Hoorcollege 5: angststoornissen
Angstoornis: subjectief lijden/gehinderd worden door een abnormale angstrespons. Dit is houdt in dat de intensiteit van de response niet in verhouding is tot de ernst van de dreiging en heeft dus niet te maken met de aard van de angstresponse zelf.
Soorten angststoornissen:
- Separation Anxiety disorder
- Selective mutism
- Specifieke fobie: afhankelijk van de aard van de fobie( bvb angst voor vliegen)
- Sociale angststoornis: angst voor afkeuring door anderen omdat andere tekenen van sociale angst zien (blozen, trillen etc)
- Paniekstoornis: catastrofale misinterpretatie van lichamelijke sensaties
- General anxiety disorder (GAD): wisselend, doorlopend aan het piekeren
Tot 59 neemt de prevalentie van angststoornissen toe, na de 60 is er sprake van een dip (meer dan een halvering)
Cruciale elementen angststoornissen
- geconditioneerde stimulus (CS): “voorspeller van gevaar”
- ongeconditioneerde stimulus (US): gevreesd gevaar/catastrophe
- geconditioneerde respons (CR): veiligheidsgedrag en vermijdingsgedrag
- Emotie i.h.b subjectieve angst als reactie op de CS
- VB: Hondenfobie: Hond (CS) → Gebeten worden (US/ UR) → Angst (CR)
- Vermijdingsgedrag: gedrag gericht op het voorkomen of stoppen van de confrontatie met CS (inclusief vluchtgedrag)
- Veiligheidsgedrag: gedrag gericht op het afwenden van het optreden van US/UR-en. Dit kan heel subtiel zijn en nterfereert met exposure behandeling. Het zorgt voor geen disconfirmatie van de gevreese CS US relatie. Het uitblijven van de US/UR wordt dan ‘gevoelsmatig’ niettoegeschreven aan de zeer matige voorspellende waarde van de CS, maar aan de genomen maatregelen (veiligheidsgedrag) waarmee de ramp is afgewend.
G-schema: Gebeurtenis → angstige driehoek (gedrag, gedachte, gevoel) → gevolgen
Verdere zaken omtrent angststoornissen:
- Comorbiditeit: hoog met andere stoornissen, depressie en andere stoornissen (zoals alcoholverslaving. Een patiënt met een primaire angststoornis heeft 50% meer kans op een (tenminste 1) comorbide stoornis
- Differentiatie: is ingewikkeld. Bvb depressie, bij beiden is er sprake van afwezigheid van een positief gevoel. Bij angst is het meer toekomstgericht, terwijl bij depressie het meer gericht is op het verleden.
- Etiologie: Neuroticisme, Life events (vaak is er sprake van algemene stressoren, terwijl de meerderheid geen traumatische ervaring heeft)
- Instandhouding: Van belang zijn situatie&cognitie (A→B en biases), veiligheidsgedrag en vermijdingsgedrag. Weinig relevant zijn persoonlijkheid, opvoeding, vroegkinderlijke ontwikkeling etc.
Theoretische modellen van informatieverwerking: Het filter is handig, tenzij deze wordt gestuurd door maladaptieve schema’s. Dit zorgt dan voor interpretatiebias.
Interpretatiebias testen: Homografen (woorden met twee betekenissen) worden getoont. Hiermee moet de participant een zin vormen.
Behandeling
- Zorgvuldige diagnostiek: Eerst in kaart brengen van instandhoudende mechanismen en selecteren van evidence based targets voor effectieve behandeling
- Cognitieve gedragstherapie (CGT): richt zich op cognitieve vertekeningen (zoals aandachtsbias, interpretatiebias), Als…Dan relaties (CS-US associaties), gedrag
- Onderdelen van CGT: cognitieve technieken, exposure, gedragsexperimenten
Cognitieve technieken:
- Socratische dialoog: vangen van gedachten
- Perspectief neming
- Socratische dialoog: gedachten uitvragen en vragen stellen
- Bewijs voor-tegen techniek
- Helpende gedachten aanreiken
- Gedachten en denkfouten opsporen
- Meerdimensionaal denken
- Dagboeken bijhouden
- Kansberekening
- Rolwisseling
- Informatie zoeken
- Taartpunt techniek
Gedragsexperiment: Testjes bedenken om vertekeningen en als… dan verwachtingen te toetsen. Gebeurt creatief, collaboratief (samen) en middels een stappenplan
1. Wat is de gedachten/verwachting? Indien mogelijk formuleer in Als … dan…
2. Hoe geloofwaardig is deze gedachte?
3. Hoe kunnen we dit testen?
4. Uitvoeren
5. Hoe is de geloofwaardigheid nu?
6. Is er een alternatieve gedachte? En wat is die geloofwaardigheid?
Add new contribution