Werkgroepopdrachten 2017/2018: Handelsrecht - RUG
- 2221 reads
Garagehandel B.V. heeft 3 bestuurders, C, D en E. de raad van commissarissen wordt gevormd door Z en V. in de statuten van Garagehandel B.V. is bepaald dat slechts vertegenwoordigd zijn: a) het bestuur als zodanig, b) C zelfstandig, en c) D en E gezamenlijk. Deze vertegenwoordigingsregeling is ingeschreven in het handelsregister. C, D en E hebben in het reglement opgenomen dat zij alle drie moeten instemmen met de aankoop van een tweedehands auto boven een bedrag van 25.000 euro. Geef voor elk van de onderstaande gevallen aan of Garagehandel B.V. onder de gesloten overeenkomst uit kan.
C koopt zonder overleg namens Garagehandel B.V. een tweedehands auto voor 35.000 euro. Kan Garagehandel B.V. onder de gesloten overeenkomst uit komen?
D koopt zonder overleg namens Garagehandel B.V. een tweedehands auto voor 25.000 euro. Kan Garagehandel B.V. onder de gesloten overeenkomst uitkomen?
E koopt zonder overleg namens Garagehandel B.V> een tweedehands auto voor 35.000 euro. Kan Garagehandel B.V. onder de gesloten overeenkomst uitkomen?
D en E kopen namens Garagehandel B.V. een tweedehands auto voor 35.000 euro van hun vriendje Z. De prijs ligt 15.000 boven de BOVAG-adviesprijzen. Z weet dat hij een te hoge prijs krijgt en dat C volgens afspraak zou moeten instemmen. Kan Garagehandel B.V. onder de gesloten overeenkomst uitkomen?
Het bestuur van de bij de notariële akte opgerichte voetbalclub Tratenboys bestaat uit F, G en H. in de statuten is bepaald dat F de vereniging niet kan verbinden voor geldbedragen boven 6.000 euro. Bovendien is bepaald dat voor de aankoop van registergoederen de goedkeuring van de algemene vergadering is vereist. F stelt namens de vereniging een bedrag van 11.000 euro ter beschikking aan het Rode Kruis. Zonder machtiging van de algemene vergadering sluiten F, G en H met Z een koopovereenkomst ter verwerving van een weiland dat de vereniging als oefenveld wil gaan gebruiken.
Kan de vereniging het geld van het Rode Kruis terugvorderen?
Is de vereniging gebonden aan de overeenkomst met Z?
H bezit 65 % van de aandelen in Bodal N.V. J is enig bestuurder van Bodal. H is commissaris. H en J zijn het oneens over het te voeren beleid. Voor een besluit tot wijziging van de statuten en voor een besluit tot ontslag van bestuurders is een meerderheid van twee derden van het geplaatste kapitaal op de aandeelhoudersvergadering vereist. J sluit tegen de zin van H een samenwerkingsovereenkomst. Daarbij besteedt Bodal haar inkoopactiviteiten uit aan Gadoor B.V. In de statuten van Bodal staat dat het bestuur de goedkeuring van de raad van commissarissen nodig heeft voor het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst. H heeft goedkeuring aan de samenwerkingsovereenkomst onthouden. H roept een algemene vergadering bijeen en benoemt naast J een zekere K tot bestuurder van Bodal. J is niet opgeroepen voor de vergadering. (Deze casus is niet behandelt en dus ook de antwoorden niet, dat zijn de vragen 8 tot en met 10).
Kan H de samenwerkingsovereenkomst tussen Bodal N.V. en Gadoor B.V. ongedaan maken?
Maakt het voor het antwoord op vraag 8 nog uit of H voor het sluiten van de overeenkomst aan Gadoor B.V. heeft meegedeeld dat hij geen goedkeuring heeft verleend aan de samenwerkingsovereenkomst?
Kan J de benoeming aan K ongedaan maken?
A en B zijn vennoten van een personenvennootschap die zich toelegt op het voeren van administraties voor derden. A koopt in naam van de personenvennootschap briefpapier, enveloppen en postzegels voor een bedrag van 1500 euro. B weet hier niet van.
Zal het hier om een maatschap of om een vof gaan?
Is A bevoegd tot vertegenwoordiging als de personenvennootschap a) een maatschap of b) een vof is?
Is A bevoegd de aankoop voor rekening van de personenvennootschap te verrichten?
B. B.V. heft drie aandeelhouders D, E en F. Er zijn 76 aandelen uitgegeven met elk een nominaal waarde van 550 euro. Elke aandeelhouder houdt 26 aandelen. Tijdens een aandeelhoudersvergadering besluiten E en F nieuwe aandelen uit te geven. Zij plaatsen deze bij zich zelf. Zij sluiten het voorkeursrecht uit. Tevens nemen zij een besluit tot intrekking van de aandelen van D. D stemt zowel tegen plaatsing van de aandelen bij E en F als tegen de intrekking van zijn aandelen.
Is het besluit tot plaatsing van aandelen aan D en F rechtsgeldig?
Is het besluit tot intrekking van de aandelen van D rechtsgeldig?
Is voor de intrekking van aandelen een statutenwijziging vereist?
B.V. Y is bestuurder en enig aandeelhouder van B.V. Z en N.V. W. B.V. Y wil B.V. Z ontbinden en vereffenen met uitkering van het batig saldo aan B.V. Y. Verder wil B.V. Y. dat tussen N.V. W en B.V. Y een juridische fusie plaatsvindt waarbij B.V. Y als verkrijgende rechtspersoon optreedt.
Welk orgaan is bevoegd tot het besluit tot ontbinding van B.V. Z te nemen?
Kan de besloten vennootschap B.V. Y juridisch fuseren met de naamloze vennootschap N.V. W?
Is een besluit van de algemene vergadering B.V. Y vereist voor de juridische fusie met N.V. W?
B.V. Z is vereffend en heeft opgehouden te bestaan. N.V. W heeft als verdwijnende vennootschap bij de juridische fusie eveneens opgehouden te bestaan. Vlak daarna blijkt dat grondeigenaar C schade heeft geleden ter hoogte van 6,1 miljoen wegens milieuverontreiniging waarvoor B.V. Z verantwoordelijk was en ter hoogte van 4,1 miljoen wegens milieuverontreiniging waarvoor N.V. W verantwoordelijk was.
Op wie kan C zijn vordering van 6,1 miljoen verhalen?
Op wie kan C zijn vordering van 4,1 miljoen verhalen?
Hieronder volgen enkele stellingen. Geef gemotiveerd aan of de stelling waar of onwaar is
De ledenvergadering van een coöperatie kan de statuten van de coöperatie niet wijzigen als de bevoegdheid tot wijziging bij de statuten is ingesloten.
Het bestuur van een stichting kan de statuten van de stichting niet wijzigen als de bevoegdheid tot wijziging bij de statuten is uitgesloten.
Als de voorgeschreven meerderheid van de aandeelhouders van een nv stemt voor omzetting in een vereniging wordt iedere aandeelhouder lid van de vereniging.
Drie Amsterdammers advocaten oefenen al enige jaren gezamenlijk een advocatenkantoor uit onder de naam ‘Advocatencollectief Rechte Arm’. Het gaat om een maatschap. Een van de partners, mr. Arm, maakt zich zorgen over de aansprakelijkheid van de partners in privé voor de schulden van het advocatenkantoor. Hij vraagt zich af in hoeverre de partners zich hier op enige wijze tegen kunnen wapenen.
Kunnen de partners zich tegen de persoonlijke aansprakelijkheid wapenen door hun samenwerkingsverband om te zetten in een bv?
Hoe gaat omzetting van een maatschap in een bv in zijn werk?
Vivien Nederland B.V. ontwerpt en plaatst volledig ingerichte thuisbioscopen voor de Nederlandse markt. Vivien Nederland is gevestigd in Haarlem en maakt deel uit van een internationale Vivien-concern. Ale aandelen in Vivien Nederland worden gehouden door Vivien International AG, dit is een rechtspersoon naar Duits recht, gevestigd in Frankfurt. Vivien International heeft de aandelen in Vivien Nederland – voor de overname nog geheten: Thuiskijkenbioscoop B.V. – overgenomen van een ander Nederlands concern. Een van de bestuurders van Vivien International is bestuurder van Vivien Nederland. De Duitse moeder bemoeit zich intensief met het beleid van de dochter B.V. Aanvankelijk zijn de verwachtingen voor Vivien Nederland groot. In het eerste jaar van haar bestaan draait Vivien Nederland goed. Zij realiseert over 2015 een winst van 210000 euro.
Vivien Nederland heeft voor 2016 contracten afgesloten met leveranciers ter waarde van 1,6 miljoen euro. Deze leveranciers zouden voldaan moeten worden uit de opbrengst van de verkoop en plaatsing van thuisbioscopen. Al in maart 2016 blijkt het aantal orders voor het eerste kwartaal – onder invloed van verzadiging van de markt voor luxe thuisbioscopen en onder invloed van een steeds goedkoper wordende grote televisieschermen, lichtprojectoren en dvd-sets – dramatisch lager te zijn dan verwacht. De algemene vergadering besluit de winstverwachting van 2016 sterkt naar beneden bij te stellen. Tijdens de jaarvergadering van de algemene vergadering op 3 april 2016 besluit de algemene vergadering de gehele winst over 2015 in de vorm van dividend uit te keren aan de aandeelhoudster. In mei is de situatie van Vivien Nederland verslechterd. In een buitengewone algemene vergadering worden de prognoses nogmaals bijgesteld; voor heel 2016 wordt nu een verlies van 310000 euro verwacht. Door de snelle opkomst van digitale televisie en de grote hoeveelheid films die daarop in dvd kwaliteit wordt aangeboden, keldert de omzet verder. Bij Vivien Nederland dreigt liquiditeitskrapte (dit komt door te weinig financiële middelen om kortlopende verplichtingen te kunnen voldoen). Er is een huurachterstand van 51000 euro. De leveranciers beginnen ongeduldig te worden, maar zetten hun leveranties onverminderd voort.
Vivien International begint zich zorgen te maken. in september 2016 besluit zij dat het ontwerpen en plaatsen van thuisbioscopen in Nederland te weinig zal opleveren. Zij wil dat het Vivien-concern zich in Nederland gaat richten op het maken en plaatsen van state of the art televisie- en audiosystemen in hotelkamers en conferentieoorden. Om de structuur van het concern wat te stroomlijnen besluit Vivien International hiervoor een nieuwe vennootschap in Nederland op te richten. Deze nieuwe vennootschap zal zich richten op de televisie- en audiosystemen. Daarnaast zal de nieuwe vennootschap het enige lopende project van Vivien Nederland overnemen, te weten de plaatsing van 11 thuisbioscopen in een appartementencomplex.
De nieuwe vennootschap, Vivien Bouw B.V., wordt in november 2016 opgericht. Het bestuur van Vivien Bouw wordt gevormd door de bestuurder van Vivien International die ook bestuurder van Vivien Nederland is. Ter uitvoering van haar plannen geeft Vivien International aan Vivien Nederland de opdracht om de beeld- en audio installaties voor de 11 thuisbioscopen over te dragen aan Vivien Bouw en Vivien bouw ook te belasten met de plaatsing ervan voor de prijs van 1,5 euro. Ook wordt aan Vivien Nederland opgedragen de huur van het bedrijfspand op te zeggen en de achterstallige huurtermijnen te betalen. Voor voldoening daarvan stelt Vivien International enig extra krediet ter beschikking. Vivien Nederland volgt de aanwijzingen van de moedermaatschappij op. Vivien Bouw zet met goedvinden van de verhuurder van het pand de huurovereenkomst van Vivien Nederland onder dezelfde voorwaarden voort. De werknemers van Vivien Nederland zetten hun werkzaamheden voort in dienst van Vivien Bouw. Het thuisbioscopen-project wordt door Vivien Bouw Voltooid. De opbrengst van 110000 euro komt ten goede aan Vivien Bouw.
De schuldeisers van Vivien Nederland, dat zijn de leveranciers, beginnen onraad te ruiken. Zij spreken Vivien Nederland aan tot betaling. Vivien Nederland biedt echter geen verhaal
Is Vivien Nederland een dochtermaatschappij van Vivien International?
Is Vivien Nederland een groepsmaatschappij van Vivien International?
Welke manieren van concernvorming treft u in de casus aan?
Moest en/of mocht Vivien Nederland de aanwijzingen die zij van Vivien International kregen over de overdracht van het thuisbioscopen-traject en de betaling van de huurachterstand opvolgen?
Kon Vivien International haar wil doordrukken als Vivien Nederland niet wilde meewerken?
Kunnen de schuldeisers van Vivien Nederland de schade, die zij lijden doordat Vivien Nederland hun vorderingen niet voldoet, met kans op succes gaan verhalen op de moedermaatschappij Vivien International AG?
Kunnen de schuldeisers van Vivien Nederland de schade die zij lijden doordat Vivien Nederland hun vorderingen niet voldoet, met kans op succes gaan verhalen op de zustervennootschap Vivien Bouw B.V.?
Zou het iets hebben uitgemaakt voor de schuldeisers als Vivien International een 403-verklaring voor Vivien Nederland had afgelegd?
Geef aan waarom art 2:403 BW zowel een beschermend als een dienend karakter heeft.
Op 4 januari 2017 wordt het faillissement van Vivien Nederland uitgesproken. Biedt dit nog extra mogelijkheden tot aansprakelijkheid van Vivien International?
Personenvennootschappen: Z, een rijke financier stelt aan Hans b 600000 euro ter beeschikking om een restaurant te beginnen. Onder de bezielende leiding van C wordt een uitstekend lopend restaurant gedreven. Het wordt gedreven onder de naam de Handel. Van de deelname van Z blijkt naar buiten niets. Z wil twee jaar na de start van het restaurant zijn 600000 terug. C weigert dit. Hij stelt dat Z en C samen een stille maatschap drijven. Z kan zijn geld volgens C alleen geheel of ten dele terugkrijgen na opzeging van de stille maatschap. Vraag: kan Z zijn geld onmiddellijk opeisen? Er staat niets op papier over de samenwerking van C en Z.
D, E en F vormen een advocatenmaatschap. Op briefpapier van de maatschap aanvaardt D van X de opdracht om een aandelentransactie op te zetten in de vennootschap Z. de bedoeling is dat D ervoor zorgt dat X de aandelen in Z verkrijgt. X heeft een derde gevonden die zijn aandelen aan hem wil verkopen. D treedt zo onhandig op dat de transactie uiteindelijk geen doorgang vindt. De derde wil door het onhebbelijke gedrag van D de aandelen niet verkopen. X heeft veel tijd gestopt in de totstandbrenging van de transactie. Hij lijdt schade doordt de transactie geen doorgang vindt.
Ga er vanuit dat het verweer van vraag 2 niet op gaat. Neem bovendien aan dat D, E en F , ieder via een persoonlijke bv in de maatschap deelnemen. Is D niettemin in privé aan te spreken? Beantwoord dezelfde vraag voor E en F.
Het handelsregister is erg belangrijk, staat iets daar niet in, dan kan je je er niet op beroepen. Wie is vertegenwoordigingsbevoegd? In beginsel C in zijn eentje. Dat boven 25.000 euro instemming vereist is, is een regelement, en daarom dus geen wettelijke beperking. Het gaat hier om een bv en daarom om art – 2:240 lid 2 BW. Is C zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd, deze is op grond van 2:240 lid 3 onbeperkt en onvoorwaardelijk zelfstandig vertegenwoordigingsbeovegd ,want er is geen wettelijke beperking. Er is een beperking, maar deze is intern. Dus dat heeft geen invloed op aankoop van de auto. Intern kan C worden aangesproken op grond van 2:9 BW, maar extern niet.
D is niet vertegenwoordigingsbevoegd. D en E zijn dat samen, hij is dat niet in zijn eentje. Dat D niet bevoegd is volgt uit art 2:240 lid 2 BW, hij is in zijn eentje, dus ook niet onbeperkt en onvoorwaardelijk bevoegd, zie lid 3. Dus de vennootschap is niet gebonden, omdat niet samen met E wordt gehandeld door D.
E is net als D niet in zijn eentje vertegenwoordigingsbevoegd zie 2:240 lid 2 BW. Is dat ingeschreven in handelsregister, wat dus zo is in deze casus, dan kan de vennootschap op grond van art 2:240 lid 3 BW, zich op de wettelijke beperking in art 2:240 lid 2 BW beroepen. En daardoor is de vennootschap niet gebonden aan de overeenkomst. Reglement doet niet terzake want deze is intern.
Dat C, D en E samen een tweedehands auto kopen is geen probleem, C, D en E vormen samen het bestuur, het bestuur is vertegenwoordigingsbevoegd, art 2:240 lid 1 BW. Er is een beperking, maar dit is geen wettelijke beperking. Dat volgt uit het reglement. Iedereen moet instemmen, als C, D en E samen kopen dan mag men ervan uitgaan dat er door alle drie ingestemt is.
Hier moet gelet wordt op het arrest Bibolini. Wederpartij weet van de interne bepaling dat C ook moet instemmen. En wederpartij weet dat de koop slecht is, omdat hij veel te duur is.D en E zijn samen vertegenwoordigingsbevoegd en kunnen de vennootschap binden, art 2:240 lid 2 BW, die vertegenwoordiging is onbeperkt en onvoorwaardelijk, art 2:240 lid 3 BW. Er is geen wettelijke beperking, want alleen het regelment geeft een beperking, maar dat is slechts intern. Maar bibolini kan hier hard gemaakt worden. Daarvoor is vereist dat er een wetenschap is plus nog wat extra (de HR heeft het zo vaag geformuleerd). Wetenschap is gegeven en dat het nadelig is, dat is dat extra iets. Dus vennootschap kan onder overeenkomst uitkomen.
Er zijn twee vragen welke gesteld moeten worden. Wie is bevoegd? En op grond waarvan? Het geld kan in ieder geval niet teruggevorderd worden. Het bestuur is vertegenwoordigings bevoegd art 2:45 lid 1 BW. Wanneer dat individueel moet zijn, moet dat in de statuten zo geschreven staan. F is hier bevoegd in statuten. Maar niet boven 6000 euro, art 2:45 lid 2 BW. De bevoegdheid is onbeperkt en onvoorwaardelijk, art 2:45 lid 3 BW. De wettelijke beperking is er niet. dus bevoegd tot 6000 euro. F kan rustig 11.000 aan het Rode Kruis overmaken. Intern kan F wel worden aangesproken daarop, omdat er een interne bepaling is overschreden.
Overeenkomst met Z: zonder machting van de algemene vergadering is er een overeenkomst tussen F, G en H met Z over een oefenveld. Wie is er vertegenwoordigingsbevoegd? Dat zijn in dit geval F, G en H. En deze zijn het gezamenlijke bestuur, art 2:45 lid 1 BW – gezamenlijke bestuur is vertegenwoordigingsbevoegd. Deze kan dus de vereniging aan zo’n aankoop binden. Maar dit is een speciale aankoop, omdat het gaat om een registergoed, een stuk grond. Dus kijken naar art 2:44 lid 2 BW. Het bestuur is bevoegd tot aankoop van een stuk grond, kennelijk staat dat in statuut (de casus is vaag), kennelijk bevoegd het besluit te nemen. Er wasas goedkeuring van de algemene vergadering vereist, dat is een speciale bepaling, art 2:44 lid 2 BW. Dat is wat hier gebeurd, er is voorwaarde aan verbonden en aan die voorwaarde is niet voldaan, want goedkeuring van de algemene vergadering is er niet. Dus de vereniging is niet gebonden aan de overeenkomst. Niet onbeperkt en onvoorwaardelijke bevoegdheid in zin van art 2:45 lid 3 BW, want er is een wettelijk toegelaten voorwaarde in de vorm van art 2:44 lid 2 BW.
H kan de samenwerkingsovereenkomst tussen Bodal N.V. en Gadoor B.V. niet ongedaan maken. J vormt in zijn eentje het bestuur van Bodall en is op grond van art. 2:130 lid 1 BW bevoegd tot vertegenwoordiging. Deze bevoegdheid is op grond van art. 2:130 lid 3 BW onbeperkt en onvoorwaardelijk voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De statutaire bepaling dat voor het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten de goedkeuring van de raad van commissarissen nodig is, vloeit niet uit de wet voort en werkt dus slechts intern. Daarop kan niet tegenover derden een beroep worden gedaan.
Ja, dat kan uitmaken. Zie hiervoor HR (Bibolini). Daarin is uitgemaakt dat het in beginsel geen verschil maakt of degene die met de vennootschap handelde op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking. Wel kan het zich voordoen, zo overwoog de Hoge Raad verder, dat in de omstandigheden van het geval degene die met de vennootschap handelde, zich in strijd met de goede trouw (thans: redelijkheid en billijkheid) zou gedragen door de vennootschap aan de met deze gesloten overeenkomst te houden, indien hij ondanks de hem bekende interne bevoegdheidsbeperking toch deze overeenkomst aanging. Als H expliciet aan Gadoor B.V. heeft meegedeeld dat hij zijn goedkeuring niet aan het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst zou verlenen, is goed verdedigbaar dat Gadoor B.V. in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt als zij Bodal aan de overeenkomst houdt.
Op grond van art. 2:109 BW is de raad van commissarissen bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen. Het lijkt er dus op dat de bijeenroeping van de vergadering rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. In dit geval is J niet opgeroepen voor de vergadering. Art. 2:113 BW bepaalt dat tot de algemene vergadering de aandeelhouders worden opgeroepen. Art. 2:115 BW bepaalt dat de oproeping niet later plaatsvindt dan de vijftiende dag voor die der vergadering. Als die termijn korter is of als de oproeping niet heeft plaatsgevonden (zoals in dit geval voor J) dan kunnen geen wettige besluiten worden genomen tijdens de algemene vergadering, tenzij met algemene stemmen in een vergadering, waarin het gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is. De niet-oproeping van H is een niet-fundamenteel totstandkomingsgebrek in de zin van art. 2:15 lid 1 onder a BW. J kan het besluit tot benoeming van I door de rechter laten vernietigen. De grondslag hiervoor is art. 15 lid 1 onder a jo art. 2:115 (en/of art. 2:113 lid 1 BW). Zodra het besluit is vernietigd, wordt I geacht nooit bestuurder te zijn geweest (de met het besluit beoogde rechtsgevolgen worden van meet af aan aan het besluit onthouden). De vernietiging kan zelfs aan I worden tegengeworpen als hij te goeder trouw was. In dat geval heeft hij wel recht op schadevergoeding (zie art. 2:16 lid 2 BW).
De VOF is een maatschap in ruime zin. Dus is het een maatschap in enge of ruime zin. Gaat het hier om een beroep of een bedrijf? Hier gaat het om het voeren van administraties. Bij een beroep is het altijd een maatschap in enge zin en bij bedrijf onder gemeenschappelijke naam of stille naam is het een vof. Hier zal het een maatschap in enge zin zijn aangezien ze administraties utivoeren voor derden. Bij de maatschap in enge zin staan de persoonlijke dienstverlening voorop en hier zijn ze bezig met vertrouwelijke informatie.
Een maatschap in enge zin: alleen de regeling uit boek 7A is van toepassing. Voor vertegenwoordiging is een volmacht vereist. Je moet in naam van een ander kunnen handelen. A beoogd zichzelf te binden. Art. 7A:1679 BW. Mag hij ook B binden? Dit hangt er vanaf of er een volmacht is. A meldt zich daar namens de maatschap. De wederpartij moet dan vragen of A een volmacht heeft. Gebeurt in de praktijk praktisch nooit. Als A dan geen volmacht heeft dan kan de verkoper de koopprijs niet verhalen op B of de maatschap. Dan is alleen A zelf gebonden, art 7A:1681 BW. A is niet bevoegd om in naam van de maatschap te handelen. Hij kan de maatschap niet binden ofwel A is onbevoegd. Wat als het een VOF is? Dan moet je je realiseren, 7A is van toepassing maar ook WvK. Art 17 lid 1 WvK -> iedere vennoot volledig bevoegd is tenzij is die bevoegdheid is afgepakt. Is de bevoegdheid niet afgepakt? Dan is hij ingevolge art 17 lid 1 WvK volledig vertegenwoordigingsbevoegd. Dus A is dan zelf aansprakelijk maar ook de VOF. Is de overeenkomst ingeschreven in het handelsregister? Zo ja dan had de wederpartij dat kunnen weten. A heeft onbevoegd gehandeld en alleen A gebonden, art 7A:1681 BW.
Vraag ziet op de beheersbevoegdheid van de rechtspersoon. Intern, beheersbevoegdheid -> bevoegd om op eigen naam voor rekening van de vennootschap goederen te kopen. Bindt zichzelf alleen, en kan het bonnetje declareren bij de vennootschap en extern, art 17 en 18 WvK. A is volledig vertegenwoordigingsbevoegd dan is er ook bestuurs/beheersbevoegd, art 7A:1676 BW. Hij vertegenwoordigd de VOF niet maar handelt op eigen naam.
Het besluit is vernietigbaar op grond van art. 2:15 lid 1 onder b BW. Er is sprake van een willekeurige uitsluiting van het voorkeursrecht als die uitsluiting geen ander doel heeft dan het belang van een aandeelhouder te verwateren; zie ook HR 31 december 1993, NJ 1994, 436 (Verenigde Bootlieden). Dit besluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
NB: Het besluit is ook in strijd met art. 2:201 lid 2 BW (strijd met het beginsel van gelijke behandeling). Dit artikel is een verbijzondering van de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW. Strijd met deze bepaling (als er dus geen rechtvaardigingsgrond is voor het verschil in behandeling) levert daarom in beginsel een vernietigbaar besluit op in de zin van art. 2:15 lid 1 onder b BW.
Een besluit tot intrekking kan slechts betreffen aandelen die de vennootschap zelf houdt of waarvan zij de certificaten houdt, dan wel alle aandelen van een soort of aanduiding waarvan alle aandeelhouders instemmen of waarvan voor de uitgifte in de statuten is bepaald dat zij kunnen worden ingetrokken met terugbetaling, of wel uitgelote aandelen van een soort of aanduiding waarvan voor de uitgifte in de statuten is bepaald dat zij kunnen worden uitgeloot met terugbetaling (art. 2:208 lid 2 BW).
Het besluit tot intrekking heeft niet betrekking op aandelen die de vennootschap zelf houdt. F heeft tegen de intrekking gestemd en overigens zou het besluit tot intrekking dan betrekking moeten hebben op alle aandelen van een soort. D, E en F hebben dezelfde soort aandelen en het besluit had alleen betrekking op de aandelen van F. Over eventuele statutaire regelingen vermeldt de casus niets. We kunnen er daarom vanuit gaan dat die er niet zijn. Het besluit tot intrekking is dus in strijd met art. 2:208 BW. Het besluit is tot intrekking van de aandelen van D is nietig op grond van art. 2:14 lid 1 jo 2:208 lid 2 BW.
Nee. Een besluit van de AV tot intrekking van aandelen volstaat.
Art. 2:19 lid 1 onder a BW bepaalt dat de AV van B.V. Z bevoegd is tot het nemen van een ontbindingsbesluit. De AV van B.V. Z wordt bemand door B.V. Y (de enige aandeelhouder van B.V. Z). Het bestuur van B.V. Y kan het stemrecht uitoefenen op de aandelen die B.V. Y houdt in B.V. Z. Het uitoefenen van stemrecht op de aandelen die een rechtspersoon houdt in een vennootschap, is een bestuurstaak.
Ja. Art. 2:310 lid 1 BW bepaalt dat rechtspersonen kunnen fuseren met rechtspersonen die dezelfde rechtsvorm hebben. Art. 2:310 lid 3 BW bepaalt vervolgens dat de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap als rechtspersonen met dezelfde rechtsvorm worden aangemerkt voor de toepassing van art. 2:310 BW.
Nee, niet per se. B.V. Y is de verkrijgende vennootschap. N.V W. is de verdwijnende vennootschap. Art. 2:331 BW bepaalt dat de verkrijgende vennootschap (B.V. Y) bij bestuursbesluit tot fusie kan besluiten. Dit is anders als de statuten een andersluidende bepaling bevatten of als een of meer aandeelhouders die tezamen ten minste een twintigste van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen gebruik maken van de mogelijkheid die hun geboden wordt in art. 2:331 lid 3 BW.
De vordering van C op B.V. Z is ontstaan voor ontbinding, vereffening en einde van B.V. Z. C kan bij de rechtbank een verzoek indienen tot heropening van de vereffening, art. 2:23c BW. De dan aangestelde vereffenaar zal, om de vordering van C te kunnen voldoen, van de voormalige aandeelhouders (B.V. Y) het (naar achteraf dus blijkt) ten onrechte te veel ontvangene (het ‘batig saldo’ waarover wordt gesproken in Casus II) terug te vorderen. C kan dus niet zelf B.V. Y aanspreken.
C kan voor de oude schuld van N.V. W na de juridische fusie B.V. Y aanspreken. B.V. Y heeft door de fusie het vermogen van N.V. W onder algemene titel verkregen. Ook de schuld aan C is dus op B.V. Y overgegaan. Vgl. art. 2:309 BW.
Onjuist. Zie art. 2:53a jo art. 2:43 lid 2 BW.
Juist. Zie art. 2:293 BW. Als het bestuur statutenwijziging noodzakelijk acht, kan de rechtbank de statuten wijzigen (zie art. 2:294 BW).
Dit is als uitgangspunt juist (zie art. 2:71 BW). Maar als een aandeelhouder schadeloosstelling heeft gevraagd (dit kan als hij niet met het besluit tot omzetting heeft ingestemd) wordt hij geen lid, maar ontvangt hij schadevergoeding voor de aandelen die opgehouden zijn te bestaan.
Nee. Alleen rechtspersonen kunnen zich omzetten in een andere rechtspersoonsvorm; zie art. 2:18 lid 1 BW. Een maatschap (een personenvennootschap) kan zich dus niet omzetten in een BV.
NB:
Wel mogelijk is dat de drie advocaten gezamenlijk een BV oprichten en, kort gezegd, de onderneming (de maatschap) inbrengen ter volstorting van de aandelen (art. 2:191b BW). Zie hierover uitgebreider het antwoord op vraag 13.
Maten van een (openbare) maatschap zijn voor gelijke delen aansprakelijk voor de schulden van de maatschap, art. 7A:1680 jo. 1679. Kiezen de advocaten voor een BV, dan zullen zij waarschijnlijk ieder aandeelhouder en bestuur van die BV worden. Aandeelhouders en bestuurders van BV’s zijn in beginsel niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de BV. Hierop bestaan echter wel uitzonderingen, bijvoorbeeld o.g.v. art. 2:248 BW bij faillissement van de BV. Ook kunnen bestuurders van BV’s o.g.v. art. 6:162 BW persoonlijk aansprakelijk zijn jegens derden als de BV lichtvaardig schulden is aangegaan die niet kunnen worden nagekomen (‘Beklamel’-gevallen!).
In de praktijk trachten bijvoorbeeld samenwerkende advocaten het risico van persoonlijke aansprakelijkheid te verminderen door een elk een BV op te richten en die BV vervolgens als vennoot van de personenvennootschap te laten fungeren. De advocaat is dan bestuurder/enig aandeelhouder van ‘zijn’ BV/vennoot. De aansprakelijkheid van art. 7A:1680 BW rust dan uiteraard op die BV/vennoot. Helemaal waterdicht is ook deze constructie niet: het leerstuk van aansprakelijkheid van bestuurders (bijv. op grond van art. 2:248 BW of 6:162 BW) kan bijvoorbeeld wel weer meebrengen dat de advocaat ook persoonlijk aansprakelijk is voor bepaalde schulden of schades. Zie in dit verband het niet in De Kern opgenomen arrest HR 18 september 2015, JOR 2015/289, NJ 2016/66 (Breeweg/Wijnkamp c.s.).
Een maatschap kan niet door één juridische handeling worden ‘omgezet’ in een BV. Art. 2:18 BW geldt hier niet (zie ook het antwoord op vraag 12). De maatschap zal dus gewoon krachtens de daarvoor geldende regels moeten worden beëindigd (ontbinding van de maatschapsovereenkomst, gevolgd door vereffening van het maatschapsvermogen). Er moet een BV worden opgericht, ter uitoefening van de advocatuur. Elk van de ‘oude’ maten zal aandeelhouder (en wellicht ook bestuurder) van de BV willen worden. Om aan de stortingsplicht te voldoen kan ieder van de maten zijn ‘aandeel’ in het maatschapsvermogen overdagen aan de BV. Ook deze overdracht kan niet geschieden door één juridische handeling: elk van de (aandelen in de) vermogensbestanddelen van de maatschap zal – op de daarvoor voorgeschreven wijze – aan de BV moeten worden geleverd (zie art. 3:186 lid 1 BW).
Ja, zie art. 2:24a BW: Vivien International houdt alle aandelen in Vivien Nederland en kan dus meer dan de helft van de stemrechten in de AV uitoefenen.
Ja, zie art. 2:24b BW: Vivien Nederland en Vivien International zijn vennootschappen die in een groep verbonden zijn. Uit de casus blijkt dat sprake is van een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Vivien International oefent centrale leiding uit.
Vivien International heeft de aandelen van Vivien Nederland overgenomen van een andere aandeelhouder (‘aandelenfusie’). Er is sprake van concernvorming door een overname.
Vivien Bouw is in oktober 2016 opgericht. Vivien International is aandeelhouder. Er is sprake van concernvorming door oprichting.
Art. 2:239 lid 4 BW maakt het mogelijk in de statuten te bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap. In de praktijk wordt de algemene vergadering aangewezen als het instructiebevoegde orgaan. Op die wijze – door opname van een concreet instructierecht in de statuten van een dochtervennootschap - kan een moedervennootschap dus het recht uitoefenen om concrete instructies aan het bestuur van de dochter te geven. NB: voor de NV geldt dat de statuten alleen mogen bepalen dat het bestuur zich moet gedragen naar de aanwijzingen van de AV betreffende de algemene lijnen van het te voeren financieel, sociaal, economisch en personeelsbeleid; art. 2:129 lid 4 BW.
In deze casus is niet gegeven dat in de statuten van Vivien Nederland een concreet instructierecht voor de AV is opgenomen.
Moest Vivien Nederland de aanwijzingen van Vivien International opvolgen?
Twee redeneringen zijn mogelijk:
In de statuten van Vivien Nederland is geen concrete instructiebevoegdheid opgenomen. Voor dit geval geldt dat de Hoge Raad in het Forumbank-arrest heeft beslist dat de AV (in casu Vivien International, de enig aandeelhouder van Vivien Nederland) de in de wet en de statuten getrokken bevoegdheidsgrenzen tussen de AV en het bestuur in acht dient te nemen. Dit betekent dat de moedervennootschap geen juridisch bindende instructiebevoegdheid heeft. De moeder heeft dus niet een juridisch afdwingbaar recht om concrete instructies aan het bestuur van de dochter te geven. Met andere woorden, het bestuur moest de instructies niet opvolgen.
In de statuten van Vivien Nederland is wel concrete instructiebevoegdheid opgenomen (zie art. 2:239 lid 4 BW). Nu heeft de moeder dus wel juridisch bindende instructiebevoegdheid. Het bestuur van de dochter moest de instructies in beginsel opvolgen. Zie ook art. 2:239 lid 4 BW: “Het bestuur is gehouden de aanwijzingen op te volgen (…).”
Vervolgens de vraag of het bestuur van Vivien Nederland de beide instructies ook mocht opvolgen.
Het bestuur mag deze instructies niet opvolgen als deze in strijd zijn met het belang van de vennootschap (Vivien Nederland) en de met haar verbonden onderneming; zie ook art. 2:239 lid 4 BW. Dit geldt derhalve voor beide hierboven gegeven redeneringen. Het bestuur van de dochter heeft in deze een eigen taak en verantwoordelijkheid. Daartoe zullen steeds alle omstandigheden van het geval moeten worden afgewogen. Het belang van het concern als geheel legt daarbij gewicht in de schaal, maar prevaleert niet automatisch.
Het bestuur van Vivien Nederland mocht in casu niet de instructie opvolgen om het lopende project voor € 1,5 over te dragen aan Vivien Bouw. Door deze lage prijs wordt het belang van Vivien Nederland ernstig geschaad. Dit kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van art. 2:9 BW. Het bestuur had het project wel mogen overdragen tegen een reële prijs.
Het bestuur mocht wel de instructie opvolgen om de achterstallige huurtermijnen te betalen, nu de moedervennootschap daarvoor een krediet ter beschikking heeft gesteld aan Vivien Nederland. Daardoor wordt het belang van Vivien Nederland niet (onevenredig) geschaad.
De moedervennootschap kan – of zij nu wel of niet in casu een instructierecht heeft - haar wil doordrukken door de bestuurder van Vivien Nederland te ontslaan, indien de bestuurder van de dochtermaatschappij weigert de aanwijzingen op te volgen.
NB: Een ontslagen bestuurder zal overigens wel kunnen proberen zijn ontslag aan te vechten o.g.v. art. 2:15 BW, indien de aanwijzingen in strijd waren met het belang van de dochtervennootschap en de met haar verbonden onderneming. Vernietigt de rechter wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid langs deze weg het ontslag, dan is het ontslag van de baan. In de praktijk zullen de verhoudingen echter verstoord zijn. Veelal kiest de ontslagen bestuurder van een dochtermaatschappij er daarom voor het ontslag alleen langs arbeidsrechtelijke weg aan te vechten: het ontslag blijft in stand, maar de bestuurder eist schadevergoeding.
De schuldeisers van Vivien Nederland lijden door twee gedragingen van enig aandeelhouder Vivien International schade:
a) de AV van Vivien Nederland laat zich de gehele winst over 2015 uitkeren in de wetenschap dat het niet goed gaat met Vivien Nederland. Het bestuur van Vivien Nederland weet dat het daardoor uiterst twijfelachtig wordt of haar schuldeisers nog voldaan kunnen worden. Ook het bestuur van Vivien International, dat de aandeelhoudersrechten in de AV uitoefent, wist dit: één van de bestuurders van Vivien International was tevens bestuurder van Vivien Nederland.
b) Vivivion International - zeer nauw betrokken bij het beleid en de gang van zaken van Vivien Nederland - laat de dochter ‘voort modderen' - de leveranties worden onverminderd voortgezet - in de wetenschap dat de schuldeisers hoogstwaarschijnlijk niet voldaan kunnen worden. De moeder had hier moeten ingrijpen.
De schuldeisers van Vivien Nederland kunnen op deze gronden de moedervennootschap aanspreken op grond van art. 6:162 BW: door haar gedragingen als aandeelhouder van Vivien Nederland heeft Vivien International de belangen van de schuldeisers van Vivien Nederland op onevenredige wijze geschaad. Gelet op de ondertussen uitvoerige jurisprudentie van de Hoge Raad - arresten Osby, Beklamel, Nimox, Albada Jelgersma, etc. - kan worden aangenomen dat de vordering veel kans van slagen heeft. De gedachte die in deze arresten naar voren komt, is dat de bestuurders en aandeelhouders bij hun handelen de belangen van schuldeisers van de vennootschap goed in acht dienen te nemen. Doen zij dat niet, en lijden de schuldeisers door onzorgvuldig handelen van bestuurders of aandeelhouders schade, dan kunnen de schuldeisers die schade verhalen op de bestuurders en aandeelhouders, en wel op grond van art. 6:162 BW.
NB: De AV van Vivien Nederland laat zich de gehele winst over 2011 uitkeren. Hoewel dit niet is gegeven, zal het bestuur van Vivien Nederland dit dividendbesluit hebben goedgekeurd; zie art. 2:216 lid 2 BW (heeft het bestuur het besluit niet goedgekeurd, dan heeft het dividendbesluit geen gevolgen en wordt er dus geen dividend uitgekeerd: dit is een bestuursaangelegenheid). Als het bestuur (in casu: de enig bestuurder van Vivien Nederland) goedkeuring heeft verleend (en vervolgens dividend heeft uitgekeerd) en de vennootschap na de uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, is deze bestuurder die dit ten tijde van de uitkering wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien, jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan; zie art. 2:216 lid 3 BW. De vennootschap zal dit tekort op de bestuurder moeten verhalen, de schuldeisers van Vivien Nederland kunnen niet zelf de bestuurder aanspreken. De aandeelhouder die de boven bedoelde wetenschap had, kan eveneens door de vennootschap zelf worden aangesproken, zie art. 2:216 lid 3 BW. Overigens zal Vivien International op grond van art. 2:216 lid 4 BW wellicht met de bestuurder gelijk kunnen worden gesteld.
De schuldeisers van Vivien Nederland kunnen ook Vivien Bouw - haar zuster - aanspreken op grond van art. 6:162 BW. Het bestuur van Vivien Bouw wist dat door de overdracht van het project voor € 1,5 het belang van Vivien Nederland ernstig werd geschaad: de bestuurder van Vivien Nederland is tevens bestuurder van Vivien Bouw. Vivien Bouw had deze transactie niet op deze manier mogen afsluiten: door dat wel te doen handelt zij onrechtmatig tegenover de schuldeisers van Vivien Nederland: het bestuur van Vivien Bouw heeft de belangen van de schuldeisers van Vivien Nederland op onevenredige wijze geschaad.
Ja, in dat geval zouden de schuldeisers van Vivien Nederland zich veel eenvoudiger kunnen verhalen op Vivien International. Vivien International had zich in dat geval immers overeenkomstig art. 2:403 lid 1 onder f BW hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de uit rechtshandelingen voortvloeiende schulden van Vivien Nederland.
Art. 2:403 BW heeft een dienend karakter omdat het mogelijk maakt dat een groot aantal groepsmaatschappijen geen jaarrekening hoeven op te maken (en niet openbaar hoeven te maken). Art. 2:403 BW heeft een beschermend karakter omdat het in ruil voor deze verminderde verantwoordingsplicht eist dat de schuldeisers een extra partij krijgen die zij kunnen aanspreken voor schulden uit rechtshandelingen.
De curator kan Vivien International aanspreken op grond van art. 2:248 lid 1 juncto lid 7 BW. Vivien International heeft zich op indringende wijze bemoeid met het bestuur van Vivien Nederland en kan op grond van lid 7 worden gelijkgesteld met een bestuurder.
Eerst moet men kwalificeren of er een sitlle maatschap is of niet. Maatschap waarvan je niet weet of het er is, is een stille maatschap. Er moet zijn: overeenkomst tot samenwerking. Dat vereist een actieve vorm van samenwerking. Op voet van gelijkheid. Dat zie je niet in deze casus. Er wordt niet samengewerkt. Geen gemeenschappelijk doel. Er wordt wel geld gebracht. Er wordt wel arbeid ingebrachtl. Vermogensrechtelijk voordeel is er niet. C heeft bloeiend restaurant, maar verder staat er niets in de casus. Duser is geen stille maatschap. Geldlening lijkt hier meer sprake van dan van een sitlle maatschap. Er moet wel redelijk termijn worden gesteld, voor terugvorderen van het geld door Z. Dus hier is een lening en dat wordt opgeist, maar dat gebeurd wel erg snel/plotseling. Dus op grond van redelijkheid en billijkheid moet er termijn zijn waarin het opgevraagd kan worden, zoals Z het nu wil is in ieder geval te snel.
Gegeven wat rechtsvorm is: dan mag je daar vanuit gaat. Dus het gaat hier om een matschap. X spreekt de maatschap aan. Maakt het verweer van E en F kans dat D niet namens de maatschap K is opgetreden? Op briefpapier komt de naam van de maatschap, de partijen: X als opdrachtgever, de feiteljke opdracht. D stelt op wat in middenstuk staat, dat X aandelen in Z verkrijgt. Dus namen D, E en F staat er ook in. Hoe onderteken je dit dan? Is D eigenlijk wel bevoegd? Hoe kun je de bevoegdheidsvraag beantwoorden? Bij de maatschap hoort een bepaalde bepaling. Er is volmacht voor nodig. Staat allemaal in boek 7A BW. Of er volmacht is staat niet in de casus. D handelt namens de maatschap. Kan D de maatschap binden? Alleen als er dus die volmacht is van de andere maten. Lijkt sterk D dat niet heeft, als briefpapier en dergelijke er is. En anders bevoegdheid op grond van schij of misschien via bekrachtiging. Dus D is bevoegd en kon de maatschap binden. Laatste deel bij briefpapier is de ondertekening. Eigen naam ondertekende, dat kan gevaarlijk zijn, als D dat zo deed bond hij het kantoor vonden zij, doet hij natuurlijk niet voor zichzelf. Maar er is ook een andere stroming: in persoon ondertekenen, dan in persoon gebonden, hoofdelijk gebonden aan die overeenkomst en niet de maatschap. Dat is gevaarlijk om dat zo te doen, dus goed opletten. Dus hoe wel? Je wil de maatschap binden. Namens de maatschap erbij zetten en dan tekenen. De maatschap neemt de opdracht aan. Er is ook een speciale regeling: opdracht regeling. Opdracht door X. artikel 7:407 lid 2 BW: indien twee of meer personen tezamen een opdracht hebben ontvangen – maatschap aannemen, dan geldt dat al als twee of meer personen volgens de HR, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk ter zake van een tekortkoming in de nakoming, tenzij de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. Maatschap kan worden aangesproken voor het geheel, daarnaast D, door de opdracht regeling. Art 7:407 lid 2 BW, dan aansprakelijkheid die volgt uit 7A:1681 BW – voor gelijke delen aansprakelijk – dat zou hier om een derde gaan.
Elk heeft 100% aandelen van eigen bv. En er is dus een overeenkomst met X en de maatschap. X heeft veel schade en kan de maatschap iniedergeval aanspreken. D in privé aanspreken? Alle maten zijn aansprakelijk. BV is toch een rechtspersoon, dat heeft voordelen. D kan niet worden aangesproken, D is geen maat, de bv is de maat. De truc is dus een bv tussenplaatsen, dan is die aansprakelijk en jijzelf niet als persoon. Dat geldt dus ook voor E en F.
Hoofdstuk 8 en 9 zijn niet besproken in de werkgroep; die volgen later.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018 bij het vak Handelsrecht, Rijksuniversiteit Groningen.
Vanwege Hemelvaartsdag waren er in week 4 geen werkgroepen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1647 | 1 |
Add new contribution