Welke standpunten en meningsverschillen zijn er? - Chapter 1
Er is sprake van een meningsverschil wanneer iemand een standpunt inneemt en een ander zijn twijfel hierover uit. Er zijn verscheidene soorten meningsverschillen die kunnen resulteren in een discussie of betoog. Bepaalde uitdrukkingen en woorden wijzen op een standpunt of uiting van twijfel.
- Wanneer is er sprake van expliciete en impliciete meningsverschillen?
- Wanneer is sprake van een positief dan wel een negatief standpunt?
- Hoe onderscheiden standpunten, proposities en uitingen van twijfel zich van elkaar?
- Welke typen meningsverschillen zijn er?
- Wanneer is er sprake van een hoofdverschil dan wel een subverschil?
- Hoe komen standpunten en twijfel tot uitdrukking?
Wanneer is er sprake van expliciete en impliciete meningsverschillen?
Een meningsverschil doet zich voor wanneer iemands standpunt niet volledig wordt gedeeld door een ander. Twijfel is voldoende, een tegenovergesteld standpunt innemen is niet nodig. Een meningsverschil bestaat altijd tussen twee partijen: eentje die een standpunt uit en eentje die het in twijfel trekt of verwerpt.
Er zijn twee vormen van meningsverschillen: expliciete en impliciete. Een meningsverschil is expliciet wanneer men zowel het standpunt als de kritiek erop uitdrukkelijk onder woorden brengt. Meestal is een meningsverschil impliciet: slechts een van de partijen spreekt zich uit. Dit komt vaak voor in schriftelijke vorm. Men vooronderstelt dan dat het standpunt door de ander in twijfel wordt getrokken. Als iemand meerdere argumenten voor een bepaald standpunt geeft, wordt ervan uitgegaan dat de ander het standpunt niet deelt.
Wanneer is sprake van een positief dan wel een negatief standpunt?
Een meningsverschil gaat altijd over een bepaalde kwestie, welke wordt verwoord in de vorm van een propositie. Een propositie komt tot uitdrukking in een voorspelling, een feitelijke constatering, een aanbeveling of een oordeel. De positie die men inneemt tegenover een propositie kan negatief, positief of neutraal zijn. Deze positie bepaalt of er sprake is van een negatief standpunt, een positief standpunt of geen standpunt (ook wel: 'nul'-standpunt). Een voorbeeld. Propositie: meditatie is zinloos.
Kim: 'Meditatie is volgens mij zinloos.' (positief standpunt ten opzichte van de propositie).
Sylvia: 'Meditatie is volgens mij niet zinloos.' (negatief standpunt ten opzichte van de propositie).
Anouk: 'Ik weet niet of meditatie wel of niet zinloos is.' ('nul'-standpunt).
Hoe onderscheiden standpunten, proposities en uitingen van twijfel zich van elkaar?
Er kan altijd een standpunt worden ingenomen over een propositie, ook als deze betrekking heeft op een ingewikkeld onderwerp. De proposities waarover men een standpunt inneemt kunnen verschillen in onderwerp, reikwijdte en kracht. Reikwijdte ziet op de vraag op wie of wat de propositie betrekking heeft. Kracht ziet op de zekerheid waarmee een standpunt wordt ingenomen. Je kunt iets met zekerheid stellen of voorzichtig brengen ('ik ben er zeker van' versus 'ik vermoed').
Een standpunt kan op meerdere proposities tegelijk slaan, deze zijn normaliter nauw verbonden met elkaar. Vaak worden ze samen vermeld in één zin en worden de verbindingswoorden ‘en’ of ‘maar’ gebruikt.
Een positief standpunt wordt meestal hetzelfde onder woorden gebracht als de propositie zelf (bijvoorbeeld: 'broers zijn handig'). De positieve aard van het standpunt wordt meestal niet afzonderlijk benadrukt, waardoor het standpunt en de propositie lastig van elkaar te onderscheiden zijn. Een negatief standpunt kan lijken op een uiting van twijfel, en andersom. Vaak heeft men de neiging een negatief standpunt als uiting van twijfel te presenteren: 'Ik vraag me af of dit wel zo’n slim plan is'.
Uitingen van twijfel hebben andere consequenties dan het innemen van een negatief standpunt. In geval van een tegengesteld standpunt is iemand verplicht deze te verdedigen, terwijl iemand die twijfel uit geen verdedigingsplicht heeft. Bij het analyseren van een discussie/betoog is het daarom belangrijk om na te gaan of iemand die zich ten opzichte van een standpunt aarzelend uitdrukt een tegengesteld standpunt inbrengt of alleen maar twijfelt.
Welke typen meningsverschillen zijn er?
Basisvorm van een meningsverschil: een standpunt versus een uiting van twijfel. Van de basisvorm zijn twee varianten, aangezien het standpunt negatief of positief kan zijn ('dat weet ik zo net nog niet' of 'is dat zo?'). Een meningsverschil in de basisvorm is enkelvoudig (heeft betrekking op één propositie) en niet-gemengd (tegenover de propositie wordt maximaal één standpunt ingenomen). Slechts één partij heeft een verdedigingsplicht.
Naast een niet-gemengd enkelvoudig meningsverschil (basisvorm), zijn ook een meervoudig en een gemengd meningsverschil mogelijk. Meervoudig meningsverschil: men neemt ten opzichte van meerdere proposities een standpunt in. Je kunt bijvoorbeeld veel verschillende zaken of meerdere met elkaar samenhangende zaken ter discussie stellen. Een meningsverschil is ook meervoudig wanneer men zowel twijfel als een standpunt uit over meerdere proposities. Een voorbeeld. Anna: 'Duitse mannen zijn niet grappig, en ook niet gevoelig, maar ze zijn wel intelligent'. Angela: 'dat weet ik nog zo net niet'. Gemengd meningsverschil: ten opzichte van één propositie worden tegengestelde standpunten ingebracht. De een neemt een negatief standpunt in en de ander een positief standpunt of vice versa. Beide partijen hebben een verdedigingsplicht. Anna: 'Duitse mannen zijn niet grappig.' Angela: 'Daar ben ik het niet mee eens'. Complex meningsverschil: combinatie van meningsverschillen van de basisvorm. Een gemengd enkelvoudig meningsverschil (basisvorm). Anna: 'Jij antwoordt altijd veel te gauw.' Angela: 'Echt niet!'
Wanneer is er sprake van een hoofdverschil dan wel een subverschil?
Er kunnen nieuwe geschilpunten ontstaan tijdens een discussie. Een argument dat gebruikt wordt ter verdediging van een standpunt kan zelf ook stuiten op tegenspraak of twijfel. Het hoofdverschil is het oorspronkelijke discussiepunt en het subverschil is een meningsverschil dat opkomt bij een argument over het hoofdverschil. Bij het identificeren van een meningsverschil is het belangrijk hiertussen onderscheid te maken. Een voorbeeld.
Dochter: 'Volgens mij is deze vla niet goed meer'.
Moeder: 'Dat kan niet kloppen.'
Dochter: 'Kijk maar, er zitten beestjes in'.
Moeder: 'Dat zijn geen beestjes, dat zijn stukjes chocolade'.
Dochter: 'Ik heb zulke rare chocolade nog nooit gezien hoor'.
Het hoofdverschil gaat over de propositie 'Deze vla is niet goed meer' en is gemengd enkelvoudig. Er is een meervoudig gemengd subverschil ontstaan over de proposities 'Er zitten beestjes in de vla' en 'Er zitten stukjes chocolade in de vla'.
Meestal komt het hoofdverschil niet in één keer naar voren, maar wordt pas in de loop van de discussie duidelijk waarover van mening wordt verschild. Hetzelfde standpunt kan ook op een later moment worden herhaald in andere bewoordingen, waardoor sprake lijkt te zijn van een ander standpunt. Normaliter weergeeft de nieuwe formulering eerder het standpunt waar het hoofdverschil betrekking op heeft dan de oorspronkelijke.
Hoe komen standpunten en twijfel tot uitdrukking?
Bepaalde uitdrukkingen maken duidelijk dat sprake is van een standpunt:
'Ons standpunt is dat', 'Ik ben de mening toegedaan dat', 'ik vind dat', 'volgens mij', 'wij kunnen niet anders dan concluderen dat', 'mijns inziens', 'ergo:', 'dus', 'daarom'.
In sommige gevallen blijft het bij een sterke aanwijzing dat er sprake is van een standpunt:
'Kortom', 'zoals ik het zie', 'het zit namelijk zo', 'ik meen te mogen stellen dat'.
In andere gevallen blijkt uit een uitspraak niet duidelijk dat sprake is van een standpunt, maar wordt deze wel als zodanig geïnterpreteerd:
'Met andere woorden:..', '..zouden.. moeten zijn', 'alles overwegend', 'het feit dat', 'dient'.
Vaak is kennis van de context of achtergrondinformatie nodig om te kunnen bepalen of een uitspraak een standpunt inhoudt.
Twijfel is lastiger te identificeren als standpunt, omdat deze meestal impliciet tot uitdrukking komt. Uit het feit dat iemand het nodig acht zijn standpunt te verdedigen kan worden afgeleid dat deze persoon denkt dat de ander eraan twijfelt. Bepaalde uitdrukkingen wijzen op de aanwezigheid van twijfel: 'Ik weet niet of', 'Het zou zo kunnen zijn dat', 'Ik ben er niet helemaal zeker van dat', 'Ik moet er nog eens over nadenken of ik vind dat', 'Misschien is het wel niet zo dat'.
- 1258 reads
Add new contribution