Verbintenissenrecht - UU - B2 - Werkgroepen 19/20
- 1495 reads
Een enigszins aangeschoten fietsendief, Felix B. (30 jaar oud), zwalkt met zijn nieuwe aanwinst over de rijweg. Als Felix weer plotseling naar het midden van de rijweg uitwijkt wordt hij aangereden door Van Aalst, die achter hem reed in zijn zojuist gekochte Volkswagen en hem voorzichtig probeerde in te halen. Felix heeft letselschade en de zojuist gejatte fiets is total loss. Van Aalst verklaart tegenover de politie dat hij al van veraf kon zien dat de fietser niet helemaal nuchter was. Felix spreekt Van Aalst aan voor de door hem geleden schade. Vaststaat dat het gedrag van Felix voor 60% aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.
Kan Van Aalst zich met succes op overmacht beroepen? Welk criterium is hier beslissend?
Veronderstel dat bij de aanrijding ook de aldaar geparkeerde auto van Beets is beschadigd door de auto van Van Aalst. Kan Beets zijn schade verhalen op Van Aalst op grond van art 185 WVW?
Felix is door de aanrijding gewond geraakt en hij moet de duim van zijn linkerhand missen. Hij vordert van Van Aalst € 9.000 smartengeld, een op zichzelf billijk bedrag bij verlies van een duim. Dient Van Aalst deze schade volledig te vergoeden?
Stel dat Felix 13 jaar is, verandert het antwoord dan? Behandel daarbij zowel de vraag naar de vestiging van de aansprakelijkheid als de vraag naar de omvang van de schadevergoeding.
De zorgverzekeraar van Felix wil de kosten van geneeskundige behandeling (€ 10.000) van Felix verhalen op Van Aalst. Slaagt deze vordering?
Veronderstel dat Van Aalst door de aanrijding een forse deuk in zijn auto heeft opgelopen (schade € 2.000). Kan hij deze schade verhalen op de 30-jarige Felix?
Kluyt koopt voor eigen gebruik voor € 299 (spectaculaire eenmalige aanbieding) een nieuwe wasdroger van een hem onbekend merk bij een plaatselijke witgoedwinkel. Al bij de eerste droogbeurt gaat er iets mis met de droger, waardoor het apparaat gloeiend heet wordt en de kleren in de droger verloren gaan. Ook de wasdroger is niet langer bruikbaar. Kluyt wil zijn schade (€ 299 en naar schatting € 650 aan kapotte kleren) vergoed krijgen. In het garantiebewijs van de fabrikant staat onder andere vermeld dat de fabrikant gedurende twee jaar na aankoop alleen aansprakelijk is voor gratis vervanging van kapotte onderdelen van de wasdroger.
Kan de producent met succes aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade?
Na onderzoek blijkt dat de oververhitting is ontstaan in een schakelaar die is vervaardigd met behulp van een nieuw materiaal, Novopet, dat in de ruimtevaart zijn goede eigenschappen heeft bewezen en daarom door veel wasdrogerfabrikanten in hun producten wordt toegepast. Kort voordat Kluyts wasdroger is geproduceerd, is bij de NASA uit onderzoek gebleken dat kwaliteit van Novopet onder aardse omstandigheden soms onbetrouwbaar kan zijn. Hierover is alleen nog maar gepubliceerd in The Space Journal. Geen van de wasdrogerfabrikanten was hiervan op de hoogte. Biedt deze omstandigheid de producent een geldig ontwikkelingsrisicoverweer?
Veronderstel dat de producent van de wasdroger een maand voor de aankoop door Kluyt failliet is gegaan. Kan Kluyt zijn schade op de verkoper verhalen?
In zijn AA-annotatie bij het arrest Dijkdoorbraak noteert Lindenbergh het volgende:
“Men zou kunnen denken dat een opstal die een gevaar voor personen of zaken oplevert dat zich verwezenlijkt per definitie niet voldeed aan de eisen die men daaraan mocht stellen, maar uit artikel 6:174 BW blijkt dat het niet gaat om een dergelijke absolute waarborg of om een, zoals de Parlementaire Geschiedenis het noemt, ‘garantienorm’.”
Wat voor norm bevat art. 6:174 BW dan wel en hoe vult de Hoge Raad deze norm in het arrest Dijkdoorbraak in. Betrek in uw antwoord ook het verband tussen art. 6:162 BW en 6:174 BW.
Amsenga fietst op een mooie zomerdag door de Noordhollandse polder. Na een uurtje besluit hij het tempo te verhogen. Wanneer Amsenga met gezwinde spoed door een prachtige laan in een kleine provinciestad fietst, komt ineens van links een vrachtauto uit een zijpad. De chauffeur, Dulfer, heeft Amsenga kennelijk niet opgemerkt. Amsenga knijpt uit alle macht in de handremmen, maar die blijken op dat moment niet te werken en een botsing is het gevolg. Amsenga loopt als gevolg van het ongeval ernstig hersenletsel op en raakt daardoor arbeidsongeschikt.
Amsenga spreekt Dulfer en de producent van de fiets aan. Beoordeel de kans op succes in beide gevallen.
Beoordeel de volgende stellingen als juist of onjuist en motiveer je antwoord.
De producent is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een product dat met een veiligheidsgebrek kampte waarvan hij niet op de hoogte was.
Uit het arrestBoston Scientific Medizintechnikblijkt dat het Hof van Justitie de termen gebrek en schade uit de Richtlijn Productaansprakelijkheid niet te ver wenst op te rekken en daarmee de consument minder bescherming biedt.
Uit het arrest Chan-a-hung/Maalste blijkt dat het beroep van de eigenaar van een motorrijtuig op overmacht opgaat als hij aannemelijk maakt dat aan de bestuurder van het motorrijtuig ter zake van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen, voor zover van belang voor de veroorzaking van het ongeval, rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Uit de casus blijkt dat Van Aalst al doorhad dat Felix niet meer helemaal nuchter was. Toch heeft Van Aalst ervoor gekozen om hem in te halen. Dit betekent dat Van Aalst zich niet op overmacht kan beroepen.
De vereisten voor een beroep op art. 185 WVW:
Concluderend dat Beets zijn schade kan verhalen op Van Aalst.
Om deze vraag te beantwoorden, moet worden gekeken naar art. 6:101. Dit artikel bepaald dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht verminderd wordt. Dit wordt beoordeeld op grond van de causaliteit en de billijkheidscorrectie. In casus is de causaliteit gegeven en is bepaald dat Felix voor 60% van het ontstaan van de schade verantwoordelijk is en Van Aalst voor 40%. In het arrest Chan-a-hung/Maalste is te lezen dat de 100%- en 50%-regel zijn ontwikkeld in het kader van de billijkheidscorrectie van art. 6:101. De 50%-regel is hier van toepassing. Deze regel bepaalt dat voetgangers en fietsers vanaf de leeftijd van 14 jaar in ieder geval 50% van de schade van de fietser of voetganger ten laste van de eigenaar van het motorrijtuig wordt gebracht, indien overmacht van de bestuurder van het motorrijtuig niet aannemelijk is gemaakt maar er wel een fout is van de fietser of voetganger, zonder dat evenwel sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Hier is in casu sprake van, waardoor Van Aalst 50% van het smartengeld zal moeten betalen. Dit betekent dat Van Aalst 4500 aan Felix moet vergoeden.
Ja, het antwoord verandert dan. Dit betekent dat Van Aalst zich in dit geval al helemaal niet zou kunnen beroepen op overmacht, omdat overmacht alleen dan zou worden aangenomen indien het kind met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid heeft gehandeld. Vestiging aansprakelijkheid: aan de vereisten van art. 185 WVW zou nog steeds voldaan zijn.
Omvang van de schadevergoeding: in dit geval geldt de 100%-regel. Zie arrest Chan-a-hung/Maalste r.o. 3.6. Deze regel houdt in dat de eigenaar van een motorrijtuig volledig aansprakelijk is ok al is het ongeval in overwegende mate door het kind veroorzaakt, tenzij sprake was van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van het kind. Dit betekent dat Van Aalst 9000,- had moeten vergoeden aan Felix.
De 100% en 50%-regel gelden niet voor regresvorderingen van verzekeraars die de schade aan de slachtoffers hebben vergoed. Aangezien Van Aalst op grond van art. 185 WVW aansprakelijk kan worden gesteld en een beroep op overmacht niet kan slagen, is Van Aalst aansprakelijk. De mate van aansprakelijkheid wordt beoordeeld ex. art. 6:101. De causale afweging levert op dat Van Aalst voor 40% aansprakelijk is. In casu is er geen aanleiding om hier op grond van de billijkheidscorrectie een aanpassing te maken. Dit betekent dat de zorgverzekeraar van Felix 40% kan verhalen op Van Aalst.
Het gaat hier om de reflexwerking van art. 185 WVW.Deze reflexwerking komt erop neer dat de gemotoriseerde zijn schade slechts volledig vergoed krijgt ingeval van ‘overmacht’. Is de overmacht niet aannemelijk dan blijft de schade in beginsel gedeeltelijk voor rekening van de gemotoriseerde.Als de ongemotoriseerde onrechtmatig heeft gehandeld dan dient hij de schade van de gemotoriseerde volledig te vergoeden. Indien de automobilist wel enig verwijt kan worden gemaakt, zal een deel van de schade in beginsel voor zijn rekening blijven. Het gaat om de toepassing van art. 6:101 BW. Dat betekent dat eerst een causale verdeling moet worden gemaakt. Dit is puur een afweging van het gevaar zettende verkeersgedrag; pas in het kader van de billijkheidscorrectie is plaats voor het, ten nadele van de gemotoriseerde, in aanmerking nemen van de factor Betriebsgefahr. Dat houdt in dat zijn foutieve verkeersgedrag wordt gekleurd doordat hij in of op een motorrijtuig zit (VW&S nr. 162).
Op grond van het bovenstaande zou Van Aalst niet het volledige bedrag op Felix kunnen verhalen, mogelijk is op grond van de causale verdeling vergoeding van 60% van de schade mogelijk.
Het gaat hier om productaansprakelijkheid. Art. 6:185 stelt dat de producent aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Van de tenzij-formule is hier geen sprake. Art. 6:186 geeft aan wanneer een product gebrekkig is. Hier is sub b van toepassing. De wasmachine biedt niet de veiligheid die het daarvan mag verwachten. Dit betekent dat de wasmachine gebrekkig is. De schade bestaat uit transactieschade en gevolgschade. Ook is er sprake van een oorzakelijk verband, door de ondeugdelijke wasmachine is de kleding kapot gegaan. Ex. art. 6:190 blijkt dat de producent enkel aansprakelijk is voor letselschade en gevolgschade boven de 500 euro. Dit betekent dat de producent enkel aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade van de kleding ter waarde van 650euro.
Uit art. 6:185 blijkt dat de producent aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door een gebrek in het product. In dit artikel is een tenzij-formule opgenomen. At. 6:185 sub e geeft aan dat de producent niet aansprakelijk is indien op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken. In het arrest Commissie/UK Ontwikkelingsrisico is bepaald dat de kennis wel toegankelijk moet zijn geweest op het tijdstip waarop het betrokken product in het verkeer werd gebracht. In het onderhavige geval had de producent op de hoogte kunnen zijn van de nieuwe ontwikkelingen. Het was namelijk al gepubliceerd in The Space Journal. Dit betekent dat de producent aansprakelijk blijft op grond van art. 6:185, omdat er geen beroep kan worden gedaan op sub e.
Er is hier sprake van een consumentenkoop ex. art. 7:5. Uit art. 7:17 blijkt dat de wasmachine niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, waardoor er sprake is van non-conformiteit. Uit art. 7:24 lid 1 jo. 6:74 blijkt dat Kluyt de verkoper kan aanspraken voor schadevergoeding. Dit betekent dat de schade aan de wasmachine, mits is voldaan aan de vereisten van art. 6:74, vergoed moeten worden door de producent. Lid 2 bepaalt dat indien er sprake is van productaansprakelijkheid art. 6:185 de verkoper niet aansprakelijk is. Hier hoort wel een tenzij-formule bij. De verkoper is niet aansprakelijk, tenzij sub a) hij het gebrek kende of behoorde te kende, b) hij de afwezigheid van het gebrek heeft toegezegd en sub c) het zaakschade betreft beneden de 500 euro. Er wordt geen aanleiding in de casus gegeven dat er hiervan sprake zou zijn. Dit betekent dat de schade aan de kleding niet verhaald kan worden op de verkoper.
Er is sprake van een gebrek in de opstal indien de opstal “niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden magstellen” (art. 6:174 lid 1 (eerste zinsnede) BW). Het gaat daarbij om eisen vanuit het oogpunt van veiligheid waarbij zowel gedragsnormen als veiligheidsvoorschriften en zorgvuldigheidsnormen een belangrijke rol spelen. Het gebrekcriterium - en de uitleg daarvan door de Hoge Raad - bevat zodoende een normatief element en toont dat artikel 6:174 BW een risicoaansprakelijkheid bevat, maar niet zonder meer alle risico’s ‘dekt’.
In het arrest Dijkdoorbraak formuleert de Hoge Raad als algemeen criterium voor een beroep op art. 6:174 BW: “[b]ij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken ondeugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.”
Welke eisen men uit het oogpunt van veiligheid “mag stellen” wordt bepaald aan de hand van gezichtspunten die sterke overeenkomst vertonen met die van de onrechtmatige gevaarzetting, art. 6:162 BW.
Beslissende gezichtspunten bij opstal zijn volgens de Hoge Raad de (i) de aard; (ii) de functie; (iii) de fysieke toestand; (iv) en de te verwachten gebruiker van de opstal; (v) de naar objectieve maatstaven te beoordelen kenbaarheid van het gebrek; (vi) de grootte van de kans op verwezenlijking van het aan de opstal verbonden gevaar; en (vii) de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (waarbij in geval van een overheidslichaam een rol speelt (vii-a) de beleidsvrijheid en de (vii-b) ter beschikking staande financiële middelen).
Dulfer aansprakelijk stellen:
Om Dulfer aansprakelijk te stellen moet worden gekeken naar art. 185 WVW. De vereisten hiervoor zijn:
Dit betekent dat Dulfer aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade van Amsenga. Dit is de vestigingsfase. Deze aansprakelijkheid ontbreekt, ookal is aan de voorwaarden voldaan, indien Dulfer zich kan beroepen op overmacht. Zie hiervoor arrest Chan-a-Hung/Maalste. In geval van een slachtoffer boven de 14 jaar moet er aan de gemotoriseerde geen enkel verwijt te maken zijn. In deze casus komt Dulfer met zijn vrachtwagen van links en ziet Amsenga op de fiets niet. Dit betekent dat Dulfer Amsenga voorrang had moeten geven, omdat zij van rechts kwam. Daarnaast is het geen goed verweer om aan te geven dat hij haar niet had gezien, omdat je bij het besturen van een motorrijtuig op de weg extra alert moet zijn. Dit betekent dat Dulfer aansprakelijk kan worden gesteld. De tweede vraag ziet op de omvang van de aanprakelijkheid. Hiervoor moet worden gekeken naar art. 6:101. Dit bestaat uit 2 fasen. Als eerst zal er een causale afweging moeten plaatsvinden en vervolgens moet worden beoordeeld of een billijkheidscorrectie op zijn plaats is. >
Producent aansprakelijk stellen:
Om de producent aansprakelijk te stellen moet worden gekeken naar art. 6:185 e.v. betreffende productaansprakelijkheid. Op grond van art. 6:185 is een producent aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in het product. Van de tenzij-formule is hier geen sprake. Art. 6:186 geeft aan wanneer een product gebrekkig is, namelijk wanneer het niet de veiligheid biedt die men ervan mocht verwachten. Dat is hier het geval. Er moet sprake zijn van een product en producent. Dat is hier in de vraag al gegeven. Vervolgens moet er sprake zijn van schade en causaal verband. Ex. art. 6:190 is de producent aansprakelijk voor letselschade en zaakschaden boven de 500 euro. Dit heeft tot gevolg dat de producent aansprakelijk kan worden gesteld voor letselschade van Amsenga. Dit is anders wanneer de producent kan aantonen dat het gebrek van de kapotte rem later is ontstaan dan bij het in het verkeer brengen van het product op grond van art. 6:185 sub b.
Art. 6:185 stelt dat de producent aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Hier zijn enkele uitzonderingen op genoemd in de tenzij-formule. Daarbij is niet van belang of de producent het gebrek wel of niet kende. Uit het arrest Commissie/UK blijkt wel dat de kennis toegankelijk moet zijn geweest. De stelling is onjuist.
Deze stelling is onjuist. De eerste prejudiciële vraag geeft het antwoord dat op basis van de vaststelling dat producten die vallen binnen dezelfde groep of productserie van producten zoals pacemakers en implanteerbare cardioverter-defibrillatoren, een potentieel gebrek vertonen, een dergelijk product als gebrekkig kan worden aangemerkt zonder dat moet worden vastgesteld dat dit product dit gebrek vertoont. Dit betekent dat de term gebrek juist ruim kan worden opgevat, waardoor het de consument meer bescherming biedt. De tweede prejudiciële vraag stelt dat de schade veroorzaakt door dood of door lichamelijk letsel wordt vergoed, indien de producent aansprakelijk is wanneer deze ingreep noodzakelijk is om het gebrek van het betrokken product te verhelpen. Hieruit volgt dat ten opzichte van de schade er ook meer bescherming wordt geboden aan de consument. De schade wordt immers niet enkel vergoed wanneer het gaat om de dood of lichamelijk letsel, maar ook als de ingreep noodzakelijk is om het gebrek te verhelpen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2024 |
Add new contribution