Oefententamens Romeins Recht - UL
- 3603 reads
Onder het imperium van een Romeinse magistraat ‘met het imperium’ (cum imperio), zoals de consuls en de praetoren, dient te worden verstaan
Het college van priesters (collegium pontificum) heeft enige tijd een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het Romeinse recht op basis van de Wet van de Twaalf Tafelen en wel omdat aan hen aanvankelijk
De Romeinse praetor kon in zijn edict
Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het eerste begreep hij
De Romeinse keizer concurreerde in zijn zogeheten ‘rescriptenpraktijk’ met het werk van
De Romeinse rechtsgeleerde literatuur komt in het midden van de derde eeuw van onze jaartelling aan een abrupt einde. Dit werd voornamelijk veroorzaakt doordat
Aan welke der onderstaande beroemde Romeinse juristen werd in de zogeheten ‘Citeerwet’ (lex citandi) posthuum de status van ‘respondeerjurist’ verstrekt, zodat zijn opinies in rechte konden worden aangehaald:
De zogeheten ‘Novellen’ (novellae constitutiones) behelzen een inhoudelijke voortzetting op de stof die voordien door Justinianus was bijeengebracht in
De zogeheten ‘Instituten’ (Institutiones) van keizer Justinianus zijn voornamelijk gebaseerd op
Onder het zogeheten ‘gemene recht’ (ius commune) verstond men in de Middeleeuwen
Het onderscheid tussen overeenkomsten waarbij het de rechter was toegestaan de redelijkheid en billijkheid te betrekken (contractus bonae fidei) en die waarbij hem dat niet was toegestaan (contractus stricti iuris) wordt enigszins afgezwakt doordat
A(rrius) heeft een paard (res mancipi) gekocht van B(rutus) voor de som van 150.000 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid). Er is afgesproken dat het paard binnen tien dagen na het sluiten van de overeenkomst door B(rutus) ten huize van A(rrius) zal worden afgeleverd. Drie dagen nadien gaat B(rutus) met het paard, dat in een wagen wordt vervoerd, op weg naar A(rrius). Onderweg komt het door de onzorgvuldigheid van een andere weggebruiker, C(inesius), tot een aanrijding, waarbij de wagen, waarin zich het aan A(rrius) verkochte paard bevindt, kantelt en het paard zijn nek breekt. Omdat omtrent de risicoverdeling geen nadere afspraken zijn gemaakt, moet A(rrius) de koopprijs betalen aan B(rutus). A(rrius) onderhoudt zich over de mogelijkheid om zijn schade te verhalen op C(inesius) met een rechtsgeleerde (iuris peritus), die hem te verstaan geeft dat
A(ulus) is eigenaar van een koe (res mancipi), die is gestolen door B(lasius). A(ulus) heeft zich tegen diefstal verzekerd bij C(laudius), die hem de verzekerde som uitkeert en aan wie hij door middel van mancipatio de eigendom van de koe overdraagt. Het personeel van C(laudius) gaat op zoek naar de koe en vindt die bij B(lasius). Deze echter weigert de koe aan C(laudius) af te geven, omdat hij die, naar zijn zeggen, slechts aan A(ulus) behoeft af te geven. C(laudius) overweegt de revindicatie tegen de dief in te stellen en laat zich daarom adviseren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
Welke der onderstaande Romeinse verbintenisscheppende overeenkomsten is enkel op grond van de daartoe strekkende wilsovereenstemming (consensus) afdwingbaar?
Voor welke der onderstaande Romeinse derivatieve wijzen van eigendomsverkrijging is géén overdrachtshandeling vereist?
A(ppius) heeft een slechte gezondheid en maakt zich zorgen over de toekomst van zijn echtgenote B(eatrice). Het echtpaar heeft géén kinderen en daarom komt A(ppius) met zijn neef C(naeus) door middel van een daartoe strekkende stipulatie overeen dat deze zijn echtgenote na zijn dood financieel zal verzorgen door haar maandelijks 500 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid) uit te keren. Korte tijd nadien komt A(ppius) te overlijden. In zijn testament blijkt hij zijn echtgenote B(eatrice) en zijn neef C(naeus) tot erfgenamen te hebben benoemd. Beiden aanvaarden de nalatenschap vol en zuiver. Wanneer B(eatrice) de neef van haar overleden echtgenoot herinnert aan diens alimentatieverplichting jegens haar, komt het tot onenigheid. C(naeus) heeft zich (geheel tegen zijn hoop en verwachting in) reeds de helft van de nalatenschap van zijn oom zien ontgaan en weigert te betalen, omdat B(eatrice), nu zij de (gedeeltelijke) erfgenaam van haar man is, geen afzonderlijke ondersteuning meer behoeft. C(naeus) laat zich adviseren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
A(ncus) heeft een kostbaar renpaard (res mancipi) gekocht van B(aldus) voor de prijs van 15.000 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid). Enige tijd nadien krijgt B(aldus) een bod op hetzelfde paard van C(rassus), die twee keer zoveel over heeft voor het paard als de eerste koper (A(ncus)). B(aldus) gaat op dit bod in en verkoopt het paard nogmaals aan C(rassus). De overdracht van het dier geschiedt echter niet op de voorgeschreven wijze (door middel van mancipatio), maar door bezitsverschaffing (traditio). Nadien draagt B(aldus) het paard door middel van mancipatio over aan A(ncus). Wanneer A(ncus) enige tijd nadien om aflevering van het paard verzoekt, komt hij erachter dat het paard is afgeleverd aan C(rassus). Hij laat zich over zijn rechtspositie informeren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
A(rrius) heeft een kar (plaustrum) gekocht van de wagenmaker (vehicularius fabricator) B(avius). Er is afgesproken dat B(avius) de vrachtwagen tien dagen nadien aan A(rrius) zal afleveren. Omdat er, in verband met de druivenoogst, grote krapte heerst op de Romeinse transportwagenmarkt, besluit B(avius) nog gauw een slaatje te slaan uit de door hem verkochte wagen door die voor een week te verhuren aan C(assius). Op de via Appia komt het, enkele dagen nadien, tot een aanrijding tussen de transportwagen die C(assius) van B(avius) heeft gehuurd en die van D(idius). Het ongeluk valt toe te schrijven aan de onzorgvuldigheid waaraan de laatste (D(idius)) zich bij de besturing van zijn vrachtwagen heeft schuldig gemaakt. De aan C(assius) verhuurde vrachtwagen is onherstelbaar beschadigd. Wanneer A(rrius) tien dagen nadien de verkoper (B(avius)) in gebreke stelt en hem sommeert binnen vijf dagen aan zijn leveringsverplichting te voldoen, beroept deze zich op het feit dat hij door overmacht niet meer kan voldoen aan zijn verplichting, aangezien de vrachtwagen onherstelbaar is beschadigd tengevolge van een ongeluk dat niet aan zijn onzorgvuldigheid kan worden toegerekend. A(rrius) laat zich adviseren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
A(vienus) verhuurt aan B(aronius) een stuk grond buiten Italië (res nec mancipi) dat aan A(vienus) in eigendom toebehoort voor de duur van veertig jaar. Vijf jaar na het sluiten van dit pachtcontract verhuurt B(aronius) dat stuk grond voor dertig jaar aan C(incus), die, alhoewel B(aronius) zich daaromtrent niet heeft uitgelaten, denkt dat B(aronius) de eigenaar van de grond is. Na afloop van dit huurcontract neemt B(aronius) de grond weer zelf in exploitatie. Vijf jaar later is het huurcontract met A(vienus) afgelopen en vordert diens erfgenaam A(vienus minor) ontruiming van de grond. B(aronius) weigert hieraan te voldoen, omdat hij van mening is dat de revindicatie van de eigenaar inmiddels is verjaard.
Welke der onderstaande stellingen is juist?
A(ldus) heeft een stamboekstier (res mancipi) gekocht van B(ibulus), waarmede hij een fokkerij wil beginnen. Kort voordat de eigendomsoverdracht zal plaatsvinden, komt A(ldus) te overlijden. Hij heeft twee erfgenamen, zijn zoons C(anisius) en D(eodatus), die beiden de nalatenschap van hun vader vol en zuiver hebben aanvaard. Zonder dat zijn broer C(anisius) daar weet van heeft, vordert D(eodatus) van B(ibulus) dat deze hem de eigendom van de stier overdraagt. B(ibulus) voldoet aan dit verzoek; het dier wordt op de voorgeschreven wijze (door mancipatio) in eigendom overgedragen en onmiddellijk daarop ook feitelijk afgeleverd aan D(eodatus). Enige tijd wendt zich C(anisius) tot B(ibulus) met hetzelfde verzoek. De laatste stelt C(anisius) van het gebeurde op de hoogte. C(anisius) wil weten wat zijn rechtspositie is en laat zich adviseren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
A(ttus), B(urrus) en C(innus) zijn mede-eigenaren van een flatgebouw (insula) in het centrum van Rome. Het driemanschap heeft afgesproken dat één van hen, C(innus), het beheer over het gebouw zal voeren, zulks tegen vergoeding van een hoger aandeel in de winst. Omdat het gebouw op een bijzonder ongunstige plek in de stad staat, staan er nogal wat appartementen (cenacula) leeg en daarom besluit A(ttus) één ervan tegen een zacht prijsje te verhuren aan D(rusus), een van zijn familieleden. Korte tijd daarop ontstaat, tengevolge van een grote uitslaande brand in de volkswijk Suburra, grote woningnood in de Romeinse binnenstad en is C(innus) in staat alle appartementen tegen hoge prijzen te verhuren. Hij komt er bij deze gelegenheid achter dat één ervan door A(ttus) tegen een lage prijs is verhuurd aan een familielid. Omdat dit zijn winstaandeel ongunstig beïnvloedt, sommeert hij D(rusus) het appartement onmiddellijk te ontruimen.
Welke der onderstaande stellingen is juist?
Rome verkeert in oorlog met het Parthische rijk. Ten gevolge van de oorlogstoestand wordt een wet uitgevaardigd die het, op straffe van nietigheid van de in strijd daarmede gesloten overeenkomsten, verbiedt om, gedurende de oorlogstoestand, rij- en trekpaarden (res mancipi) te verkopen aan anderen dan degenen die over een speciale vergunning (concessio) beschikken. De Romeinse handelaar A(ttalus) verkoopt, in strijd met de wet, een groot aantal rij- en trekpaarden aan de handelaar B(erossus), die niet over de daarvoor noodzakelijke vergunning beschikt. De overdracht van de dieren vindt plaats op de daarvoor voorgeschreven wijze (mancipatio). Korte tijd nadien raakt de Romeinse overheid op de hoogte van de illegale activiteiten van A(ttalus). Hij wordt strafrechtelijk vervolgd; zijn vermogen wordt in beslag genomen en er wordt een vermogensbeheerder (curator bonorum) aangesteld om het te beheren. Wanneer B(erossus) als eigenaar van de rij- en trekpaarden (res mancipi) afgifte van de dieren vordert, laat de vermogensbeheerder (curator bonorum) zich over zijn rechtspositie informeren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
A(lbinovanus) is eigenaar van een rederij. Hij heeft een groot aantal schepen in eigendom en een even groot aantal kapiteins (exercitores) in dienst. B(abrius) is één van die kapiteins en voert het bevel over de Proteus, één van de vlaggeschepen van de vloot van A(lbinovanus). De kapitein is gemachtigd om namens de reder overeenkomsten te sluiten met scheepswerven, indien de aan hem toevertrouwde schepen reparatie behoeven. Tijdens de overtocht van Rome naar Alexandrië loopt de Proteus avarij op en moet het schip de haven van Carthago aandoen om reparaties te laten verrichten op de scheepswerf van de locale ondernemer C(allisthus). B(abrius) sluit, namens zijn werkgever, een reparatieovereenkomst met C(allisthus); het schip wordt gerepareerd en verlaat korte tijd nadien de haven van Carthago. De rekening voor de reparatiewerkzaamheden wordt te Rome, namens de scheepswerf door haar locale vertegenwoordiger, gepresenteerd aan A(lbinovanus). Deze blijkt evenwel, kort voordien, in staat van faillissement te zijn verklaard. De locale vertegenwoordiger van de scheepswerf laat zich adviseren over de rechtspositie van de werf door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die te verstaan geeft dat C(allisthus)
I. Slechts de onmiddellijke houder kan bezit verschaffen.
II. Iedere bezitter kan eigendom overdragen.
I. Iedere verbintenis (obligatio) berust op een daartoe strekkende wilsovereenstemming (consensus).
II. Iedere wilsovereenstemming (consensus) leidt tot de daarmede beoogde verbintenis (obligatio).
A(nchises) is eigenaar van een steenbakkerij (lateraria). Bij het opmaken van de inventaris, mist hij duizenden stenen. Na een grondig onderzoek is hem gebleken dat de stenen zijn gestolen door de aannemer (conductor) B(aresius), die ze heeft gebruikt in zijn bouwprojecten. Eén van die bouwprojecten betreft het huis van C(laudius), dat geheel en al is opgetrokken uit bouwmateriaal dat van A(nchises) is gestolen. Bovendien bevindt zich nog een groot aantal van A(nchises) gestolen stenen op het bouwterrein van B(aresius). Aangezien de stenen van de steenbakkerij van A(nchises) zijn voorzien van het stempel van de steenbakker, kan hij op eenvoudige wijze aantonen welke stenen uit zijn fabriek afkomstig zijn.
Welke der onderstaande stellingen is juist?
A(lbinus), woonachtig te Athene, wil verhuizen naar Rome en neemt daarom schriftelijk contact op met de aldaar gevestigde makelaar (proxeneta) B(ulbus) om voor hem een villa op één van Rome’s heuvels te kopen voor een bedrag dat niet hoger dan 150.000 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid) mag liggen. Bovendien neemt A(lbinus) schriftelijk contact op met het te Rome gevestigde bankiershuis van C(inna), met het verzoek hem een crediet van 200.000 HS toe te zeggen, onder gelijktijdige aanbieding van een hypotheek op de daarmede te Rome aan te kopen villa. Het bankiershuis laat daarop schriftelijk weten aan dit verzoek van A(lbinus) te zullen voldoen. Binnen een week nadien weet B(ulbus) aan A(lbinus) te berichten dat hij voor het bedrag van 150.000 HS een villa voor hem heeft gekocht op de Aventijn, nog steeds een rustige villawijk in de Romeinse binnenstad. Te Rome aangekomen, presenteert B(ulbus) de rekening voor zijn bemiddeling, die naar Romeins recht als verhuur van werkzaamheden werd gequalificeerd, alsmede de rekening voor de aankoop van de villa. Als A(lbinus) aan de bank van C(inna) verzoekt dit bedrag ter beschikking van B(ulbus) te stellen, stuit hij op een weigering van de bank, die hem geen crediet meer wil verstrekken.
Welke der onderstaande stellingen is juist?
A(ricia), de weduwe van Hippolytus, heeft een recht van vruchtgebruik (usus fructus) op het woonhuis van haar overleden echtgenoot. Haar zoon B(rutus) is de enige erfgenaam van zijn vader Hippolytus. B(rutus) verkeert in ernstige geldnood en leent daarom een bedrag van 200.000 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid) van het bankiershuis C(ommodius); tot zekerheid van die geldlening vestigt hij een hypotheek op het woonhuis dat hij van zijn vader heeft geërfd. Als na enige tijd blijkt dat B(rutus) zijn lening niet kan afbetalen, wil C(ommodius) overgaan tot executie van zijn hypotheekrecht. A(ricia) laat zich adviseren over haar rechtspositie door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die haar te verstaan geeft dat
A(sinius) en B(ibius) zijn de hoofdelijke debiteuren (correi promittendi) van C(roesus), aan wie zij samen het bedrag van 180.000 HS (sestertiën, een Romeinse munteenheid) zijn verschuldigd. Tussen A(sinius) en B(ibius) is overeengekomen dat A(sinius) daartoe een bijdrage van 120.000 HS en B(ibius) van 60.000 HS zal leveren. Op zekere dag verkoopt A(sinius) zijn huis in de Romeinse badplaats Baiae aan C(roesus) voor de som van 120.000 HS; bij wijze van betaling is overeengekomen dat de koopprijs verrekend wordt met de schuld die A(sinius) bij C(roesus) heeft. Enige tijd nadien spreekt C(roesus) B(ibius) aan tot betaling van 180.000 HS. B(ibius), die van de betalingsregeling tussen A(sinius) en C(roesus) heeft gehoord, laat zich adviseren over zijn rechtspositie door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat hij aansprakelijk kan worden gesteld voor
A(loysius) heeft een groot geldsbedrag geleend van het bankiershuis B(ubulcus); tot zekerheid van die schuld heeft hij een hypotheek gevestigd op zijn woonhuis. Voordat hij zijn schuld heeft afbetaald, komt A(loysius) te overlijden; hij heeft twee erfgenamen – C(harisius) en D(ionysius) – die beiden de nalatenschap vol en zuiver hebben aanvaard. De erfgenamen verkopen het woonhuis van A(loysius) aan zijn buurman E(gidius), die van het bestaan van de hypotheek niet op de hoogte is. De overdracht van de woning vindt op de voorgeschreven wijze (door middel van mancipatio) plaats. Wanneer enige tijd later blijkt dat de erfgenamen de schulden van hun erflater niet kunnen voldoen, wil B(ubulcus) overgaan tot executie van zijn hypotheek en stelt daarom de actio Serviana in tegen E(gidius). E(gidius) laat zich over zijn rechtspositie adviseren door een rechtsgeleerde (iuris peritus) die hem te verstaan geeft dat
Hoge Raad van Holland en Zeeland d.d. 15 december 1745
(Willem Pauw, Observationes tumultuariae novae I, no 145, edd. Fischer e.a., Haarlem 1964.)
Ene ‘Maevius’ had een maatschapsovereenkomst (societas) gesloten met ‘Sempronius’ die ten doel had wijnen in te kopen en te verkopen. Maevius had een hoeveelheid wijn ter waarde van flor. 3875 gekocht van ‘Titius’. De wijn was geleverd, maar niet door Maevius betaald, waarop Titius Maevius en Sempronius dagvaardde en hen hoofdelijk voor de schuld aansprakelijk stelde. Lopende de daaropvolgende procedure werd Maevius failliet verklaard. Sempronius beriep zich op het feit dat alleen de handelende maat aansprakelijk is voor door hem gesloten overeenkomsten en dat hij derhalve niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schulden die zijn maat had gemaakt, zelfs niet wanneer, zoals feitelijk was vastgesteld, Sempronius zelf een gedeelte van de door zijn maat ingekochte wijn had verkocht en de daarvoor verschuldigde koopprijs had geïnd.
De voormalige Hoge Raad van Holland en Zeeland diende de vraag te beslissen op basis van het toentertijd in Holland geldende Romeinse recht. Hoe heeft de Hoge Raad in dit geval beslist?
1. D 7. A 13. B 19. A 25. D
2. C 8. C 14. B 20. B 26. B
3. B 9. D 15. D 21. A 27. B
4. D 10. B 16. D 22. B 28. D
5. B 11. C 17. C 23. B 29. C
6. D 12. B 18. B 24. A+D 30. A
Sempronius is niet aansprakelijk voor de door zijn maat Maevius gesloten koopovereenkomst. Overeenkomsten werken immers slechts tussen partijen. Derden kunnen om dezelfde reden geen rechten ontlenen aan de overeenkomst van maatschap, waarbij zij geen partij zijn.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens voor Romeins Recht aan de Universiteit Leiden. Voor samenvattingen van boeken en arresten voor 1e jaar rechten in Leiden kan je
...There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2236 |
Add new contribution