TentamenTickets bij Inleiding in de Methodologie en Statistiek

Het vak Inleiding in de Methodologie en Statistiek focust enerzijds op de theorie rondom statisiek en anderzijds op het wegwijs worden in R. De colleges en werkgroepen van Inleiding in de Methodologie en Statistiek zijn essentieel om het vak te kunnen halen.

Focus je voor het theoretische gedeelte van dit vak op:

• Het leren van begrippen zoals externe validiteit, interne validiteit en betrouwbaarheid uit je hoofd en wat je nodig hebt om elk van die kwaliteiten te vergroten in je onderzoek. Zo leer je bijvoorbeeld dat een betrouwbaar onderzoek niet valide hoeft te zijn (en daar komt ongetwijfeld een vraag op het tentamen over).
• Op de slides wordt veel informatie gegeven en de docent legt deze informatie helder uit. Gebruik deze slides om te leren voor het tentamen.
• Zorg ervoor dat je de aantekeningen die je hebt naast de informatie van de slides kunt leggen. Dit kan je doen door van te voren de slides af te drukken of te downloaden en daar aantekeningen bij te schrijven, of achteraf de informatie uit de slides in je aantekeningen te verwerken (noteer bij het aantekeningen maken dan altijd bij welke slide de aantekeningen horen).
• Het is van belang dat je precies bent bij het maken van aantekeningen, omdat de vragen in het tentamen deels gaan over formele begrippen.
• Vind je Statistiek lastig? Leer dan extra voor de theoretische kant van dit vak, zodat je in ieder geval daar je punten op je tentamen mee binnen haalt.

TentamenTickets bij de theorie van methodologie en statistiek

• De eerste jaren dat je statistiek volgt, is het vaak een kwestie van kennis als vanzelfsprekend aannemen en simpelweg proberen de vakken te halen. Maak je geen zorgen als je niet alles meteen begrijpt: in latere jaren zal het op zijn plaats vallen en zul je het belang inzien van de theorie die je eerder moest kennen.
• Het boek dat je moet bestuderen kan in het begin moeilijk te begrijpen zijn. Wees geduldig: later in je studie zal de moeite die je er nu in steekt lonen.
• Wees een Gestaltwetenschapper! Met andere woorden, besef dat het geheel van de statistieken groter is dan de som der delen. Het is heel gemakkelijk om je te verdiepen in details en het bos niet te zien door de bomen
• Tip: Nauwkeurig taalgebruik is belangrijk bij onderzoek. Probeer waar mogelijk de theorie woordelijk te reproduceren (dat wil zeggen uit je hoofd leren). Daarmee hoef je het nog niet te begrijpen, laat je zien dat je er mee bezig bent, kun je niet fout gaan door het verkeerde woord te gebruiken en oefen je voor latere verslaglegging van onderzoek.
• Tip: Bewaar studiemateriaal, hand-outs, bladen en andere publicaties van je docent voor toekomstig gebruik.

TentamenTickets bij statistische formules

• De directe relatie tussen gegevens en resultaten bestaat uit wiskundige formules. Deze volgen hun eigen logica, zijn geschreven in hun eigen taal en kunnen daarom complex zijn om te begrijpen.
• Als je de wiskunde achter de statistiek niet begrijpt, begrijp je de statistiek niet. Dit hoeft geen probleem te zijn, want statistiek is een toegepaste wetenschap waar je ook zonder begrip uitstekende resultaten uit kunt halen. Geen van je docenten zal alle statistische formules begrijpen.
• Let op: je zult waarschijnlijk een aantal formules moeten kennen en begrijpen, zodat je kunt aantonen dat je het principe kent van hoe statistiek werkt. Welke formules je moet kennen verschilt van vak tot vak en van docent tot docent, maar over het algemeen zijn dit relatief eenvoudige formules die vaak voorkomen en je docent zal je waarschijnlijk (vaak meerdere keren) vertellen dat je deze formule moet kennen.
• Tip: als je statistische symbolen wilt herkennen, kun je het volgende gebruiken: Recognizing commonly used statistical symbols
• Tip: heb lol met LaTeX! LaTeX-code biedt ons een eenvoudige manier om wiskundige formules uit te schrijven en ze er professioneel uit te laten zien. Speel met LaTeX. Daarmee kun je gebruikte formules opnemen in je eigen papers en leer je begrijpen hoe een formule is opgebouwd – wat je begrip en het onthouden van die formule enorm ten goede komt. Zie ook: Hoe maak je formules als een pro JoHo WorldSupporter?
• Tip: Ben je geïnteresseerd in een carrière in de wetenschap of programmeren? Neem je formules dan serieus en neem ze na je vak nog eens door.

TentamenTickets bij statistiek beoefenen

Hoe selecteer je je gegevens?

• Je docent zal tijdens de eerste jaren van je studie regelmatig een dataset gebruiken voor de lessen. Het is leerzaam (en kan heel leuk zijn) om een ​​keer je eigen onderzoek op te zetten met echte data die ook door andere onderzoekers worden gebruikt.
• Tip: in wetenschappelijke artikelen wordt vaak aangegeven welke datasets voor het onderzoek zijn gebruikt. De kans is groot dat die datasets valide zijn. Soms zijn er ook onderzoeken die bepalen welke datasets meer valide zijn voor het onderwerp dat je wilt onderzoeken dan andere. Maak gebruik van datasets waar andere onderzoekers op wijzen.
• Tip: Wil je een interessant onderzoeksresultaat? Je kunt dezelfde methode en vraag gebruiken, maar gebruik een alternatieve dataset en/of alternatieve variabelen en/of alternatieve locatie en/of alternatieve tijdspanne. Hiermee kan je de resultaten van eerder onderzoek valideren of falsificeren.
• Tip: voor datasets kun je kijken op Discovering datasets for statistical research

Hoe operationaliseer je helder en slim?

• Voor de operationalisering is het doorgaans voldoende om de volgende drie zaken aan te geven:
  • Wat is het concept dat je wilt bestuderen?
  • Welke variabele vertegenwoordigt dat concept?
  • Welke indicatoren selecteer je voor die variabelen?
• Het is slim om te beargumenteren dat een variabele valide is, of waarom je die indicator kiest.
• Als je bijvoorbeeld wilt weten of iemand op dit moment vader of moeder is (concept), kun je in de variabelen zoeken op hoeveel kinderen de respondent heeft (variabele) en vervolgens selecteren op de indicatoren groter dan 0, of is niet 0 (indicatoren). Gebruik waar mogelijk de termen ‘concept’, ‘variabele’, ‘indicator’ en ‘geldig’ in uw communicatie. Bijvoorbeeld als volgt: “De variabele [variabelenaam] is een geldige maatstaf voor het concept [conceptnaam] (indien van toepassing: bron). De waarde [beschrijving van de waarde] is een indicator van [wat je wilt meten].” (dat wil zeggen: de variabele 'Aantal kinderen' is een geldige maatstaf voor het concept ouderschap. Een waarde groter dan 0 is een indicator van of iemand momenteel vader of moeder is.)

Hoe voer je analyses uit en trek je conclusies?

• De keuze van je analyses hangt onder meer af van wat je onderzoeksdoel is, welke methoden in de bestaande literatuur vaak worden gebruikt, en praktische vraagstukken en beperkingen.
• Hoe meer je leert, hoe zelfstandiger je onderzoeksmethoden kunt kiezen die passen bij je onderzoeksdoel. Volg in het begin de docent – ​​aan het einde van je studie heb je een gereedschapskist waarmee je zelf kunt variëren in je onderzoek.
• Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij onderzoeksmethoden die in de bestaande literatuur gebruikt worden, want anders ben je mogelijk appels met peren aan het vergelijken. Afwijken kan soms tot interessante resultaten leiden, maar bespreek dit eerst met je docent.
• Houd zo lang als nodig een stappenplan bij de hand hoe je je analyse het beste kunt uitvoeren en resultaten kunt behalen. Bij elke analyse die je uitvoert, staat stap voor stap uitgelegd hoe je deze moet uitvoeren; als je het niet in je studieliteratuur terugvindt, is het vaak snel op internet te vinden.
• Tip: Oefen veel met statistiek, zodat je snel resultaten kunt laten zien. Je kunt statistiek niet leren door er alleen maar over te lezen.
• Tip: Het meetniveau van de variabele die je gebruikt (ratio, interval, ordinaal, nominaal) bepaalt grotendeels de onderzoeksmethode die je kunt gebruiken. Laat je publiek zien dat je dit herkent.
• Tip: conclusies uit statistische analyses zullen nooit zeker zijn, maar hooguit waarschijnlijk. Meestal is er bij elke onderzoeksmethode een standaardformulering waarmee je de conclusies uit die analyse kunt verwoorden en tegelijkertijd kunt aangeven dat het niet zeker is. Gebruik deze standaardbewoordingen wanneer je communiceert over de resultaten van uw analyse.
• Tip: zie samenvattingen en uitleg voor diverse analyses: Statistics: summaries and study assistance - Theme

Oefenvragen bij Inleiding in de methodologie en statistiek

Vraag 1

Stelling 1: Een assumptie van ANOVA is dat de varianties homogeen zijn

Stelling 2: Als de grootste variantie niet meer dan vier keer zo groot is als de kleinste, is de ANOVA nog valide

A) Alleen stelling 1 is juist

B) Alleen stelling 2 is juist

C) Beide stellingen zijn juist

D) Beide stellingen zijn onjuist

Vraag 2

Noem de twee methodes om veranderingen te meten in single-case designs.

Vraag 3

Een onderzoeker wil nagaan of er een verband is tussen extraversie en zelfvertrouwen. Hij laat 100 kinderen een vragenlijst invullen over extraversie, waarbij een score behaald kan worden tussen de 1 en 10. 1 betekent ‘introvert’ en 10 ‘heel extravert’. Daarna moeten de kinderen op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoeveel zelfvertrouwen ze hebben. De onderzoeker verwacht dat kinderen die hoger scoren op de extraversie vragenlijst, ook aangeven meer zelfvertrouwen te hebben. Welke meetschaal is hier van toepassing?

• A) Nominale schaal
• B) Ordinale schaal
• C) Interval schaal
• D) Ratio schaal

Antwoordindicaties bij de oefenvragen

Vraag 1

• Het correcte antwoord is: C, beide stellingen zijn juist
• Deze assumptie van homogeniteit wordt ook wel homoscedasticiteit genoemd

Vraag 2

In een single case design zijn er twee belangrijke methoden om verandering te meten. De eerste is het vergelijken van de gemiddelde prestatie per fase in de studie. De tweede methode is het vergelijken van de helling van de lijnen tussen de meetmomenten in de studie.

Vraag 3

• Het correcte antwoord is: B
• Er is wel een ordening, maar er zijn geen legitieme verschillen tussen de schaalpunten en er is geen absoluut nulpunt.