Werkgroepopdrachten 2015/2016 Strafprocesrecht - UU
- 1757 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Welke taken en bevoegdheden hebben de politie en de bijzondere opsporingsdiensten?
Is het verkennend onderzoek een vorm van opsporing?
Wat is het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en controlebevoegdheden?
a. Omschrijf het begrip ‘voortgezette toepassing van bevoegdheden’.
b. Omschrijf de begrippen ‘sfeercumulatie’ en ‘sfeerovergang’.
Wat is het verschil tussen een observant, een informant en een infiltrant?
Wat is het verschil tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observatie? Waarom is dit verschil relevant?
Wat is het verschil tussen gecontroleerde aflevering, doorlevering en doorlating?
De bijzondere opsporingsbevoegdheden uit de Titels IVA, V, VA, VB en VC van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden aangewend tegen mensen in verschillende hoedanigheden. Noem ten minste vijf van deze hoedanigheden en vermeld telkens tenminste één bepaling waarin deze hoedanigheid wordt genoemd.
Leg uit waarom door de invoering van artikel 46 Sr (strafbare voorbereiding) het klassieke opsporingsonderzoek bij ernstige misdrijven in een vroeger stadium kan aanvangen.
De officier van justitie krijgt van een betrouwbare informant de informatie dat A en B wapens hebben aangeschaft ter voorbereiding van door hen te plegen moorden op een aantal vooraanstaande politici. Nadat zij deze informatie heeft geverifieerd ontstaat bij de of-ficier van justitie het redelijk vermoeden dat A en B op de door de informant omschreven wijze bezig zijn die moorden te beramen. Zij wil een bevel tot stelselmatige observatie van A en B geven. Betoog dat het bevel kan worden gebaseerd op artikel 126g Sv.
Casus
Bij de politie in Utrecht komt de anonieme tip binnen dat een echtpaar van in de zestig zich bezighoudt met het verkopen van cocaïne en andere drugs. Het echtpaar – Ida en Harry – heeft (onder hun woning) een noodlijdende snackbar aan de Tuinstraat te Utrecht. Het is een groot deel van de dag druk rondom deze snackbar. Mensen parkeren in het wilde weg, gaan naar binnen en komen binnen enkele minuten weer naar buiten zonder zichtbare aankopen. Buurtbewoners hebben hier veel last van. De anonieme tipgever denkt dat Ida en Harry drugsdealers zijn. Zij zijn onlangs gesignaleerd in een nieuwe, grote Volvo, terwijl iedereen weet dat de snackbar nauwelijks opbrengsten genereert. De politie controleert deze tip voor zover dat kan. Ida en Harry blijken inderdaad in het bewuste pand te wonen en een snackbar te exploiteren; de opbrengsten van die snackbar stellen, volgens de belastingdienst, niet veel voor. De wijkagent meldt desgevraagd aan opsporingsambtenaren Alberts en Brink, die op deze zaak zijn gezet, dat hij bij zijn rondes door de wijk geregeld ziet dat mensen bij de woning van Ida en Harry aanbellen of buiten staan. Hij heeft ook wel eens een grote Volvo voor de deur zien staan. Alberts en Brink willen een nader onderzoek naar het echtpaar instellen. Ze bellen de officier van justitie en vertellen dat ze willen gaan observeren. De officier deelt hen mondeling mee dat ze maar naar bevind van zaken moeten handelen en dat ze het wel hoort zodra de observaties wat hebben opgeleverd. Ze heeft het erg druk met andere zaken en moet weer snel verder. Een week na het telefonische onderhoud met de officier van justitie beginnen Alberts en Brink met de observatie. Zij posten vanuit een auto gedurende twee weken voor de snackbar, steeds gedurende vier en twintig uur per dag. Bovendien bevestigen zij een camera aan een lantaarnpaal tegenover de snackbar van Ida en Harry. De camera is rechtstreeks gericht op het grote raam van de snackbar, zodat de ambtenaren zicht krijgen op wat daar gedurende de dag- en avonduren gebeurt. Uit het posten en de camerabeelden blijkt dat Ida en Harry veel mensen op bezoek krijgen die kort blijven. In de snackbar blijven mensen vaak staan en gaan er din-gen van hand tot hand; het is duidelijk dat het hier geen kroketten betreft. De politie legt de resultaten van de observatie vast in enkele processen-verbaal van bevindingen.
a. Beoordeel de rechtmatigheid van het politieoptreden.
Vervolg casus:
Ga ervan uit dat het optreden tot dusver rechtmatig is geweest. De officier van justitie oordeelt dat de zaak er veelbelovend uitziet, maar dat er meer duidelijkheid moet komen over de aard van hetgeen in de snackbar clandestien verhandeld lijkt te worden. Als eerste wil zij daarom een bevel tot het afluisteren van de telefoon van Ida en Harry geven. Daartoe vraagt en krijgt zij een machtiging van de Rechter-Commissaris die voldoet aan alle daaraan in de wet gestelde eisen. De machtiging wordt verleend voor een periode van vier weken. Voorts wil zij dat iemand in de snackbar poolshoogte gaat nemen. De klandizie bestaat echter enkel en alleen uit bekenden uit de wijk; het zou opvallen als ineens een wildvreemde figuur om drugs zou komen vragen. In overleg met de wijkagent wordt Eddy benaderd. Dit is een buurtbewoner die zich tegenover de wijkagent heeft laten ontvallen dat hij altijd op goede voet heeft gestaan met Ida en Harry en nu met lede ogen aanziet hoe zij naar de verdoemenis gaan en daarmee de wijk een slechte naam bezorgen. Bovendien heeft hij tot zijn schrik gemerkt dat zijn zoon ook af en toe drugs koopt bij de snackbar. Hij komt nog wel eens in de snackbar om sigaretten te kopen maar heeft Ida en Harry echter niet op hun gedrag durven aanspreken.
Aan Eddy wordt gevraagd of hij wil meewerken aan een onderzoek tegen Ida en Harry door drugs te kopen in hun snackbar. Op die manier kan er keihard worden bewezen dat de Opiumwet wordt overtreden. Eddy is bereid om mee te werken: de politie geeft hem de instructie om te zeggen dat hij er door zijn zoon op uit is gestuurd om ‘het gebruikelijke recept’ te kopen en krijgt geld mee. De officier van justitie is ook akkoord. Een en ander wordt op papier gezet en door de officier van justitie getekend. Het plan wordt uitgevoerd. Na even over koetjes en kalfjes te hebben gepraat vraagt Eddy: ‘En dan nog iets: mijn zoon is ziek en vroeg of ik voor hem even het gebruikelijke recept kon meenemen’. Zonder blikken of blozen rekent Ida een flink bedrag met hem af en duwt Eddy een klein zakje in zijn hand dat later cocaïne blijkt te bevatten.
b. Beoordeel de rechtmatigheid van de operatie waarbij Eddy drugs koopt in de snackbar.
c. De advocaat van Ida en Harry voert ter terechtzitting het verweer dat het bevel om te tappen veel te lichtvaardig is gegeven en dat dat in strijd is met de proportionaliteit en de subsidiariteit. Hoe verwacht u dat de rechter op dat verweer zal reageren?
De taken en bevoegdheden van de politie kan men vinden in de Politiewet. Het belangrijkste artikel is art. 3 Politiewet waarin de algemene taakstelling van de politie staat genoteerd. De politie heeft de volgende taken:
Zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde;
Het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven;
Handhaving van de openbare orde;
Strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (art. 3 Politiewet jo art 52-53-54-55-55a-55c Sv).
De politie heeft de volgende bevoegdheden:
Aanhouden;
Staande houden;
Ophouden voor verhoor;
In verzekering stellen etc.
Ja, het verkennend onderzoek vindt plaats in verband met strafbare feiten en is gericht op het nemen van een strafvorderlijke beslissing, namelijk het al dan niet uitvoeren van verder onderzoek naar het begaan zijn van een strafbaar feit. Het verkennend onderzoek wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren en op bevel van de officier van justitie. Het verkennend onderzoek moet dus gewoon als opsporing in de zin van art. 132a Sv worden aangemerkt.
Een opsporingsbevoegdheid heeft als object de verdachte en vereist dus een zeker vermoeden dat een feit gepleegd is of gepleegd zal worden. De controlebevoegdheid vereist niet dat het object van de bevoegdheid een verdachte is; er wordt immers alleen maar gecontroleerd, wat insinueert dat in eerste instantie het vermoeden zal zijn dat hij of zij niets strafbaars doet.
a. Het gaat hierbij om de situatie waarin bij de toepassing van een opsporingsbevoegdheid die in een bijzondere wet is neergelegd, een strafbaar feit wordt geconstateerd dat buiten het bereik van die wet ligt. Een arrest dat dit illustreert is het HR Geweerarrest. In deze zaak draait het om een opsporingsambtenaar die een keuken inspecteert in het kader van de controle van de naleving van de toenmalige Drankwet. In die keuken treft hij een geweer aan, dat vervolgens op grond van de toenmalige Vuurwapenwet in beslag wordt genomen => voortgezette toepassing.
b. Sfeerovergang => de toepassing van bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden of controlebevoegdheden uit de bijzondere wetgeving leiden ertoe dat een verdenking ontstaat, op basis waarvan dan opsporingsbevoegdheden worden ingezet. Het uitoefenen van toezicht geeft aanleiding tot het toepassen van opsporingsmiddelen. Sfeercumulatie => de situatie waarin bestuursrechtelijke handhaving en strafvorderlijk optreden samenlopen.
Een observant is een opsporingsambtenaar die passief een persoon of plaats waarneemt. Een informant is een niet-opsporingsambtenaar die passief een persoon of plaats waarneemt (en dit kan omdat hij/zij een vertrouwensband heeft met een verdachte). Een infiltrant is een persoon die actief zich innestelt in het criminele milieu (en daarbij misschien mee doet aan kleine strafbare feiten) om een persoon of plaats te kunnen waarnemen.
Het verschil tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observatie ligt in de vraag of je een volledig beeld van de verdachte krijgt. Dit kun je afleiden uit de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Dit is relevant omdat observatie soms maar een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt en dan is de globale taakomschrijving van art. 3 Politiewet toereikend. Hiertoe zijn opsporingsambtenaren bevoegd. Echter, wanneer de duur langer is, de intensiteit heviger etc. dan spreek je van stelselmatige observatie en hiervoor gelden extra vereisten (art. 126 g, 126o en 126 zd Sv) omdat het mogelijk art. 8 lid 2 EVRM schendt.
Gecontroleerde aflevering is het volgen van transport van illegale goederen en bij aflevering tot arrestatie en inbeslagname overgaan. Gecontroleerde doorlevering is als er nog niet wordt ingegrepen bij de aflevering aan de eerste ontvanger. Van doorlating is sprake als bewust niet wordt ingegrepen (zodat de goederen in het criminele milieu verdwijnen) om de handelaar in reputatie te laten stijgen (delta-methode).
De vroegverdachte (art. 126q jo. 126p): ‘De persoon ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat in georganiseerd verband misdrijven als omschreven in art. 67 lid 1 Sv worden beraamd of gepleegd die, gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren’.
De verdachte (art. 27 Sv): De verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan (Art. 67 lid 3 Sv).
Persoon met terroristische banden (art. 126zd Sv).
Door het toevoegen van art. 46 Sr is nu strafbare voorbereiding strafbaar gesteld, voor strafbaarstelling is niet vereist dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit gepleegd is. Het feit is nog niet gepleegd, er is dus nog geen sprake van een poging. Toch kan er al opsporing plaatsvinden bij aanwijzing van deze voorbereidingshandelingen, waardoor het dus in een vroeger stadium kan aanvangen.
Op basis van art. 126g Sv moet er voor stelselmatige observatie sprake zijn van:
Een verdenking van een misdrijf genoemd in art. 67 lid 1 Sv. Ja, in casu aan voldaan, moord (art. 289 Sr).
Een bevel van de OvJ. Ja, in casu beveelt de OvJ, na een redelijk vermoeden te hebben, een stelselmatige observatie van A en B.
Moet gericht zijn tegen een persoon. Ja, A en B zijn personen en dus mag dit dwangmiddel ingezet worden tegen hen. Het bevel tot stelselmatige observatie kan worden gebaseerd op art. 126g Sv en is dus rechtmatig.
a. Is er sprake van stelselmatigheid (4 uur per dag gedurende 2 weken) of van normale uitvoering van politie taken (art. 3 Politiewet)? Wanneer is er sprake van stelselmatigheid? In HR Voetbal-kooi stelde de HR dat een machtiging van de OvJ nodig is die de volgende aspecten bevat (RO 3.7): duur, plaats, intensiteit, hulpmiddel. Daarnaast is het in casu gelinked met personen (ze wonen boven de snackbar), de locatie is verbonden met twee personen.
Er is dus sprake van bijzondere bevoegdheden, maar welke type? Er bestaan drie typen volgens de intensiteit van de misdrijf: Art 126g Sv (klassieke bijzondere opsporing: redelijk verdenking van misdrijf), 126o Sv (bijz. voor georganiseerd verband) en 126za Sv (bijz. voor terroristisch misdrijf) => Is er hier een misdrijf gepleegd? Alleen onderzoek, dus verdenking van gepleegde strafbaarfeit? Welke strafbaar feit? Misdrijf? Het staat in de Opiumwet art 2 en 10 verkoop (2onder b en 10 Opiumwet).
Welke opsporingsbevoegdheid? Art. 126g Sv
Wie: Opsporingsambtenaar, art. 141 Sv – politieagent is opsporingsambtenaar in de zin van art. 141 lid 2 Sv.
Tegen wie: Persoon – Ida en Harry zijn personen.
Wanneer: Verdenking misdrijf.
Doel: belang van onderzoek: waarheidsvinding.
Hoe: schriftelijk bevel van OvJ of onder lid 6 uitzondering mondeling + binnen op schrift worden gesteld – nee, alleen maar mondeling bevel, quid lid 6? Nee, geen geval van dringende noodzaak in de zin van het artikel: nee. Dus onrechtmatig!
Hoelang: drie maanden lid 4, als rechtmatig – 2 weken.
Beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit – andere lichter alternatieve bestaat? Ja, door observatie in de normale oefening van politie activiteit, dus echt subsidiair? Zie vereisten uit arrest HR Braak bij binnentreden. In casu kunnen beide standpunten beargumenteerd worden.
In bovenstaande casus gaat het om een geval van ‘klassieke opsporing’ waardoor art.126g Sv (stelselmatige observatie) van toepassing is. Aalberts en Brink besluiten de Officier van Justitie te benaderen om een bevel tot observatie te krijgen. De OvJ deelt hen mondeling mee dat ze maar naar bevind van zaken moeten handelen en dat ze het wel hoort zodra de observaties wat hebben opgeleverd. Dit is meteen de eerste fout die gemaakt wordt, een bevel tot stelselmatige observatie dient door de OvJ op schrift te worden gesteld (art. 126g lid 5 Sv). Het mag wel mondeling gegeven worden, maar dan moet er sprake zijn van een dringende noodzaak, dit is in casu niet het geval (ook al zou dat zo zijn, dan moet de OvJ dit binnen 3 dagen alsnog op schrift stellen) volgens art. 126g lid 6 Sv. De opsporingsambtenaren kunnen best nog een paar dagen wachten met observeren (art. 126g lid 5 Sv). Het bevel voldoet niet aan de eisen die hieraan gesteld worden in art. 126g lid 5 Sv. Er is geen aanduiding van het misdrijf, de duur, de feiten en omstandigheden die tot de observatie geleid hebben etc.
Toch beginnen Aalberts en Brink met de observatie, dit is dus al onrechtmatig. Zij posten vanuit een auto gedurende 2 weken voor de snackbar, steeds 4 uur per dag. Dit voldoet in principe wel aan de maximale duur van observatie (art. 126g lid 4 Sv). Echter, bevestigen zij ook nog een camera op een lantaarnpaal gericht op het raam van de snackbar. Uit art. 126g lid 3 Sv volgt of dit onrechtmatig is; of men hulpmiddelen mag inschakelen wordt namelijk bepaald door de OvJ voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Uit de casus blijkt nergens dat Aalberts en Brink voor het plaatsen van de camera toestemming hebben gekregen. In HR Voetbalkooi werd beslist dat wanneer een camera wordt gericht op een object dat onlosmakelijk met de verdachte verbonden is, er sprake moet zijn van een machtiging van de OvJ. Aalberts en Brink wisten dat de snackbar verbonden was met de praktijken van Ida en Harry en hadden dus een machtiging van de OvJ moeten hebben voor het plaatsen van de camera. Dus het optreden van Aalberts en Brink is niet rechtmatig, er is sprake van stelselmatige observatie.
b. Eddy gaat iets kopen, hij gaat geen strafbaarfeit plegen binnen de organisatie: dat is het ver-schil tussen pseudo-verkoop en infiltratie. Het is artikel 126ij Sv over burger pseudo-koop!
Wie: burger, Eddy is een burger.
Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv) – tegen een concrete persoon, redelijk vermoeden van schuld en concrete strafbaar feit.
Wanneer: geval van art. 126i jo 67 Sv verdenking van VH-misdrijf => ja, Opiumwet art 2d en 10.
Doel: belang van onderzoek.
Hoe: overeenkomst OvJ => burger (lid 4-5) – voldaan is want schriftelijk + getekend.
Subsidiariteitsbeginsel lid 2 (bijzondere eis van subsidariteit): geen politiële pseudo-koop mogelijk – ze verkopen alleen aan personen die ze kennen, dus niet mogelijk is voor een onbekende persoon om het te doen.
Tallon-criterium: uitlokverbod lid 3 + HR Een goeie snuif coke (agent gaat in een café, stelt vraag aan persoon die nog geen verdachte is over verkoop van cocaïne. Uitlok-verbod?). Conclusie AG geeft drie elementen: subjectieve/objectieve/temporele elementen. Is er een element geschonden? – vraag recept gesteld en tasje gekregen door Ida // opzet politie.
Ongeschreven beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit: HR Braak bij binnentreden – subsidiariteit. Is een andere, lichtere opsporingsbevoegdheden mogelijk? Stelselmatige observatie, telefoontap? Al stelselmatige observatie voldaan, dus subsidiair gezien in orde. Proportionaliteit, geen meer inbreuk dan strict noodzakelijk door de burger pseudo-inkoop.
De klandizie van de snackbar bestaat alleen uit bekenden uit de wijk; het zou dus op-vallen als ineens een wildvreemde figuur om drugs zou komen vragen. De OvJ besluit daarom dat er een burgerinfiltrant moet worden ingezet en benaderd Eddy (art. 126i Sv). Eddy wordt op pad gestuurd om drugs te kopen voor zijn zoon. Bij de pseudo-koop in de fase van de klassieke opsporing (art. 126g e.a. Sv want geen georganiseerd verband is, alleen maar Ida en Harry), gaat het om het afnemen van goederen van de verdachte (art. 126i lid 1 Sv).
De opsporingsambtenaar mag bij de tenuitvoerlegging van het bevel een verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was ge-richt (Tallon-criterium, uitlokkingsverbod): 126i lid 2 Sv. De vraag die Eddy moet stellen van de opsporingsambtenaren lokt niet uit tot een ander strafbaar feit dan waarvan Ida en Harry al lange tijd verdacht worden. In casu wordt er verder over de inhoud van het bevel van de OvJ niets gezegd. Er kan dus vanuit worden gegaan dat er voldaan is aan de voorwaarden van art. 126i lid 3 Sv, het bevel wordt immers wel op papier gesteld en ondertekend door de OvJ. Verder moet voldaan worden aan de in het beginsel van billijke en redelijke belangenafweging besloten liggende eis van subsidiariteit. De inzet van het middel infiltratie moet door het onderzoek dringend worden gevorderd (art. 126h lid 1 Sv). In casu is er geen ander middel meer mogelijk om erachter te komen wat er binnen de muren van de snackbar wordt verkocht (eerst wordt stelstelmatige observatie gedaan).
De operatie waarbij Eddy als burgerinfiltrant een pseudo-koop doet, is dus rechtmatig.
c. Zie HR nToetsing BOB-bevoegdheden: hoe moet de rechter reageren? HR: alleen over rede-lijkheid moet toetsen = marginale toetsing. Art 126ij Sv: normaal eisen van subsidariteit en proportionaliteit ongeschreven, maar hier geschreven // art. 126m Sv = geschreven eis van subsidariteit en proportionaliteit.
Art. 126l Sv: direct afsluiteren.
In casu gaat het om een misdrijf in de zin van artikel 67 lid 1 (artikel 10 lid 4 Opium-wet). De verdachte wordt getapt. De officier vraagt toestemming aan de rechter-commissaris. In casu is er sprake van een dringende grond. De rechter-commissaris geeft een machtiging voor vier weken. In casu is er sprake van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het heeft nadelig effect op de buurt, het is een broeinest van criminaliteit en het is een gevaar voor de volksgezondheid. In casu zal de rechter het verweer verwerpen aangezien er geen aanleiding bestaat om te veranderen van het standpunt dat de rechter-commissaris heeft ingenomen. Er zijn immers geen nieuwe feiten en omstandigheden bekend. De R-C heeft immers een goede afweging gemaakt tussen de proportionaliteit en subsidiariteit. Ze hadden al lichtere middelen proberen te gebruiken, dus het is subsidiair.
Werkgroepuitwerkingen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2015/2016.
Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4, maar de behandelde onderwerpen zijn vergelijkbaar.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1740 |
Add new contribution