Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 2004 reads
De vragen zijn gekoppeld aan hoofdstuk 1 en 2 van 'Recht en efficientie'.
Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij een grafiek weergegeven wordt in dia 2 die een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.
Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je USD 10 per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel). Dia 4.
A: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 60 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
B: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 30 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
C: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van USD 10 wordt geïntroduceerd (loon 15 dollar per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 dollar)
D: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 dollar wordt geïntroduceerd per maaltijd ?(loon USD 15 per uur, vaste kosten voor het gebouw USD 60)
Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie USD 0.50 is? Bij deze vraag wordt een grafiek weergegeven met de lijnen: MK (marginale kosten), GTK (gemiddelde totale kosten) en GVK (gemiddelde variabele kosten).
Bereken het producentensurplus bij de grafiek op dia 13. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.
Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in de grafiek van dia 15.
Wat is het verschil tussen collectieve goederen en individuele goederen? Geef van elk een voorbeeld.
A: Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan
B: Waarom belasten we bedrijven en niet huishoudens - maakt het uit?
Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een bepaald goed of een bepaalde service te kopen
Consumentensurplus:
($10-$2) * 80,000 liter* (1/2) = $320,000
($10-$0) * 100,000 liter * (1/2) = $500,000
A: Daarvoor maak je een tabel zoals in dia 7. Waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet ($/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (Dollar/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 dollar is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20 maaltijden de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden. Berekening: omzet is 200 bij 20 maaltijden, de totale arbeidskosten zijn: 7x15 = 105. (7 volgt uit tabel dia 5, en staat voor het aantal werknemers uren er nodig zijn voor het produceren van 20 maaltijden per dag) De totale kosten zijn: 105 + 60 = 165. De winst is daardoor: 200-165 = 35 dollar.
B: Daarvoor wordt weer een tabel gemaakt zoals genoemd in opdracht 2a. Het verschil is hier dat de vaste kosten niet 60 dollar zijn maar 30 dollar. Dit deel in de tabel zal dan ook veranderen ten opzichte van vraag a, dat is de rij met daarin de totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten). De winst gaat omhoog met 30, omdat de vaste kosten met 30 omlaag zijn gegaan. De winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden blijft 20. Het verschil is dat hier de winst 65 dollar is, en niet zoals bij vraag a 35 dollar.
C: Belasting reduceert de winst met $ 10 per dag. Winstmaximaliserend outputniveau is nog steeds 20. De vaste kosten zijn onafhankelijk van de output. Dus er is ten opzichte van vraag a alleen een verandering in de totale kosten, daar is 10 dollar bij opgekomen (105 + 60 + 10). Daardoor is de winst met 10 gedaald ten opzichte van vraag a, dus de winst is nu 25 dollar.
D: Belasting beïnvloedt winstmaximaliserend outputniveau. de kosten zijn afhankelijk van de output. Hier is sprake van verhoging van de variabele kosten. In dit bedrijf maak je dan geen winst meer door die 2 dollar extra per maaltijd. Bij het produceren van 15 maaltijden per dag kom je uit op een winst van nul, dat is de beste optie, omdat dan geen verlies geleden wordt.
Bij een prijs van 0,50 dollar per koffie trek je een denkbeeldige lijn naar de lijn van MK, dan zie je dat er 260 eenheden worden geproduceerd bij een prijs van 0.50 dollar. Dus dan is de opbrengst 0.50 x260 = 130. Maar de kosten zijn dan 260 x 1,18 (want de totale kosten bij 260 eenheden ligt op 1,18 per eenheid, dat kan men aflezen uit de grafiek dia 6) dus de kosten zijn hoger dan de opbrengst, dus men draait hier verlies. Wil men produceren dan is er tenminste een prijs voor koffie nodig van 0,68 dollar, want dan kruist de lijn van MK de lijn van GVK, en zijn de variabelen kosten dus niet meer hoger dan de prijs voor koffie. Wanneer de MK lijn onder de lijn van GVK ligt, betekent dat dan we niet willen produceren. Dus met een prijs van 0.50 dollar gebeurt er niets.
Berekeningen: TK = GTK * Q = $1.18 / koffie * 260 kop = $306.80 / dag. VK = GVK * Q = $0.68 / koffie * 260 kop = $176.80 / dag . Daaruit volgt: $306.80/dag - $176.80/dag = $130/dag
Het producentensurplus wordt weergegeven door de ‘driehoek’ 3, 12 en 0. Berekening: = ($3/slice) (12,000 slices/dag) (1/2) = $18,000 slices /dag. Dus het producentensurplus is $18,000 slices per dag.
De differentiecurve is een weergave van de goederencombinaties waartussen een individu indifferent is. Het gaat hier om de veronderstelling dat er meer wordt geprefereerd boven minder, wat betekent dat als pakketten op een hoger gelegen indifferentiecurve liggen, geprefereerd worden boven pakketten die op een lager gelegen indifferentiecurve liggen. Een hoger gelegen indifferentie representeert een hoger nutsniveau, en een lager gelegen indifferentiecurve representeert een lager nutsniveau.
Punt a heeft (ongeveer) 13 eenheden van Burritos en 30 eenheden van Pizza’s.
Punt b heeft 10 eenheden van Burritos en (ongeveer) 28 eenheden van Pizza’s.
Punt c heeft 25 eenheden van Burritos en 15 eenheden van Pizza’s.
Conclusie: Pakket C bestaat uit 25 eenheden van B en 15 eenheden van P. Pakket A bevat 13 eenheden van B en 30 eenheden van P. Een individu vindt pakket C even goed als pakket A, omdat beide pakketten op dezelfde indifferentiecurve liggen. Dit betekent dat als we uitgaan van pakket C, het individu bereid is om 12 eenheden van goed B op te geven om 15 eenheden van goed P extra te krijgen. Dit betekent dat de hoeveelheid van het ene goed toeneemt en de hoeveelheid van het andere goed afneemt.
Collectieve goederen zijn non-rivaliserend en non-exclusief. Non-rivaliserend betekent dat het gebruik van de één niet ten koste gaat van het gebruik door de ander. Non-exclusief betekent dat iedereen het kan gebruiken en dat je dus niemand kan uitsluiten van het gebruik. Individuele goederen zijn rivaliserend en exclusief. Rivaliserend betekent dat het gebruik van de één ten koste gaat van het gebruik door de ander. Exclusief betekent dat één iemand er gebruik van kan maken en dat je dus iemand kan uitsluiten van het gebruik (eigendomsrecht is een voorbeeld).
A: Zie de grafieken op dia 19,20 en 21.
B:
- Transactiekosten
- De kosten vallen altijd op de acteurs die het het minst kunnen vermijden
- Het juridische incident van belastingheffing is onafhankelijk van het economische incident
(The legal incident of taxation has no effect on the economic incident)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2018/2019, behorende bij het vak Rechtseconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2101 |
Add new contribution