Inleiding | |
| |
Internationaal publiekrecht (formeel) | het gebied dat toeziet op de internationale publiekrechtelijke positie van staten, organisaties van staten, internationale ondernemingen, volken en mensen. |
| |
Internationaal publiekrecht (functioneel) | het scheppen van orde en rechtszekerheid in internationale betrekkingen en het behartigen van internationaal overeengekomen doelstellingen. Dit is een meer dynamische instelling. |
| |
Intergouvernementele organisaties | het door staten in een geordende en geïnstitutionaliseerde rechtsverhouding treden. |
| |
Supranationale organisaties | het overdragen van bepaalde bevoegdheden door staten aan een Statenorganisatie. Een staat kan hier tegen zijn wil gebonden worden door een meerderheidsbeslissing, een deel van de soevereiniteit wordt hierdoor dus ingeleverd. |
| |
Ius gentium | het recht van volken |
| |
Horizontale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling | het groeien van het aantal staten door onder andere de dekolonisatie. |
| |
Verticale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling | het ontstaan van steeds meer partijen in het internationaal publiekrecht, zoals internationale organisaties en volken. |
| |
De wetten en gebruiken van de oorlog | geldende normen ten aanzien van gevechtshandelingen. Dit staat bekend als 'Haags' recht. |
| |
Humanitair recht | geldende normen voor bezet gebied. Dit staat bekend als 'Geneefs' recht. |
| |
Neutraliteitsrecht | de rechten en plichten tussen de partijen die oorlog voeren en de neutralen. |
Hoofdstuk 1 | |
| |
| |
Godsdienstvrede van Augsburg (1555) | ging uit van cuius regio, eius religio. Godsdienstoorlog binnen een staat voorkomen door een religie in de staat aan te houden. |
| |
Vrede van Westfalen (1648) | ging uit van cuius regio, eius natio. In de internationale politiek hield met religie op de achtergrond, zodat dit het nationale van de staat ten goede kwam. Een territorium had bovendien slechts een soeverein in plaats van concurrerende soevereine vorsten. Bovendien was vanaf dat moment het enige erkende gezag door de soeverein dat van God. |
| |
Francesco di Vitoria | soevereine staten moesten volgens hem het volkenrecht eerbiedigen, het was immers natuurrecht. Iets wat zelfs gold voor barbaarse landen. |
| |
Hugo de Groot | natuurrecht is het recht om handel te drijven en zeeën te bevaren. Worden deze rechten beperkt dan mogen zij met geweld afgedwongen worden. |
| |
Emeric de Vattel | hield het positief recht aan, het natuurrecht was volgens hem niet meer dan een stel fraaie normen zonder echte werking. |
| |
Vrede van Parijs (1856) | Het Islamitische Ottomaanse Rijk werd toegelaten om mee te doen in het concert van Europa. Het werd niet langer aangeduid als de kring van Christelijke naties, maar als die van de Beschaafde naties. |
| |
Handvest van de Verenigde Naties(1945) | men sprak voortaan van vredelievende staten. |
| |
Have's | welvarende staten die de situatie wel best vinden zoals die is. Zij beroepen zich op het positieve recht. |
| |
Have not's | ontwikkelende, arme, staten die juist verandering willen. Zij beroepen zich op het natuurrecht. |
| |
Nieuwe Internationale Economische Orde | een orde gecreëerd om tegemoet te komen aan de economisch zwakkeren. |
| |
Responsibility to protect | dit houdt in dat een interventie in een staat die haar onderdanen niet kan of wil beschermen mogelijk moet zijn. |
Hoofdstuk 2 | |
| |
Verticale structuur | kenmerkend voor het nationale recht |
| |
Horizontale structuur | kenmerkend voor het internationale recht. |
| |
Soft law | niet bindende regels die echter uit kunnen groeien tot zeer gezaghebbende regels. |
| |
Advisory opinion | een manier voor het Internationaal Gerechtshof om op verzoek van bevoegde organen een interpretatie te geven van het volkenrecht. Dit advies is voor staten niet bindend. Wanneer staten echter in een kwestie de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof accepteren, dan is het wel bindend. Het afdwingen van de uitspraken van het hof is echter problematisch. |
| |
Zelfverdediging | een van de uitzondering op het geweldsverbod, op basis van art. 51 VN handvest. Dit is het geval indien de staat in kwestie geen andere mogelijkheid heeft om de aanval te stoppen. |
| |
Collectieve actie | de tweede uitzondering op het geweldverbod. Dit gebeurd onder leiding van de Veiligheidsraad op basis van art. 39 VN Handvest. Alle permanente leden van de Veiligheidsraad moeten ermee instemmen. |
Hoofdstuk 3 | |
| |
| |
Transformatie | Het internationale publiekrecht in de nationale rechtsorde verwerken. |
| |
Rechtstreekse werking | het geval wanneer burgers direct gebonden zijn aan regels van internationaal recht, zonder dat er sprake hoeft te zijn van transformatie. |
| |
Prejudiciële vraag | een nationale rechter die het Hof van Justitie van de EU om advies vraagt omtrent de interpretatie van een verdragsbepaling. Voor Hoven en lagere rechters is dit een mogelijkheid, de Hoge Raad is dit verplicht. |
Hoofdstuk 4 | |
| |
| |
Verdragen | regels waaraan staten zich vrijwillig verbinden en waartoe zij slechts gebonden zijn ten opzichte van andere verdragspartijen. Zij kunnen bilateraal, regionaal en multilateraal zijn. |
| |
Traites-constitutions | vorm van verdragen waarbij er internationale organisaties opgericht worden. |
| |
Traites-lois | verdragen waarbij veel partijen betrokken zijn en die soort van de functie van wereldwetgeving vervullen. |
| |
Traites-contracts | verdragen die de functie van nationale overeenkomsten vervullen. Denk hierbij aan het leveren van wapen. |
| |
Pacta sunt servanda | een aangegane verplichting dient men na te komen. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten in het internationaal publiekrecht. |
| |
Internationaal gewoonterecht | dit wordt vastgesteld aan de hand van twee factoren. Namelijk de statenpraktijk (usus) en de opinio juris. Dit laatste is de overtuiging van staten dat de statenpraktijk is hoe zij dient te zijn. De statenpraktijk dient uniform en constant te zijn, enkele tegenstrijdige handelingen kunnen echter niet zomaar die statenpraktijk onderuit halen. |
| |
Algemene rechtsbeginselen | rechtsnormen waar de rechtsorde normaal gesproken van uit gaat; rechtstitels laten zich hiertoe herleiden. Denk aan goede trouw en redelijkheid en billijkheid. |
| |
Rechterlijke uitspraken | art. 38 IGH. Andere rechters zullen doorgaans zorgen voor gelijkluidende uitspraken. |
| |
Doctrine | de leerstellingen van de meest bevoegde schrijvers. Denk hierbij aan de International Law Commission. |
Hoofdstuk 5 | |
| |
| |
Rechtssubjectiviteit/rechtspersoonlijkheid | een entiteit is drager van rechten, plichten en bevoegdheden door het internationale recht. Niet alle subjecten hebben dezelfde rechten, plichten en bevoegdheden. |
| |
Afgeleide rechtssubjectiviteit | de rechtssubjectiviteit is in het geval van internationale organisaties door Staten toegekend, en in het geval van volken en natuurlijke personen door Staten erkend. |
| |
Staten | Een staat moet voldoen aan de volgende criteria: Een grondgebied, een bevolking, een regering met effectief gezag en de mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan met andere staten. |
| |
Internationale organisaties | zij bezitten afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij vallen op te delen in algemeen politieke organisaties met een algemene taak, en functionele organisaties met een specifieke taak. |
| |
Volken | zij bezitten afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij hebben zowel rechten die gerespecteerd dienen te worden door de staat, als rechten waar zij aanspraak op kunnen maken. Denk aan het recht op zelfbeschikking. |
| |
Natuurlijke personen | zij bezitten een afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij bezitten rechten en plichten onder het internationaal publiekrecht. |
| |
Internationale rechtspersonen | er bestaan aanwijzingen waaruit functionele rechtspersoonlijkheid blijkt. Ook hebben zij steeds meer verplichtingen. |
| |
De mensheid | of zij een rechtssubject is, is nog steeds niet zeker. |
Hoofdstuk 6 | |
| |
| |
Onderhandelingsfase | de fase waarin partijen onderhandelen over het desbetreffende verdrag. Hiervoor geldt geen internationaal recht, toch wordt aangenomen dat in deze fase de goede trouw geldt. |
| |
Paraferingsfase | De fase waarin staten na het vaststellen van de inhoud van het verdrag onder iedere pagina een paraaf zetten. |
| |
Ondertekeningsfase | De fase waarin de inhoud van het verdrag vaststaat en men het verdrag voorlegt aan de regering voor ondertekening. Dit schept echter geen verplichting tot ratificering. |
| |
Goedkeuringsfase | De fase waarin de regering de tekst van het verdrag al dan niet goedkeurt. Stilzwijgend dan wel uitdrukkelijk. |
| |
Bekrachtigingsfase/toetredingsfase | Indien de staat de tekst goedgekeurd heeft, legt men de akte van bekrachtiging neer bij de depositaris. |
| |
Voorbehoud | een manier voor een staat om ondanks zijn wil om zich te binden aan het verdrag, toch uitdrukkelijk te verklaren dat hij zich niet wenst te binden aan bepaalde bepalingen. |
| |
Inwerkingtredingsfase | het moment waarop alle eerdere fases vervuld zijn en het verdrag daadwerkelijk in werking getreden is. |
| |
De-signing | de mogelijkheid voor een staat om het verdrag nationaal niet te bekrachtigen en het verdrag niet langer toe te passen. |
| |
Objectieve methode van interpretatie | Hierbij moeten verdragspartijen kijken naar wat de betekenis is volgens normaal spraakgebruik, de grammaticale methode. Ook moeten zij letten op het ‘object and purpose’ van het verdrag, de teleologische methode. Hierbij stelt men de betekenis van bepalingen vast aan de hand van het onderwerp, de strekking en het doel van het desbetreffende verdrag. Uiteindelijk, indien dit geen uitsluitsel biedt, kijkt men naar de verdragspraktijk of aanvullende verdragen. |
| |
De subjectieve historische interpretatiemethode | Men kijkt hierbij naar de bedoeling van partijen aan de hand van de onderhandelingsgeschiedenis (Art. 32 WVV). |
Hoofdstuk 7 | |
| |
| |
Functionele organisaties | bijzondere belangen die door middel van een organisatie op internationaal niveau worden behartigd. Denk hierbij aan bijvoorbeeld armoedebestrijding. |
| |
Algemene/politieke organisaties | deze organisaties zien niet slechts toe op een specifiek gebied van internationale samenwerking, maar op een groter geheel van belangen. Denk hierbij aan de Verenigde Naties. |
| |
Open organisaties | het lidmaatschap hiervan staat open voor alle staten. |
| |
Gesloten organisaties | het lidmaatschap hiervan is beperkt tot staten die bijvoorbeeld een bepaald belang behartigen of tot een bepaalde groep behoren. |
| |
Intergouvernementele organisaties | bij dit soort organisaties behouden de staten in kwestie volledig hun soevereine beslissingsmacht, de vertegenwoordiger van de staat behartigt het nationale belang. Bij besluitvorming is dan ook unanimiteit noodzakelijk. |
| |
Supranationale organisaties | Men heeft bij de oprichting van dit soort organisaties een nieuwe, bovenstatelijke gemeenschap gevormd. Zij vervult dan ook een taak die voor die oprichting op nationaal niveau werd vervuld. |
| |
Regionale organisaties | een organisatie gevormd door een kring van staten die door hun geografische ligging en gemeenschappelijke opvattingen nauw met elkaar verwant zijn. |
| |
Institutioneel recht | recht waarbij men, vaak bij oprichtingsverdrag, de regels omtrent de internationale organisatie stelt. Denk aan regels voor de besluitvorming. |
| |
Materieel recht | recht wat gevormd wordt door besluiten van de internationale organisatie. |
| |
De leer van implied powers | de internationale rechtspersoonlijkheid van de VN die niet expliciet blijkt, maar wel volgt uit de intenties van de oprichters. |
| |
De Veiligheidsraad | Zij heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de vredeshandhaving. Zij bestaat uit vijftien leden, waarvan er vijf permanent zijn (art. 23 WVV). |
| |
De Algemene Vergadering | Alle lidstaten worden hierin vertegenwoordigd, haar resoluties zijn echter niet bindend voor lidstaten. |
| |
De Economische en Sociale Raad | Zij is belast met economische en sociale zaken, studies voorbereiden, aanbevelingen doen aan de Algemene Vergadering, VN-leden en gespecialiseerde organisaties, inlichtingen aan de Veiligheidsraad geven en de werkzaamheden van gespecialiseerde organisaties coördineren. |
| |
De Trustschapsraad | Zij is belast met de behandeling van trustschapszaken. |
| |
Het secretariaat | Hiertoe behoort de secretaris-generaal, die ondersteund wordt door een aanzienlijk secretariaat. |
| |
Het Internationaal Gerechtshof | Zij beslecht geschillen tussen staten. Zij heeft echter alleen rechtsmacht op het moment dat staten zich vrijwillig aan haar onderwerpen. |
| |
| |
Hoofdstuk 8 | |
| |
| |
Grondgebied | een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Er worden geen eisen gesteld aan de grootte van het gebied, wel moet er sprake zijn van fysieke grenzen. Ook hoeven deze grenzen niet definitief vast te liggen. |
| |
Bevolking | een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Ook hier gelden geen criteria voor de omvang. De band tussen staat en bevolking kan men afleiden uit de nationaliteit. |
| |
Effectief gezag | een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Het gezag dient formeel door de regering uitgevoerd te worden. Het gezag dient daadwerkelijk en effectief te zijn. |
| |
De mogelijkheid om betrekkingen met andere staten aan te kunnen gaan | een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Zij moet op eigen kracht in staat zijn om internationale betrekkingen aan te gaan met andere staten. |
| |
Parem non habet imperium | gelijken hebben geen gezag over elkaar. |
| |
De leer van de act of state | Deze houdt in dat de nationale rechter zich niet mag uitspreken over de rechtmatigheid en geldigheid van een handeling iure imperi van een staat. |
| |
Functionele immuniteit | zij biedt alleen immuniteit aan vertegenwoordigers van de staat als het gaat om handelingen die zij verrichten in hun functionele hoedanigheid. |
| |
Personele immuniteit | hierbij ziet de immuniteit toe op alle handelingen van een vertegenwoordiger, dus ook zijn of haar privéhandelingen. |
| |
Territoriale zee | Een staat heeft in de territoriale zee dezelfde bevoegdheden als hij op land heeft. Wel geldt het oude gebruik dat onschuldige doorvaart (innocent passage) gerespecteerd moet worden. |
| |
Aangrenzende zone | deze zone sluit aan op de territoriale zee. |
| |
Continentaal plateau | hier kan de staat exclusieve rechten doen gelden. |
| |
Exclusieve Economische zone | hier kan de staat exclusieve exploitatierechten doen gelden op niet levende hulpbronnen. |
| |
De Calvo Doctrine | Nationalisatie is volgens deze standaard toelaatbaar onder internationaal publiekrecht mits men ten aanzien van vreemdelingen niet discrimineert. |
| |
Ius in bello | het recht gedurende de oorlog |
Hoofdstuk 9 | |
| |
| |
Rapportageplicht | Staten moeten doorgaans rapporteren over de inspanningen die zij verrichten om de mensenrechtensituatie in hun land te verbeteren (self-reporting). Naar aanleiding van dit resultaat kunnen er verdere vragen gesteld worden. |
| |
Statenklachtrecht | Staten die lid zijn van een mensenrechtenverdrag kunnen een klacht indienen over een andere deelnemende staat. |
| |
Zelfstandig onderzoek | Een verdragsorgaan kan op eigen initiatief onderzoek gaan verrichten. |
| |
Individueel klachtrecht | Bij sommige verdragen is het een mogelijkheid voor individuen om een klacht in te dienen vanwege het schenden van zijn of haar mensenrechten. |
| |
Het externe zelfbeschikkingsrecht | dit betekent dat een volk het recht heeft om een eigen staat op te richten. |
| |
Het interne zelfbeschikkingsrecht | dit betekent dat een volk binnen de grenzen van een staat het recht heeft om te bestaan en zichzelf te ontwikkelen, ook in politiek opzicht. |
| |
| |
Hoofdstuk 10 | |
| |
Geweldverbod | het verbod voor staten om geweld te gebruiken tegen elkaar. Op dit verbod bestaan twee uitzonderingen. |
| |
Zelfverdediging | een van de uitzonderingen op het geweldverbod. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval. Het geweld moet proportioneel en noodzakelijk zijn: een preventieve aanval om een tegenaanval te voorkomen is niet toegestaan. Daarentegen kan preëmptieve zelfverdediging wel gerechtvaardigd zijn, indien er sprake is van een op handen zijnde aanval (imminent threat). De zelfverdedigingsactie moet plaats vinden met het in acht nemen van internationaal humanitair recht. |
| |
Collectieve veiligheidsmaatregelen onder de Veiligheidsraad | De Veiligheidsraad heeft het recht om Statengedrag te toetsen aan het geweldverbod en om door collectief optreden van de VN de vredeshandhaving te verzekeren. |
| |
Geweldloze sancties (art. 41 VN Handvest) | Deze kunnen zowel van economische als politieke aard zijn. |
| |
Sancties die het gebruik van geweld mandateren (art. 42 VN-Handvest) | Indien de Veiligheidsraad het politieke jargon ‘all necessary means’ in een resolutie gebruikt, is dit een teken voor staten dat het hen wordt toegestaan om militair geweld te gebruiken. In een dergelijk geval wordt de machtiging verleend aan een ‘coalition of the able and willing’ of aan een internationale troepenmacht. |
| |
Responsibility to protect | dit houdt in dat de Veiligheidsraad en de lidstaten van de VN een morele verplichting hebben om in te grijpen wanneer een staat (sommige van) zijn onderdanen niet meer kan of wil beschermen. |
Hoofdstuk 11 | |
| |
Facultatieve clausule | Dit houdt in dat een staat automatisch de rechtsmacht van het IGH erkent tegenover een staat die deze clausule ook heeft geaccepteerd. |
| |
Compromissoire clausule | het aanvaarden van een bepaald verdrag (bijvoorbeeld het Genocideverdrag van 1948) kan ook inhouden dat men ten aanzien van dit verdrag de rechtsmacht van het IGH accepteert. |
| |
Forum prorogatum | een staat kan impliciet de rechtsmacht van het IGH accepteren door feitelijk te verschijnen voor het Hof |
| |
Countermeasures | Deze handelingen zouden een schending van het internationale recht betekenen als zij niet werden genomen om de schending van een andere staat te stoppen. |
| |
Retorsies | maatregelen die wel onvriendelijk, maar niet onrechtmatig zijn. Dit terwijl represailles op zichzelf wel een schending van het internationaal recht zouden vormen. |
Hoofdstuk 12 | |
| |
| |
Het algemeen belang in het internationaal publiekrecht | het handhaven van vrede, wapenbeheersing, respect voor mensenrechten, zelfbeschikking van alle volken, het tegengaan van straffeloosheid, het zorgen voor welvaart, het bescherming van het (leef)milieu, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het realiseren van gerechtigheid. |
| |
Ius cogens | rechtsregels die zo universeel geldend worden geacht dat geen enkele staat er onder geen enkel beding van af mag wijken. |
Add new contribution