Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 2740 reads
Bespreek gemotiveerd of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.
De verkrijger onder bijzondere titel van het eigendomsrecht van het heersende erf verkrijgt tevens een eerder ten behoeve van dat heersende erf gevestigd recht van erfdienstbaarheid. (6 punten)
Indien de pandhouder van een later gevestigd vuistpand niet op de hoogte was en ook niet hoefde te zijn van een eerder gevestigd stil pandrecht, dan gaat het eerdere pandrecht teniet. (6 punten)
De geldige vestiging van een vruchtgebruik op een appelboomgaard vereist onder meer inschrijving van een notariële akte in de openbare registers. (8 punten)
Wat is het belangrijkste verschil tussen een abstract stelsel van overdracht ten opzichte van een causaal stelsel van overdracht? (4 punten)
Motiveer of het bij vraag a genoemde verschil terug te voeren is op het Justiniaanse Romeinse recht (ook bekend als het Corpus Iuris Civilis). (6 punten)
Leg kort aan de hand van een voorbeeld uit waarom in een abstract stelsel van overdracht een verkoper soms minder bescherming geniet dan in een causaal stelsel. (5 punten)
Rita laat op een aan haar toebehorend stuk grond een huis bouwen door Kees. De dakpannen voor het huis worden op 1 februari door Kees gekocht bij Jansen BV. In de koopovereenkomst is een beding opgenomen waaruit volgt dat Jansen BV eigenaar blijft van de dakpannen, totdat de door Kees verschuldigde koopsom ten aanzien van de dakpannen is voldaan. Op 8 februari levert Jansen BV de dakpannen af op het adres van Kees. Op 15 februari legt Kees de dakpannen op het dak van het huis dat hij in opdracht van Rita bouwt. Op 22 februari betaalt Kees de factuur van Jansen BV.
Wat is de goederenrechtelijke positie van de hierboven genoemde personen (Rita, Jansen B.V. en Kees) ten aanzien van de dakpannen op 10 februari? (14 punten)
Wat is de goederenrechtelijke positie van de hierboven genoemde personen ten aanzien van de dakpannen op 20 februari? (11 punten)
Danceprojects BV (Danceprojects) heeft uit eigen middelen een stuk grond in eigendom verkregen met de bedoeling om daarop een permanent festivalterrein in te richten. Ter plekke zullen in de toekomst vaste toiletten, douchefaciliteiten en een opslagloods met kantoorruimte worden gebouwd. Om deze faciliteiten te kunnen realiseren vraagt Danceprojects een lening van € 350.000 aan bij X- bank. De bank is bereid deze lening te verstrekken, mits Danceprojects passende zekerheid biedt.
Danceprojects start met de voorbereidingen van een aantal evenementen. Voor het eerste festival dat op 25, 26 en 27 maart 2016 zal plaatsvinden wordt o.a. Afrojack gecontracteerd. Om de exploitatie te financieren heeft Danceprojects op 3 januari 2016 een krediet van 100.000 euro verkregen van de Y-bank. Tot zekerheid voor de nakoming van dat krediet vestigt Danceprojects een pandrecht ten behoeve van de Y-bank op de volgende roerende zaken: tenten, apparatuur en inventaris.
Omdat de kaartverkoop voor het festival waarvoor Afrojack was gecontracteerd, erg tegenvalt, komt Danceprojects in de problemen. Verscheidene schuldeisers kloppen op de deur met openstaande rekeningen. Daaronder zijn inbegrepen: Klus, dat als eenmansbedrijf heeft meegewerkt aan de opbouw en inrichting van het mobiele podium en daarvoor nog een rekening heeft uitstaan ten bedrage van € 10.000 en SECURITY B.V. dat extern is ingehuurd voor de beveiliging van het festival en terzake van diverse voorbereidingswerkzaamheden aanspraak maakt op € 20.000. Omdat Danceprojects niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet, wordt zij failliet verklaard. De volgende schuldeisers willen zich verhalen op de boedel van Danceprojects: X-bank voor € 350.000, Y-bank voor € 100.000, Klus voor € 10.000, SECURITY BV voor € 20.000.
De omvang van de netto-executieopbrengst betreft:
De volgende vragen hebben betrekking op het recht van de 13 de penning en de uitspraak van de Hoge Raad dd. 20 februari 2015 (vindplaats: RvdW 2015/346)
Leg uit waarom het benadrukken van de historische band met het naastingsrecht de eiser(s) in cassatie ondersteunde in het betoog dat reeds bij de verkoop van de grond een voldoening van de 13 e penning was vereist. (7 punten)
Hoe kan door middel van een kettingbeding een met het (oude) recht van de 13 e penning vergelijkbaar resultaat worden gerealiseerd? Is deze constructie even sterk als het (oude) recht van de 13 e penning? (8 punten)
Dat is juist. Het recht van erfdienstbaarheid is een afhankelijk recht (art. 3:7 BW) en in die hoedanigheid verbonden aan het hoofdrecht, zijnde het eigendomsrecht van het heersende erf. De verkrijger van dit hoofdrecht verkrijgt tevens het afhankelijke recht van erfdienstbaarheid, art. 3:82 BW.
Dat is onjuist. Er is weliswaar een vorm van derdenbescherming voor de latere vuistpandhouder te goeder trouw, maar die bestaat er niet in dat het eerdere recht teniet gaat, er vindt slechts rangwisseling plaats, zie daarvoor art. 3:238 lid 2 BW.
In een causaal stelsel van overdracht is een geldige titel vereist bij overdracht (zie 3:84 BW); in een abstract stelsel gaat ook bij eventuele ongeldigheid van de titel de eigendom over omdat een geldige titel niet is vereist.
Dat is inderdaad het geval. Doordat de digesten van het CIC bronnen beslaan uit verschillende tijdvlakken komen hierin verschillende wijzen van overdracht naar voren, zowel abstract als causaal. Door verschillende interpretaties van deze teksten zijn glossatoren en geleerden in latere tijden tot verschillende conclusies gekomen met betrekking tot de vraag of de iusta causa een vereiste was van het Justiniaanse recht. Hieruit zijn later de twee systemen van overdracht voort gekomen.
Het verschil wordt zichtbaar bij (bijvoorbeeld) vernietiging van een koopovereenkomst waarbij in een abstract stelsel de eigendom niet terugvalt naar de verkoper. Derhalve heeft de verkoper in die gevallen slechts een persoonlijke (verbintenisrechtelijke) vordering en niet een zakelijke vordering. Een persoonlijke (verbintenisrechtelijke) vordering is vanwege de relatieve werking zwakker dan een zakelijke vordering.
Op grond van de tussen Jansen B.V. en Kees gesloten koopovereenkomst levert Jansen B.V. de dakpannen op 8 februari door middel van machtsverschaffing (art. 3:91 BW) aan Kees onder de opschortende voorwaarde van betaling van de verschuldigde koopsom (eigendomsvoorbehoud art. 3:84 jo 3:92 lid 1 BW). Het gevolg van deze levering onder eigendomsvoorbehoud is dat Jansen B.V. eigenaar van de dakpannen blijft totdat de opschortende voorwaarde - betaling van de koopprijs – in vervulling is gegaan. Aangezien de koopprijs op 10 februari nog niet is voldaan, is Jansen B.V. dan nog steeds eigenaar van de dakpannen. Hij is voorts (middellijk) bezitter (art. 3:107 BW) en Kees is (onmiddellijk) houder (art. 3:107 jo 3:108 BW) van de dakpannen. Rita neemt t.o.v. de dakpannen geen goederenrechtelijke positie in.
Doordat Kees de dakpannen op 15 februari op het dak van het huis van Rita heeft gelegd, zijn ze bestanddeel geworden van het huis (art. 3:4 lid 1 BW). Naar verkeersopvatting wordt een huis zonder dakpannen immers als onvoltooid beschouwd (vgl. Dépex/Curatoren). De eigenaar van het huis (Rita) is door natrekking tevens eigenaar van de dakpannen geworden (art. 5:3 BW). Blijkens art. 5:20 BW is Rita, als eigenaar van de grond, door natrekking eigenaar van het huis. Op 20 februari is Rita dus eigenaar/(onmiddellijk) bezitter van de dakpannen. Jansen B.V. en Kees nemen dan geen goederenrechtelijke positie t.o.v. de dakpannen meer in. Het eigendomsvoorbehoud van Jansen B.V. is door de natrekking doorbroken.
Danceprojects zal een beperkt zekerheidsrecht moeten vestigen op de grond waarop later de genoemde faciliteiten en gebouwen zullen worden gebouwd. Een stuk grond is een onroerende zaak (art. 3:3 lid 1 BW) en daarmee een registergoed is (art. 3:89 jo art. 3:10 BW). Er zal dus een hypotheekrecht gevestigd moeten worden op de grond, zo volgt uit art. 3:227 lid 1 BW. Het vestigen van een hypotheekrecht gaat via art. 3:98 jo art. 3:84 BW. Er moet allereerst een geldige titel zijn, d.w.z. een overeenkomst die Danceprojects verplicht tot vestiging van het hypotheekrecht. Vervolgens dient Danceprojects beschikkingsbevoegd te zijn; dat is ze, want ze is eigenaar van de grond. Tenslotte moet er een vestigingshandeling verricht worden. Die vindt men voor het recht van hypotheek in art. 3:260 BW: notariële akte en inschrijving in de openbare registers.
De genoemde objecten zijn alle roerende zaken/niet-registergoederen. Hierop moet een pandrecht worden gevestigd (art. 3:227 lid 1 BW). Danceprojects zal deze zaken in haar macht willen houden om haar bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Er wordt dus een stil pandrecht beoogd. De vestigingshandeling ten aanzien van een stil pandrecht op roerende zaken vindt men in art. 3:237 lid 1 BW: een authentieke of geregistreerde onderhandse akte.
In beginsel kunnen de schuldeisers verhaal halen op de volledige netto-executieopbrengst van de schuldenaar (art. 3:276 BW) en zijn zij, behoudens voorrang, onderling gelijk gerangschikt (art. 3:277 lid 1 BW). De X-bank en de Y-bank kunnen aanspraak maken op een voorrangspositie; zij zijn immers hypotheek- en pandhouder (art. 278 lid 1 BW). Klus heeft ook een voorrangspositie, te weten het bijzondere voorrecht van art. 3:285 lid 1 BW. SECURITY B.V. heeft geen voorrangspositie en is dus concurrent schuldeiser. De verdeling is als volgt:Ten aanzien van de € 330.000: de X-bank heeft op grond van haar hypotheekrecht het recht om zich te verhalen op de opbrengst van het festivalterrein, t.w. € 330.000. De X-bank behoudt daarnaast een concurrente vordering van € 20.000 (€ 350.000 – € 330.000).
Ten aanzien van de € 110.000: de Y-bank heeft op grond van haar pandrecht het recht om zich te verhalen op de opbrengst van de tenten, apparatuur en inventaris, t.w. € 100.000. De Y-bank kan geheel worden voldaan. Er resteert een overschot van € 10.000 (€ 110.000 – 100.000).
Ten aanzien van de € 20.000: Klus heeft op grond van zijn bijzondere voorrecht (art. 3:285 lid 1 BW) het recht om zich te verhalen op de opbrengst van het podium, t.w. € 10.000. Hij kan zijn vordering van € 10.000 geheel verhalen op wat het podium opbrengt. Er resteert een overschot van € 10.000 (€ 20.000 - € 10.000). Ten behoeve van de concurrente schuldeisers (de X-bank voor € 20.000 en SECURITY B.V. voor € 20.000) resteert dus een bedrag van € 20.000 (€ 10.000 van het podium en € 10.000 van de tenten etc.). Zij worden naar evenredigheid voldaan. Ieder krijg 50 % van zijn vordering, te weten € 10.000.
Dus:
X-bank krijgt € 330.000 + € 10.000 = € 340.000
Y-bank krijgt € 100.000
Klus krijgt € 10.000
SECURITY krijgt € 10.000
Het naastingsrecht werd uitgeoefend na het sluiten van de koopovereenkomst, maar voor de levering (zie bijvoorbeeld r.o. 3.3 onder a). (Dat is ook logisch, je wilde immers juist voorkómen dat de koper door levering eigenaar zou worden van de grond. ) Het naastingsrecht en het recht van de dertiende penning waren aan elkaar verbonden: werd het naastingsrecht niet uitgeoefend dan was de dertiende penning verschuldigd. Conclusie: door het verband te benadrukken tussen beide rechten zou wellicht beargumenteerd kunnen worden dat de dertiende penning óók al voor de levering verschuldigd was (aldus de eisers).
Een kettingbeding bestaat uit drie onderdelen. Toegespitst op de 13e penning:
Verkoper en koper komen overeen dat als de koper de grond zal overdragen, er een dertiende penning betaald zal worden aan de (oorspronkelijke) verkoper.
Verkoper en koper komen overeen dat als de koper de grond zal overdragen, hij van zijn koper zal bedingen dat als deze de grond weer wil overdragen er wederom een dertiende penning betaald wordt aan de (oorspronkelijke) verkoper.
Verkoper en koper komen overeen dat als de koper de grond zal overdragen, hij van zijn koper zal bedingen dat als deze de grond weer wil overdragen, hij de verplichting tot betaling van de dertiende penning op zijn beurt zal doorgeven aan zijn opvolger. Kortom: partijen hebben afgesproken dat het beding steeds moet worden doorgegeven (evt. op straffe van een boete).Deze constructie is niet zo sterk als die van de oude dertiende penning omdat de oude dertiende penning een beperkt recht met zaaksgevolg was, terwijl het kettingbeding een verbintenisrechtelijke constructie is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2562 | 1 |
Add new contribution