Staatsrecht 1 - RUG - Oefenmaterialen
- 3076 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Wanneer wordt een kabinet ‘demissionair’ en wat kan de aanleiding zijn voor het aannemen van de demissionaire status?
Waarom worden (in)formateurs benoemd en in wiens opdracht verrichten zijn hun werkzaamheden?
Wie sluiten een regeerakkoord en wat is het nut daarvan?
Over welke middelen beschikken de Kamers der Staten-Generaal om inlichten van de regering te verkrijgen? Geef daarbij aan of de Kamers kunnen afdwingen dat de inlichten ook daadwerkelijk worden verstrekt.
Over welke middelen beschikken de Kamers om op basis van de verstrekte informatie het beleid van de regering bij te sturen? Kan deze bijsturing ook daadwerkelijk worden afgedwongen?
Welke juridische en feitelijke verschillen bestaan er tussen de Tweede en de Eerste Kamer waar het de controle van de regering betreft?
Hoe kunnen de Kamers door middel van het parlementaire budgetrecht het regeringsbeleid bijsturen?
Wie betrekt de Raad van State bij de totstandkoming van wetten en welke zeggenschap heeft de Raad van State met betrekking tot zo’n wet?
Welke organen kunnen een door de regering ingediend voorstel van wet wijzigen en op welke manier dient dat te geschieden?
Wat zijn de rechtsgevolgen van de aanvaarding van een amendement? Is het daarbij relevant welk oordeel de regering over dat amendement heeft uitgesproken?
Waarin verschilt de procedure van herziening van de Grondwet van de gewone procedure van wetgeving en welke argumenten zijn er voor dan wel tegen deze verzwaarde procedure aan te voeren?
Waaruit blijkt dat de Grondwet delegatie door de wetgever toestaat en langs welke wegen kunnen de Kamers der Staten-Generaal toezicht houden op de uitoefening van een door de wetgever overgedragen bevoegdheid tot regelstelling?
Leg uit of alle rechter in Nederland onderdeel zijn van de rechterlijke macht.
Ten opzichte van wie dient de rechter onafhankelijk te zijn en waarom is dat een rechtstatelijke eis?
Op welke wijze komt de rechterlijke onafhankelijkheid tot uiting in de benoeming, de beloning en het ontslag van rechters en in de wijze waarop de minister van Veiligheid en Justitie de zittende en staande magistratuur kan aansturen?
De bestuursrechtspraak is nog altijd wat minder systematisch georganiseerd dan de burgerlijke of strafrechtspraak. Hoe is dat te verklaren en langs welke wegen is geleidelijk meer samenhang tot stand gebracht?
De Benthem-zaak betekende het einde van administratief beroep als definitieve vorm van geschilbeslechting. In hoeverre kennen we nog administratief beroep en wat is de functie daarvan?
Staat bij de bestuursrechter beroep open tegen:
De vaststelling van de nieuwe Jeugdwet
De afwijzing door de minister van een verzoek tot subsidie
De wijziging van een ministeriele regeling
Het besluit tot verkoop van een aandelenpakket van de overheid in een luchtvaartuigmaatschappij door de staatssecretaris van Economische Zaken.
Wat zijn algemene beginselen van behoorlijk bestuur, wat is hun functie en leg uit of ze gelijk te stellen zijn aan rechtsregels.
In welke situaties is de burgerlijke rechter bevoegd kennis te nemen van een geschil waarbij een publiekrechtelijk orgaan is betrokken en waarom zal hij partijen soms toch niet ontvankelijk verklaren?
Mag de rechter een rechtsregel onverbindend verklaren wegen strijd met een andere geschreven of ongeschreven rechtsregel? Wat is in dat verband de betekenis van het Harmonisatiewetarrest (1989), dat in het boek aan de orde wordt gesteld?
Welke belangrijke uitzondering bestaat op de ‘onschendbaarheid van de wet’?
In hoeverre is de rechter zelf aan controle ontworpen?
In welke opzichten verschilt de rechtspositie van de Nationale ombudsman van die van een lid van de rechterlijke macht en in welke opzichten verschilt de toetsing door de ombudsman van die door de rechter?
In hoeverre draag de Wet Openbaarheid van Bestuur bij aan de controle op de overheid en welke bezwaren zijn aan te voeren tegen een volstrekte openbaarheid?
Demissionair houdt in dat de Kamer zijn ontslag aanbied aan de Koning, maar nog niet is verleend en dat de huidige Kamerleden blijven zitten zolang er nog geen nieuwe Kamer is samengesteld. Een demissionaire kamer kan enkel lopende zaken behandelen en mag geen belangrijke of nieuwe beslissingen nemen. Het aannemen van een demissionaire status kan zijn dat er nieuwe verkiezingen worden genomen, na het aannemen van een motie van wantrouwen door Parlement, een interne crisis in het Kabinet of als er iets in de buitenwereld iets gebeurt waarvoor het Parlement zich verantwoordelijk voor voelt, waardoor het Kabinet aftreedt (bijv. Kabinet Kok 2).
Sinds 1922 benoemt de Koning een adviseur, een informateur. In 2012 is er besloten dat: wij vinden het ongewenst dat de Koning zich bemoeid met de kabinetsformatie (art. 139a RvOTK). Het is nu de Kamer die het proces leidt van kabinetsformatie, de Kamer wijst nu een informateur aan. De Kamer benoemt een informateur. Informateurs onderzoeken welke partijen het best met elkaar kunnen samenwerken en welke in samenwerking een meerderheid zouden kunnen hebben. De informateur gaat overleggen met degene die een kabinet willen vormen en dan wordt er een regeerakkoord in elkaar getimmerd. Als dat bijna klaar is dan geeft de informateur zijn taak terug en dan komt er een formateur en die zorgt dat er handtekeningen komen onder het regeerakkoord en de formateur is vaak de minister-president, vaak aan het eind van de procedure. De Tweede Kamer zorgt er informeel voor dat we een nieuwe Kamer krijgen.
Een regeerakkoord een overeenkomst tussen de fracties van twee of meer politieke partijen in het parlement die een coalitieregering vormen, de partijen die bereid zijn het kabinet te steunen en dus het meerderheid hebben. In dit regeerakkoord overleggen deze partijen hun voorwaarden en overeenstemmingen. Eigenlijk komen alleen die partijen in aanmerking waarvan de ministers verzekert zijn van vaste steun. Bij conflict en wanneer het vertrouwen weg is bij de meerderheid van de Tweede Kamer kan een minister niet langer aanblijven. Bij conflict wint het parlement. Dat betekent dat je voortdurend dat je in je achterhoofd houd dat je het vertrouwen houdt en blijft. Vandaar is het belangrijk dat de kabinet bij voorbaat al de steun heeft van het Parlement. Als je van te voren een akkoord sluit, dan weet iedereen waar die aan toe is en dat als er gehouden aan het regeerakkoord dat de kans dat er een motie van wantrouwen komt. Het voordeel is dus de stabiliteit. Het nadeel is dat de stem van de overige partijen wegvalt en dus het kritische controle daarmee wegvalt.
Parlementaire inlichtenrecht. Beide kamers hebben dat inlichtingen recht vertaald naar een aantal instrumenten, allemaal uitwerkingen van art. 68 GW. Dit is het recht van individuele Kamerleden. Dit is uitgewerkt in:
Recht van interpellatie (art. 133 RvOTK, art. 139 RvOEK) Het is een inbreuk op de agenda, wat je vooral doet als er sprake is van spoed. Als 30 Kamerleden (voor de Tweede Kamer) akkoord gaan (dus bij minderheid van stemmen), dan wordt het besproken, is er sprake verlof. Er is een verschijningsplicht van de minister (art. 69 GW).
Vragenrecht, schriftelijk of mondeling. Schriftelijke vragen waar minister moet op antwoorden. Het mondelingen vragenrecht kennen we alleen in de Tweede Kamer, niet in de Eerste Kamer, daar hebben ze zelf van afgezien. Wat als ze niet antwoorden? Motie van Wantrouwen? Dan wordt de minister ontslagen. En als de nieuwe minister het ook niet verteld? Moet je dit oneindig blijven doen? Dit is een tekort in het inlichtingenrecht. Er is geen mogelijkheid voor de rechter, ivm Trias Politica. De druk op de ministers zo groot mogelijk maken, bijvoorbeeld door middel van Motie van Wantrouwen. Maar zelfs wordt de minister wordt weg gestuurd, dan heeft de Kamer alsnog geen antwoord.
Recht van enquête (art. 70 GW). Beide kamers hebben het recht van onderzoek. De Kamer stelt een Commissie in. De bevoegdheden staan in de Wet op de Parlementaire Enquête. Het recht van enquête wordt vaak gebruikt voor grotere onderzoeken, niet voor een enkele vraag. Ook andere dan ministers en staatssecretarissen geven antwoorden aan de Kamer. Medewerking aan de enquête is verplicht. Alle burgers zijn, bij oproeping, verplicht daar te verschijnen. Ze worden onder ede verhoord, dus liegen heeft meineed als gevolg o.g.v. art. 14 WPE. De WPE kent veel dwangmiddelen tot meewerken (bijv. gijzeling). Het doel is waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst (staat niet in de wet, maar is impliciet). Het oordeel of dossier is uiteindelijk aan de kamer, niet aan de Commissie. Wegsturen van een minister is dus een politiek oordeel dat aan de Kamer is. De Kamer moet in meerderheid (51+ %) beslissen om over te gaan op het recht van enquête door een Commissie.
Ze kunnen een motie indienen. Een motie is maar een uitspraak van de Kamer gericht tot de regering, dat is niet bindend. De kamer heeft geen recht om zich te bemoeien met andere gebieden, maar als er een motie door grotendeels van de kamer is aangenomen, dan is dat juridisch niet dwingend, maar dat heeft politiek wel veel invloed. Een minister moet wel goede argumenten hebben om een motie naast zich neer te leggen, in verband met politieke gevolgen, bijv. het verlies van vertrouwen. De uitzondering op die regel is de motie van wantrouwen. Deze heeft wel rechtsgevolgen. Je kunt ook denken aan het wetgevingstraject. In een wet kunnen verplichtingen zijn opgenomen voor de regering. De Kamer heeft het recht van amendement en het recht van initiatiefvoorstellen. Maar dit is niet meer echt een controle instrument.
Juridisch zijn er geen verschillen. Eerste Kamer heeft alle controlebevoegdheden en dan kan je moeilijk zeggen dat de vertrouwensregel niet geldt voor hen. Staatsrechtelijk mag het een kabinet naar huis sturen. In de praktijk zit een verschil zit wel in het mondelinge vragenrecht, maar daarvan zouden ze kunnen afwijken, op basis van de Grondrecht heeft de Eerste Kamer dit recht wel. Feitelijk zijn de verschillen is alleen dat de Eerste Kamer veel minder intensief met controle bezig is.
Begroting wordt bij de wet vastgesteld. Dus het is niet de regering die erover gaat, maar de wetgeving. Dus de regering + Staten Generaal. Bij belasting en begroting is van oudsher altijd al gezamenlijk met parlement. Het recht van amendement geld ook voor begrotingswetten. Ministeries komen met voorstellen, maar de Staten Generaal kan die posten wijzigen. Daarmee heeft de Tweede Kamer zeggenschap op de regering. Als je de begroting verhoogd d.m.v. amendement, betekent dat er weinig verandert, want er is geen verplichting om dat bedrag uit te geven, het is een machtiging. Er is natuurlijk wel een wijziging als de begroting verlaagd is.
De Wet op de Raad van State, art. 17 betreft de regeringsvoorstellen. Art. 18 Wet RvS beschrijft de initiatiefvoorstellen. De Tweede Kamer (dus niet een individuele kamerlid) verzoek de RvS om advies. Voor de totstandkoming van een Wet in formele zin wordt de Raad van State gevraagd advies uit te brengen. De RvS brengt enkel een advies uit, dit zou dus door de regering en het parlement aan de kant geschoven kunnen worden. Negatieve adviezen kunnen genegeerd worden, vaak i.v.m. politieke redenen. De Tweede Kamer zit daar vaak dicht bij de regering aan, dus daar is vaak niet zo’n groot probleem. Het probleem ontstaat bij de Eerste Kamer, die gericht is op het juridische belang.
Een voorstel ingediend door de regering is een regeringsvoorstel. Een regeringsvoorstel kan, zolang het voorstel nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen, worden gewijzigd door de Tweede Kamer op grond van art. 84 lid 1 GW. De regering kan zelf doormiddel van een nota van wijziging het regeringsvoorstel wijzigen, hierdoor is geen stemming nodig. De Tweede Kamer kan een wijziging aanbrengen door middel van een amendement, daarvoor is echter wel een stemming vereist.
Als een amendement wordt aangenomen, is daarmee de tekst van een wetsvoorstel gewijzigd. De Minister geeft van tevoren vaak zijn mening over de amendementen die zijn ingediend. Dat maakt in principe niets uit, de Kamer hoeft daar niets mee te doen. Interessant wordt het als de minister aangeeft als een amendement ‘onaanvaardbaar’. Daar kunnen veel gevolgen aan zitten. Het kan zijn dat als dit amendement wordt aangenomen, dan trekt de regering het gehele wetsvoorstel in. Het kan ook betekenen dat de minister dreigt met aftreden, waarbij er kabinetscrisis kan ontstaan.
De Grondwet staat boven de wet. Blijkt uit de eed van trouw aan de Grondwet, maar ook uit de procedure. De herziening van de Grondwet is opgenomen in art. 137 GW. De procedure op de Grondwet vast te stellen of te veranderen is zwaarder dan een gewone wet. Veranderen van de Grondwet gebeurd door een gewoon wetsvoorstel. Dat wetsvoorstel krijgt ook een normale behandeling zoals in de Klapper staat, dat wordt de eerste lezing genoemd (eerste ronde). Dan moet het volk zich uitspreken over de wijziging. Dat gebeurd door de Tweede Kamer te ontbinden en de Grondwetswijziging aan het volk voor te leggen. Voorstel wordt geparkeerd in de Tweede Kamer en dan wordt er gewacht op nieuwe verkiezingen en dan wordt er gewoon door het volk gestemd, dus die ontbinding gebeurd niet echt meer. Dan komt er dus een nieuwe Tweede Kamer en dan beginnen we aan de tweede lezing. Wetsvoorstel gaat dan weer door een gang maar dan mag er niets meer veranderd worden aan het wetsvoorstel. In de tweede lezing wordt het voorstel weer ingediend bij de Tweede en Eerste Kamer en dan moeten ze het aannemen met twee derde meerderheid (in beide Kamers).
Als in de Grondwet gebruikt wordt gemaakt van de woorden ‘regels’, regelen’ of ‘regeling’ of er wordt gebruikt gemaakt van de bewoording ‘bij of krachtens’ is delegatie van de bevoegdheid uit de grondwet toegestaan. Om te controleren kun je verplichten om de regering het voorstel door te sturen aan de Tweede Kamer (een voorhangprocedure).
Hoofdstuk 6 in de Grondwet regelt de rechtspraak. Er zijn rechterlijke instanties die niet worden gerekend tot de rechterlijke macht, dat maakt de Grondwet mogelijk in art. 112 lid 2 GW. Strafrecht en Civielrecht moet door de rechterlijke macht worden uitgeoefend (art. 112 lid 1 jo 113 GW). De gerechten die tot de gerechtelijke macht horen zijn de rechtbank, Hof en HR (art. 2 Wet RO). Dit geldt voor straf en civiel. De vreemde eend in de bijt is het bestuursrecht. Er is een besluit van een bestuursorgaan. Indien je niet eens bent met dit besluit, kun je bezwaar maken (art. 7:1 Awb). Als je oneens bent met het besluit op bezwaar, ga je in beroep bij de bestuursrechter bij de rechtbank (art. 8:1 Awb). Van art. 2 Wet RO weet je dat rechtbank behoort tot de rechterlijke macht. De hoofdregel is dat je vervolgens naar de ABRvS. Deze is niet in art. 2 Wet RO genoemd, dus deze behoort niet tot de rechterlijke macht. Een andere procedure (uitzondering), is na het besluit administratief beroep indienen een ander bestuursorgaan. Een andere procedure die gevolgd kan worden is hoger beroep bij het CRvB en CBB. CRvB gaat voornamelijk over ambtenaren zaken en sociale zekerheidszaken en CBB gaat voornamelijk over economische zaken.
Voorbeeld voor gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren zijn ABRvS, CBB en CrvB. De waarborgen die er zijn voor de onafhankelijkheid gelden ook voor de rechters die niet bij de rechterlijke macht horen. Op basis van de gewone wet en niet op grond van art. 116 en 117 Grondwet. Rechterlijke macht heeft waarborgen in de Grondwet en de andere in de gewone wet. Zittende magistratuur worden gerekend tot de rechterlijke macht, zoals het Openbaar Ministerie. Terwijl er echte rechters zijn die daar niet toe behoren.
De rechter dient onafhankelijk te zijn van politiek, van de regering, van de uitvoerende macht. Volgens de trias politica moeten de machten zoveel mogelijk gescheiden worden. Als de rechter zich zou laten beïnvloeden door politiek, dan zou de rechtspraak daardoor beïnvloed worden. De rechter is niet onafhankelijk van de wetgevende macht, aangezien de rechter uitspraken doet op basis van de wet. Het is een staatsrechtelijke eis, aangezien er sprake is van een machtenscheiding. Daarnaast zijn rechters ook onafhankelijk tegenover partijen. Ze mogen niet bevooroordeeld zijn jegens een van de partijen.
Art. 117 GW. De regering benoemd de rechters voor het leven. Rechters kunnen enkel zelf ontslag nemen of bij een bepaalde leeftijd vastgesteld in de wet. Ze kunnen niet door de regering worden ontslagen. Ze kunnen enkel ontslagen worden als dit in de wet geregeld is. De lonen van de rechters zijn in de wet vastgesteld. Dit is opgenomen in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Voor CRvB, ABRvS en CBB is dit niet in de Grondwet geregeld, maar het in wet in formele zin. Daarin zijn dezelfde regels gesteld als in de grondwet. De minister kan de rechters niet aansturen, ze zijn onafhankelijk. Hoe zit het met OM. Het OM is wel onderdeel van rechterlijke macht, maar het is niet met rechtspraak belast. Het OM valt dus hiërarchisch onder de Minister van V&J. De minister kan dus algemene en bijzondere aanwijzingen geven. Art. 127 Wet RO. Het OM valt onder de ambtelijke organisatie en niet onder de rechtspraak. De Raad voor de Rechtspraak doet aan ondersteuning voor de rechters. De logistieke ondersteuning, beheer/management die behoren tot de rechterlijke macht. Niet inhoudelijke dingen, maar praktische dingen. De Minister V&J mag de Raad voor de Rechtspraak ook aansturen (art. 93 Wet RO).
Bij strafzaken en civiele zaken was het vanaf begin duidelijk dat er een onafhankelijke rechter moest zijn. Bij bestuursrecht was de discussie of het bestuursorgaan het niet beter zelf kon oplossen. Ondertussen werden de taken van de bestuursorganen vergroot. Maar er was een gespecialiseerde rechter nodig om de specifieke bestuurszaken te behandelen. Er zijn twee wegen geweest die voor meer eenheid heeft gezorgd. Uniformering van het procesrecht. Naar welke rechter je ook moest, het was wel gelijke procesrecht. Dat was opgenomen in het Awb. Awb heeft geleid tot een procesrechtelijke uniformering van het bestuursrecht. De verschillende gespecialiseerde rechters werden opgeheven tot de drie hoogste bestuursrechters (integratie van rechtbanken en hoogste rechters)
De Benthem uitspraak was een uitspraak waarin iemand zich niet kon neerleggen bij een uitspraak in administratief beroep. Hij vroeg zich af of dit niet in strijd was met art. 6 EVRM. Europese rechter gaf de meneer Benthem gelijk. Toen hebben we administratief beroep moeten afbouwen en dat is ook gebeurd. Administratief beroep nog wel maar is niet meer een zelfstandige hoofdnood in de rechtsbescherming. Rechtsbescherming is alleen nog maar vormgegeven door rechtspraak. Enige plaats waar administratief beroep nog plaatsvindt is bij een voorprocedure bij de sector bestuursrecht. De functie administratief beroep is een heroverweging door een ander bestuursorgaan. Administratief beroep komt bijna niet meer voor. Wet Mulder (verkeersboetes) staat nog administratief beroep bij de OvJ. Er is iets meer onafhankelijkheid. Aan de andere kant wist degene die het oorspronkelijk besluit nam, waarom de beslissing genomen is. Administratief beroep is enkel mogelijk indien die mogelijkheid in de wet genoemd is.
Nee. De wetgevende macht (wetgever in formele zin) is geen bestuursorgaan (art. 1:1 lid 2 sub a Awb).
Ja. Een minister is een bestuursorgaan. Bij het verlenen van een subsidie is er sprake van een besluit in de zin van art. 1:3 Awb. De subsidieverzoeker is een belanghebbende en er staat bij de bestuursrechter voor hem beroep open.
Nee. Want de ministeriele regeling is een AMvB is een AVV en dat is uitgezonderd in de Awb. Art. 8:3 lid 1 Awb en dan moet je naar de gewone rechter.
Nee. Art. 8:3 lid 2 Awb sluit privaatrechtelijke rechtshandelingen uit.
ABBB’s zijn geschreven en ongeschreven regels waar een bestuursorgaan zich aan moet houden. Er is een verschil tussen procedurele ABBB’s (formeel) en inhoudelijke ABBB’s (materieel). Dit zijn regels waar de rechter ook (marginaal) aan toetst. Ongeacht of ze ongeschreven zijn, zijn het dus wel regels waar het bestuursorgaan zich aan moet houden. De ABBB’s worden gebruikt om de bevoegdheden genoemd in de wet worden ingeperkt. Inhoudelijke normen over de uitoefening van de bevoegdheden.
Fair play (art. 2:4 Awb)
Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
Verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb)
Belangenafwegingsplicht (art. 3:4 lid 1 Awb)
Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb)
Motiveringsbeginsel (art. 3:46 jo. 3:47 lid 1 Awb)
Gelijkheidsbeginsel
Vertrouwensbeginsel
Rechtszekerheidsbeginsel
Verbod van willekeur
De vraag naar bevoegdheid en ontvankelijk zijn twee verschillende vragen. De burgerlijke rechter is een restrechter, hij is bevoegd indien de burger aangeeft dat zijn rechten geschonden zijn (Guldemond/Noorderwijkerhout). Nadat de rechter zich bevoegd heeft verklaard, kijkt de rechter of de verzoeker wel ontvankelijk is. De ontvankelijkheid van de verzoeker doet namelijk niet af aan de bevoegdheid van de rechter. De rechter kijkt bij de ontvankelijkheid van de verzoeker of er een andere rechtsgang mogelijk is en indien deze er is, of deze voldoende waarborgen biedt. Indien er een andere rechtsgang aanwezig is, die voldoende waarborg biedt, zal de rechter de verzoeker niet- ontvankelijk verklaren.
De rechter toetst altijd aan hogere regels, daar vallen ook de ongeschreven ABBB’s onder. Het harmonisatiewetarrest zag op een wet waarin het collegegeld flink werd verhoogd. Daarbij werd de wet echter met terugwerkende kracht ingevoerd. Dit was in strijd met de rechtszekerheid. Echter, doordat er sprake is van een toetsingsverbod (art. 120 GW), mocht de rechter niet toetsen, was de HR van oordeel dat art. 120 GW niet alleen een verbod voor de rechter vestigt om formele wetten aan de GW te toetsen, maar ook een verbod om deze aan algemene rechtsbeginselen te toetsen. Dit geldt dus niet voor lagere wetten. AMvB’s mag je wel toetsen aan Wet in formele zin en ABBB’s (Landbouwvliegersarrest)
De Wet in Formele zin mag je wel toetsen aan iedere verbindende verdragsbepaling (art. 93 jo 94).
Hoger beroep en cassatie, lagere rechters worden hierdoor gecontroleerd door andere rechters. Andere controles zijn motiveringsplicht, openbaarheid van vonnis/zitting en het recht op wraking.
De ombudsman wordt benoemd en ontslag door de Tweede Kamer. Niet voor het leven maar voor 6 jaar. De ombudsman kijkt naar behoorlijkheid van handelen en behandelt klachten van burgers. De Nationale ombudsman behandelt alleen klachten over individuele zaken waarvoor geen beroep bij de rechter mogelijk is. De ombudsman toetst op behoorlijkheid (art. 9:27 Awb). Of je behoorlijk behandelt bent door het bestuur. De Nationale ombudsman is geen rechter, de overheid is niet verplicht om gevolgen te verbinden aan zijn uitspraken. Van de uitspraken van de Nationale ombudsman gaat evenwel een grote publicitaire en controlerende werking uit. De rechtspositie van de Ombudsman is opgenomen in de Wet Nationale Ombudsman.
De WOB biedt de mogelijkheid voor burgers om informatie op te vragen van bestuursorganen, waarbij het bestuursorgaan verplicht is deze informatie te verstrekken. Doordat de mogelijkheid eris voor burgers om stukken in te zien, is er een extra controle op de handelingen van de overheid. Op deze verplichting zijn wel een aantal uitzonderingen, namelijk als de informatie al reeds publiekelijk is of als er sprake is van informatie die geheim is. Indien alle informatie openbaar zou zijn, dan kan dit gevaarlijk zijn voor de privacy van burgers en voor geheime informatie die misbruikt kan worden. Om te bepalen of dergelijke informatie geheim gehouden moet worden, kan de rechter in een procedure hierover beslissen.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen. inclusief werkgroepopdrachten.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3326 |
Add new contribution