Samenvatting Western Civilization Beyond Boundaries (Noble): H 9 t/m 18
- 2369 reads
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Na een periode van monarchie werd Rome een republiek. Onder de caesars werd Rome weer een monarchie. De republiek was een combinatie van volksmacht en rijke landbezitters. De regering was verdeeld in drie takken, waardoor stabiliteit en vrede kwam. Grieken gaven hun burgerschap nauwelijks aan buitenstaanders. Rome gaf de hele bevolking burgerrechten voor praktische redenen.
De imperiale expansie van Rome zorgde voor een ondermijning van de politieke stabiliteit en het leger.
Voor de republiek, 753-509 b.c.
In 753 werd Rome gesticht door Romulus. Archeologische vondsten geven echter aan dat Rome al een stad was in de 8e eeuw.. Rond het jaar 1000 gingen de eerste mensen op deze plek wonen.
De eerste Romeinen en hun buren
Italië was in het 1e millennium v. Chr. een multicultureel gebied. De Etrusken zaten in het noorden, de Griekse kolonisten in Zuid-Italië en Sicilië en de Sabijnen en Samnieten woonden in de bergen. In de 5e eeuw kwamen de Kelten naar het noorden.
Het vruchtbare en metaalrijke Italië ligt centraal in het Mediterrane gebied. Rome werd beschermd door de Tiber en de zeven heuvels.
In de 8e eeuw ontwikkelde Rome zich van een dorp naar een stad met muren, straten, riolering en tempels. Waarschijnlijk heeft het contact met Magna Graecia (Groot-Griekenland: kolonies in Zuid-Italië en Sicilië) hiervoor gezorgd. De Grieken namen namelijk de Griekse, stedelijke cultuur mee.
De Etrusken hadden een netwerk van 12 stadstaten opgezet. Het was een welvarend volk door handel, piraterij, mijnwerken en emigranten. De cultuur van de Etrusken heeft invloed gehad op de Romeinse cultuur; de laatste drie Romeinse koningen waren Etruskisch. De Etrusken waren op het gebied van kunst en architectuur gevorderd. Daarnaast was het een religieus volk. De vrouwen hadden een hogere status dan Griekse of Romeinse vrouwen.
Romeinse monarchie
Er is archeologisch bewijs voor de koningen van de monarchie van Rome. Op een monumentaal gebouw staat rex (koning) geïnscribeerd. De koning had de titel imperium (to command) en had daardoor veel religieuze, militaire en juridische macht.
De monarchie stond bekend om twee orden: de patriciërs (aristocratie) en de plebejers (gewone volk). Patriciërs zaten in de senaat, waren priesters en mochten niet trouwen met plebejers.
Buitenlanders hadden eerst weinig status in Rome. Rond 550 veranderde dit, omdat er meer mannen voor het leger nodig waren. Daarnaast werd de hoplietfalanx ingevoerd. Koning Servius Tullius (578-535) was waarschijnlijk verantwoordelijk voor deze veranderingen. De hervormingen hebben eraan bijgedragen dat Rome in een republiek veranderde.
Vroeg en Midden-Republiek, ca. 509-133
De republiek ontstond in 509 toen de laatste koningen werden afgezet. De republiek verschilde op twee manieren van de monarchie:
Republiek stond voor vrijheid. Dit was verlossing van een koning en de vrijheid om te participeren.
De monarchie was een privégelegenheid, terwijl de republiek res publica was. Dit betekent dat de republiek van iedereen is: een publieke zaak.
De afschaffing van de monarchie betekende echter niet dat er nu gelijkheid ontstond. De Romeinen geloofden in orde, balans en competitie. Daarnaast was de samenleving en cultuur conservatief.
De Vroege Republiek (509-287) is een relatief onbekende tijd. We weten wel dat het eeuwen van sociale en politieke conflicten waren. De Midden-Republiek (287-133) is minder onbekend. Het thuisfront was een consensus en het was de imperiale tijd van Rome. In de Late Republiek (133-31) kwamen de sociale en politieke conflicten weer terug. Deze zorgden uiteindelijk voor de afschaffing van de republiek.
Politieke instituties
Historicus Polybios (ca. 200-118) gaf aan dat er een machtsbalans was van het volk met de autoriteit van de elite. Daardoor was het Rome van de Midden-Republiek sterk en stabiel. Daarnaast deel hij de politieke instituties in drie takken in:
Uitvoerend (ook rechtszaken) -> magistraten.
Besluitvorming -> senaat.
Wetgevend -> vier volksvergaderingen.
Magistraten werden verkozen. De ambt kostte veel tijd en je kreeg er niet voor betaald. Om magistraat te worden, moest je dus rijk zijn.
Consuls: hoofd-magistraten. Elk jaar werden er twee gekozen. Zij hadden de titel imperium en hadden dus het recht om bevelen uit te delen en te straffen.
Censor: twee oudere mannen die 18 maanden de ambt houden. Zij doen de census en gaan over het publieke moraal d.m.v. straffen.
Dictator: in tijden van crisis wordt één magistraat gekozen voor 6 maanden.
Senaat
Was een adviesorgaan, maar had feitelijk veel macht.
Bestaat uit 300 mannen die allemaal zelf magistraat zijn geweest.
Geeft advies aan de magistraten.
Toezicht op publieke uitgaven.
Besloten over buitenlandse zaken.
Vier volksvergaderingen maakten wetten.
Curiate assembly: had vooral een ceremoniale rol.
Centuriate assembly
Verkiezen magistraten.
Stemmen op wetten en verdragen.
Accepteren van oorlogsverklaringen en vrede.
Rechtbank voor ernstige vergrijpen (bv. moord of hoogverraad).
Council of the plebs
Tribal assembly:
Verkoos late magistraten
Stemde op wetten
Hof van beroep
Verving uiteindelijk de plebs.
Werd in de 3e eeuw Rome’s primaire, wetgevende orgaan.
Conflict van de orden, 494-287
Verschillende plebejische groepen wilden de macht van de patriciërs doorbreken. Rijke plebejers wilden hoge functies bekleden. Normale plebejers wilden verlichting van de schuldenlast, redistributie van land en een geschreven en gepubliceerde wet. Voor twee eeuwen werkten de twee groepen samen.
De plebejers riepen een volksvergadering uit: council of the plebs. Daarnaast riepen ze de tribunes of the plebs uit. Na 200 jaar besloten ze pas over het hele volk. Tien tribunen regeerden over de plebejers. Ze hadden vetorecht op zaken die de plebejers geen goed deden. In ruil daarvoor zouden de plebejers de tribunen als onschendbaar beschouwen en mensen lynchen die ze kwaad deden.
De patriciërs behielden echter belangrijke priesterschappen en hadden volgers in het leger. Daarnaast was de in dezelfde tijd opgerichte tribal assembly meer gericht op landbezitters. De plebejers bleef concessies doorduwen tot de patriciërs de strijd opgaven. Hierop gaven ze toe aan de eisen van de rijke plebejers, waardoor de armen hun zin niet kregen. Daardoor ontstond er een nieuwe elite.
In 449 werd de Twaalftafelenwet uitgegeven. Het wetboek werd nu uitgegeven op het forum. Complexe procedures bleven echter nog 150 jaar geheim, waardoor armen alleen naar de rechtbank kon met behulp van een rijke patroon.
In 367 hadden de plebejers grote vooruitgang geboekt. Ze mochten nu zelfs consul worden. In 287 werden de orden van patriciërs en plebejers samengevoegd. Er kwam nu een wet die beslissingen nam over de hele orde.
Families en patronaat
De familie was belangrijk in de samenleving. Familie betekende het hele huishouden, inclusief slaven, dieren en bezit. De oudste man was de paterfamilias en daarmee het juridische hoofd van de familie. De paterfamilias had het recht om zijn familie als slaven te verkopen. De vader had echter wel liefde voor zijn kinderen.
Alle Romeinse mannen hadden een persoonlijke en een familienaam. Patriciërs en elitaire plebejers hadden ook een derde, middelste naam. Romeinse vrouwen werden nooit juridisch onafhankelijk. Zij had geen persoonlijke naam, maar werden bij de naam van de vader genoemd, bv. Gaius Julias Caesars dochter zou Julia heten en de tweede dochter Julia Secunda.
De meeste vrouwen in vroeg Rome werden overgegeven aan hun man, die hun nieuwe paterfamilias werd. Romeinse vrouwen en moeders hadden echter nog steeds meer prestige en vrijheid dan in klassiek Griekenland.
Uit al deze dingen blijkt dat de Romeinse samenleving gebaseerd is op de hiërarchie van de familie. Een belangrijke, hiërarchische relatie werd de cliënt-patroonrelatie. Zij hielpen elkaar op verschillende manieren. De patroon gaf de cliënt eten, bezit voor een bruidsschat of juridische assistentie. De cliënt gaf de patroon zijn stem en aanwezigheid in publieke zaken waarbij een grote groep prestige uitstraalde. Deze relatie werd gezien als een zaak van goed vertrouwen.
Patronage speelde een belangrijke rol in de binnenlandse politiek en buitenlandse zaken. De overwonnen volkeren werden nu ook als cliënt beschouwd.
Religie en wereldbeeld
De vroegste Romeinse religie was animistisch. D.w.z. dat Romeinen geloofden in geesten die over het huishouden, velden, bossen en het weer gingen. Bijvoorbeeld: Mars voor gewassen en vegetatie. De Romeinen offerden en baden om de geesten tevreden te houden. Door Griekse invloed werd deze religie vervangen door antropomorfisme, het aanbidden van mensachtige goden. Dit is een teken dat Romeinen dingen van andere religies overnamen als ze daarmee in contact kwamen.
De republiek sponsorde priestercomités om de goden tevreden te houden. In 300 mochten plebejers hier ook toetreden. De augurs voorspelden de toekomst en de pontifexen hielden toezicht over de hele religie. De pontifex maximus was het hoofd van de geestelijkheid en werd gekozen door verkiezingen. Alleen de pontifexen waren tot de 4e eeuw verantwoordelijk voor het interpreteren van de wetten.
Vestaalse maagden waren de hoeders van het huishouden/gezin. Deze zes vrouwen waren de enige zonder paterfamilias.
In deze periode van de republiek werd waarde gehecht aan deugden, zoals discipline. Gematigdheid was voor vrouwen een belangrijke deugd.
Vroeg en Midden-Republiek in het buitenland, ca. 509-133
De republiek van Rome is een periode van imperiale veroveringen. In 146 was het Romeinse Rijk al zodanig uitgebreid dat gedeelten van Spanje en Afrika er ook bij hoorden.
Expansie: verovering van Italië, ca. 509-265 b.c.
De Romeinen werden vaak aangevallen, maar vaak gebeurde dit door uitlokkend gedrag van Rome. De oorlogen eindigden vaak in toevoeging van volk en gebied aan het Romeinse Rijk. Er waren verschillende motieven voor imperiale expansie:
Veroveringslust
Angst/bedreigingen
Haat voor buitenstaanders
Hebzucht
Landhonger
Soms werden binnenlandse spanningen opzij gezet door gebieden te veroveren.
Persoonlijke ambities
Deze laatste was het belangrijkste. Als je als generaal een strijd won, mocht je op een strijdwagen door de stad rijden. Dit is een triomftocht.
Romeinse diplomatie liep soms uit in oorlog. Rome sloot allianties met volken. Als zij bedreigd werden dan moest Rome militaire steun leveren. Daardoor ontstonden veel oorlogen; de cliënt-patroonrelatie moest behouden worden.
Vanaf de 4e eeuw betaalde Rome haar soldaten. Daarnaast werd veroverd land verdeeld onder de soldaten. Dit verbeterde het moraal van het leger. Ook was het leger continu in ontwikkeling door de komst van nieuwe, buitenlandse technieken, zoals de hoplietfalanx in de 6e eeuw.
Deze techniek bleek echter alleen te gebruiken in vlakke gebieden. Een betere techniek was het gebruik van legioenen. Deze waren flexibel. Ze werden verdeeld in 30 manipels, die weer verdeeld waren in 60 centuria die bestuurd werden door een centurio. De legioenen waren beter wendbaar dan de falanx en konden beter op heuvelachtig terrein vechten.
Als gebieden veroverd waren, werden de volken genereus en vastberaden behandeld. In 338 veranderde er iets in de behandeling van veroverde gebieden. Voorheen werden mensen slaven of geëxecuteerd. Nu werden de inwoners Romeinse burgers. Dit betekent dat er relatieve gelijkheid was in het Romeinse Rijk na 338. Van veroverden kregen ze militairen. Er zijn verschillende soorten van Romeinse relaties met overwonnen volken:
Romeins burgerschap met stemrecht
Romeins burgerschap zonder stemrecht. Zij mochten ook een lokale regering hebben.
Latijnse status met wetten en rechten (mochten bv. alleen met Rome handelen)
Bondgenoten (werden d.m.v. verdragen aan Rome gekoppeld)
Punische Oorlogen
Carthago was de grootste macht in het Mediterrane gebied na Rome. Het was een welvarende stad die zich richtte op de zee en handel. Zij waren ook het eerste, mediterrane volk dat slaven op plantages liet werken. Carthago had geen volksleger, maar een leger van huurlingen. Daardoor was hun loyaliteit twijfelachtig.
Eerste Punische Oorlog (264-241): zee.
Carthagers hadden een vloot en de Romeinen niet. Daardoor moesten Romeinen een marine opbouwen. Zij bouwden schepen met een valbrug waardoor ze alsnog man op man gingen vechten.
Begin: Romeinse interventie Sicilië.
Einde: Rome wint en Sicilië wordt eerste Romeinse provincie buiten Italië zelf.
Tweede Punische Oorlog (218-201): Hannibal en land.
Hannibal viel Italië binnen via de Alpen. Wat opvallend is, is dat Hannibal Rome zelf nooit aanvalt. Daar had hij de mankracht niet voor.
Rome leidt enorme verliezen, Ze verloren vele slagen, maar gaven niet op.
Door een slimme, strategische manoeuvre weet Rome toch de overhand te krijgen, terwijl het voorheen zo slecht ging.
Derde Punische Oorlog (149-146): verwoesting.
Oorzaak van de oorlog is de economische bedreiging die Carthago vormde. De militaire bedreiging was nu verdwenen.
146 v. Chr. totale verwoesting van Carthago. Een eeuw later werd de Romeinse kolonie Carthago gesticht.
Na de oorlog is Noord-Afrika in Romeinse handen. Dit is het begin van de Romeinse machtsuitbreiding in Afrika.
Na de Punische Oorlogen ontstond er conflict in Griekenland en Macedonië. In die gebieden wilde Rome een cliënt-patroonrelatie. Na de oorlogen kwamen de Antigoniden onder Rome. De Ptolemaeën en Seleuciden bleven onafhankelijk, maar kwamen uiteindelijk toch bij het Romeinse Rijk. De rijken accepteerden alle drie de dominante positie van Rome.
Sociaaleconomische gevolgen van expansie
Meer welvaart voor rijken.
Eerste, universele Romeinse munt. Handel werd nu makkelijker.
Landbouwgronden waren veelal vernietigd door Hannibal.
Veel Italianen stierven in de Tweede Punische Oorlog.
Dienstplicht werd ingevoerd. Mannen tussen 17 en 46 moesten vaak 6 jaar dienen. Het maximum was 20 jaar.
Op het platteland ontstonden latifundia, grote boerderijen waar slaven op het werkten. Cato de Censor vond dat je alleen met het houden van vee geld kon verdienen. In deze periode namen veel rijke mannen gemeenschappelijk gebied in of ze dreven boeren van hun land. Deze economie zorgde voor een enorme toename van slaven.
Arme Romeinen hadden voor 170 nog de kans om mee te mogen om een kolonie te stichten, maar nu was Rome daar klaar mee. Dit betekende dat de gewone burger nauwelijks een kans had om uit armoede te komen. In het midden van de 2e eeuw verslechterde de situatie almaar.
Griekse impact op Rome en het imperium
Door contact met de Griekse steden ontwikkelde de Romeinse samenleving zich. De cultuur werd overgenomen, bv. literatuur waar Romeinen zich nu in konden verdiepen, terwijl ze dat voorheen niet kenden. Autoriteiten zagen theater als emotioneel en corrupt. Daardoor werd het eerste permanente theater pas in 55 v. Chr. gebouwd en waren er niet veel toneelschrijvers.
In de 2e eeuw ontstond Latijnse literatuur. Voorheen werd literatuur alleen in het Grieks geschreven. Twee van de eerste Latijnse toneelschrijvers waren Titus Maccius Plautus (ca. 254-184) en Publius Terentius Afer of Terence (ca. 195-159). Latijnse proza ontwikkelde zich later dan poëzie en drama. Cato de Censor was de eerste historici van Rome die in Latijn schreef. In Oorsprongen schreef hij over de oorsprong van de stad tot ca. 150.
In de 2e eeuw begonnen rijke burgers Griekse slaven aan te nemen om hun kinderen te onderwijzen in Griekse taal en literatuur. Vrije Grieken zetten daarom scholen op waar kinderen dit konden leren. Niet lang daarna werden ook Latijnse grammaticascholen opgezet.
Cornelia, de moeder van Tiberius en Gaius Gracchus, was een belangrijke elitaire vrouw. Zij is een voorbeeld van de mogelijkheden voor elitaire vrouwen na de Romeinse expansie. Vrouwen hadden nu vaak alleen nog het oudste, mannelijke familielid als paterfamilias, niet meer de man. Er was minstens voor elitaire vrouwen meer vrijheid.
De Late Republiek en het verval, 133-31 b.c.
In het midden van de 2e eeuw begon het verval van de republiek door onrustige omstandigheden. Een eeuw van oorlogen zorgde voor de vernietiging van landbouwgronden en dit was zwaar voor de gewone boer.
Rome werd steeds groter. Dit zorgde voor allerlei problemen. In de Late Republiek wilde de elite geen compromissen meer sluiten in het voordeel van de gemeenschap. Hierdoor ontstonden burgeroorlogen.
Hervormers en revolutionairen
Militaire dienst was een prestigieuze zaak. Er zat dan ook een bezitsgrens op toetreding tot het leger. In de 2e eeuw werd deze grens meerdere malen verlaagd.
Tiberius Sempronius Gracchus werd in 133 één van de tien tribunen. Tiberius liet een limiet op landbouwgrond ingaan. Daarnaast werd een commissie aangesteld om land te distribueren onder de armen. De rijken konden deze gronden niet terugkopen. De senaat dacht dat Tiberius een soort van superpatroon wilde worden. Deze regel beviel de senaat dus niet en daarom werden Tiberius en zijn volgers vermoord.
Zijn jongere broer, Gaius (d.121), werd in 123 tribuun. Hij is verantwoordelijk voor drie hervormingen:
Hij gaf de plebejers graan tegen gereduceerde prijzen.
Er kwamen meer ruiters (equestrians) aan de macht. Gaius liet deze elitaire burgers de handel en belastingverzameling in provincies doen. Daarnaast zette hij ruiters in de extortion courts (afpersingsrechtbank).
Gaius steunde de agrarische wet van zijn broer, nieuwe kolonies, publieke werken en hulp voor arme soldaten.
Weer was de senaat niet blij en daarom liet zij Gaius en zijn volgers vermoorden. De wet die ervoor zorgde dat verdeeld land niet gekocht kon worden door rijken werd afgeschaft en de commissie werd opgeheven.
Het werd duidelijk dat de Gracchi de bevolking in tweeën had gedeeld. De conservatieve optimates waren voor de senaat en rijke burgers. De populares wilden hulp voor de armen. Zij wilden daarom net als de Gracchi verdeling van welvaart en macht om zo de stabiliteit en kracht van het leger te herstellen.
Rond het jaar 100 v. Chr. was de agrarische crisis uitgegroeid tot een militaire crisis. Gaius Marius (157-86) was in die tijd de nieuwe hervormer. Hij hervormde het leger door meelopers te verminderen, soldaten hun eigen uitrusting te laten dragen en hij vergrootte de subunits van de legioenen (nu cohorts). Ook liet hij de bezitsgrens vervallen. Daardoor gingen landlozen in het leger i.p.v. boeren. Armen erkenden dat alleen mannen zoals Marius voor land kon zorgen. Daardoor ging de loyaliteit van de senaat naar de generaals.
Oorlogen:
Bondgenotenoorlog (Social War) van 91 tot 89. Bondgenoten wilden nu volwaardig burgerschap.
Mithridates (120-63) veroverde Romeins territorium in het oosten en vermoorde zakenmannen en belastingverzamelaars. De voormalige luitenant van Marius, Lucius Cornelius Sulla Felix (ca. 138-78), greep in.
Marius was een popularis en Sulla een optimas. Daardoor ontstond een nieuw conflict. De troepen vochten over wie er het commando voor de oorlog tegen Mithridates had. Sulla versloeg het leger van Marius (hij stierf zelf in 86). Het land van de troepen van Marius werd ingenomen en verkocht aan de vrienden van Sulla.
Sulla probeerde na de strijd de senaat weer de macht te geven, zoals voor de Gracchi. Hij verzwakte daarom de tribuun en verdubbelde de grootte van de senaat naar 600 man.
In 79 ging Sulla met pensioen en een jaar later stierf hij. De tribuun werd daarna in ere hersteld door de populares.
Caesar en Pompeius
Pompeius de Grote (106-48) was een briljante generaal. Een andere briljante generaal was Gaius Julius Caesar (100-44) veroverde Gallië, zorgde voor meer houvast in Groot-Brittannië en legde de basis van Romeinse overheersing in Egypte.
De Late Republiek ging voor de elite om het vasthouden van macht, maar de gewone mens probeerde te overleven. Deze periode wordt ook gekenmerkt door slavenopstanden, zoals die van Spartacus (73-71).
Pompeius en Caesar probeerden bondgenootschappen te sluiten door minnaars- en huwelijkspolitiek.
Pompeius was een optimas en Caesar een popularis. Ze waren het er echter over eens dat zij over Rome moesten regeren, niet de senaat. In 60 kwam daar Marcus Licinius Crassus (d. 53) bij. Met z’n drieën vormden zij het Eerste Triumviraat. Deze vorm van politiek zou echter niet lang bestaan.
Door de verovering van Gallië door Caesar schrok Pompeius. Hij sloot zich daarop aan bij de senaat. Er ontstond een burgeroorlog waarin de populares onder Caesar en de optimes en de senaatstroepen onder Pompeius tegen elkaar streden. De populares wonnen de strijd en het duurde nog tot 45 tot de troepen van Pompeius verslagen waren. Zelf was Pompeius gevlucht en vermoord in 48.
Caesar is ook verantwoordelijk voor een aantal hervormingen:
Inwoners van het meest noordelijke deel van Italië en bepaalde steden kregen burgerschap.
De senaat vergrootte van 600 tot 900 man.
Sociale en economische hervormingen m.b.t. armen, zoals het verlichten van schulden en het stichten van kolonies buiten Italië waar zij een nieuw leven konden opbouwen.
Groots bouwprogramma in Rome.
De Juliaanse kalender met 365 1/4e dagen vanaf het jaar 45.
Caesar accepteerde dictatorschap voor het leven waardoor hij conservatieven boos maakte. Daardoor werd hij op 15 maart 44 vermoord. De moordenaars noemen zich de Liberators, omdat ze Rome bevrijd zouden hebben van tirannie. In feite werd Rome onrustig door de moord van Caesar. De Liberators en aanhangers van Caesar vochten om te bepalen of de senaat of een dictator de macht zou krijgen. De Caesars wonnen en Marcus Antonius (83-30), Caesars generaal, werd de opvolger. Er ontstond een conflict tussen Marcus Antonius (en Cleopatra) en Octavianus (63-14). Deze oorlog werd gewonnen door Octavianus in de Slag bij Actium in 30.
Cicero en de Late Republiek
Één van de meest bekende personen uit de oudheid is Cicero (106-43), een optimas en verdediger van de senaat. Hij was een filosoof, schrijver, staatsman en redenaar. Zijn werken gaven een goed beeld van het eind van de republiek.
Elitaire vrouwen hadden in deze periode van de republiek meer vrijheid en mogelijkheden voor onderwijs. Het werd zelfs mogelijk om retorica te studeren. De gewone mens had geen onderwijs en vrijheid, maar konden zich wel laten horen in de nieuwe bendes die ontstonden in de jaren 50. Door Caesar werden deze afgeschaft.
Cicero’s werken waren invloedrijk in het latere westen. Zijn tijdgenoten waren de eerste juristen. Deze tak van beroep ontstond in de 3e en 2e eeuw, maar nu werden ze pas professioneler. Ze wijdden hun tijd aan het verklaren en interpreteren van de wet.
In de Late Republiek keek de Romeinse elite vaak naar hellenistische filosofen. Cicero had liever het stoïcisme. Hij vond dat mensen een sprankje goddelijkheid bezaten en dat ze daarom beschermd werden door de natuurwetten. Elk mens heeft waarde en belang en moet daarom andere mensen goed en genereus behandelen. Deze ideeën waren invloedrijk onder Augustus. Cicero had echter geen hoge pet op van armen en dat bleek vaak in zijn geschriften.
Afbeeldingen
Etruskische tombebeschildering = muurschildering uit Tarquina. Laat een getrouwd stel zien bij een feestmaal. De stijl is geïnspireerd op de Griekse kunst. Afbeelden van een man en vrouw aan het diner op dezelfde bank is typisch Etruskisch.
Een teken van macht = laat een Romein met macht zien (lictor), bepalen straf of executie. Macht is in het gezicht te zien en houten stokken die hij vasthoudt.
Heiligdom welvarend huishouden = paterfamilias in toga die om het hoofd heen is gewikkeld (ritueel in offers). De geesten van zijn voorvaderen staan bij hem. Slang symboliseerd vruchtbaarheid.
Via Appia = genoemd naar de censor Appius Claudius Caecus van wie het idee kwam. Het is de eerste, grote weg van Rome. Liep eerst van Rome tot Capua (eind 4e eeuw), later tot Brindisi (midden 3e eeuw).
Carthaags vakmanschap = deze mannenhoofden zijn gemaakt van gekleurd glas en ze komen uit Carthago. The Feniciërs en hun kolonisten waren goed met glaswerk als luxegoederen.
Luxe oorringen = welvarende Romeinse vrouw is mogelijk trots geweest om deze dure gouden oorringen te dragen. Geproduceerd in een Griekse stad in Zuid-Italië in de 2e eeuw v. Chr. Op de oorbellen zijn duiven te zien.
Buste van Julius Ceasar = dit beeldhouwwerk van marmer laat zijn expressieve gezicht zien en mogelijk zijn intelligentie. Niet zijn looks, want hij was kaal.
Latijn | Indo-Europese taal van het oude Romeinse Rijk. Hiervan stammen de huidige Romaanse talen af. |
Etrusken | Inwoners van een netwerk van 12 steden in Noord-Italië. Het volk is onderworpen door Romeinen in 3e eeuw v. Chr. |
Res publica | Latijn voor publieke zaak. Dit houdt in dat de republiek van het Romeinse volk was. |
Senaat | In de Romeinse Republiek en het Rijk was de senaat een raad van ouderen met een adviesfunctie. In praktijk was de senaat erg machtig. |
Paterfamilias | Oudst levende man in het oude Romeinse familie. Hij had de legale macht binnen het huishouden. Voorbeeld van patriarchaat. |
Triomf | Na het winnen van een oorlog mocht je een triomftocht door de straten van Rome houden als generaal. Je kon zo je prestige tonen en werd gegroet door het volk. |
Legioen | Romeinse oorlogstechniek. Verschillende semi-afhankelijke groepen braken de vijand uiteen. Daarna vielen ze aan met zwaarden. Een legioen was flexibel, aanpasbaar en maakte gebruik van 3 rijen waardoor ze minder snel moe werden. |
Punische Oorlogen | 264-146. Drie oorlogen met Carthago. De eerste oorlog werd op zee uitgevoerd, de tweede op land (Hannibal) en bij de derde oorlog werd Carthago verwoest. |
Cato de Censor | Naam gegeven aan Marcus Porcius Cato, een Romeinse generaal en staatsman. Hij was de eerste die Romeinse geschiedenis in het Latijn schreef. |
Gracchi | Geleid door Tiberius Gracchus en later zijn broer Gaius. Deze oude Romeinen daagden de conservatieve senaat uit in belang van de armen. Dit zijn de latere populares. |
Caesar | Romeinse generaal en dictator vanaf tot zijn dood. Vermoord door de senaat in 44. |
Cicero | Filosoof, schrijver, staatsman en redenaar. Zijn werken hebben invloed gehad op de latere, westerse traditie. |
Augustus veranderde de ruïnes van de republiek in een effectieve regering. Hij gaf een deel van zijn eigen vermogen op om de armen te voeden en land aan de landloze boeren te geven. In zijn periode van regeren stabiliseerde hij tevens de grenzen. Augustus bracht door zijn hervormingen 200 jaar welvaart en stabiliteit. Na 180 verviel dit in een periode van slechte keizers, burgeroorlogen, inflatie, de pest, invasies en nederlagen. Na 253 verbeterde de situatie weer door hervormers.
Augustus en het principaat, 31 b.c. - 68 a.d.
In zijn machtsperiode probeerde Augustus een eeuw van revolutie te boven te komen door hervormingen. Daardoor legde hij de basis voor 200 jaar van Romeinse vrede.
Politieke regeling
Octavianus, zoals hij toen nog heette, nam in 31 v. Chr. de titel princeps aan. Dit komt van principaat, wat de constitutionele monarchie van 31 v. - 192 n. Chr. van het vroege rijk beschrijft. In 27 nam Octavianus de titel augustus aan, wat de verhevene betekent. De senaat gaf hem deze titel, omdat zijn autoriteit toenam. Caesar komt van zijn adoptiefvader en divi filius omdat hij de zoon van de tot God verheven Caesar is. Imperator ging over de militaire macht waar Augustus recht op had.
Augustus heeft de ruïnes van de republiek omgezet in een constitutionele monarchie d.m.v. hervormingen:
Hij had macht zonder een ambt te bekleden. Zo had hij bv. de macht van een tribuun, terwijl hij geen tribuun was of ooit kon zijn (want hij was patriciër).
Augustus verdeelde de provincies onder hem en de senaat. Hij hield zelf de meest onrustige provincies, omdat daar het leger zat.
Hij gebruikte de senaat nu alleen nog als adviesorgaan. In senaatvergaderingen verloren senatoren hun vrijheid van spreken door informanten en geheim agenten.
Er werd een politiemacht gecreëerd.
Eerste civiele dienst werd opgericht met departementen die overzicht hadden op graan, water, het bouwen van wegen en bruggen, belastingverzameling en het leger voorzien van voedsel.
Echter: het lukte Augustus en zijn opvolgers niet om een sterke grip op het enorme rijk te krijgen. De Romeinse regering was gedecentraliseerd en had haar limieten.
Sociaaleconomische regeling
Waarom werd het principaat geaccepteerd?
Augustus en zijn opvolgers zorgden voor een lange periode van welvaart na een eeuw van rampen.
Daarnaast bloeiden landbouw en Italiaanse industrie.
Augustus zette een graandistributiesysteem op en organiseerde spelen.
Ook zette hij een programma van openbare werken op.
Het leger hield hij tevreden door veteranen met geld en/of land te belonen. Om het leger binnen proporties te houden, verkleinde Augustus het leger. Dat betekende wel dat hij de Rijn als grens van het rijk moest accepteren.
Sociale wetgeving werd gebruikt om de deugden van de republiek nieuw leven in te blazen.
Rechtsgeleerdheid kreeg een professioneel karakter. De wet werd aangepast aan praktijken in de provincies. De internationale wet bleef wel bestaan.
Om de redder van Rome te lijken, herstelde Augustus de culten en tempels.
Cultuur van de periode van Augustus
Deze periode staat bekend om de literatuur en kunst. Er werd gebruik gemaakt van heroïsche en geïdealiseerde waarden. Vooral proza en poëzie bloeiden. Enkele dichters zijn Vergilius (70-19) en Horatio (65-8). Livius (59-17) was een bekende geschiedschrijver die schreef over de geschiedenis van Rome vanaf de stichting tot het jaar 9 v. Chr. onder Augustus. Deze drie schrijvers lieten de vernieuwing en toewijding van Augustus aan Rome zien. Vooral Vergilius wijdt zich aan Augustus en zijn vrede. Livius is een grote bron voor de Romeinse monarchie en de Vroege Republiek. De drie schrijvers kunnen gezien worden als Augustische propaganda.
Julisch-Claudische dynastie
Augustus zette zijn familie neer als een ideale familie. Dit maakte deel uit van zijn propaganda. Een stabiel familieleven is een stabiele republiek.
Livia (58-29), de tweede vrouw van Augustus, was echter niet zo perfect. Het leek erop dat zij verschillende mensen uit de familie vergiftigd had. Daarnaast maakte ze deel uit van een spel om de goede opvolger van Augustus te selecteren. Livia was echter wel één van de machtigste vrouwen uit de Romeinse geschiedenis, aangezien ze een adviseur van Augustus was.
De Julisch-Claudische dynastie liep van 14 tot 68. Voor de gewone burger was dit een goede regeringsperiode. Leden zijn:
Tiberius (r. 14-37) was de eerste opvolger van Augustus. Hij liet de oorlog aan de grenzen gaan, verminderde de belasting en uitgaven en promootte eerlijkheid onder zijn gouverneurs.
De neef van Tiberius, Caligula (r. 37-41) probeerde zich als levende God te verklaren. Hij verhoogde belastingen en beschuldigde mensen van verraad om bezit in te nemen. Deze keizer werd vermoord.
Claudius, de oom van Caligula, werd door de Pretorische Garde aangewezen als keizer. Hij liet vrijgelaten slaven toe in imperiale bureaus, bouwde een kunstmatige haven in Ostia en veroverde Groot-Brittannië.
Nero (r. 54-68) staat bekend om de brand van Rome die hij mogelijk gesticht heeft in 64 om een groot bouwprogramma op te zetten. Hij gaf christenen de schuld van de brand waardoor zij vervolgd werden. Nero regeerde hiernaast wel goed, dus hij werd geaccepteerd door de gewone burger. Het leger was niet blij met hem, omdat hij ze niet goed betaalde.
Romeinse vrede en diens ondergang, 69-284
In de 2e eeuw n. Chr. was het rijk multicultureel. Steeds meer inwoners kregen Romeins burgerschap; in 212 had elke inwoners burgerschap. De provincies stonden op meer gelijke voet met Italië en welvaart werd gedeeld. In deze eeuw waren er relatief weinig opstanden. In de 3e eeuw zijn de eerste tekenen van het verval van het West-Romeinse Rijk zichtbaar, tekenen die de Romeinen toen nauwelijks te boven kwamen.
Vijf goede keizers
Nerva (r. 96-98)
Trajanus (r. 98-117)
Hadrianus (r. 117-138)
Antoninus Pius (r. 138-161)
Marcus Aurelius (r. 161-180)
De keizers adopteerden allemaal hun opvolger, behalve Marcus Aurelius. Menselijkheid en vrijgevigheid waren karakteristieken van de heerschappij van de keizers. Daarnaast gingen ze goed met de provincies om. Een teken van continuïteit is de afbeelding van de vrouw van de keizer als ideaal; dat deed Julisch-Claudische dynastie ook. De vrouwen waren vaak onderwezen, wereldlijk en invloedrijk.
Een probleem in de 2e eeuw was de verdediging van de grenzen. In de tijd van de Julisch-Claudische dynastie werden cliëntkoninkrijken gesticht. Daar waren in de 2e eeuw problemen mee. De keizers werden steeds agressiever aan de grenzen en er werden hele bouwwerken neergezet om de grenzen te bewaken (bv. Muur van Hadrianus). Onder Trajanus was het rijk op haar grootst, maar had daar financieel onder te lijden.
Voorspoed en romanisatie in de provincies
De meeste mensen werkten in deze periode in de landbouw. Er was wel economische groei in de eerste twee eeuwen, maar vooral de rijken profiteerden hiervan. Er werden nieuwe stukken land ontgint en nieuwe technieken werden gebruikt om de vraag van de groeiende steden tegemoet te komen.
Rome trok veel welvaart aan, dus in de 2e eeuw waren steden nog steeds in zegen. In steden was er competitie voor ambten als magistraat en een plek in de stadsraad (curia). Raadsleden werden decurions genoemd. Ze stonden samen bekend als de curiale orde. Vrouwen konden geen magistraat zijn, maar rijke vrouwen konden wel geld spenderen aan publieke projecten.
Het rijk was nog steeds multicultureel en er werden dan ook verschillende talen gesproken. In de 2e eeuw romaniseerde het rijk meer. Wat houdt dit in?:
Participatie van provincialen in de regering.
Participatie laat zien dat er meer burgers waren. Na 212 werden alle inwoners burgers door de wet van keizer Caracalla (r. 211-217), Constitutio Antoniana. Waarschijnlijk werd deze wet ingevoerd, omdat burgers meer belasting moesten betalen dan niet-burgers.
Verspreiding van Romeinse gebruiken, zoals gladiatorengevechten. Lokale gebruiken konden ook overgenomen worden door Romeinen.
Het Romeinse leger bood romanisatie. Door in het leger te treden, kreeg je onderwijs. Nadat je plicht in het leger erop zat, kreeg je burgerschap. Italianen werden nu de minderheid in het leger. Dit zou kunnen wijzen op een verminderde loyaliteit.
Romeinse wetten voor klasse en huwelijk
De praktische en logische Romeinse wet is één van de meest invloedrijke wetten geweest. Door de wet was het grote rijk beter te besturen. Romeinse wetten waren niet universeel, maar werden wel door gouverneurs in de provincies gebruikt.
Sociale ongelijkheid is een belangrijk punt in de wetten. Zelfs als iedereen Romeins burger werd dan waren er nog verschillen:
Eén van de meest voorkomende verschillen is die tussen vrije burger, slaaf en vrijgelaten slaven (freedman).
Romeinse wetten gaven slaven geen toestemming om te trouwen, maar het gebeurde toch.
Vanaf de Late Republiek trouwden de meeste vrouwen zonder wettelijk deel uit te maken van de familie van de man. Dat zorgde voor een relatieve vrijheid van de man. Het werd echter wel lastiger voor de vrouw om bezit aan de kinderen na te laten. Daarnaast stond in de wet niet dat de vrouw zeggenschap had over de huwelijkspartner van het kind, terwijl dat sociaal wel geaccepteerd werd.
Vanaf de tijd van Augustus konden beroepssoldaten niet trouwen. Vaak woonden ze wel samen met vrouwen in het gebied waar ze gestationeerd waren. Onder keizer Septimus Severus (r. 193-211) werd het legaal voor soldaten om te trouwen, maar vaak pas na 25 jaar dienst.
Cultuur van de vrede
De periode na de dood van Augustus (ca. 18-133) werd beschreven als Zilveren Tijdperk, d.w.z. dat het tijdperk van Augustus goud was. Literatuur in de Zilveren Tijd was vaak satirisch en vol retorica. Daarnaast was er meer aandacht voor antiquiteiten, in het samenstellen van handboeken en encyclopedieën en was er meer kritiek op literatuur.
De familie van Seneca de Oudere (ca. 55 v. - 40 n. Chr.) is één van de meest literaire families. Zijn zoon, Seneca de Jongere was de leermeester van Nero toen hij jong was. Nadat hij keizer werd, werd Seneca zijn adviseur en ze waren zo verantwoordelijk voor goed bestuur van het rijk.
Plutarchus (ca. 50-120) is waarschijnlijk de best bekende, heidense schrijver van de eerste twee eeuwen. Net als historicus Livius richtte Plutarchus zich op het moraal en de politieke lessen van de geschiedenis.
Crisis van de 3e eeuw, 235-284
Invallen van barbaren, economische depressie en zaken als de plaag, moordroven en stedelijke neergang terroriseerden de 3e eeuw. Onder Commodus (r. 180-192) verging het laatste stukje voorspoed van de 2e eeuw. De Serverische hervormers probeerden het rijk op sterkere voet te zetten, maar dat lukte niet. Septimus Severus verplaatste de macht van de senaat naar het leger en van Italië naar de provincies. Daarnaast vergrootte hij het leger en verbeterde diens betaling en dienstplicht.
De Sassaniden, een dynastie van Perzië, drukten op de Romeinse grenzen. In het noorden deden barbaarse stammen dat. Invallen moesten voorkomen worden, Om de verdediging te betalen, moest de valuta gedevalueerd worden. Daardoor ontstond grote inflatie. Daarnaast brak de pest uit in Egypte waardoor de mankracht van het leger verminderd werd.
Tussen 235 en 284 waren 20 verschillende keizers, waarvan er veel werden vermoord. Er ontstond wanorde waar de burgers onder leden. Onder Gallienus (r. 253-268) begon het rijk zich te herstellen d.m.v. hervormingen, zoals professionele legerleiding en een nieuwe, bescheiden grenspolitiek met snel-inzetbare legers en verdedigbare forten en steden. De nieuwe politiek van Gallienus begon de imperiale reorganisatie.
Afbeeldingen:
Ara Arca Pacis (detail), Rome = altaar van Augustische vrede.
Mozaïek van duiven = dit mozaïek laat een aantal duiven zien die uit een bronzen bak op een marmeren voetstuk drinken. Dit is een Hellenistisch werk van afgeleid van een stuk uit Pergamon. Deze komt uit Pompeii.
Agrippina de Jongere = dit standbeeld is de biddende moeder van de keizer Nero. Bestaat uit basalt, een exotisch, veelgebruikt materiaal in Rome.
Dubbelportret uit Pompeii = deze muurschildering uit een huis laat een getrouwd stel zien, mogelijk welvarende bakker P. Paquuis Proculus en zijn vrouw. Het is realistisch. Symbolen van educatie: zij houdt een wassen tablet en een pen vast en hij houdt een perkamenten, bezegelde rol vast.
Romeinse slaven = muurschildering uit de 1e eeuw uit Herculaneum. Vrouw wordt getoond met haar kappers, die slaven zijn. Opmerkelijk is de haarstijl van de zittende vrouw.
Muur van Hadrianus = gebouwd in 122-126. Beschermde Romeins Engeland van rovers uit Schotland. Toont dus een vastgezette grens.
Augustus | Eretitel voor Octavianus (de verhevene). Zijn 45 jaar van heersen legde grondslag voor 200 jaar van voorspoed in Romeinse Vrede. |
Principaat | Constitutionele monarchie van de Romeinse Rijk van 31 v. - 192 n. Chr. |
Vergilius | Romeinse dichter. Bekendste werk: Aeneid beschrijft vernieuwingen van Augustus. Deze dichter is één van de propagandisten van Augustus. |
Livia | Vrouw van Augustus. Ze wordt er van verdacht familie te hebben vergiftigd, misschien zelfs Augustus zelf wel. |
Julisch-Claudische dynastie | Dynastie van Romeinse keizers van Augustus van 14 tot 68. |
Pax Romana | Romeinse vrede. Term wijst op de periode van vrede en voorspoed in het Romeinse Rijk van 69 tot 180. |
Flavische dynastie | Dynastie (69-96) van Romeinse keizers Vespasianus, Titus, Domitianus die regeerde in een periode van relatieve vrede en goede overheid. |
Tacitus | Romeinse geschiedenis van het Zilveren Tijdperk. Grootste werk: Historiae, The Annales. |
Crisis van de 3e eeuw | Periode van 235-284 waarin het Romeinse Rijk lijdde onder invasies van barbaren, economische problemen, plagen, urbanisatie verminderde. |
Het Romeinse Rijk raakte in verval in de 5e eeuw. Daarna ontstonden de donkere eeuwen: de middeleeuwen. Toch is van 300 tot 600 continuïteit en samenhang te zien door ramp en ineenstorting. Daarnaast zien we in dit hoofdstuk dat de paus steeds meer macht krijgt. Hij werd zo belangrijk dat hij net zo uitvoerig kon gaan bouwen als de keizers deden.
Wederopbouw van het rijk in de late Oudheid, 284-395
In de 3e eeuw bestond het rijk een en al uit crisis door de vele burgeroorlog. De economie moest hervormd worden om meer inkomsten te genereren, zodat het leger en andere administratieve zaken hervormd konden worden. Diocletianus en Constantijn begrepen dat hervormingen nodig waren en zorgden ervoor dat dit in het hele Romeinse Rijk gebeurde.
Hervormingen van Diocletianus
Diocletianus regeerde van 284 tot 305 en was verantwoordelijk voor vele hervormingen in het rijk. Hier op een rij:
De regering werd in 293 een tetrarchie om politieke instabiliteit en de grootte van het rijk aan te pakken. Het rijk werd verdeeld in het oosten en westen. Het imperial office (imperiale bureau) werd belangrijker. Vier mannen binnen dit orgaan, twee keizers en twee opvolgers, konden het leger leiden en politieke en administratieve zaken behandelen.
Voorheen zaten er een paar honderd amateurs in het imperiale bureau, maar Diocletianus zorgde ervoor dat alleen getrainde mensen werden toegelaten. Daarnaast werd het aantal magistraten enorm vergroot door de volgende hervorming.
Het aantal provincies werd verdubbeld. Deze provincies werden verdeeld in 13 bisdommen en 4 prefecturen. Een prefectuur werd door een tetrarch bestuurd.
Het leger werd 1,5 keer groter. Daarnaast werden barbaren steeds meer toegelaten in het leger. Zij hadden namelijk niet automatisch burgerschap en na 20 jaar dienen in het Romeinse leger ontvingen zij dit. Dit zorgde voor een verandering van de cultuur en ethos van het leger.
Het belastingsysteem werd hervormd. Er werd een census (volkstelling) uitgevoerd om belastingbetalers te identificeren. Dit systeem raakte voornamelijk de kwetsbare bevolking en zorgde voor meer corruptie.
In 302 voerde het Edict van Maximumprijzen in om inflatie tegen te gaan.
De hervormingen van de administratie en het leger kostte veel geld. Daardoor ontstond er economische tegenspoed. Na het aftreden van Diocletianus vervielen de hervormingen van de keizerssuccessie al snel in oude gewoonten.
Hervormingen van Constantijn, 306-337
In 306 stierf de mede-keizer van Diocletianus en hij benoemde zijn zoon, Constantijn, als opvolger. Tot 324 deelde hij zijn macht en tot 337 regeerde hij alleen over het herenigde rijk. Dit was dus een combinatie van een tetrarchie en erfelijke benoeming die twee eeuwen standhield. Verder behield Constantijn het administratieve systeem van Diocletianus. Constantijn komt met vijf hervormingen:
Griekse stad Byzantium wordt Constantijns polis genoemd, ofwel Constantinopel. De stad heeft door de strategische ligging goed overzicht en het ligt centraal voor handel.
De solidus wordt ingevoerd. Dit is vanaf dan de primaire valuta van het rijk. Het zorgde voor een stabiele valuta in het Middellands Zeegebied voor bijna duizend jaar, maar het kon de inflatie onder Constantijn en Diocletianus niet stoppen.
Constantijn vond dat het rijk te groot was om goed te beschermen. Daarom werden mobiele garnizoenen opgericht, vooral bestaande uit barbaren, Zij konden snel gemobiliseerd worden naar een bedreiging.
Praetorische prefecten mochten niet meer het zeggenschap over het leger hebben, omdat regering en leger dan gecombineerd konden worden.
Diocletianus liet christenen vervolgen, maar Constantijn maakte de godsdienst legaal. Hij kreeg een soort van visioen en liet vervolgens een christelijk symbool op de kledij van het leger zetten. Daarop versloeg Constantijn zijn tegenstander. Hij vaardigde het Edict van Milaan (313) uit waarin het christendom een legale status in het rijk kreeg. Daarnaast gaf hij de christelijke kerk enkele voordelen:
De kerk hoefde geen belasting te betalen.
Geestelijken hoefden niet in militaire of civiele dienst te treden.
Geld werd hun geschonken om boeken en gebouwen te herstellen die beschadigd waren in de vervolging van Diocletianus.
Er zijn echter wel wat bedenkingen voor de hervormingen van Constantijn en Diocletianus. In hoeverre was het slim om het leger op deze manier te hervormen? Het Romeinse Rijk werd nu een gemilitariseerde samenleving en het kostte bijna al het geld van het rijk om dit in stand te houden. Daarnaast waren christenen een minderheid in het rijk en de legalisering van Constantijn zorgde voor een beledigde elite.
Diocletianus en Constantijn zorgden wel voor een nieuwe regering en imperiaal regime. De regeringen en hervormingen van de twee keizers staan in contrast met de crises van de 3e eeuw. Je kunt je echter wel afvragen of het niet een te hoge prijs is om persoonlijke vrijheid in te leveren. Het imperiale bureau kreeg meer prestige, maar werd ook meer afgezonderd en despotisch.
4e eeuw: fragiele stabiliteit en Romeinse keizers
Na hun dood was er een stabiliteit en vrede in het Romeinse Rijk, maar het was wel duurder om dit te onderhouden. Na het overlijden van Constantijn regeerden eerst zijn drie zonen. Zij hadden geen kinderen en daardoor kwam Julian, de neef van Constantijn, voor twee jaar aan de macht. Het leger bepaalde nu de successie, omdat Julian tevens geen kinderen had. Valentinianus I (r. 364-375) en zijn broer Valens (r. 364-378) regeerden nu samen. Zij kozen op hun beurt Theodosius I (r. 379-395), hun zwager. Na 392 werd hij alleenheerser van het Romeinse Rijk. Na zijn dood volgden zijn twee zoons hem op.
Valentinianus I wilde het leger aantrekkelijker maken en soldaten betere levens geven. De Senatoren waren hier echter niet blij mee. Zij vonden dat hij te veel aandacht aan het leger besteedde, dat hij hun land inpikte en dat het te duur was om dit te bewerkstelligen. De belasting moest inderdaad verhoogd worden. De decurions, lokale ambtenaren, moesten dit geld verzamelen.
Het Romeinse Rijk werd in de 4e eeuw gemilitariseerd en de steden werden steeds meer gecontroleerd door de centrale regering. De bevolking kreeg het zwaar te verduren door de verhoging van de belasting.
De katholieke kerk en het Romeinse Rijk, 313-604
Terwijl in de 4e eeuw de leiders het Romeinse Rijk wilden stabiliseren was er een dynamische verandering op religieus gebied gaande. De twee belangrijkste transformaties waren dat het Christendom verspreide zich in de steden en op het platteland en de katholieke kerk trad op als een institutionele structuur. Nu de Christenen het geloof in de praktijk mochten beoefenen, kwamen verschillende denkwijzen naar boven. Doctrines werden vastgelegd in concilies en het kloosterleven kwam op.
Keizers, bisschoppen en ketters
Ketters hebben een leer die religieuze autoriteit of regering het verkeerd achten. De centrale doctrine van het katholieke geloof is de godheid van Jezus en de relatie tussen zijn goddelijkheid en de menselijke natuur.
Rond 320 kwam het arianisme op. Het idee was dat Jezus de eerste creatie was. Dit geloof zou het pure monotheïsme zijn (het orthodoxe geloof is de heilige drie-eenheid).
Door de opkomst van deze alternatieve vorm van christendom voelde de kerk zich bedreigd. Constantijn organiseerde in 325 het Concilie van Nicea. Daarin werden door meer dan 200 bisschoppen de doctrines van het christendom vastgelegd en het arianisme veroordeeld. Jezus en de Vader is volgens de nieuwe doctrine één gelijk en eeuwig persoon.
Ondanks de veroordeling van het arianisme verspreidde het onder barbaarse volkeren die aan de grens van het Romeinse Rijk woonden.
In de 5e eeuw kwam het monofysitisme (letterlijk één natuur -isme) op. In 451 was het Concilie van Chalcedon om het probleem van het monofysitisme op te lossen. De ene natuur van Jezus werd afgedaan en er werd verklaard dat Jezus twee naturen had.
Institutionele ontwikkeling van de katholieke kerk, ca. 300-600
De diaken was verantwoordelijk voor liefdadigheid en het maken van afspraken. Bisschoppen (overzichthouder) en priesters leidden vieringen en vooral de eucharistie. Na verloop van tijd ontstond er meer verschil tussen de bisschop en priester. Toen de kerk steeds meer volgers en welvaart kreeg, werd de bisschop machtiger. Er ontstond een nieuwe titel voor de bisschop: metropolische bisschop of aartsbisschop. De vier grootste steden in het Romeinse Rijk hadden zo’n bisschop.
Bisschoppen stonden in directe lijn met Jezus zelf. Petrus was de eerste bisschop en de bisschop van Rome. Daarom was Rome de belangrijkste stad in ogen van het katholicisme. Vanaf de 4e eeuw n. Chr. werd hij papa of pope genoemd: paus. In de 4e eeuw was macht van de paus ook het meest veranderende organisatieproces.
Tussen 378 en 381 maakte Theodosius I van het christendom een staatsgodsdienst. Andere religies mochten niet meer beoefend worden. Dit zorgde er wel voor dat er meer macht van de kerk naar de staat ging. Naast de doctrines waren er nog enkele conflicten:
Paus Leo I (r. 440-461) begon pauselijke rechten aan te pakken. Hij vond dat de bisschop van Rome over doctrines mocht beslissen.
De keizer probeerde echter bisschoppen in het Oost-Romeinse Rijk op hun gemak te stellen door te bepalen dat de bisschop van Constantinopel (of patriarch) als tweede over doctrines mocht beslissen.
Paus Leo I was het hier niet mee eens en hij vond dat de keizer geen zeggenschap had in kerkelijke zaken.
Paus Gelasius I (r. 492-496) protesteerde ook tegen inmenging van de keizer. Priesterlijke autoriteit moet voorrang hebben, omdat zij onsterfelijke zielen redden en de keizer zich slechts met sterfelijke mensen bezighoudt.
Onder paus Gregorius I (r. 590-604) werd Rome bedreigd door de Longobarden. Hij greep meteen in en kwam tot een overeenkomst met de keizer. De dreiging was verdwenen en daarnaast zette hij de economie op betere voet.
De paus kreeg in periode van 300 tot 600 meer macht en tegelijkertijd werd steeds meer elite bisschop. Het was een prestigieuze ambt. De elite kreeg in het gewone leven steeds minder macht en als bisschop mochten zij de taken uitvoeren die ze altijd hadden uitgevoerd.
Voorheen bouwde de elite voornamelijk in de stad. In de 3e en 4e eeuw gebeurde dit nauwelijks meer. Daarop bouwde de kerk juist meer.
Christelijk monnikendom
Sommige christenen wilden aan het wereldlijke leven ontsnappen en dichter tot God komen. Daarop ontstond het monnikenleven. Door ascese (askesis) zou men de verlangens van het lichaam kunnen overkomen. Vrouwen konden ook het klooster- of kluizenaarsleven in. Verschillende stromingen ontstonden:
Kluizenaars: Antonius van Egypte (d. 356) besloot na een aantal volgers verkregen te hebben zich te organiseren in een losse gemeenschap. Alleen eten en kerkdiensten volgen deed men in de gemeenschap.
Cenobitisme (in een gemeenschap levend): Pachomius (290-346) schreef de eerste kloosterregel. Men moest alleen bidden, gezamenlijk kerkdiensten bijwonen en werken.
Door teksten verspreidde het monnikendom vanuit Egypte naar andere gebieden. Het idee was een puurder leven te leiden, weg van aardse verlangens, zoals welvaart of macht. In het westen was het kloosterleven het meest populair.
Benedictus van Nursia (480-545) schreef één van de bekendste kloosterregels gebaseerd op wederzijdse liefde, gehoorzaamheid en gematigdheid.
Aan het begin van de late oudheid werd de kerk nog vervolgd. Aan het eind van de late oudheid had de kerk veel welvaart en was het christendom nog populairder.
Germaanse koninkrijken in het westen, ca. 370-530
Contact tussen Romeinen en barbaren waren al aanwezig, maar in deze periode intensiveerde dat. Er ontstonden koninkrijken en conflicten.
Invasies en migraties
Er was meer vrede dan conflict tussen Romeinen en barbaren. Er was handel, diplomatiek en ze werden opgenomen in het Romeinse leger.
Barbaren bedreven landbouw en hielden dieren. Ze migreerden alleen als gevolg van ontwikkelingen.
Romeinen noemden het volk dat geen Grieks sprak barbaars. De taal die ze wel spraken kenden ze niet. Barbaren spraken Germaanse talen. Ondanks kleine verschillen in taal was het moeilijk om verschillende barbaarse volken uit elkaar te houden.
Integratie van barbaren
Aan het eind van de 4e eeuw begonnen de Visigoten te migreerden doordat ze opgejaagd werden door de Hunnen (nomadisch volk van de Aziatische steppe). De Visigoten vroegen om toestemming om het Romeinse Rijk te betreden. Er kwam echter geen antwoord en de Visigoten kwamen het rijk binnen. Ze mochten wel blijven, maar ze werden slecht behandeld. Daarop kwamen de Visigoten in opstand en ze vermoordden keizer Valens (r. 364-378). In 382 kwam Theodosius I tot een overeenkomst: het volk kreeg land en een Romeinse militaire titel. Toch bleven de Visigoten ontevreden met de termen. Ze kwamen weer in opstand. Dit keer kwamen ze zelfs in Rome in 410. Nadat er een nieuwe Visigotische koning kwam, kreeg hij nieuwe voorwaarden door de zus van de westerse keizer te dwingen met hem te trouwen. De voorwaarden waren dat de Visigoten hun gebied in Gallië zouden beschermen in ruil voor een deel van de Romeinse belasting. Na 484 werd het koninkrijk van de Visigoten erkent door Romeinse heersers.
Het probleem van de Hunnen was echter nog steeds niet opgelost. In ruil voor een grote, imperiale subsidie in 434 zou Attila de Hun stoppen met het invallen van de Balkan. Hij ontdekte echter dat het rijk afhankelijk was van hem en een combinatieleger van de Franken, Visigoten, Bourgondiërs en Romeinen moest de Hunnen verslaan.
Meer koninkrijken en het einde van de directe heerschappij van Romeinen in het westen
In 410 trokken de Romeinen de troepen uit Groot-Brittannië om de bedreigingen in andere gebieden te bestrijden. Daardoor konden de Angelsaksen GB overnemen. Het eiland had nauwelijks nog politieke of institutionele zaken van het Romeinse Rijk.
Na keizer Valentinianus III (r. 425-455) kwamen verschillende keizers kort aan de macht. Continuïteit was dus ver te zoeken.
In Gallië werd Clovis (r. 481-511) koning van de Franken en stichtte zo de Merovingische dynastie. Zijn succes kwam door:
Clovis had dezelfde vijanden als de Romeinen.
Clovis en zijn volk bekeerden zich tot het christendom en deelden dus het geloof met de Romeinen.
Hij zocht formele erkenning door titels en deed mee aan imperiale rituelen.
Theodorik, koning van de Ostrogoten, werd de dominante heersen in West-Europa door huwelijkspolitiek. In Italië wilde hij vrede, stabiliteit en een goede regering. Zijn volk was echter ariaans en de bewoners van Italië waren nooit direct door barbaren geregeerd. Daardoor werd hij niet geaccepteerd.
Na de dood van Theodorik was zijn dochter regent voor haar zoon. Ze maakte de Goten boos en door haar dood werden de Gotische Oorlogen (535-554) begonnen door Justinianus.
In 530 was het West-Romeinse Rijk verdwenen. Dit kwam door een proces dat begonnen was met het binnentreden van de Visigoten in de Balkan in 376. Het rijk ging ten onder door:
Na Diocletianus gaven de meeste keizers meer om het oosten.
Er werden barbaarse koninkrijken gesticht op Romeinse grond.
Vanaf Diocletianus werd het leger steeds meer gegermaniseerd (bv. Germanen in het leger en in prominente ambten).
Oud en nieuw in het westen
Germanen waren loyaal aan hun leider die hun betaalde in buit en bescherming. De heerser was een bondgenoot en magistraat in de ogen van de Romeinen. Germaanse leiders hadden ook Romeinse titels. Daardoor konden ze over Romeinse burgers regeren.
In de 6e eeuw werd het Romeinse belastingstelsel en rechtelijke stelsel overgenomen door de barbaarse koninkrijken. Dit toont aan dat het dagelijks leven vrij weinig veranderde na de val van het West-Romeinse Rijk.
Oost-Romeinse Rijk, 395-565
De tetrarchie verdeelde het Romeinse Rijk administratief in het oosten en het westen. In het keizerrijk ontstonden daarna verschillende beleidsvormen en verschillende relaties met de Germanen. Ook waren er grote culturele verschillen. Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan, terwijl het westen in koninkrijken verdeeld werd.
Constantinopel
Constantijn II (r. 337-361) gaf Constantinopel een eigen senaat en magistraten. D.m.v. gebouwen (paleizen/kerken) kreeg de stad een imperiaal karakter. Theodosius II (r. 408-450) en zijn familie maakten de stad vervolgens tot een intellectueel centrum. Hij werd geïnspireerd door zijn vrouw op religieus gebied en door zijn zus qua trouwheid. In 438 verzamelde hij alle Romeinse wetten sinds Constantijn in zijn wetboek.
Keizer Justinianus
Justinianus (r. 527-565) werd de grootste keizer van de late oudheid. Wat kenmerkend is aan zijn politiek is dat hij vaak terugkijkt naar zijn voorgangers. Onder Justinianus werd er gezorgd voor minder belasting en een gestage stroom belastinggeld.
Geïnspireerd door voorgangers kwam Justinianus ook met een wetboek (Corpus Iuris Civilis). Tussen 529 en 533 kwam deze in delen uit.
Daarnaast probeerde hij het Romeinse Rijk voor de laatste keer in ere te herstellen, maar het rijk had nieuwe vijanden. Zijn ambities mislukten uiteindelijk en kostte veel geld. Daardoor kwamen bewoners van Constantinopel in opstand. Daarnaast heerste in 542 de pest ook in het rijk.
Justinianus en zijn vrouwen waren erg religieus. Ze doneerden geld aan de kerk en bouwden kerken, zoals de Hagia Sophia, de grootste kerk tot de bouw van de huidige Sint-Pietersbasiliek (1503-1614).
Samenleving en cultuur in de late oudheid
Door veranderingen Romeinse Rijk veranderden ook het dagelijks leven, de machtsverhoudingen, de relaties en de economische kansen.
Sociale verhoudingen en realiteit
In de late oudheid konden provinciale elites en barbaren ook macht krijgen. Er bestonden drie ‘gidsen’ voor elitaire mannen: Otium (vrije tijd), Amicitia (vriendschap) en Officium (plicht).
De adel verloor in deze periode niet haar invloed, ondanks uitsluiting van militaire en administratieve ambten. Decurions in steden gebruikten overtuigingskracht en intimidatie. In de Romeinse samenleving was je arm als je geen macht had.
In de late oudheid nam slavernij af. Verhoudingen tussen slaaf en eigenaar veranderden. Arme boeren gaven in onzekere tijden hun bezittingen aan rijkeren en bleven gebonden aan het land werken. Ze waren nu coloni, pachters. Hun bezittingen kregen ze terug als ze de pacht betaalden. De beschermheren behoedde ze voor rechtelijke praktijken en economische onrust.
Het leven van vrouwen is minder bekend dan het leven van mannen. Wel komt uit bronnen naar voren dat vrouwen gezien werden als inferieur op het gebied van intelligentie, lichamelijke capaciteiten en ze waren volgens het recht afhankelijk van de man.
Meisjes kozen niet zelf hun partners. Alleen als een man onwaardig was, mocht het meisje hem afwijzen. Alleen in bepaalde gevallen was scheiding toegestaan. Meisjes trouwden vanaf 7 jaar en voor de wet vanaf 12 jaar.
Het christendom zorgde voor verandering in het huwelijkslandschap. Maagdelijkheid was belangrijker en daarom konden vrouwen een huwelijk afslaan. Man en vrouw moesten beiden trouw zijn (voorheen mocht de man andere vrouwen hebben). Het christendom keurde echter wel een scheiding af.
Het christendom beïnvloedde ook het dagelijks leven. Doordat gematigdheid belangrijker werd, gingen religieuze vrouwen bv. gekleed naar badhuizen.
Wel moet genoemd worden dat in de ogen van God man en vrouw gelijk zijn en dat christenen zondig zijn. Theologische gelijkheid betekende echter geen sociale gelijkheid.
Katholieke traditie
Uit de Romeinse ideologie bleek dat ze de wereld wilden civiliseren en naar hun hand wilden zetten. Het Concilie van Nicea toont aan dat mensen streefden naar een universeel, katholiek geloof. Er zijn verschillende religies die dit claimden te zijn. Orthodox katholicisme richt zich op de keizer, patriarchen en Griekse, christelijke schrijvers.
De bijbel is een collectie van heilige geschriften. Vanaf de 2e eeuw begonnen christelijke schrijvers een canon te ontwikkelen. Dit is een definitieve lijst van geschriften die in het Oude en Nieuwe Testament zaten. Dit proces werd pas in de 5e eeuw afgerond.
Naast een canon van geschriften was het ook nodig om de bijbel te vertalen in het Latijn. In de late 4e eeuw was dit de taak van Jerome. De vertaling was gebaseerd op de Hebreeuwse Bijbel en het Griekse Nieuwe Testament. Deze bijbel wordt de Vulgaat genoemd.
De kerkvaders zijn invloedrijke theologen en schrijvers in het christendom in de late oudheid:
Ambrosius van Milaan (339-397) probeerde de teksten van Cicero te verchristelijken in zijn verhandeling On Duties.
Paus Gregorius I schreef in Regula pastoralis over de ideeën van Cicero en Ambrosius en maakte ze relevant voor de geestelijkheid.
Johannes Chrysostomus schreef over de onsterfelijkheid van de imperiale rechtbank en aristocratie. Zij zouden namelijk een slecht voorbeeld zijn waardoor de zielen van hun volk bedreigd werden.
Boëthius schreef het boek Over de vertroosting der wijsbegeerte waarin hij beschrijft hoe de ziel door filosofie de kennis van God kan vergaren. Dit is dus een goed voorbeeld van vermenging van klassieke en christelijke cultuur.
De bekendste kerkvader is Augustinus van Hippo. Hij werd niet christelijk opgevoed, maar bekeerde zich later. Enkele kenmerken en gedachten:
In de Belijdenissen (Confessions) schrijft hij over zijn zoektocht naar waarheid en spirituele vervulling.
Hij probeerde geen doctrine te creëren, maar pakte problemen aan zoals ze zich aandienden.
Adam en Eva misbruikten hun vrije wil door te rebelleren tegen God en zo begingen zij de erfzonde. Alleen goddelijke genade kan de zonde teniet doen. Dit is dus een breuk met het klassieke idee dat de mens van nature goed is.
De wettelijkheid van sacramenten hangen af van de genade van God. Alleen God is perfect en kerkelijke instanties en personen die ambten vervullen kunnen in bepaalde gevallen in enige mate goed zijn.
De Visigotische aanval van Rome maakt niet uit, omdat het toch alleen een tijdelijke stad en een tijdelijk rijk is. Alleen de stad van God is eeuwig en alleen de stad van God doet er toe.
Het aantal scholen nam steeds meer af, dus kwamen er scholen in kathedralen en kloosters. Alleen d.m.v. onderwijs kun je de bijbel lezen, begrijpen en redding bereiken. Wat is slecht aan het eerdere onderwijs en wat kon daaraan verbeterd worden volgens Augustinus:
Onderwijs is alleen voor de elite.
Onderwijs is naar heidens ontwerp.
Latijnse of Griekse grammatica, retorica en dialectiek moeten basis van educatie vormen.
Afbeeldingen
Santa Maria Maggiore = eerste Romeinse kerk die gewijd is aan Maria. De kerk toont dat de paus belangrijker wordt en dat hij ook gaat bouwen in steden. Hij heeft haar dus de macht en middelen voor.
Tetrarchie = ideaal en realiteit zijn te zien in dit beeldhouwwerk over de tetrarchie. De keizers zijn even groot en accepteren/omhelzen elkaar.
Oude Sint-Pieter = Constantijn I liet de eerste Sint-Pieter bouwen op de plek waar Petrus begraven is. Dit was de eerste basiliek die op een graf gebouwd is.
Amalasuntha, dochter van Theodorik = ivoren plaat waar Amalasuntha op staat zoals Romeinse consuls en keizers werden afgebeeld op hun ambtsaanvaarding. Vanaf de late 5e eeuw werden vrouwelijke heersers ook zo afgebeeld. De gedenkplaat is daarom een teken van legitimering.
De Muur van Theodosius II = in 413 werd een stel muren afgebouwd die Constantinopel moesten beschermen aan de landzijde. Het zijn dubbele muren met een stenen buitenkant en rommel aan de binnenkant.
Hagia Sophia = binnenkant van Hagia Sophia. Het interieur combineert traditionele Romeinse en nieuwe elementen. In 1453 werd de kerk een moskee en aan het begin van de 20e eeuw werd de voormalige moskee een museum.
Sacrofaag van Junius Bassus = prefect van Rome stierf in 359 en werd hierin te ruste gelegd. Nu christendom gelegaliseerd was kon het getoond worden in artistieke expressie. Daarnaast worden scenes uit het Oude en Nieuwe Testament getoond waarin de goddelijkheid van Jezus benoemd wordt.
Tetrarchie | Nieuwe politiek systeem van Diocletianus waarbij vier heersers werden aangesteld: twee keizers (augusti) en twee hulpkeizers (caesares). Dit werd gedaan, omdat het rijk eigenlijk te groot was om te besturen. |
Edict van Milaan | Op initiatief van Constantijn en Licinius: toestaan vrijheid van christelijk geloof. Daarnaast werd bezit teruggegeven aan de kerk dat ontnomen was tijdens het bewind van Diocletianus. |
Ketterij | Mening die in gaat tegen religieuze, politieke leer. |
Arianisme | De leer van Arius. Volgens hem is het christendom puur monotheïstisch. Jezus staat in dit geloof onder de Vader. Deze leer verspreidde zich onder de barbaren die aan de grenzen van het rijk leefden. |
Concilie van Nicea (325) | Vergadering naar idee van Constantijn. Meer dan 200 bisschoppen besluiten over de doctrines van het christendom en besluiten het arianisme te verwerpen. |
|
|
Monnikendom | Manier van leven met betrekking tot het afstand nemen van menselijke verlangens met een leven waarin bidden centraal staat. Een kluizenaarsleven en het leven in een gemeenschap is beiden mogelijk. |
Visigoten | West-Germaans volk dat in de 4e eeuw het Romeinse Rijk binnentrok door dreiging van de Hunnen. Zij vestigden zich definitief in Gallië en stichtten daar een koninkrijk. |
Justinianus | Keizer van het Oost-Romeinse Rijk, bekend door wetgeving en het bouwen van de kerk Hagia Sophia. |
Hagia Sophia | Gebouwd tijdens de heerschappij van Justianus in Constantinopel. Grootste christelijke kerk tot Sint-Pietersbasiliek gebouwd werd (1503-1614). |
Vulgaat | Latijnse vertaling van Hebreeuws en het Griekse Nieuwe Testament door Jerome in de 4e eeuw. |
Augustinus van Hippo | Noord-Afrikaanse bisschop en invloedrijk christelijk denker. Ontwikkelde een kloosterregel. Verder: zie tekst. |
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Samenvatting bij Western Civilization Beyond Boundaries (Noble) opgedeeld in een aantal meer behapbare delen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1843 |
Add new contribution