Vraag 1
Art. 310 Sr luidt: Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. Welke reeks begrippen is het beste van toepassing op deze bepaling?
Kies het juiste en meest volledige antwoord.
- Publiekrecht, gedragsnorm, sanctienorm, dwingend recht, materieel recht
- Publiekrecht, gedragsnorm, sanctienorm, aanvullend recht, materieel recht
- Publiekrecht, gedragsnorm, sanctienorm, aanvullend recht, formeel recht
- Publiekrecht, gedragsnorm, sanctienorm, materieel recht
Vraag 2
In de 19e eeuw werd het recht in Nederland voor het eerst in codificaties ondergebracht. Welke uitspraak over codicatie is JUIST?
- Codificatie dient ter bevordering van rechtszekerheid
- Alle recht in Nederland is inmiddels gecodificeerd
- Met uitzondering van het bestuursrecht is alle recht in Nederland inmiddels gecodificeerd
- Gecodificeerd recht kan ongeschreven recht zijn
Vraag 3
Welke uitspraak over rechtsbronnen is ONJUIST?
- Alle Nederlandse positieve rechtsregels zijn te herleiden tot een rechtsbron
- Godsdienstige opvattingen kunnen een materiële rechtsbron zijn
- Formele rechtsbronnen kunnen tevens een materiële rechtsbron zijn van nieuw recht
- Materiële rechtsbronnen zijn per definitie tevens formele rechtsbronnen
Vraag 4
Welke instantie vormt gewoonterecht?
- De wetgever
- De rechter
- De doctrine
- Noch a, noch b, noch c is juist
Vraag 5
Een geldige rechtsregel is een regel die:
- Rechten, plichten of bevoegdheden vastlegt die juridisch afdwingbaar zijn
- Daadwerkelijk gehoorzaamd wordt door natuurlijke en rechtspersonen
- In overeenstemming is met het natuurrecht
Vraag 6
Welke uitspraak over subjectieve rechten is ONJUIST?
- Een subjectief recht betekent voor de rechthebbende altijd een bevoegdheid of aanspraak
- Een subjectief recht correspondeert altijd met een rechtsplicht van anderen om het subjectieve recht van de rechthebbende te realiseren
- Subjectieve rechten berusten altijd op het objectieve recht
Vraag 7
Kan behandeling van een wetsvoorstel in de Eerste Kamer leiden tot een wijziging in het wetsvoorstel?
- Ja, want de Eerste Kamer heeft het recht van amendement
- Ja, want de Eerste Kamer heeft het recht van initiatief
- Ja, want de Eerste Kamer kan een wetsvoorstel verwerpen en daardoor druk uitoefenen op de bewindspersoon om een wijzigingsvoorstel in te dienen
- Nee
Vraag 8
De Tweede Kamer beschikt over verschillende rechten. Welke van deze rechten heeft de Tweede Kamer nodig voor de uitoefening van haar controlerende taak?
- Het vragenrecht
- Het parlementaire enqueterecht
- Het budgetrecht
- Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 9
Voor het spreiden van staatsmacht kunnen verschillende redenen zijn. Voor welke vormen van machtenspreiding wordt primair gekozen omwille van doelmatigheid? Kies het meest juiste en volledige antwoord.
- Functionele decentralisatie, territoriale decentralisatie en deconcentratie
- Decentralisatie en horizontale machtenspreiding
- Deconcentratie en horizontale machtenspreiding
- Horizontale machtenspreiding, functionele decentralisatie en deconcentratie
Vraag 10
Op welke vorm van machtenspreiding is repressief toezicht van toepassing?
- Controle van het parlement, in het bijzonder de Tweede Kamer, op de regering
- Deconcentratie
- Decentralisatie
- Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 11
Een provinciale verordening is:
- Een wet in formele zin
- Een wet in materiële zin
- Een beschikking
Vraag 12
Delegatie van wetgevende bevoegdheid door de formele wetgever is de laatste decennia sterk toegenomen. Wat is een belangrijk argument voor deze ‘terugtred van de wetgever’?
- Om de democratische legimiteit van regelgeving te vergroten
- Om de invloed van Europees recht terug te dringen
- Om de rechtsstatelijke kwaliteit van het bestuur te verbeteren
- Om bestuurlijk beter te kunnen inspelen op wisselende omstandigheden
Vraag 13
Welke uitspraak over rechterlijke toetsing is JUIST?
- De rechter mag toetsen of een formele wet op de in de Grondwet voorgeschreven wijze tot stand is gekomen
- De rechter mag toetsen of een formele wet in overeenstemming is met ongeschreven rechtsbeginselen
- De rechter mag toetsen of een formele wet in overeenstemming is met het Statuut
- De rechter mag toetsen of de Grondwet in overeenstemming is met een ieder verbindende bepalingen uit verdragen
Vraag 14
Van welke soort bevoegdheidstoedeling hangt het af, of (hoger) beroep van een uitspraak van een rechtbank plaatsvindt bij een gerechtshof of bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in Den Haag?
- Absolute competentie
- Relatieve competentie
- Zowel absolute competentie als relatieve competentie
Vraag 15
Verschillende gerechten zijn elk op hun eigen gebied de hoogste rechterlijke instantie binnen de Nederlandse rechtsorde. Bij welk(e) van deze gerechten vindt cassatierechtspraak plaats? Kies het juiste en meest volledige antwoord.
- Hoge Raad
- Hoge Raad en Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Hoge Raad en Centrale Raad van Beroep
- Hoge Raad en College van Beroep voor het Bedrijfsleven
Vraag 16
Bij rechtshandelingen is soms sprake van een verschil tussen de wil en de verklaring. Welke leer over de omgang met dergelijke situaties beschermt uitsluitend het belang van de zekerheid in het rechtsverkeer?
- De wilsleer
- De verklaringsleer
- De wilsvertrouwensleer (ofwel de leer van de dubbele grondslag)
- Het kenbaarheidsvereiste
Vraag 17
Aarts is liefhebster van wijn. Op een dagje uit bezoekt ze een veiling van wijn. Tijdens het veilen van 10 vaten van elk duizend liter ziet ze een bekende in de zaal en groet hem door haar hand op te steken. De veilingmeester hamert af bij een bedrag van 48.000 Euro en wijst met zijn hamer en de richting van Aarts. Er komt iemand op haar af met een formulier om gegevens op te nemen, omdat Aarts net 10 vaten wijn zou hebben gekocht. Aarts krijgt het benauwd: dat was natuurlijk niet de bedoeling.
Is Aarts naar Nederlands recht gebonden?
- Nee, want een aanbod moet schriftelijk worden aanvaard
- Nee, want Aarts bedoelde haar handopsteken niet als aanvaardiging van het aanbod
- Dat hangt ervan af of de veilingmeester in de gegeven omstandigheden het opsteken van de hand door Aarts mocht opvatten als een uiting van haar wil om te kopen.
- Ja, want handopsteken geldt in het handelsverkeer als aanvaarding van een aanbod
Vraag 18
De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft krachtens artikel 10 lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bij Ministeriele Regeling van 15 maart 2013 vastgesteld dat de huurprijzen voor inkomens boven de 43.000 euro maximaal verhoogd mogen worden met inflatie plus 4 procentpunt, d.w.z. 6.5%. Deze bepaling uit de Minsteriële Regeling is een voorbeeld van:
- De aanvullende werking van de wet bij overeenkomsten
- De beperkende werking van de wet bij overeenkomsten
- De aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid bij overeenkomsten
- De beperkende werking van redelijkheid en billijkheid bij overeenkomsten
Vraag 19
Een Iraanse vluchteling vordert schadevergoeding van de Staat, omdat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar pas vijf jaar na datum aanvraag de vluchtelingenstatus, waarop zij van meet af aan aanspraak had, toe te kennen. In deze periode mocht zij niet werken en was zij aangewezen op een uitkering. Zij heeft daardoor schade geleden van 26.493, 12 Euro, te weten gederfde arbeidsinkomsten en pensioenschade. Over deze vordering oordeelt het Hof onder meer dat “de toelating als vluchteling, naast de primaire bescherming die hem moet worden geboden tegen vervolging in het land van herkomst, er (mede) toe strekt het de vluchteling mogelijk te maken een nieuw bestaan op te bouwen door hem in Nederland rechten te bieden die personen zonder verblijfsvergunning hier in beginsel niet hebben. Daartoe is onder meer in art. 17 Vluchtelingenverdrag het recht op het verrichten van loonvormende arbeid aan (rechtmatig verblijvende) vluchtelingen toegekend. Het recht om arbeid te verrichten is mitsdien mede een belang dat door de toelating als vluchteling wordt beschermd’’. Welke conclusie kan uit deze overweging worden getrokken?
- Het Hof is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de onrechtmatigheid ontbreekt
- Het Hof is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat niet voldaan is aan het relativiteitsvereiste
- Het Hof is van oordeel dat de vordering, wat betreft het vereiste van causaal verband, moet worden toegewezen
- Het Hof is van oordeel dat het relativiteitsvereiste geen belemmering is om de vordering toe te wijzen
Vraag 20
Welke stelling over het vereiste van onrechtmatigheid bij onrechtmatige daad is juist?
- Alle handelingen die strafbaar zijn, zijn ook onrechtmatig in de zin van art. 6: 162 BW
- Alleen handelingen die gekwalificeerd kunnen worden als misdrijven, zijn onrechtmatig in de zin van art. 6:162 BW
- Alleen handelingen die in strijd zijn met een wet in materiële zin, zijn onrechtmatig in de zin van art. 6: 162 BW
- De onrechtmatigheid van gedrag kan niet worden weggenomen met een beroep op een rechtvaardigingsgrond
Vraag 21
Hoe wordt het causaliteitsvereiste bij onrechtmatige daad in het geldende Nederlandse recht uitgelegd?
- Causaliteit betekent tenminste dat voldaan is aan het conditio sine qua non-vereiste
- Causaliteit betekent niets anders dan dat voldaan is aan het conditio sine qua non-vereiste
- Causaliteit kan bestaan zonder dat voldaan is aan het conditio sine qua non-vereiste
Vraag 22
Met de term risicoaansprakelijkheid wordt bedoeld dat je aansprakelijk bent:
- Omdat je teveel risico hebt genomen
- Omdat je verwijtbaar onrechtmatig hebt gehandeld
- Hoewel geen schade is ontstaan
- Hoewel je zelf niet onrechtmatig hebt gehandeld
Vraag 23
Sebastiaan wordt vandaag 5 jaar. Daardoor is hij leerplichtig geworden. 5 jaar worden is:
- Een bloot rechtsfeit
- Een feitelijke handeling met rechtsgevolg
- Een eenzijdige rechtshandeling
- Een meerzijdige rechtshandeling
Vraag 24
De vader van Sebastiaan koopt bij Mediamarkt een iPad voor Sebastiaan’s verjaardag. Deze koopovereenkomst is:
- Een eenzijdige rechtshandeling
- Een meerzijdige rechtshandeling
- Een bloot rechtsfeit
- Een feitelijke handeling
Vraag 25
Art. 1 Wetboek van Strafrecht luidt: Geen feit is strafbaar dan uit hoofde van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Wat wordt bedoeld met de term wettelijke strafbepaling?
- Een wet in formele zin
- Een wet in formele zin die tevens een wet in materiële zin is
- Een wet in materiële zin
- Een wet in materiële zin die niet tevens een wet in formele zin is
Vraag 26
Is ongeschreven recht een bron van Nederlands materieel strafrecht?
- Nee, want het legaliteitsbeginsel eist dat alle strafrecht is opgenomen in wettelijke bepalingen
- Ja, maar alleen als dat de rechten van burgers niet aantast
- Ja, maar alleen als het overtredingen betreft
Vraag 27
In het Verpleegster arrest oordeelde de Hoge Raad “...dat de Rb. en dus ook het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen, gelet met name op de opleiding van requirante, den aard van de werkzaamheden die door haar werden verricht met het oog op verdoving ter gelegenheid van een operatieven ingreep alsmede haar wetenschap omtrent het vertrouwen dat in haar moest worden gesteld en omtrent het ontbreken van controle door de andere zuster en door den chirurg, hebben kunnen afleiden, dat requirante aanmerkelijk is te kort geschoten voor wat betreft de op haar rustende plicht om de nodige oplettendheid te betrachten en dat de handelwijze van requirante mitsdien getuigde van een mindere of meerdere mate van grove onoplettendheid...”. Hoe moet de psychische gesteldheid van verpleegster B.(requirante) worden gekwalificeerd op grond van deze passage?
- Voorwaardelijk opzet
- Schuld (culpa)
- Opzet
- Uit deze passage kan daarover geen duidelijke conclusie worden getrokken
Vraag 28
De Raad van Europa is op te vatten als een:
- Een non‐gouvernementele functionele regionale organisatie
- Een functionele regionale intergouvernementele organisatie
- Een algemene mondiale gouvernementele organisatie
- Een functionele regionale supranationale organisatie
Vraag 29
Het subsidiariteitsbeginsel dat medebepalend is voor de verhouding tussen de Europese Unie (EU) en de lidstaten houdt in dat:
- De EU handelt binnen de door de verdragen aangegeven grenzen van haar bevoegdheden
- Nationale sociale en culturele programma’s van de lidstaten voor subsidie van de EU in aanmerking komen
- Op gebieden waarop de EU niet exclusief bevoegd is, zij slechts handelt wanneer de beoogde doelstellingen niet door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd
- Inhoud en vorm van het optreden van de EU niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van de verdragen te verzekeren
Vraag 30
Een van de taken van het Hof van Justitie van de EU is het geven van prejudiciële beslissingen. Waarop kunnen deze beslissingen betrekking hebben?
- De interpretatie van EU‐recht
- De geldigheid van besluiten van EU‐instellingen
- Zowel de interpretatie van EU‐recht als de geldigheid van besluiten van EU‐instellingen
Vraag 31
Wat houdt het bestuursrechtelijk vertrouwensbeginsel in?
- Het bestuursorgaan mag slechts in de particuliere sfeer interveniëren voor zover het daartoe een wettelijke bevoegdheid heeft
- Een bestuursorgaan moet bij zijn beschikkingen altijd de redenen aangeven waarop de beschikking is gegrond
- Een bestuursorgaan moet handelen in overeenstemming met de verwachtingen die het bij de burger heeft gewekt
- Een bestuursorgaan gebruikt zijn bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend
Vraag 32
Wat is GEEN besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht?
- Een beschikking
- Een gemeentelijke verordening
- Een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan
- Een beleidsregel
A
A
D
D
A
B
C
D
A
C
B
D
D
A
A
B
C
B
D
A
A
D
A
B
C
B
B
.....read more
Add new contribution