Oefententamen 2015 (1): Romeins Recht - Universiteit Leiden

Oefenvragen met antwoordindicaties Romeins Recht - UL

NB: de koppelingen aan de antwoorden verwijzen naar hoofdstukken uit de volgende boeken:

  • N.E. = Nova Exempla

  • BG = Beknopte Geschiedenis van het Romeins recht

  • Prota = Prota

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Wat leidt NIET tot het tenietgaan van een verbintenis?

  1. Nakoming.
  2. Kwijtschelding.
  3. Onverschuldigde betaling.
  4. Het onmogelijk worden van de prestatie.

Vraag 2

Welke stelling over het Romeinse eigendomsbegrip is ONJUIST?

  1. Het Romeinse eigendomsrecht is accessoir.
  2. Het Romeinse eigendomsrecht is niet aan tijd gebonden.
  3. Het Romeinse eigendomsrecht is absoluut.
  4. Het Romeinse eigendomsrecht is algemeen.

Vraag 3

Waarom was het na de uitvaardiging van de Digesten in 533 n. Chr. noodzakelijk om over te gaan tot de uitvaardiging van de Tweede Codex (Codex repetitae praelectionis) in 534 n. Chr.?

  1. De Eerste Codex was achterhaald geraakt door de Nika-opstand.
  2. De Eerste Codex bevatte niet de wetgeving die was uitgevaardigd tijdens de totstandkoming van de Digesten.
  3. Het keizerrecht moest als prestigekwestie de jongste wet zijn en niet het juristenrecht.
  4. De codificatieprojecten waren toevertrouwd aan verschillende commissies die langs elkaar heen werkten.

Vraag 4

Welke eigenschap onderscheidt een codificatie bij uitstek van een optekening van het gewoonterecht?

  1. Territorialiteit.
  2. Exclusiviteit.
  3. Juridische noodzaak.
  4. Legitimiteit.

Vraag 5

De Romeinse jurist Ulpianus verkondigt twee verschillende theorieën om te legitimeren dat keizerlijke beslissingen hebben te gelden als wet (lex). Welke twee theorieën zijn dit?

  1. De volkssoevereiniteit en het absolutisme.
  2. De monarchie en de democratie.
  3. De goddelijke uitverkiezing en de erfrechtelijke opvolging.
  4. De ondeelbaarheid van soevereiniteit en de noodzaak van een geweldsmonopolie.

Vraag 6

Welke uitspraak over de inrichting van het consulaat ten tijde van de Romeinse republiek is ONJUIST?

  1. De consuls hadden de bevoegdheid om edicten uit te vaardigen.
  2. De consuls werden voor het leven benoemd.
  3. De consuls konden hun veto uitspreken over beslissingen van een praetor.
  4. De consuls werden gekozen door de volksvergadering.

Vraag 7

Gedurende welke perioden droegen de praetoren bij aan de rechtsvorming?

  1. Tijdens de koningstijd en de republiek.
  2. Tijdens de republiek en het principaat.
  3. Tijdens het principaat en de koningstijd.
  4. Tijdens de koningstijd, de republiek en het principaat.

Vraag 8

De receptie van het Romeinse recht vond plaats langs verschillende wegen en in verschillende mate. Wat hadden alle Europese landen ondanks de verschillen met elkaar gemeen?

  1. De subsidiaire toepassing van het Romeinse recht.
  2. De gebondenheid aan de Accursische glosse.
  3. De verplichte raadpleging van juridische faculteiten.
  4. De bijzondere positie van het werk van Stichtus.

Vraag 9

Het Romeinse recht kende een onderscheid tussen enerzijds het recht van de burgers (ius civile) en anderzijds het magistratenrecht (ius honorarium). Welke rechtsbron maakte GEEN onderdeel uit van het ius civile?

  1. Besluiten van de vergadering der plebejers (plebiscita).
  2. Wetten van de volksvergadering (leges).
  3. Gewoonte (consuetudo).
  4. Edicten (edicta).

Vraag 10

In de keizertijd werd aan sommige juristen het recht verleend om in het openbaar adviezen te geven (ius publice respondendi). Wat hield dit recht in?

  1. Juristen met dit recht mochten zitting nemen in de adviesraad (consilium) van magistraten zoals de praetor.
  2. De adviezen van een jurist met dit recht hadden kracht van wet.
  3. Juristen met dit recht mochten in het openbaar onderwijs geven.
  4. Juristen met dit recht waren bevoegd om in geschillen namens de keizer een rechterlijk oordeel te geven.

Vraag 11

Welke actie of exceptie maakte GEEN onderdeel uit van het edict van de praetor en stond om deze reden niet op het album?

  1. Actie van de koper (actio empti).
  2. Exceptie van de verkochte en geleverde zaak (exceptio rei venditae et traditae).
  3. Actie uit stipulatie (actio ex stipulatu).
  4. Gelegenheidsactie (actio utilis).

Vraag 12

Alamancus koopt een gouden kandelaar van Bublicus. Hij wordt daarbij bedrogen want Bublicus weet dat de kandelaar niet van goud is, maar van brons, zoals Alamancus de volgende dag bemerkt. Een week later wordt Alamancus door Bublicus aangesproken met de actie uit koop (actio empti) tot betaling van de koopprijs. Kan Alamancus aan een veroordeling door de rechter ontkomen?

  1. Alamancus kan niet voorkomen dat hij wordt veroordeeld tot betaling van de koopprijs, maar moet de koopprijs terugeisen met een actie uit bedrog (actio de dolo).
  2. Alamancus moet het verweer van arglist (exceptio doli) opwerpen tegen de vordering van Bublicus.
  3. Alamancus hoeft geen verweer op te werpen, want de actie uit koop wordt altijd getoetst aan de goede trouw (bona fides).
  4. Alamancus moet bij de praetor aangeven dat hij is bedrogen en dan zal de praetor geen actie geven aan Bublicus (denegatio actionis).

Vraag 13

In uitzonderlijke gevallen kon de praetor zelf een oordeel vellen in een bij hem aangebrachte zaak. In welke van de onderstaande procedures was dit het geval?

  1. De revindicatie.
  2. De executie van een pandrecht.
  3. De interdictenprocedure.
  4. De procedure op grond van stipulatie.

Vraag 14

Met de bevoegdheden van welke moderne magistraat laten de bevoegdheden zich het beste vergelijken die ‘keizer’ Augustus voor zichzelf creëerde?

  1. De Amerikaanse president, vanwege het vetorecht en het opperbevel over het leger.
  2. De Paus, vanwege de uitoefening van de hoogste religieuze functie en het dogma van onfeilbaarheid.
  3. De Nederlandse koning, vanwege de uitoefening van soevereiniteit tezamen met de volksvergadering.
  4. De Noord-Koreaanse leider, vanwege de leiderschapscultus en de verhevenheid boven de wet.

Vraag 15

Welke stelling over de rechtsopvolger onder bijzondere titel van een mede-eigenaar is JUIST?

  1. Hij is bevoegd de gemeenschappelijke zaak te vervreemden zonder instemming van de andere mede-eigenaren.
  2. Hij is niet gebonden aan de beheersafspraken die zijn gemaakt tussen de oorspronkelijke mede-eigenaren (res inter alios acta).
  3. Hij is niet bevoegd om een actie tot scheiding en deling aan te vragen.
  4. Hij is gebonden aan de beheersafspraken die zijn gemaakt tussen de oorspronkelijke mede-eigenaren.

Vraag 16

Cineaus is eigenaar van een racepaard dat wordt gestolen door Tritinus. Drie maanden na de diefstal wordt het paard van Tritinus gestolen door Festivitus. Een half jaar na deze tweede diefstal komt Tritinus er achter dat Festivitus in het bezit is van het racepaard. Tritinus stelt het bezitsinterdict voor roerende zaken (interdictum utrubi) in tegen Festivitus. Aan wie zal het bezit van het paard worden toegewezen?

  1. Aan Tritinus, aangezien Festivitus inbreuk heeft gemaakt op het bezit van Tritinus.
  2. Aan Cineaus, aangezien het paard van Cineaus als eigenaar en bezitter is gestolen.
  3. Aan Festivitus, aangezien Festivitus in het jaar voor het instellen van het interdict het paard het langst in zijn bezit heeft gehad.
  4. Aan Festivitus, aangezien Festivitus tijdens het instellen van het interdict bezitter is van het paard en de praetor niet toestaat dat er inbreuk wordt gemaakt op de status quo.

Vraag 17

Cineaus is eigenaar van een zwaard dat hij heeft uitgeleend aan de soldaat Tructus. Tijdens een veldtocht raakt het zwaard beschadigd en daarom geeft Tructus het zwaard in reparatie aan Festivitus, de smid van zijn legeronderdeel. Terwijl het zwaard in reparatie is, wordt het gestolen door Bublicus. Tructus weet hier niets vanaf en verkoopt het zwaard aan zijn tentgenoot (contubernalis) Stichtus, waarbij zij afspreken dat Tructus het zwaard nog een half jaar mag gebruiken. Op welk moment heeft Cineaus het bezit van het zwaard verloren?

  1. Wanneer Cineaus het zwaard uitleent aan Tructus.
  2. Wanneer Tructus het zwaard in reparatie geeft aan Festivitus.
  3. Wanneer het zwaard wordt gestolen door Bublicus.
  4. Wanneer Tructus het zwaard levert aan Stichtus.

Vraag 18

Cineaus heeft zijn paard (een res mancipi) verhuurd aan Tritinus, die het gebruikt om wijnvaten te vervoeren. Wanneer Cineaus de huurovereenkomst opzegt en het paard terugvraagt, weigert Tritinus het paard terug te geven. Cineaus heeft geen geld om een procedure te beginnen en besluit daarom het paard aan Cachus in eigendom over te dragen door middel van mancipatio. Cachus stelt vervolgens een revindicatie in tegen Tritinus. Wat is rechtens?

  1. Tritinus kan zich verweren tegen de revindicatie van Cachus, aangezien Cachus het paard nooit in bezit heeft verkregen.
  2. Tritinus kan zich niet verweren tegen de revindicatie van Cachus, aangezien mancipatio een abstracte wijze van eigendomsoverdracht is.
  3. Tritinus kan zich verweren tegen de revindicatie van Cachus, aangezien hij slechts houder van het paard is en de revindicatie tegen een bezitter moet worden ingesteld.
  4. Tritinus kan zich niet verweren tegen de revindicatie van Cachus, aangezien het paard geldig aan Cachus is gemancipeerd.

Vraag 19

Welke rechtsvordering komt de vervreemder toe als een eigendomsoverdracht door middel van mancipatio een nietige titel blijkt te hebben?

  1. Een actio Publiciana om de zaak op te eisen.
  2. Een actie uit verkoop omdat de titel nietig is.
  3. Een condictie wegens onverschuldigde betaling.
  4. Een revindicatie die is gebaseerd op zijn eigendomsrecht.

Vraag 20

Blaricus is eigenaar van een vierspan paarden (res mancipi) dat bij de wagenrennen in het circus maximus de concurrentie verpletterend heeft verslagen. Hij ontvangt zowel van Amicus als van Festivitus een bod op het vierspan. Aangezien Festivitus een geduchte concurrent is in het wagenrennen, verkoopt en levert Blaricus door traditio de paarden aan Amicus. De volgende dag biedt Festivitus een veel hoger bedrag voor de paarden dan Amicus zelf heeft betaald. Amicus accepteert dit bod en levert de paarden, wederom middels traditio, aan Festivitus. Blaricus wil daarop de paarden revindiceren van Festivitus met het argument dat hij altijd eigenaar van het vierspan is gebleven, omdat de paarden door traditio en niet door mancipatio zijn geleverd. Zal de revindicatie slagen?

  1. Ja, want verjaringsbezitters kunnen hun bezit tegen iedereen beschermen, behalve tegen de rechtmatige eigenaar.
  2. Nee, want de verjaringsbezitter kan in dit geval de echte eigenaar afweren met het verweer van de verkochte en geleverde zaak (exceptio rei venditae et traditae).
  3. Ja, want een beroep op het verweer van arglist (exceptio doli) komt niet toe aan opvolgers van de verkrijger onder bijzondere titel.
  4. Nee, want de revindicatie is als rechtsvordering ter bescherming van het bezit overgegaan op de verjaringsbezitter.

Vraag 21

Het Romeinse recht kende zowel abstracte als causale wijzen van eigendomsoverdracht. De traditio was in de meeste gevallen een causale wijze van overdracht. In welke twee gevallen was de traditio echter abstract?

  1. Bij de stipulatie (stipulatio) en het damnatielegaat (legatum per damnationem).
  2. Bij de stipulatie (stipulatio) en de schenking (donatio).
  3. Bij de stipulatie (stipulatio) en het vindicatielegaat (legatum per vindicationem).
  4. Bij de stipulatie (stipulatio) en de toescheiding (adiudicatio).

Vraag 22

Wie zal NOOIT krachtens verkrijgende verjaring eigenaar worden?

  1. Iemand die krachtens ongeldige titel een zaak heeft verkregen.
  2. Iemand die een zaak van een houder heeft gekocht.
  3. Iemand die een zaak heeft geleend.
  4. Iemand die een zaak in bezit heeft genomen, waarvan hij dacht dat het een res nullius was.

Vraag 23

Welke vereisten werden gesteld om te worden aangemerkt als verjaringsbezitter onder de verkrijgende verjaring van de zeer lange termijn (praescriptio longissimi temporis)?

  1. Bezit.
  2. Bezit te goeder trouw.
  3. Bezit te goeder trouw en krachtens geldige titel.
  4. Bezit te goeder trouw van een niet-gestolen zaak.

Vraag 24

Tot zekerheid van betaling van zijn schuld geeft de debiteur Cineaus een kostbaar boek aan zijn crediteur Biscarus in vuistpand. Nog voordat de schuld opeisbaar is, wordt Biscarus aangesproken door Dropus, die het boek met succes bij Biscarus revindiceert. Wat moet Biscarus ondernemen?

  1. Hij moet Cineaus aanspreken met de persoonlijke pandactie.
  2. Hij moet Dropus aanspreken met de zakelijke pandactie.
  3. Hij moet Cineaus aanspreken met de actie uit diefstal.
  4. Hij moet Dropus aanspreken met de actio Publiciana.

Vraag 25

Boer Poksus heeft geld voor zaaigoed nodig. Hij leent van Petritius het bedrag van HS 5.000 en vestigt tot zekerheid van terugbetaling een pandrecht op zijn tweespan paarden (res mancipi). Zij spreken af dat Poksus de paarden mag gebruiken om het land te bewerken, en verder beschikbaar zal houden voor Petritius. In de maanden die daarop volgen lost Poksus de helft van zijn schuld af. De oogst mislukt echter, waardoor hij de resterende HS 2.500 niet op tijd kan terugbetalen. Petritius wil overgaan tot de executoriale verkoop van de twee paarden. Is dat mogelijk?

  1. Nee, want de Romeinen kenden alleen het recht van vuistpand, zodat Petritius geen geldig pandrecht heeft verkregen.
  2. Nee, want Petritius zal eerst een actie uit geldleen moeten instellen om een veroordelend vonnis tegen Poksus te verkrijgen.
  3. Nee, want door betaling van de helft van de schuld is één van de paarden van het pandrecht bevrijd, zodat Petritius slechts één paard kan veilen.
  4. Ja, Petritius heeft een geldig pandrecht verkregen en kan zonder rechterlijke tussenkomst overgaan tot executoriale verkoop van de twee paarden.

Vraag 26

Hoe is de nakoming van een natuurlijke verbintenis te kwalificeren?

  1. Als een onverschuldige betaling.
  2. Als de nakoming van een fatsoensplicht.
  3. Als een schenking.
  4. Als een onverplichte rechtshandeling.

Vraag 27

Cineaus heeft bij zijn overlijden het bedrag van 15.000 HS uitgeleend aan Catharina en haar man Dionysius als hoofdelijke schuldenaren. Bij testament heeft Cineaus zijn zoons Bominicus en Setembus rechtsgeldig benoemd tot erfgenaam voor 2/3e deel (Bominicus) en 1/3e deel (Setembus). Zij hebben de nalatenschap vol en zuiver aanvaard. Welk bedrag kunnen Bominicus en Setembus opeisen van Catharina en Dionysius?

  1. Bominicus kan 5.000 HS opeisen van Catharina en 5.000 HS van Dionysius. Setembus kan 2.500 HS opeisen van Catharina en 2.500 HS van Dionysius.
  2. Bominicus kan 10.000 HS opeisen van Catharina of 10.000 HS van Dionysius. Setembus kan 5.000 HS opeisen van Catharina of 5.000 HS van Dionysius.
  3. Bominicus en Setembus kunnen ieder 7.500 HS opeisen van Catharina en 7.500 HS van Dionysius.
  4. Bominicus en Setembus kunnen slechts gezamenlijk 15.000 HS opeisen van Catharina of 15.000 HS van Dionysius.

Vraag 28

Welke van de onderstaande stellingen omtrent de bevrijdende betaling is JUIST?

  1. Bevrijdende betaling geschiedt altijd in geld omdat alle verbintenissen op geld worden gewaardeerd.
  2. Betaling te goeder trouw aan een andere persoon dan de schuldeiser werkt bevrijdend.
  3. Afgezien van hoogstpersoonlijke verbintenissen kan iedere verbintenis door iedere willekeurige persoon worden nagekomen.
  4. Betaling aan een andere persoon dan de schuldeiser bevrijdt nimmer de debiteur.

Vraag 29

Literanis heeft eerst een bedrag van 200.000 HS en vervolgens een bedrag van 400.000 HS uitgeleend aan Ratus. Literanis stuurt een brief aan Ratus met de mededeling dat deze het bedrag van de eerste geldlening moet betalen aan Cornelus, de bankier van Literanis. Ratus betaalt echter het gehele verschuldigde bedrag van 400.000 HS aan Cornelus. Wat is de positie van Ratus?

  1. Ratus moet 600.000 HS betalen aan Literanis omdat hij slechts aan zijn eigen crediteur kan betalen.
  2. Ratus moet 500.000 HS betalen aan Literanis omdat hij in opdracht van Literanis reeds 100.000 HS heeft betaald.
  3. Ratus hoeft niet meer te betalen omdat hij zijn restschuld bij Literanis kan verrekenen met een vordering uit zaakwaarneming.
  4. Ratus hoeft niet meer te betalen omdat het gehele bedrag is toegevallen aan Literanis door toename van diens vordering op Cornelus.

Vraag 30

Met welk modern staatsrechtelijk middel laat een Romeins senaatsbesluit (senatus consultum) zich het beste vergelijken gedurende de koningstijd en de republiek?

  1. Een wet in formele zin.
  2. Een algemene maatregel van bestuur.
  3. Een verordening van de Europese Unie.
  4. Een parlementaire motie.

Vraag 31

Beatitus heeft voor de aankleding van een tuinfeest standbeelden gehuurd bij Junus. Als Beatitus even niet oplet, vervangt de dandy Berluscus voor de aardigheid en met behulp van een breekijzer de kop van alle standbeelden door een pompoen. Over welke rechtsmiddelen beschikt Junus?

  1. Hij kan tegen Beatitus procederen met de actie uit verhuur (actio locati) of alternatief tegen Berluscus op grond van zaaksbeschadiging (actio ex lege Aquilia).
  2. Hij kan tegen Beatitus procederen met de actie uit verhuur (actio locati) en daarenboven tegen Berluscus op grond van zaaksbeschadiging (actio ex lege Aquilia).
  3. Hij kan tegen Berluscus procederen op grond van zaaksbeschadiging (actio ex lege Aquilia) maar niet tegen Beatitus omdat die zich kan beroepen op overmacht.
  4. Hij kan tegen Beatitus procederen met de actie uit verhuur (actio locati) maar niet tegen Berluscus omdat hij alleen tegen de verantwoordelijke de actie uit zaaksbeschadiging kan instellen.

Vraag 32

Cineaus verkoopt zijn extreem luxueuze jacht de Minerva aan Balavius en zegt toe het volledige risico op zich te nemen. Voordat het jacht kan worden geleverd, zinkt het buiten schuld van Cineaus als gevolg van de orkaan Bacchus. Wat is rechtens?

  1. Cineaus is bevrijd van zijn verplichting om een jacht te leveren maar Balavius dient de koopprijs alsnog te voldoen.
  2. Cineaus dient een ander jacht te leveren maar Balavius is bevrijd van zijn verplichting om de koopprijs te betalen.
  3. Cineaus is bevrijd van zijn verplichting om een jacht te leveren en Balavius is bevrijd van zijn verplichting om de koopprijs te betalen.
  4. Cineaus dient een ander jacht te leveren en Balavius dient de koopprijs alsnog te voldoen.

Vraag 33

Stichtus moet op de eerste dag van iedere maand de huur van zijn appartement voldoen aan zijn huisbaas Heberius. Op 15 april brandt het flatgebouw (insula) af waarin het appartement is gelegen. De huur over april is nog niet betaald. Wat is rechtens?

  1. Heberius moet vervangende woonruimte bieden en Stichtus moet de huur alsnog voldoen.
  2. Heberius hoeft geen vervangende woonruimte te bieden en Stichtus hoeft de huur niet meer te betalen.
  3. Heberius moet vervangende woonruimte bieden maar Stichtus hoeft de huur niet meer te betalen.
  4. Heberius hoeft geen vervangende woonruimte te bieden maar Stichtus moet de huur alsnog voldoen.

Vraag 34

Tot welk type contracten behoort bewaargeving in het schema van de Romeinse overeenkomsten?

  1. Tot de consensuele contracten.
  2. Tot de reële contracten.
  3. Tot de contracten die door bewoordingen tot stand komen.
  4. Tot de onbenoemde contracten.

Vraag 35

Castella heeft afgesproken dat zij Bella’s trouwjurk mag lenen voor haar naderende huwelijk. Bella moet plotseling op reis naar Egypte en vergeet Castella te waarschuwen. Ten tijde van Castella’s huwelijk is Bella niet thuis, zodat Castella op het laatste moment en tegen hoge kosten elders een trouwjurk moet huren. Kan Castella de schade op Bella verhalen?

  1. Ja, want Bella kan zich niet beroepen op overmacht en is daarom schadeplichtig.
  2. Nee, want het contract van bruikleen wordt niet getoetst aan de goede trouw.
  3. Ja, want er is een termijn voor nakoming bepaald zodat Bella zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
  4. Nee, want het contract van bruikleen komt tot stand door een prestatie en de enkele afspraak geeft geen rechtsvordering.

Vraag 36

Dolinius heeft zijn huis in Gallië (res nec mancipi) verkocht en geleverd aan Fedicus onder het beding dat de eigendom van het huis automatisch aan hem zal terugvallen bij het overlijden van Fedicus. Hoe wordt dit beding in het Romeinse recht geconstrueerd?

  1. Als een overdracht onder ontbindende voorwaarde.
  2. Als een overdracht onder ontbindende tijdsbepaling.
  3. Als een overdracht onder opschortende voorwaarde.
  4. Als een overdracht onder opschortende tijdsbepaling.

Vraag 37

Adriniacus sluit onder invloed van dwang een koopovereenkomst met Buritus. Uit vrees voor Buritus gaat Adriniacus over tot het leveren van de verkochte zaak. Welk rechtsmiddel kan Adriniacus met succes instellen?

  1. Een actie op grond van onverschuldigde betaling (condictio indebiti).
  2. Een actie op grond van verkoop (actio venditi).
  3. Een actie op grond van diefstal (actio furti).
  4. Een aangepaste eigendomsactie (reivindicatio utilis).

Vraag 38

Om welke reden hadden de Romeinen grote bezwaren tegen het derdenbeding?

  1. Zij kenden geen driepartijenoverenkomsten.
  2. Zij wilden geen onnodige lasten op één van de partijen leggen.
  3. Zij wilden geen zelfstandig recht toekennen aan een derde.
  4. Zij wilden geen voordeel toekennen aan niet-partijen.

Vraag 39

De zilversmid Maniatus heeft Nedperus aangesteld om als bedrijfsleider (institor) in zijn winkel zilverwerk te verkopen. Op kwade dag verkoopt Nedperus niet alleen het aanwezige zilverwerk, maar ook de verdere inventaris van de winkel aan Oedipus, die zelf een winkel wil beginnen. Er wordt meteen afgerekend en Oedipus zal de volgende dag langskomen om alles op te halen. Die volgende dag is Nedperus vertrokken met de bedrijfskas en staat Maniatus in de winkel. Maniatus weigert afgifte aan Oedipus met de stelling dat hij niet aan de koopovereenkomst is gebonden. Wat is rechtens?

  1. Maniatus is als derde geen partij bij de koopovereenkomst en wordt niet daardoor verplicht.
  2. Maniatus is als opdrachtgever van Nedperus subsidiair aansprakelijk zodat Oedipus eerst Nedperus in rechte moet betrekken.
  3. Maniatus is als opdrachtgever van Nedperus aansprakelijk voor zover Nedperus de opdracht heeft uitgevoerd.
  4. Maniatus is als opdrachtgever van Nedperus aansprakelijk voor de gehele koopovereenkomst.

Vraag 40

Alexus heeft een vordering van 5.000 HS op de hoofdelijke schuldenaren Belatus en Cebericus. Cebericus heeft op verzoek van Alexus vervolgens 3.000 HS betaald. Wat is rechtens?

  1. Alexus kan ter vrije keuze Belatus of Cebericus in rechte aanspreken voor de resterende 2.000 HS, maar hij verliest door de één te kiezen iedere aanspraak tegen de ander.
  2. Alexus kan ter vrije keuze Belatus of Cebericus in rechte aanspreken voor de resterende 2.000 HS en kan, nadat hij de één heeft gekozen, de ander nog aanspreken voor het eventueel ontbrekende bedrag.
  3. Alexus moet eerst Belatus in rechte aanspreken voor 2.000 HS en kan Cebericus vervolgens in rechte aanspreken voor het bedrag dat hij van Belatus niet verkrijgt.
  4. Alexus kan slechts Belatus in rechte aanspreken voor 2.000 HS omdat Cebericus door zijn betaling is bevrijd.

Essayvraag

D. 16,3,1,47 (Ulpianus, 30 ad Edictum)

De aristocratische kunstliefhebber Danielus is eigenaar van een kostbare bibliotheek die ligt opgeslagen in zijn villa in de stad Pompeï. Daar bevindt zich ook een manuscript over de poëzie dat hij heeft geleend van zijn boezemvriend, de Griekse auteur en filosoof Robus, die voor alle zekerheid zijn naam in het tractaat heeft gezet (Philodemi sum). Na het overlijden van Danielus blijkt diens zoon Foppus tot enige erfgenaam te zijn benoemd. Deze Foppus laat een boedelbeschrijving opmaken waarin ook melding wordt gemaakt van het tractaat over de poëzie op naam van Robus. Het netto resultaat van de boedel is positief en Foppus aanvaardt de erfenis vol en zuiver. Omdat hij meer van wijn dan van boeken houdt en geen zin heeft om te achterhalen wie Robus is, verkoopt hij de gehele bibliotheek een half jaar na het overlijden van zijn vader aan de dichter Christianus. Nadat de boeken bij het huispersoneel van Christianus zijn afgeleverd, bemerkt deze dat er een zeldzaam en ongepubliceerd werkje tussen zit waarop in zwierige letters de naam van Robus prijkt. Christianus besluit om de hem welbekende Robus niet te waarschuwen omdat hij het werkje goed kan gebruiken voor zijn eigen boek over de dichtkunst. Drie maanden later verschijnt zijn Ars Poetica (Dichtkunst). Als Robus het boek van zijn rivaal Christianus ziet, wordt hij razend omdat hij beseft dat Christianus zijn manuscript in handen moet hebben gekregen. Hij bezint zich op juridische stappen.

a. Welke twee rechtsmiddelen kan Robus succesvol instellen tegen Christianus en wat is de verhouding daartussen? Motiveer uw antwoord.

b. Noem twee van de drie rechtsmiddelen die Robus succesvol kan instellen tegen Foppus en beschrijf de verhouding daartussen. Motiveer uw antwoord.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. C, N.E. 5

11. D, BG XXXIX, XXVIII

21. A, N.E. 1

31. A, N.E. 5

2. A, N.E. 1

12. C, N.E. 3

22. C, N.E. 4

32. C, N.E. 1, N.E. 3

3. B, BG LXXV

13. C, Prota 1.3

23. B, N.E. 4

33. D, N.E. 3

4. B, BG XIX, BG 3

14. A, BG XXXIV

24. A, N.E. 2, N.E. 3

34. B, Prota 1.3

5. A, BG XLVII, XLVIII

15. D, N.E. 1

25. D, N.E. 3, N.E. 2

35. D, N.E. 5

6. B, BG XVIII

16. A, N.E. 2

26. B, N.E. 3

36. D, N.E. 5

7. B, BG XXIII

17. C, N.E. 2

27. B, N.E. 5

37. D, N.E. 3

8. A, BG VII, XI

18. D, N.E. 1, N.E. 2

28. C, N.E. 3

38. C, N.E.

9. D, BG XLV

19. C, N.E. 1

29. B, N.E. 3

39. C, N.E. 3

10. C, BG XXXV

20. B, N.E. 2, N.E. 1

30. D, BG XX

40. A, N.E. 3

Essayvraag

a. Welke twee rechtsmiddelen kan Robus succesvol instellen tegen Christianus en wat is de verhouding daartussen? Motiveer uw antwoord.

(totaal 4 punten) Robus kan een bezitsinterdict instellen (2 punten). Hij is in het afgelopen jaar langer bezitter geweest dan Christianus (9 maanden versus 3 maanden) omdat zijn bezitsverlies pas intreedt bij de levering aan Christianus en niet bij de dood van Danielus (2 punten).

(totaal 4 punten) Robus kan een revindicatie instellen (2 punten). Hij heeft de eigendom niet verloren door de bruikleen of de levering aan Christianus, omdat Christianus geen beroep kan doen op derdenbescherming of verkrijgende verjaring (res furtiva en termijn niet verstreken) (2 punten).

(totaal 2 punten) Robus kan kiezen tussen bezitsinterdict en revindicatie, maar gezien de bewijslast, probatio diabolica, valt het bezitsinterdict te verkiezen. Na het bezitsinterdict kan eventueel nog een revindicatie worden ingesteld.

N.E. 5, N.E. 3

b. Noem twee van de drie rechtsmiddelen die Robus succesvol kan instellen tegen Foppus en beschrijf de verhouding daartussen. Motiveer uw antwoord. NB: het noemen van meer dan twee rechtsmiddelen is een schot hagel dat puntenaftrek kan opleveren.

(totaal 4 punten) Robus kan een actie uit bruikleen instellen (actio commodati) op grond van wanprestatie (2 punten). Als erfgenaam van Danielus is Foppus immers gebonden aan de gesloten overeenkomst zodat hij zorg moet dragen voor teruggave van het boek (2 punten).

(totaal 4 punten) Robus kan een ongedaanmakingsactie uit diefstal (condictio furtiva) instellen (2 punten). De verduistering door de houder Foppus geldt immers als diefstal, zodat de verrijking van Foppus, bestaande uit de koopprijs, kan worden opgeëist (2 punten).

(alternatief, totaal 4 punten) Robus kan een actie uit diefstal (actio furti) instellen (2 punten). De verduistering door de houder Foppus geldt immers als diefstal, zodat Foppus als straf een boete moet betalen (2 punten).

(totaal 2 punten) Robus moet kiezen of hij uit wanprestatie of uit verrijking wil procederen en door de keuze voor de ene vordering vervalt de andere vordering vanwege procesconsumptie.

(alternatief, totaal 2 punten) Robus kan zowel uit wanprestatie (alternatief: ongedaanmaking van de verrijking door diefstal) procederen als uit diefstal. De delictuele actie uit diefstal cumuleert met de actie uit contract (alternatief: ongedaanmaking van de verrijking door diefstal).

N.E. 5, N.E. 2

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2511