Onrechtmatige daad van Verheij - Monografieën Privaatrecht deel 4 - 8ste druk
- 1406 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In het vorige hoofdstuk werd gesproken over aansprakelijkheid voor eigen gedragingen of die van een groep. Dit hoofdstuk gaat over aansprakelijkheden voor onrechtmatige daden van andere personen tot waar iemand in bijzondere betrekking mee staat. En over aansprakelijkheid voor zaken en dieren waarvan iemand eigenaar, bezitter of houder is. In deze gevallen berust de aansprakelijkheid op een bepaalde kwaliteit of hoedanigheid. Daarom wordt deze vorm van aansprakelijkheid kwalitatieve aansprakelijkheid genoemd.
Het gaat hierbij bij 'personen' vaak vooral om kinderen, ondergeschikten, niet-ondergeschikten die bedrijfsmatig opgedragen werkzaamheden aanvoeren en vertegenwoordigers krachtens wet of volmacht. In het geval van zaken hebben we het over gebrekkige opstallen, gebrekkige roerende zaken, gevaarlijke stoffen, gebrekkige producten en motorrijtuigen. Tot slot is het belangrijk om te weten dat er ook nog een kwalitatieve aansprakelijkheid voor dieren is waarbij de bezitter (ipv de eigenaar) kan worden aangesproken.
regres
Een regresnemende verzekeraar kan zich niet altijd baseren op een kwalitatieve aansprakelijkheid en zal zich op 6:162 BW moeten beroepen. Dit komt doordat in art. 6:197 BW is bepaald dat de regresnemer zich niet op sommige risicoaansprakelijkheden kan beroepen. De wetgever vond dit een beter idee omdat anders de rechterlijke macht meer belast zou worden doordat de verhaalsrechten dan nog uitgebreider zijn dan ze nu al zijn. Voor een geslaagde regresvordering moet de eigenaar op grond van 6:162 BW ook aansprakelijk jegens de benadeelde zijn. De eigenaar hoeft daarvoor niet ook jegens de verzekeraar onrechtmatig hebben gehandeld.
Verhouding tussen afd. 6.3.1. en afd. 6.3.2.
Met de kwalitatieve aansprakelijkheden heeft de wetgever beoogt om te voorkomen dat verwijtbaarheid in de weg staat aan aansprakelijkheid. Als de bezitter van een hamer niet in de gaten heeft dat de kop van de hamer los zit, en de kop losschiet waardoor deze daarbij iemand aan het hoofd raakt. Dan kan een vordering zonder kwalitatieve aansprakelijkheid moeilijk worden via 6:162 BW. Daarom wordt er bij kwalitatieve aansprakelijkheid eigenlijk een uitzondering gemaakt op de vereisten van toerekening en onrechtmatigheid van 6:162 BW. De rest van de vereisten blijven wel gelden.
Bijzondere regels
Daarnaast zijn er nog enkele bijzondere regels in het geval van de overdracht van een zaak onder een opschortende voorwaarde, bedrijfsmatig gebruik en minderjarigheid. Zo wordt de aansprakelijkheid bij bedrijfsmatig gebruik van een zaak, opstal of dier verplaatst naar de bedrijfsmatige gebruiker. En staat bijvoorbeeld minderjarigheid kwalitatieve aansprakelijkheid niet in de weg. De bijzondere regels zijn te vinden in de artikelen 6:180-183 BW.
Er is een aparte regeling voor de aansprakelijkheid van ouders en voogden voor onrechtmatige daden van kinderen. Deze is te vinden in art. 6:196 BW. Dit is wel pas mogelijk wanneer er al voldaan is aan de vereisten van art. 6:162 BW. Daardoor is het dus mogelijk dat bijvoorbeeld een school aansprakelijk wordt gehouden voor een onrechtmatige daad van een leerling. Een voorbeeld hiervan is een kleuterschool die geen hekken plaatst rondom de school waardoor kinderen direct de straat op kunnen lopen waardoor auto-ongelukken kunnen ontstaan.
Bij de vraag of ouders/voogden aansprakelijk zijn voor de gedragingen van kinderen moet een onderscheid worden gemaakt tussen drie categorieën:
De gedachte hierachter is dat kinderen naar mate zij ouder worden meer verantwoordelijkheid dienen te dragen en de ouders/verzorgers juist minder. Daarbij is de leeftijd van 14 jaar dus het omslagpunt waarbij een kind meer verantwoordelijkheid kan/moet dragen.
Kinderen van jonger dan 14 jaar zijn niet aansprakelijk, maar hun ouders zijn dat wel (art. 6:169 lid 1 BW). Het gaat in dit geval om een risicoaansprakelijkheid. Wanneer het een ‘als een doen’ te beschouwen gedraging betreft van het kind, zijn de ouders aansprakelijk. Het kind moet onrechtmatig hebben gehandeld. Echter, wanneer een kind niet aansprakelijk is door een reden die niets met zijn leeftijd te maken heeft, zijn ook de ouders niet aansprakelijk.
Kinderen van 14 en 15 jaar vallen in een 'bijzondere' regeling. Art. 6:169 lid 2 BW gaat namelijk uit van een schuldaansprakelijkheid. De ouders zijn in dit geval alleen aansprakelijk wanneer hen het verwijt valt te maken dat zij onvoldoende toezicht hebben uitgeoefend op hun kind. Ouders kunnen dit verwijt dus ontkrachten. Bij de beoordeling van het door de ouders uitgevoerde toezicht is vooral belangrijk wat de ouders over het karakter van het kind weten. Als de ouders bijvoorbeeld weten dat hun kind gevaarlijk is of, dan kunnen zij daarvoor aansprakelijk gehouden worden wanneer zij dit niet delen met derden. Daarbij moet je denken aan kinderen die bijvoorbeeld al eerder problematisch gedrag hebben vertoond of vernielzuchtig zijn. Als dat kind dan ergens gaat werken en daar de boel vernield, zijn de ouders hoogstwaarschijnlijk aansprakelijk.
Voor jeugdigen van 16 jaar en ouder kent de wet geen bijzondere bepaling. De aansprakelijkheid van deze jeugdigen (en hun ouders) wordt bepaald aan de hand van art. 6:162 BW. Belangrijk hierbij is het om te weten dat naarmate het kind ouder wordt de mate waarin de ouders toezicht dienen uit te oefenen afneemt. Wanneer een persoon meerderjarig wordt zullen ouders alleen nog maar in uitzonderingsgevallen aansprakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een vader zijn 20-jarige zoon de auto uitleent en deze daarmee schade aanricht.
Ouders zijn niet verplicht om voor hun kinderen een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Kinderen van 14 jaar en ouder zijn zelf aansprakelijk. Maar kinderen zijn meestal meeverzekerd met hun ouders.
De aansprakelijkheid van werkgevers voor de fouten (toerekenbare tekortkomingen) van hun werknemers is geregeld in art. 6:197 en art. 6:170 BW. Voor deze vorm van aansprakelijkheid moet aan de volgende drie vereisten zijn voldaan:
er is sprake van een fout van een ondergeschikte,
de werkgever moet zeggenschap hebben gehad over de gedragingen waarin de fout was gelegen,
door de taakopdracht is de kans op een fout vergroot.
Met ondergeschiktheid wordt bedoeld dat de opdrachtnemer bij de vervulling van zijn taak moet luisteren naar de aanwijzingen en bevelen van zijn opdrachtgever. Er moet dus sprake zijn van een gezagsverhouding. Een arbeidsovereenkomst zorgt vrijwel altijd voor deze ondergeschiktheid. Wanneer het gaat om het aannemen van werk is er van ondergeschiktheid geen sprake.; De aannemer (degene die de klus aanneemt) kan dan naar eigen inzicht zijn werk doen. Ook bij andere overeenkomsten zoals de overeenkomst van opdracht en de lastgeving is slecht is enkele gevallen sprake van ondergeschiktheid.
Het begrip zeggenschap verwijst naar de bevoegdheid om instructies te geven. Binnen art. 6:170 lid 1 BW gaat het erom of de opdrachtgever ook de bevoegdheid had een ondergeschikte te instrueren. Er wordt niet snel aangenomen dat zeggenschap ontbreekt. Ondergeschiktheid en zeggenschap lijken dan ook heel erg op elkaar. Desondanks moet zeggenschap niet te letterlijk worden genomen. Zo heeft een taxichauffeur op het moment dat hij achter het stuur zit zelf de controle over zijn rijgedrag. Dat zou anders zijn wanneer de directeur van het taxibedrijf naast de taxichauffeur zou zitten. Want dan zou hij de taxichauffeur kunnen instrueren of aanspreken op zijn gedrag.
Er moet een verband zijn tussen de fout en de taak van de ondergeschikte. Dit wordt ook wel kansvergroting genoemd. De kans op een fout wordt door de opdracht die door de werkgever gegeven vergroot. De rechter gaat er al vrij snel vanuit dat zo’n verband aanwezig is. Alleen al het feit dat de taak die de ondergeschikte heeft gekregen de gelegenheid bood tot het plegen van een onrechtmatige daad is al genoeg voor het aannemen van dit verband. Art. 6:170 BW stelt dat wanneer het gaat om dienstverlening in de privé-sfeer, de opdrachtgever alleen aansprakelijk is wanneer de ondergeschikte handelde ter vervulling van een aan hem opgedragen taak.
Wanneer er sprake is van dienstverlening in de privésfeer geeft lid 2 van art. 6:170 BW in plaats van het functionele verband een ander criterium voor aansprakelijkheid. De opdrachtgever is dan slechts aansprakelijk als de ondergeschikte handelde ter vervulling van de aan hem opgedragen taak toen hij de fout maakte.
Tot slot bepaalt art. 6:170 lid 3 BW dat wanneer een werkgever, de schade van een benadeelde derde heeft vergoed, deze zich kan verhalen op een ondergeschikte. Vaak wordt de opdrachtgever direct aangesproken (in plaats van de werknemer) omdat de kans groter is dat deze de vordering daadwerkelijk ook kan betalen.
Binnen art. 6:171 en 172 BW wordt, anders dan in het oude BW, aandacht besteed aan twee categorieën van met de opdrachtgever meewerkende personen. Ten eerste de zelfstandige opdrachtnemers (bijvoorbeeld onderaannemers) en ten tweede voor de kwalitatieve aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers. De voorwaarde voor risicoaansprakelijkheden is ook hier dat de opdrachtnemer of vertegenwoordiger een aan hem toerekenbare onrechtmatige daad heeft begaan.
Voor de zelfstandige opdrachtnemer geldt als eis dat de werkzaamheden in het kader van een bedrijf worden verricht. De opdrachtgever is dan aansprakelijk voor de fouten van een door hem ingeschakelde aannemer en de ondergeschikten daarvan. Er mag vanuit gegaan worden dat de schade die bij uitoefening van een bedrijf wordt toegebracht wordt verhaald op de opdrachtgever.
Aansprakelijkheid voor een vertegenwoordiger bestaat alleen wanneer deze de fout in gaat bij het uitoefenen van een hem toekomende bevoegdheid (art. 6:172 BW). Met vertegenwoordigers worden zowel contractuele als wettelijke vertegenwoordigers bedoeld. Dit artikel is met name van belang wanneer de vertegenwoordiger geen ondergeschikte is zodat er geen sprake kan zijn van het functionele verband van art. 6:170 BW. Bijvoorbeeld vertegenwoordiging door een voogd of een curator. Belangrijk om te weten is dat ook de vertegenwoordiger zelf nog aansprakelijk kan worden gehouden via art. 6:162 BW.
Een bezitter van een roerende zaak kan aansprakelijk zijn voor door die zaak gemaakte schade (art. 6:173 BW). Hieraan zijn wel een aantal voorwaarden verbonden:
Er is sprake van een roerende zaak die gebrekkig isdie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen (ontwerpfout, nalatigheid, slijtage etc.).
Hierbij is belangrijk dat de zaak zelf gebrekkig dient te zijn. Dat is bijvoorbeeld niet de onhandige plaatsing van een zaak. De benadeelde zelf dient het gebrek aan te tonen.
Het is bekend (bij de kring van personen waartoe de bezitter behoort) dat dit gebrek een bijzonder gevaar oplevert voor personen of zaken,
Met bijzonder gevaar wordt bijvoorbeeld een ladder waarvan de sporten verrot zijn bedoeld.
Het bijzondere gevaar heeft zich verwezenlijkt.
Is aan de bovenstaande vereisten voldaan dan is de bezitter aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt. Tot slot is nog wel belangrijk om te weten dat dieren, schepen en luchtvaartuigen -ondanks dat dit roerende zaken zijn- niet vallen onder dit regime.
Ten eerste is het belangrijk om te weten wat het begrip opstal inhoudt. Opstal is al wat boven en/of in de grond gebouwd is en daarmee duurzaam verbonden is. Onderdelen van een gebouw vallen ook onder een opstal. Een opstal moet voldoen aan de eisen die men daaraan normaal gesproken mag stellen. Het verwachtingspatroon van gebruikers is daarbij vooral van belang. Eigenlijk dus de verkeersopvattingen.
Een bezitter van opstal is aansprakelijk als er sprake is van personen- en zaakschade die door een daarin aanwezig gebrek ontstaat (art. 6:174 BW). De vereisten hierbij zijn: (
(1) dat er sprake is van een bezitter (of eigenaar) van (2) een gebrekkige opstal, die daardoor (3) gevaar voor personen of zaken oplevert. Uiteraard moet ook hier (4) het gevaar zich verwezenlijken.
Aansprakelijkheid van de bezitter wordt beperkt door de tenzij-formule. Door deze formule komt niet elke oorzaak van een gebrek voor rekening van de bezitter.
De kwalitatieve aansprakelijkheid voor schade door gevaarlijke stoffen is geregeld in art. 6:175 -178 BW. De risicoaansprakelijkheid voor deze zaken ligt in het feit dat deze intrinsiek gevaarlijk zijn. De grenzen van deze regelingen zijn breed omdat het onder andere kan gaan over overmachtssituaties of een opzettelijke onrechtmatige daad van een derde.
Wanneer het gaat om schade door een bedrijfs- of beroepsmatig gebruikte gevaarlijke stof, gaat art. 6:175 BW uit van een stelsel van gesegmenteerde kanalisering van aansprakelijkheid. Er is dus één persoon die als aansprakelijke wordt aangewezen, maar deze wordt (met de stoffen mee) verplaatst. Diegene die de stoffen op het moment van schade onder zich heeft is dus aansprakelijk.
Volgens artikel 6:179 BW is de bezitter aansprakelijk voor de schade die een dier heeft aangericht. De grondslag hiervan is dat een dier 'eigen energie' heeft dat ervoor zorgt dat een dier onberekenbaar is en kan zijn. Wanneer een dier een order uitvoert van zijn bezitter is dit geen eigen gedraging, art. 6:179 kan dan ook niet worden toegepast. De risicoaansprakelijkheid van een bezitter van een dier kent maar weinig uitzonderingen. Ook kan een medebezitter van een dier die schade lijdt door het dier niet de (andere) medebezitter aanspreken voor de schade. Dat is bijvoorbeeld anders dan bij de aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal waarbij dit wel mogelijk is.
De risicoaansprakelijkheid van producenten van gebrekkige roerende zaken jegens consumenten is geregeld in afd. 6.3.3 van art. 6:185-193 BW. Deze regeling ligt in het verlengde van een Europese richtlijn die concurrentievervalsing tegengaat en het vrije goederenverkeer op de gemeenschappelijke markt bevorderd. Daarnaast beoogt deze richtlijn om de bescherming van concumenten voor gebrekkige producten te vergroten. Al deze punten zijn terug te vinden in de artikelen die gaan over aansprakelijkheid voor gebrekkige producten.
Binnen de regeling staat de integriteit van de consument en zijn bezittingen centraal. Aansprakelijkheid kan alleen voorkomen voor lichamelijk letsel en schade die door het product is toegebracht aan zaken die normaal gesproken voor gebruik of verbruik in de privé-sfeer zijn bedoeld. Het is belangrijk om te weten dat schade aan het gebrekkige product zelf buiten de regeling valt.
De producent kan zich niet exoneren voor schade uit hoofde van afdeling 6.3.3. De regeling zelf bestaat uit de kern uit een aantal elementen die in de afdeling zelf worden uitgelicht en verhelderd:
Een omschrijving van wat een product is;
Omschrijving van gebrekkigheid (biedt het de veiligheid die men mag verwachten?);
De persoon die de producent is moet worden aangewezen;
Bevrijdende omstandigheden. Hiervan is sprake wanneer een producent het product niet op de markt heeft gebracht, of wanneer het gebrek hierna pas is ontstaan;
Bewijslastregeling, het bewijzen van een causaal verband;
Een beperking van de duur van aansprakelijkheid (verjaringstermijn).
Het is onrechtmatig om een product op de markt te brengen dat bij normaal gebruik, waarvoor het is bestemd, schade toebrengt. Het is daarbij niet vereist dat een hele soort producten gebrekkig is, één product is voldoende. De producent moet er altijd rekening mee houden dat gebruikers niet alle voorzorgsmaatregelen in acht nemen. De benadeelde zal echter wel toerekening (schuld) moeten bewijzen en het causaal verband tussen het gebrekkige product en de schade moeten aantonen
Volgens artikel 185 van de Wegenverkeerswet is de houder of eigenaar van een motorrijtuig dat schade veroorzaakt aan ongemotoriseerde verkeersdeelnemers (fietsers, voetgangers) aansprakelijk. Dit kan worden gezien als een aanvulling op de aansprakelijkheid via de onrechtmatige daad van 6:162 BW en de aansprakelijkheid gebrekkige roerende zaken van 6:173 BW. Er is eigenlijk alleen maar te ontkomen aan deze vorm van aansprakelijkheid als er een beroep kan worden op overmacht. Omdat dit een zeer beperkte rechtvaardigingsgrond is, is deze vorm van aansprakelijheid (voor schade door motorrijtuigen) ook een vorm van risicoaansprakelijkheid.
Zoals we in het eerste hoofdstuk hebben gelezen is één van de doelen van het aansprakelijkheidsrecht in het algemeen ervoor zorgen dat een slachtoffer wordt beschermd tegen mogelijk onverhaalbaarheid van zijn schade. Daarom is er de Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen (WAM) dat een aansprakelijkheidsverzekering voor aan het verkeer deelnemende voertuigen verplicht. Ook is (naast de eigenaar) de houder van dat voertuig op grond van die wet aansprakelijk. Dat is niet hezelfde als de houder van artikel 3:107 BW. Het gaat alleen om huurkoper, vruchtgebruikers of andere duurzame gebruikers. Degene die een auto voor een korte tijd leent of huurt is zodoende geen houder van het voertuig volgens de WAM en niet aansprakelijk op grond van die wet. Dat doet echter niet af aan de aansprakelijkheid van de houder op grond van art. 6:162 BW. Daarnaast is de eigenaar of de houder ook gewoon aansprakelijk voor de gedragingen van degene door wie hij het motorrijtuig laat rijden. Dus ook als je je auto aan iemand uitleent (185 lid 2 Wegenverkeerswet).
De vereisten voor aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW zijn:
Tot slot kent art. 185 WVW ook nog een reflexwerking. Als een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer door onrechtmatig verkeersgedrag schade toebrengt aan een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en door de laatste aansprakelijk wordt gesteld, krijgt deze de schade (volledig) vergoed als deze een geldig beroep kan doen op overmacht. Dan moet je denken aan gevallen waarbij bijvoorbeeld een autobestuurder moet uitwijken vanwege een plotseling overstekende voetganger, waardoor hij tegen een boom rijdt.
De 100%-regel
Dit is een speciale regel die regelt dat een eigenschuldverweer bij slachtoffers jonger dan 14 jaar niet op gaat. Dan is de bestuurder van het voertuig dus gewoon aansprakelijk. Ook bij het overmachtsverweer geldt dit: bij slachtoffers jonger dan 14 jaar kan geen beroep op overmacht worden gedaan. Wel geldt in beide gevallen dat bij opzet of daaraan grenzende roekeloosheid (dit veronderstelt de bewustheid bij het slachtoffer van het gevaar dat aan zijn gedrag is verbonden) van het slachtoffer wel beroep kan worden gedaan op de verweren. De rechtvaardiging voor deze regel is volgens de Hoger Raad de impulsiviteit en onberekenbaarheid van jonge kinderen, hun gebrekkige verkeersinzicht en de beschermende strekking van art. 185 WVW.
De 50%-regel
Deze regel is van toepassing op de beperking van het eigenschuldverweer bij slachtoffers die juist ouder zijn dan 14 jaar. Als er geen sprake is van overmacht, maar het slachtoffer wel een fout heeft gemaakt die geen opzet of daaraan grenzende roekeloosheid oplevert, komt ten minste 50% van de schade voor de rekening van de eigenaar of ouder van het voertuig. Deze regel is gebaseerd op de billijkheidscorrectie van 6:101 BW. De overige 50% van de schade wordt aan de hand van deze correctie nog in rekening gebracht. Daarvoor wordt gekeken naar a) de mate waarin de gedragingen van aansprakelijke en slachtoffers aan de schade hebben bijdragen en b) de billijkheid. De rechter mag voor de overgebleven 50% van de schade rekening houden met de achtergebleven lichamelijke en/of geestelijke ontwikkeling van het slachtoffer.
Voor beide regels geldt dat een beroep op overmacht pas slaagt wanneer de bestuurder geen enkel verwijt valt te maken. Aangezien een verkeersdeelnemer altijd moet anticiperen op verkeersfouten van anderen betekent dit dat deze fout (door de ander) zo onwaarschijnlijk moet zijn dat hij daar redelijkerwijs geen rekening mee hoefte te houden.
Dit is een samenvatting per hoofdstuk van het boek Onrechtmatige daad uit het vierde deel van de serie Monografieën Privaatrecht. Daarnaast vindt je in de BulletPoints de speerpunten uit het boek per hoofdstuk.
Gegevens bij de 8ste druk:
...There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1579 |
Add new contribution