heer Kraan en mevrouw Leiding partner zijn voor toepassing van de Wet IB. Verwijs in het antwoord naar de relevante wetsartikelen (3 punten).
  3. Geef gemotiveerd aan wat de gevolgen zijn van de dividenduitkering in 2015 voor Y BV. Verwijs in het antwoord naar de relevante wetsartikelen (2 punten).
  4. Geef gemotiveerd aan wat de gevolgen zijn van de dividenduitkering in 2015 voor Y BV als er géén fiscale eenheid zou bestaan met X BV. Verwijs in uw antwoord naar de relevante wetsartikelen (3 punten).

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. C, zie Hoofdlijnen H2.6, 4.3 en Elementair H6.2, 6.4

11. A, zie Hoofdlijnen H7.1 en Elementair H3.3

21. B, zie Hoofdlijnen H4.5, 4.6 en Elementair H14.1, 14.2

31. C, zie Hoofdlijnen H2.5, 2.6

2. A, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.2

12. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

22. B, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.5 en Elementair H3.1

32. B, zie Hoofdlijnen H3.2 en Elementair H17.4, 17.5

3. D, zie Hoofdlijnen H9.2 en Elementair H1.4.b, 18.1

13. A, zie Hoofdlijnen H4.6, 6.4 en Elementair H14.2.b

23. A, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5, 7.1 en Elementair H1.12.a

33. D, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.3.g

4. D, zie Hoofdlijnen H2.7, 4.2 en Elementair H18.1

14. C, zie Hoofdlijnen H4.6 en Elementair H14.2.a

24. A, zie Hoofdlijnen H4.4

34. A, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.7, 3.2 en Elementair H4.1, 4.2, 13.7

5. C, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H4.2

15. C, zie Hoofdlijnen H7.2, 7,3 en Elementair H2.8.c

25. C, zie Hoofdlijnen H9.2, 9.3, 9.4 en Elementair H18.2, 18.3

35. C, zie Hoofdlijnen H6.1, 6.5 en Elementair H4.3

6. D, zie Hoofdlijnen H7.5 en Elementair H3.1.a

16. C

26. D, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5, 7.8.3, 7.8.4 en Elementair H2.1.b, 2.5

36. C, zie Hoofdlijnen H2.5

7. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2.d

17. D, zie Hoofdlijnen H3.6 en Elementair H5.4

27. B, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.4.c, 7.4

37. D, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4 en Elementair H4.2

8. C, zie Hoofdlijnen H3.2.2 en Elementair H17.5

18. A, zie Hoofdlijnen H2.8, 4.5 en Elementair H11.2, 14.1

28. B, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.3 en Elementair H2.8.c

38. D, zie Hoofdlijnen H6.8, 6.9 en Elementair H17.4

9. C, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.8 en Elementair H11.1, 11.2

19. B, zie Hoofdlijnen H4.3

29. B, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.7, 2.8 en Elementair H4.3

39. C, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5 7.1, 7.8.4 en Elementair H1.4.a, 2.1.b, 1.4.b

10. A, zie Hoofdlijnen H2.6

20. D, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.9 en Elementair H4.3.a, 4.3.h, 12.2

30. D, zie Hoofdlijnen H2.3 en Elementair H4.2.b

40. B, zie Hoofdlijnen H6.5

Open vraag

a. In aanvulling op het partnerbegrip van art. 5a AWR worden in art 1.2, lid 1, sub a, Wet IB ook als partner aangemerkt: degene met wie de belastingplichtige (i) op hetzelfde woonadres staat ingeschreven voor de GBA en (ii) uit wiens relatie een kind is geboren. Aan beide voorwaarden is voldaan, want ze wonen samen op hetzelfde adres en hebben twee dochters. Zij zijn dus partner voor toepassing van de Wet IB. Het ongehuwd zijn is hiervoor dus niet van belang. (zie Hoofdlijnen H2.3 en Elementair H4.2.b)

b. De heer Kraan heeft een aanmerkelijk belang. Hij heeft zelfstandig beoordeeld op basis van art. 4.6, sub z, Wet IB 2001 – tezamen met zijn partner – direct en indirect meer dan 5% van de aandelen in X BV (3% direct en 97% indirect). Het feit dat zij ongehuwd zijn doet hier niet aan af – voldoende is dat zij partner zijn. Een beroep op art. 4.10 Wet IB is dan ook overbodig. De dividenduitkering vormt een regulier voordeel ex art. 4.12, sub a Wet IB. (zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2)

c.  De dividenduitkering aan Y BV is voor deze vennootschap 'onzichtbaar' nu Y BV een fiscale eenheid vormt met X BV op de voet van art. 15 Wet VPB. Het vermogen en de werkzaamheden van X BV worden toegerekend aan Y BV. De dividenduitkering blijft dan ook volledig buiten beeld. (zie Hoofdlijnen H4.6 en Elementair H14.2)

d.  Het regime van de fiscale eenheid is niet verplicht. Die van de deelnemingsvrijstelling wel, zodat het uitgekeerde dividend volledig valt onder de vrijstelling van art 13 Wet VPB. Y BV houdt meer dan 5% van de aandelen (art. 13, lid 2, sub a Wet VPB) en de dividenduitkering is vrijgesteld als zijnde een voordeel uit hoofde van een deelneming (art. 13, lid 1, Wet VPB). (zie Hoofdlijnen H4.5, 4.6 en Elementair H14.1, 14.2)

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2223