Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Extra Oefenvragen: Beknopte Geschiedenis

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Week 1: Vragen

 

XII

  • Geef de betekenis van het begrip Enchiridion.

 

XIII

  • Geef de betekenis van het begrip rex

  • Geef de betekenis van het begrip comitia

  • Leg uit hoe de begrippen rex en comitia met elkaar in verband staan

 

XIV

  • Waarom is de aanduiding gewoonterecht voor het Oud-Romeinse ius is enigszins misleidend?

 

XVI

  • Geef de definitie van het begrip Senaat.

  • Leg uit waarom de Senaat, ondanks dat deze niet betrokken was bij het uitvaardigen van wetten en edicten, toch een centrale plaats innam in het Romeinse staatsbestel.

 

XVII

  • Beschrijf de structuur van het Romeinse staatsbestel, de constitutionele driehoekrelatie.

 

XVIII

  • Het begin van de Romeinse republiek werd beheerst door een standenconflict. Leg in eigen woorden uit wat dit conflict inhield.

  • Leg uit hoe een plebisciet gelijk werd gesteld aan een lex.

 

XIX

  • Leg uit waarom de rechtspraak een belangrijke rol speelde binnen het standenconflict.

  • Hoe probeerde men een einde te maken aan de onderzekerheid over de nauwkeurige inhoud van het recht?

 

XX

  • Welk gevolg hadden de Licinisch-Sextische wetten voor de plebejers?

  • Geef de definitie van het begrip imperium.

  • Waarom werd aan het senaatbesluit veel waarde toegekend?

 

XXI

  • Welke taak had de praetor urbanus?

  • Welke taak had de praetor peregrinus?

 

XXIII

  • Leg uit waarom het geheel van praetorische gedragsregels zeer flexibel was.

  • Leg uit hoe er een onderscheid ontstond tussen het civiele recht en het praetorische recht.

 

 

XXIX

  • Leg uit waarom de invloed op de ontwikkeling van het recht door de professionele juristen (iuris periti) buitengewoon groot was.

 

 

XXX

  • Geef de definitie van het begrip principaat.

 

XXXI

  • Leg uit waarom er sprake was van een grote rechtsverscheidenheid binnen de verschillende Romeinse provincies.

 

XXXIV

  • Leg uit waarom het imperium van Augustus werd aangeduid als een hoger gezag.

 

XLII

  • Wat was de relatie tussen patronus en clientela?

 

XLIII

  • De keizer was de drager van de volkstribunaire bevoegdheid. Welke andere bevoegdheden bracht dit met zich mee?

 

XLVI

  • De Senaat was de enige overgebleven constitutionele tegenspeler van de keizer. Leg uit waarom de Senaat deze rol niet waar kon maken.

 

 

Week 7: Vragen

 

VIII.

  • Op welke manier werd het toepassingsgebied van het Romeinse recht ten koste van het inheemse recht, steeds verder uitgebreid en werd de uniformiteit van het recht steeds evidenter?

  • Geef de definitie van het begrip ius civile.

 

XXVI.

  • Geef de definitie van het begrip Peregrini.

 

XXVII

  • Geef de definitie van de volgende begrippen:

  1. ius gentium

  2. ius civile of ius Quiritium

  3. ius civile in engere zin

  4. ius honorarium

 

L.

    • Het traditionele Romeinse staatsbestel was definitief vervangen door een totalitaire,

    • monarchistische staatsinrichting. Wat hield dit in?

     

    LI.

    • Wat was het gevolg van de constitutio Antoniniana?

     

    LIV.

    • Wat veranderde er binnen de indeling van het Romeinse Rijk na de dood van keizer Theodosius de Grote (379 tot 395)?

     

    LV.

    • Waarom had de West - Romeinse keizer geen vaste verblijfplaats?

     

     

    LXVIII.

    • Op 16 december 533 verkreeg de codificatie van het juristenrecht, het oude ius, kracht van wet door middel van een afzonderlijke keizerlijke constitutie, de Const. Tanta. Aan het wetboek werden twee namen gegeven. Welke namen waren dit?

    • Door de uitvaardiging van de Digesten verloor het oude juristenrecht, ius, zijn rechtskracht. Waardoor kwam dit?

     

    LXXI.

    • Aangezien iedere kopie van het wetboek met de hand moest worden geschreven, werden ook bepalingen opgenomen die moesten waken tegen tekstcorruptie. Noem hiervan twee voorbeelden.

     

    LXXIII.

    • De Justiniaanse Instituten werden ook wel aangeduid als de Elementa. Geef hiervoor een verklaring.

     

    LXXIV.

    • Justinianus had grote belangstelling voor het juridische onderwijs. Geef twee voorbeelden waar dit uit blijkt.

     

    LXXVIII.

    • Noem een belangrijk verschil tussen de Novellen en de Codex.

     

    LXXXVII.

    • De codificatie van Justinianus niet zonder beperkingen. Leg dit uit.

    • Geef de tegenwoordige definitie van het begrip codificatie.

     

     

     

     

    Week 1: Antwoorden

     

     

    XII

    • De Enchiridion is een rechtshistorisch boek uit de tweede eeuw, geschreven door de Romeinse jurist Pomponius.

     

    XIII

    • Koning

    • Volksvergadering

    • Een groot aantal wetten zijn uitgevaardigd op basis van een daartoe strekkend besluit van de Romeinse volksvergadering (comitia). Een dergelijk besluit, een lex, werd genomen op voorstel van de koning.

     

    XIV

    • Het Romeinse recht kende van oudsher een stelsel van rechtsregels, het ius. Het ius, naar onze voorstellingen het gewoonterecht, ontleende zijn rechtskracht niet aan het feit dat het van overheidswege was gegeven.

     

    XVI

    • De Senaat (senatus) was het adviescollege van de koning bij het nemen van belangrijke beslissingen werd namelijk vaak advies ingewonnen bij een raad van wijzen of deskundigen.

     

    XVII

    • De gezagsdrager met soeverein gezag (cum imperio) werd geadviseerd door de Senaat en gekozen door de volksvergadering

     

    XVIII

    • De plebejers, de niet in de Senaat vertegenwoordigde families, stonden tegenover de patriciërs, de in de Senaat vertegenwoordigde families. In de koningstijd stonden de plebejers onder de protectie van de koning, maar na de verdrijving van de laatste Romeinse koning waren zij overgeleverd aan de willekeur van de Senaat. De patriciërs waren zeer gehecht aan hun staatsrechtelijke privileges. De plebejers gingen zich organiseren in ‘een staat binnen de staat’. Een aantal uit hun midden gekozen voormannen maakten hierin de dienst uit, het ambt van volkstribuun. Deze vertegenwoordigers van de Romeinse plebs kregen tegen alle besluiten van de patricische magistraten een absoluut vetorecht. Dit zorgde voor spanningen tussen plebejers en patriciërs.

    • In 286 v.Chr. werd aan de besluiten van de plebs met de lex Hortensia een algemeen verbindende werking verleend. Zo werd een plebisciet gelijkgesteld aan een lex.

     

    XIX

    • Ten eerste was er onzekerheid over de nauwkeurige inhoud van het recht. Daarnaast was de vaststelling van deze inhoud in handen van de pontifices (een patricisch priestercollege).

    • Omstreeks 450 v.Chr. werd er besloten tot een codificatie van het recht in de zogeheten Wet van de Twaalf Tafelen (Lex XII tabularum).

     

    XX

    • Plebejers kregen toegang tot het consulaat.

    • Soevereiniteit

    • De verklaring hiervoor kan worden gevonden in het feit dat het overheidsbeleid in de Senaat werd bepaald en vervolgens uitgevoerd door de jaarlijks wisselende magistraten.

     

    XXI

    • De praetor urbanus had de taak recht te spreken in de stad.

    • Gaat over de rechtspraak tussen vreemdelingen.

     

    XXIII

    • In beginsel golden deze regels slechts voor de periode van één jaar. Na deze ambtstermijn konden ze worden geschrapt dan wel gewijzigd.

    • Indien bepaalde regels bevielen, werden deze door de ambtsopvolger overgenomen. Op deze wijze ontstond een vaste kern van rechtsregels, regels die door alle praetoren in hun edict werden overgenomen, het traditionele edict. Deze kern van rechtsregels ging men het praetorische recht noemen.

     

    XXIX

    • Professionele juristen voorzagen de praetor van advies ten aanzien van het opstellen van zijn edict en hielpen hem bij het opstellen van de instructie aan de lekenrechter. Ook stonden zij de lekenrechter en de procespartijen terzijde.

     

    XXX

    • De periode volgend op de Romeinse republiek (het jaar 27 v.Chr. tot 305 n.Chr.)

     

    XXXI

    • Het recht van Rome was alleen van toepassing op de Romeinse burgers in de verschillende provincies. De provincies stonden onder Romeins oppergezag, maar kregen veel autonomie. Zij werden beschouwd als wingewesten. De inheemse bevolkingen van de provincies werden beschouwd als vreemdelingen (peregrini). Er was dan ook sprake van een grote rechtsverscheidenheid in de verschillende provincies.

     

    XXXIV

    • Zijn imperium steeg, buiten de Romeinse stadsgrenzen, uit boven dat van de proconsuls en propraetoren van de provincies.

     

    XLII

    • Aanzienlijke particulieren uit de oude senatoriale stand hadden een groot aantal mensen onder hun protectie staan, de clientèle (clientela) waarover zij als patroon (patronus) waakten.

     

    XLIII

    • Op grond van deze volkstribunaire bevoegdheid kon de keizer wetsvoorstellen voorleggen aan de vergadering van plebs. Daarnaast kwam hem ook het vetorecht toe tegen alle besluiten van de Romeinse magistraten, waaronder de besluiten van de praetor.

     

    XLVI

    • De keizer kon de samenstelling van de Senaat beïnvloeden.

     

     

    Week 7: Antwoorden

     

     

    VIII.

    • De raadsheren van de hoge centrale gerechtshoven stelden langs de weg van de restrictieve interpretatie vast dat het inheemse recht (lokaal gewoonterecht en lokale wetgeving) lacunes vertoonde, die zij opvulden met het Romeinse recht.

    • Alle volkeren die door wetten en gewoonten worden geregeerd gebruiken deels hun eigen recht, deels het recht dat aan alle mensen gemeen is. Want wat ieder volk voor zichzelf heeft  vastgesteld, dat is eigen aan die gemeenschap en wordt ius civile genoemd.

     

    XXVI.

    • Peregrini waren personen die geen burgers waren van de stad Rome, vreemdelingen.

     

    XXVII

    1. ius gentium (het recht der volkeren)

    2. ius civile of ius Quiritium (het positieve Romeinse recht)

    3. ius civile in engere zin (wetten en gewoonte)

    4. ius honorarium (edict van de praetor en edict van de marktmeester).

     

    L.

    • Vanaf keizer Diocletianus (284 tot 305) bepaalden niet meer de stad Rome en haar staatsinrichting de machtsverhoudingen binnen het Romeinse rijk, maar uitsluitend de persoon van de monarch.

     

    LI.

    • Door de constitutio Antoniniana werd aan alle inwoners van het Romeinse rijk het Romeinse burgerschap verleend. Iedere inwoner van het Romeinse rijk de status van onderdaan van de keizer. Maar de meest ingrijpende consequentie was dat het recht van de Romeinse inwoners van het Romeinse rijk het recht van alle inwoners van het rijk werd.

     

    LIV.

    • Het Romeinse rijk werd in twee administratieve delen gesplitst. De hoofdstad van het Oosten was het tegenwoordige Istanbul, Constantinopel. In het Westen bleef Rome formeel de regeringszetel.

     

    LV.

    • De West-Romeinse keizer had geen vaste woon- of verblijfplaats, omdat hij dicht bij zijn troepen moest blijven die zich constant moesten verdedigen tegen de invallende Germanen.

     

    LXVIII.

    • De Digesten (Digesta) en de Pandecten (Pandectae).

    • Al het recht kreeg door de uitvaardiging van de Digesten de status van keizerlijke wet.

     

    LXXI.

    • Er mochten in de afschriften van Justinianus' wetboek geen afkortingen (sigla) worden gebruikt en het was verboden de wet te voorzien van toelichtingen (commentarii) in de marges.

     

    LXXIII.

    • Omdat men hierin de eerste beginselen van het recht kon vinden.

     

    LXXIV.

    • Deze belangstelling blijkt niet alleen uit de uitvaardiging van de Instituten, maar tevens uit de tot de juridische hoogleraren gerichte constitutie, de Const. Omnem.

     

    LXXVIII.

    • De Novellen zijn in het Grieks gesteld, de voertaal van het Oost- Romeinse rijk, en de Codex in het Latijn.

     

    LXXXVII.

    • De codificatie van Justinianus beantwoordt namelijk slechts in geringe mate aan hetgeen juristen tegenwoordig verstaan onder een codificatie. Tevens is het op een bepaald probleem toe te passen recht te vinden in de verschillende rechtsbronnen met verschillend karakter en is het dus niet op één plaats samenvattend geregeld.

    • Een van overheidswege uitgevaardigde, systematisch geordende, in abstract geformuleerde rechtsregels vervatte samenvatting van het geldende recht. Bovendien is er exclusiviteit aan verbonden.

    Image  Image  Image  Image

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.

    Image

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Statistics
    510